Streven. Jaargang 30
(1976-1977)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 387]
| |||||||
Het fenomeen Illich I
| |||||||
[pagina 388]
| |||||||
Biografie en werkHij is geboren in Wenen in 1926. Zijn vader, een katholiek Kroaat, was diplomaat, zijn moeder van Spaanse afkomst en joods. In Florence studeert hij kristallografie, in Salzburg doctoreert hij in de geschiedenis met een proefschrift over Toynbee. Hij wordt priesterGa naar voetnoot3 en studeert filosofie en theologie in Rome. Hij heeft een fabelachtige aanleg voor talen en wordt bestemd voor de diplomatieke dienst van het Vatikaan. Zijn Amerikaanse medestudenten zeggen: daar ben je misschien goed voor, maar een doodgewone parochie bij ons zou je niet eens aankunnen. Hij laat zich uitdagen en gaat in New York werken onder de Portoricanen. Daar doet hij van 1951 tot 1956 aan opbouwwerk.Ga naar voetnoot4 De conservatieve kardinaal Spellman steunt hem (een van de vele paradoxen in Illichs leven) en benoemt hem in 1956 tot vice-rector van de katholieke universiteit van Puerto Rico. Hij is nu Monsignor. Hij ontdekt het ontwikkelingsprobleem én het onderwijsprobleem zoals zich dat specifiek voor de ontwikkelingslanden stelt. Als hij daar weg moet vanwege moeilijkheden met de plaatselijke bisschop (o.m. zijn opvattingen over katholieke partij en anticonceptieGa naar voetnoot5), begint hij te bevroeden dat zijn taak elders ligt dan in het directe veldwerk. Hij doceert een tijdje aan de Fordham University van de jezuïeten in New York. Hij wil een school oprichten waar Amerikaanse priesters en religieuzen die naar Latijns Amerika willen, in een minimum van tijd Spaans kunnen leren en zich inwerken in de Latijns Amerikaanse cultuur en mentaliteit. Op zoek naar een vestigingsplaats daarvoor doorkruist hij in de winter 1960-61, te voet en liftend, een groot deel van het Latijns Amerikaanse continent (en leert, zegt hij later, wat afstand betekent). Hij belandt tenslotte in Mexico, Cuernavaca, bij een van de meest originele bisschoppen van Latijns Amerika, Mendez Arceo. Kennedy lanceert in 1961 de Alliance for Progress, een grootscheeps samenwerkings- en ontwikkelingsprogramma voor Latijns Amerika; hetzelfde jaar roept de paus de Amerikaanse clerus op om 10% van zijn effectieven naar Latijns Amerika te sturen. Illich ziet daar een ‘imperialistisch’ gevaar in.Ga naar voetnoot6 Zijn Cidoc (Centrum voor Interculturele Documentatie) wordt een centrum voor ‘de-Yankeeficering’ (de term komt, geloof ik, van Helder Camara): alle missionarissen moeten er passeren om er zich van hun Yankee-mentaliteit te ontdoen. Zijn tegendraadse ideeën over ontwikkelingshulp, over de rol van de kerk | |||||||
[pagina 389]
| |||||||
[pagina 390]
| |||||||
daarin, over rol en statuut van de priester (zijn fameus artikel over The Vanishing ClergymanGa naar voetnoot7) maken hem in 1968 in de ogen van de Romeinse Congregatie voor de Geloofsleer tot ‘una cosa di curiosità e di scandalo’. Hij wordt op het matje geroepen. Over de inquisitiemethoden van dat ‘verhoor’ speelt hij een prachtig verhaal door aan de New York Times.Ga naar voetnoot8 Kard. Seper, voorzitter van de Congregatie, ook een Kroaat, fluistert hem bij het weggaan toe: ‘Hadjite, hadjite, nemojete se vratiti’, ga je gang en zie dat je hier nooit meer terugkomt. (‘Pas toen ik buiten was’, vertelt Illich, ‘besefte ik dat hij uit Dostojevski citeerde, de woorden, waarmee de Groot-Inquisiteur Christus wegstuurt’). Hij is zijn gang gegaan. Hij legt zijn priesterambt neer. Samen met een Belgische dame, Valentine Borremans, bouwt hij Cidoc uit tot een soort open universiteit, een werkplaats van onderzoek, seminaries, studie, waar om het even wie kan komen studeren én doceren. Van daaruit publiceert hij sedert 1969 jaar na jaar een ‘manifest’, een ‘pamflet’, een ‘essay’ (‘een boek heb ik nog nooit geschreven’), telkens een tussentijdse balans van het onderzoek waarmee hij samen met deskundigen die hij uit de hele wereld aantrekt, bezig is.Ga naar voetnoot9 In maart 1976 komt onverwacht het bericht dat hij | |||||||
[pagina 391]
| |||||||
zijn centrum sluit: financieel dreigde het zijn onafhankelijkheid te verliezen en het was op weg een ‘instituut’ en een ‘statussymbool’ te worden. Dat wilde hij ten allen prijze vermijden: ‘de mooiste les die hij ons ooit heeft gegeven’ (J.M. Domenach). Van belang is die biografie om verschillende redenen. Ze laat ten eerste zien dat Illich, zowel wanneer hij over school en onderwijs spreekt als wanneer hij in zijn analyses en kritiek steeds de ontwikkelingslanden op het oog heeft, uit persoonlijke ervaring, met een persoonlijk opgedane kennis van zaken spreekt. Ze laat ten tweede zien dat Illich van oorsprong een kerkelijk en religieus mens is, die van het kerkelijke en religieuze instituut afstand heeft genomen, en dit verklaart in mijn ogen een aantal dingen: 1 - hij is een religieus mens, die in zijn analyse van de technische, sociale, economische dimensies van de crisis die hij beschrijft, de symbolische dimensie ervan allerminst uit het oog verliest; 2 - hij is een religieus mens die afstand heeft genomen van het kerkelijk instituut; ik kan me niet van de indruk ontdoen dat hier de wortel ligt van Illichs agressieve kritiek op de totale instituties en het radicale monopolie daarvanGa naar voetnoot10; 3 - die ‘kritische afstand’ tegenover het religieuze instituut schept nu juist de ruimte van de profeetGa naar voetnoot11 en van de utopistGa naar voetnoot12; elders heb ik Illich eens getypeerd als een geniale, verontrustende intuïtieveling. Ik zou hem ook kunnen noemen: een weerbarstige utopist. Een utopist: iemand die, omdat hij toekomst voor morgen open wil maken, alle zekerheden van vandaag op de helling zet.Ga naar voetnoot13 Wil je je eigen dogma's, ideologieën of illusies eens flink aan de tand voelen, dan is een paar weken omgang met de geschriften van Ivan Illich daar een verkwikkend middel voor. Maar dat is tegelijk een taaie bezigheid. Hij is een weerbarstige utopist. Geen enkele van zijn zekerheden moet voor zoetekoek worden ge- | |||||||
[pagina 392]
| |||||||
nomen, we moeten ze zelf op hun waarde en bruikbaarheid toetsen.Ga naar voetnoot14 Maar dat veronderstelt dan wel dat we niet alleen precies weten wat hij allemaal zegt, maar dat we dat ook verstaan. En dat is niet altijd gemakkelijk. Zijn geschriften (tot voor Medical Nemesis) zijn rommelig gecomponeerd, zijn analyses zitten ogenschijnlijk vol irriterende eenzijdigheden en overdrijvingen, zijn betoogtrant is verward, wordt verzwaard door herhalingen, overlappingen, verschuivingen; een methodische geest kun je hem moeilijk noemen. Maar de voornaamste moeilijkheid zit nog dieper. Voor onze geheel door de industriële produktiewijze beheerste sociale verbeelding is zijn ‘utopie’ letterlijk een ‘ou-topos’, een niet-plaats, een blinde vlek.Ga naar voetnoot15 Om al die redenen samen vraagt een Illich-lectuur een eigen analyse-rooster, kunnen zijn teksten pas goed geplaatst worden als het algemene referentiekader van zijn denktrant en gedachtengang wordt blootgelegd. Dat wilde ik doen in dit en een volgend artikel. Ik wil niet gedetailleerd ingaan op de verschillende onderwerpen waarmee hij zich tot nu toe heeft beziggehouden - scholing, verkeer en energieverbruik, geneeskunde - maar ik breng de boeken die hij daaraan heeft gewijd slechts heel globaal ter sprake, met dien verstande dat ik stap voor stap naar een sleutel voor zijn algemene theorie zoek, naar wat ik graag een ‘leesrooster’ zou noemen. Op die manier kan bovendien een geleidelijke gang door de ontwikkeling van Illichs ideeën misschien verzoend worden met een eerste poging tot synthese. Ik begin met Ontscholing van de maatschappij en probeer daarin een eerste sleutel, de eerste elementen van een analyserooster te vinden. Vervolgens ga ik, in een volgend artikel, in Energieverbruik en maatschappelijke tegenstellingen en in Het medisch bedrijf op zoek naar verdere elementen om dat rooster te verfijnen en te verduidelijken. Om te besluiten met een woord over La Convivialité (Naar een nieuwe levensstijl), waarin alles samenkomt. | |||||||
Ontscholing van de maatschappijIn alle landen van de wereld, ontwikkelde en onderontwikkelde, kapitalistische en communistische, is verplichte, jarenlang durende scholing een ‘heilige koe’ en nemen de offers die aan die nieuwe religie gebracht worden, de onderwijsbudgetten, in een onstuitbaar tempo toe. Zogezegd in | |||||||
[pagina 393]
| |||||||
dienst van vooruitgang en democratisering. Onderwijs en scholen zijn immers, zo gaat de redenering, onmisbaar om iedereen de nodige kennis, vaardigheden en bekwaamheden bij te brengen om zijn plaats te kunnen innemen in het sociale leven, en ze moeten steeds uitgebreider worden, want:
Welnu, zegt Illich, dat allemaal willen bereiken via het verplichte ritueel van de scholing zoals wij dat nu kennen, is een onmogelijke en een gevaarlijke illusie; het is tegelijk zowel een symptoom als een oorzaak van de perversie van ons hele maatschappelijke bestel. Het is een onmogelijke illusie. Je hoeft maar naar de kosten te kijken. ‘De Verenigde Staten leren dat geen enkel land ter wereld rijk genoeg kan zijn om zich een schoolsysteem te veroorloven dat voldoet aan de eisen die juist alleen al door het bestaan van dat schoolsysteem worden gesteld’ (OM, 25). Gelijke scholing voor allen is economisch gesproken niet alleen voorlopig een onbereikbaar ideaal, maar gewoon absurd. Wat met name die gelijkheid betreft: een universitair in de V.S. kost 5 × meer dan het levensinkomen van de helft van de mensheid; een universitair in Laijns Amerika kost 350 × meer aan openbare middelen dan de opleiding van de gemiddelde burger (OM, 57); de opleiding van een Peruviaanse arts kost volgens Illichs berekeningen 6000 ×, volgens zijn strengste critici 750 × meer dan die van een boer (Medisch Bedrijf, 73). In Mexico zijn sinds kort 6 klassen verplicht; 2/3 van de kinderen van de benedenlaag maken de 1e klas helemaal door; van de overblijvers maken 4/100 alle 6 de klassen af (in de middenlaag 12/100). In vergelijking met andere Latijns Amerikaanse landen is dit resultaat nog niet eens zo slecht (OM, 70). Het is een gevaarlijke illusie. Verwachtingen worden gewekt die nooit voldaan kunnen worden en die alleen maar tot frustratie en discriminatie leiden. De school klasseert, geeft graden; door het feit zelf deklasseert, degradeert ze wie die graden nooit kunnen halen (AF, 136). Scholing maakt de ongelijkheid groter, moderniseert de armoede en geeft de armen de schuld van hun mislukking en armoede. ‘Heeft een samenleving eenmaal | |||||||
[pagina 394]
| |||||||
fundamentele behoeften (de behoefte aan leren b.v.) omgezet in een vraag naar wetenschappelijk (later zal Illich zeggen “heteronoom”) geproduceerde goederen (en diensten), dan wordt armoede bepaald naar maatstaven die door de technocraten naar willekeur kunnen worden veranderd. Arm is dan wie ten achter blijft bij het aangeprezen ideaal van consumptie’ (OM, 16). Een kerkelijke vergelijking, waarvan Illich nooit losraakt: ‘zij zijn geboren in erfzonde; als ze zich laten dopen (opgenomen in de 1e klas), krijgen ze de beloning van de hemel voorgespiegeld, maar als ze na hun doop niet meer naar de kerk gaan (afvallen in de “rat race” van de school), worden ze verworpen in de hel, de gehenna (wat zoveel betekent als “slums”)’ (OM, 71). Gelijke leerkansen gelijkstellen met scholing is hetzelfde als verlossing verwarren met kerk (OM, 26). Het is een perversie van ons maatschappelijk stelsel. Leren, opgevoed worden, om zijn juiste, zinvolle plaats in de gemeenschap in te nemen, is van oudsher iets geweest dat in de nabuurschap, de arbeid, de vrije tijd, het gezin, in een echt doorzichtig samenleven kon gebeuren. Het was een gebruikswaarde; in een samenleving die één groot pedagogisch gebeuren was, was ze in overvloed aanwezig. In onze maatschappij is het een ruilwaarde geworden, een waar, een produkt van een industrie, van een instituut. ‘Als men aanneemt dat de voornaamste vrucht van arbeid de opvoeding en vorming is die de mens erdoor verwerft en de mogelijkheid om mee te werken aan de opvoeding en vorming van anderen, dan is in onze maatschappij (waarin zowel arbeid als opvoeding ruilwaarden zijn geworden) de vervreemding in pedagogisch opzicht nog erger dan de economische’ (OM, 43). Het is immers de scholing als koopwaar die de perverse mythen van onze maatschappij instandhoudt en er iedereen, van hoog tot laag, van rijk tot arm, mee besmet, die de hele samenleving inwijdt, schoolt in de éne grote mythologie van de moderne tijd. ‘Alleen als we het schoolwezen zien als het centrale mythe-scheppende ritueel van de industriële maatschappij, kunnen we begrijpen waarom er zulk een behoefte aan bestaat’ (AF, 143).Ga naar voetnoot16 | |||||||
Onthulling van de mythologieDie mythologie omvat o.m. (1) De mythe van de geïnstitutionaliseerde waarden. Niets heeft nog waarde als het niet door een of andere instelling wordt geproduceerd. Zelf doen, zelf leren (ook zichzelf genezen, zelf bewegen) wordt ontwaard, ge- | |||||||
[pagina 395]
| |||||||
degradeerd. Verantwoordelijkheid wordt van het autonome zelf overgedragen op een instituut (OM, 64). In plaats van dingen zelf en samen te doen, gaan we dingen die voor ons geproduceerd worden, consumeren. Welk program het ook te bieden heeft, door zijn verborgen programma reproduceert verplicht schoolonderwijs een consumptiemaatschappij (OM, 62), zijn ritueel bepaalt consumptie- en beschavingsmaatstaven, in ieder politiek regiem (OM, 58), onder om het even welke geldende ideologie (OM, 106-107). Heeft iemand geaccepteerd dat scholing noodzakelijk is om de waar ‘vorming’ geproduceerd en geconsumeerd te krijgen, dan vormt hij een gemakkelijke prooi voor alle andere instellingen (OM, 64).Ga naar voetnoot17 ‘Scholen zijn een onderdeel van een maatschappij waarin een minderheid zo produktief aan het worden is, dat de meerderheid naar school moet om geprogrammeerd te worden voor het consumeren’ (AF, 137). ‘Zolang wij ons niet bewust zijn van het ritueel waarvan de school gebruik maakt om de steeds meer verbruikende consument, de steunpilaar van de economie, te kweken, kunnen wij de ban van deze economische orde niet breken en een nieuwe scheppen’ (OM, 79). (2) De mythe van de meetbaarheid van waarden. Persoonlijke groei, zegt Illich (en het is een prachtige definitie) is groei naar ‘gedisciplineerde dissidentie’ (OM, 65), op anderen betrokken nonconformisme; maar scholing prent je in dat je maar gevormd bent als je je geconformeerd hebt aan de normen die door de school worden gesteld, dat je maar waard bent - in sociale waardering en in geldwaarde - wat je diploma's en je meetbare vorming waard is en dat niets nog iets waard is dat niet kwantificeerbaar is. ‘In een verschoolde maatschappij is de weg naar het geluk geplaveid met een consumentenindex’ (OM, 65). (3) De mythe van de waardepakketten. Neem je eenmaal aan dat anderen voor je kùnnen en dan ook maar moéten uitmaken wat, hoe, wanneer je iets moet leren (onze pedagogische hybris: ons geloof dat wij kunnen wat God niet kan, namelijk anderen voor hun zaligheid manipuleren, OM, 78), dan neem je aan dat de school leerprogramma's verkoopt, pakketten goederen, gemaakt volgens hetzelfde proces en van dezelfde samenstelling als andere koopwaar: gepland in research bureaus, zo aantrekkelijk mogelijk verpakt, zo efficiënt mogelijk afgeleverd door de met de distributie belaste leraar. ‘Consumenten-leerlingen wordt geleerd hun verlangens en verwachtingen te conformeren’ aan wat op de schoolmarkt verkrijgbaar is, zoals wij allen in het leven zullen leren onze behoeften aan te passen, te laten ontwrichten of opdrijven door de goederen- en dienstenpakketten die het de industriële produktie belieft ons te leveren. Daar komt bij dat | |||||||
[pagina 396]
| |||||||
die pakketten altijd groot genoeg moeten zijn om de produktiekosten te rechtvaardigen. (4) De mythe van de zich dwangmatig voortzettende vooruitgang. Wat je dit jaar leert, is het volgend jaar verouderd; daarop is b.v. de leerboeken-business gebaseerd (OM, 68). (Vgl. de geplande veroudering in de industrie: de auto van het jaar ontwaardt de auto van verleden jaar). Wat in Amerika bereikt is, moet ook in Opper-Volta kunnen. Hoe meer mensen meer diploma's halen, hoe minder marktwaarde een diploma heeft, en dus moeten er weer meer en andere diploma's komen. ‘Ook als de school verder niets leert, ze leert in ieder geval de waarde van de escalatie’ (OM, 67).Ga naar voetnoot18 De school kweekt aldus ‘een epidemie van onverzadigbare aardse verwachtingen’ (OM, 71). Te vergelijken met de cargo-cultus die mensen in Melanesië injecteerde met het geloof ‘dat wanneer zij hun naakt lijf met een zwarte das tooiden, op 'n mooie dag Jezus in een stoomboot zou komen met voor iedere gelovige een koelkast, een broek en een naaimachine bij zich’ (OM, 71). Ze leren te denken als rijken en te leven als armen (OM, 21). Het is een mythologie die ons hele maatschappelijk bestel perverteert, grondig vervuilt: ‘Algemeen is men er thans van overtuigd dat het natuurlijk leefmilieu tengevolge van biochemische vervuiling spoedig vernietigd zal zijn, indien wij de huidige ontwikkelingen in de produktie van goederen niet veranderen. Net zo zou men moeten inzien dat het leven van maatschappij en enkeling evenzeer met vervuiling door het Ministerie van Opvoeding en Onderwijs wordt bedreigd, die het onvermijdelijke bijprodukt is van een verplichte, op het concurrentie- en escalatieprincipe berustende consumptie van diensten, geproduceerd door instellingen voor welzijn (OM, 24-25). Ontscholing van de maatschappij was een massale, grove aanval, en die indruk moet het zeker wekken zoals ik het hier heb samengevat. Het maakte veel meer ophef dan vele andere, betere boeken over de school. Maar er zijn een paar dingen die we niet over het hoofd mogen zien: 1 - al bevat het boek bijna geen voetnoten, het steunt, zoals later het overweldigende bronnenmateriaal in Medical Nemesis zal laten zien, op een overvloedige documentatie en is de vrucht van een jarenlange samenwerking met mensen als Everett Reimer (School is dood), Paulo Freire (Pedagogie van de onderdrukten), Paul Goodman (Growing Up Absurd en Compulsory Miseducation), Peter L. Berger, Erich Fromm, om slechts de meest bekenden te noemen; 2 - de school is voor Illich slechts een ‘voorbeeld’, een ‘paradigma’: ‘Het maatschappelijke en psychologische vernietigingswerk dat ingebouwd | |||||||
[pagina 397]
| |||||||
is in de leerplicht, is slechts een illustratie van het vernietigingswerk dat ingebouwd is in alle internationale instellingen die nu voorschrijven welke soorten goederen, diensten en sociale voorzieningen de menselijke basisbehoeften moeten bevredigen’ (AF, 217); 3 - vooral mogen we niet over het hoofd zien dat er een kort hoofdstuk in staat dat een eerste sleutel biedt, een eerste element van een algemeen referentiekader, dat de stukken van zijn chaotisch gecomponeerde gedachtengang die hij als een losse puzzel op tafel gooit, al 'n beetje in elkaar doet passen, een analyserooster dat hij gaandeweg zal verduidelijken en verfijnen. Illichs allereerste publikatie, Celebration of Awareness (AF), droeg al als ondertitel ‘A Call for Institutional Revolution’, ‘Een oproep tot institutionele revolutie’. Een voorontwerp voor La Convivialité (NL) heette: ‘inverser les institutions’Ga naar voetnoot19, omkering, omwenteling van de instellingen. Het hoofdstuk in OM heet: Spectrum van instituties, Analyse spectrale des institutions, en begint met deze belijdenis: ‘Ik geloof dat onze toekomst afhangt van de vraag of we bewust de voorkeur geven aan een werkzaam leven boven een leven van consumeren, aan een levensstijl die ons in staat stelt spontaan en onafhankelijk te zijn in betrokkenheid op elkaar in plaats van aan een levensstijl die ons alleen maar toestaat dingen te produceren en te consumeren. De toekomst hangt meer af van het feit of we kiezen voor instellingen die een autonoom, actief, op anderen betrokken samenleven bevorderen dan van het feit of we nieuwe ideologieën en technologieën ontwikkelen. Daarom hebben we criteria nodig die ons in staat stellen in te zien welke instellingen persoonlijke ontplooiing bevorderen in plaats van verslaving, en hebben we de wil nodig om onze technologische mogelijkheden bij voorkeur in zulke instellingen te investeren’ (OM, 81).Ga naar voetnoot20 Het gaat dus niet om afschaffing van alle instellingen, ook niet voor opvoeding en onderwijs (‘Illich is een naïeve anarchist’). Het gaat niet om afschaffing van technologie en toegepaste wetenschap (‘Illich wil terug naar de primitieve natuur’). Het gaat om de vraag in welk soort instellingen wij onze technologie en wetenschap investeren. ‘Het gaat daarbij om de keus tussen twee diametraal tegenover elkaar staande typen van instellingen. Het ene daarvan is zo kenmerkend voor onze maatschappij, dat deze er bijna geheel door bepaald wordt. Dat dominante type noem ik de manipulerende instelling. Dat zet ik aan de rechterzijde van mijn spectrum. Aan de linkerzijde zet ik wat ik zou willen noemen de open, convi- | |||||||
[pagina 398]
| |||||||
viale instelling, die in plaats van de mens zijn autonome activiteit te ontnemen en hem tot verplichte activiteiten te dwingen, zijn autonome, vrije, op anderen betrokken activiteiten mogelijk maakt en bevordert. Ik zet de ene links, de andere rechts, niet ideologisch links of rechts, niet om mensen een ideologisch etiket op te plakken, maar om onze sociale instellingen en hun stijl te karakteriseren.Ga naar voetnoot21 Ik zet ze aan beide uitersten van een spectrum of schaal om te laten zien dat er instellingen zijn die tùssen de twee uitersten in zitten en ook dat een instelling van de ene pool naar de andere kan verschuiven’ (OM, 81-82). Als voorbeeld van de uiterst rechtse instelling noemt Illich de oorlogsmachine; als voorbeeld van een structureel linkse, conviviale instelling, de telefoon (structureel ben je niet gedwongen de telefoon te gebruiken en je kunt er mee doen, je kunt erin vertellen wat je wil). | |||||||
Eerste elementen van een analyseroosterVoor het eerst duiken hier, sommige nog vaag, verschillende elementen op die we kunnen gebruiken voor dat analyserooster waarnaar we op zoek zijn: 1 - de overtuiging dat instellingen - werktuigen, ‘tools’, maatschappelijke instrumenten, techniek, produktiewijze - afgezien van wie ze in handen heeft en afgezien van de intenties van wie er macht over heeft, niet neutraal zijn: uit zichzelf, structureel zijn ze ofwel ‘manipulerend’ ofwel ‘conviviaal’ (of gemengd); 2 - het onderscheid tussen een maatschappij waarin autonoom leven en handelen mogelijk is en bevorderd wordt, en een maatschappij waarin leven en handelen door anderen, door instellingen, door het instrumentarium van die maatschappij van buitenuit, heteronoom, wordt gedicteerd en gemanipuleerd. 3 - de term en het begrip ‘convivialiteit’, nog zo nieuw dat hij in de Ned. uitgave stomweg wordt vertaald door ‘gezelligheid’; 4 - impliciet aanwezig ook is Illichs dubbele-drempel-theorie: als een instelling van de ene pool van het spectrum naar de andere kan verschuiven, dan moet er ergens een drempel aan te wijzen zijn wáár dat gebeurt, 5 - de behoefte aan wetenschappelijk onderzoek dat een tegenhanger is van het gangbare onderzoek, een counterfoil researchGa naar voetnoot22, om de criteria te vinden ‘die ons in staat stellen in te zien welke instellingen persoonlijke | |||||||
[pagina 399]
| |||||||
ontplooiing in plaats van verslaving bevorderen’ en de drempels te bepalen die een instelling nooit mag overschrijden. Een instelling, een regeling voor opvoeding en onderwijs, kan conviviaal zijn, ja, een hele samenleving kan zo conviviaal zijn, zo relatie-doorzichtig, dat ze zelfstandig, mondig, autonoom leren en groeien bevordert en iedereen reëel gelijke kansen biedt. (Illich werkt zo'n systeem uit, een ‘web, een net van leermogelijkheden’ in plaats van de ‘trechter’ waarlangs jonge mensen nu van buitenuit opgelegde leerprogramma's ingepropt krijgenGa naar voetnoot23, en de alternatieven die hij met nogal wat fantasie schetst, laten zien dat hij helemaal niet vies is van ver doorgevoerde technologie, maar die technologie alleen maar omkeert). Maar een opvoedings- en onderwijssysteem kan ook ‘manipulerend’ werken, vervreemdend, onvermijdelijk tot ongelijkheid en reële ongelijke kansen leiden. ‘Hoe conviviaal een leraar ook omgaat met zijn klas, de leerlingen leren van hem tot welke klasse zij behoren.’ Waar ligt de scheidingslijn, waar ligt de drempel? Hetzelfde geldt voor verkeer en transport, hetzelfde voor gezondheidszorg (en let wel: dit zit allemaal al in OM). Een van de regels van Illichs gedachtengang is deze: ‘Om de kwaliteit van een instelling op haar werkelijke waarde te kunnen toetsen, moet je die overbrengen naar ontwikkelingslanden’ (OM, 88). Neem b.v. verkeer en transport in een ontwikkelingsland: een eenvoudig wegennet bevordert daar geweldig de persoonlijke, autonome, gelijk verdeelde mobiliteit en communicatie; en daar is al een hoop geld, heteronome energie en techniek voor nodig. Maar slingert men het land vol met supersnelwegen, dan wordt niet alleen het fysieke, maar ook het hele samenlevingslandschap ontwricht: de mensen zijn voortaan verplicht aangewezen op heteronome verkeers- en bewegingsmogelijkheden. Deze ‘onvermijdelijke’ ontwikkeling wil Illich voorkomen zien waar het nog mogelijk is. ‘Ik wil laten zien dat tweederde van de mensheid nog steeds kan vermijden dat zij het industriële tijdperk (het westerse) moeten doormaken, maar dan moeten ze wel nú beslissen een post-industrieel evenwicht in hun wijze van produceren te kiezen. En de hyper-industriële landen (de westerse) zullen dat post-industriële evenwicht wel móeten gaan zoeken, als ze niet volledig willen ondergaan in de chaos’ (NL, 7-8). Maar waar ligt dat post-industriële evenwicht? Waar ligt de drempel? Zijn drempeltheorie heeft Illich het scherpt uitgewerkt in Energieverbruik en maatschappelijke tegenstellingen; wat hij onder post-industrieel evenwicht verstaat, wordt het duidelijkst in een kort, maar centraal hoofdstuk in Het medisch bedrijf; de twee samen werkt hij uit in wat ik nog steeds als | |||||||
[pagina 400]
| |||||||
zijn meest omvattend werk beschouw: Naar een nieuwe levensstijl. In een volgend artikel wil ik aan de hand van die drie werken tot een analyse-rooster komen dat voor wel eens verbijsterde of geërgerde lezers van Illich een leidraad kan zijn door het labyrint van zijn bespiegelingen. |
|