Streven. Jaargang 30
(1976-1977)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 248]
| |
Historische romans van Marguerite Yourcenar
| |
Waarom schrijven?Wat brengt iemand tot het schrijven van een historische roman? Wat brengt iemand überhaupt tot schrijven? Leven is gelukkig zijn en gelukkig zijn is iets maken. Of je nu een potje boetseert en daar een kleurig randje op aanbrengt, of je een boot maakt en de wanden beschildert, of je een fluitje snijdt en er een figuurtje in graveert, het is allemaal hetzelfde: je doet het voor je plezier en je vindt het mooi. Afgezien van nut en bruikbaarheid is het maken van mooie dingen en het versieren doel en vreugde op zichzelf, of een ander daar naar kijkt of niet. Wie met taal bezig is, kan best een beetje voor zich uit lopen te zingen of praten, maar wie taal zegt, zegt nu eenmaal ook communicatie. Wie vóór medemensen schrijft kan tegelijkertijd de drang in zich voelen òver mede- | |
[pagina 249]
| |
mensen te schrijven. Hoe leven ze? Wat maakt ze gelukkig en wat maakt ze ongelukkig? Wie maken zij gelukkig en wie maken zij ongelukkig? Hoe deden ze dat vroeger? Welke kunst brachten ze voort, welke oorlogen voerden zij, welke theorieën huldigden zij, welke goden vereerden ze? Goed, je schrijft. Door wie en wanneer je gelezen zult worden, daarvan zul je misschien net zo weinig merken als de Romein die een paar regels in een grafzerk beitelt. Misschien zal er pas tientallen jaren later een publiek zijn dat je herkent. Gesteld, je wilt bepaalde ideeën laten doordringen, filosofische, politieke, sociale. De romans en de toneelstukken van de existentialisten zijn zwaar van ideeën, ieder toneelstuk van Sartre behandelt een eigentijds filosofisch, politiek of sociaal probleem. Zijn ze daardoor méér of minder verteerbaar? Integendeel, ze hebben er een dimensie bijgekregen. Ze zijn des te beklemmender geworden. In veel gevallen is het toneelstuk, de roman vlees en bloed geworden idee. Bepleit Rousseau een nieuwe vorm van educatie, het meisje Virginie (Bernadin de St. Pierre, Paul et Virginie), dat in de warme nacht haar rust niet vinden kan, zelfs niet in het heldere bad dat voor haar uitgegraven is en beplant met een rand van kruiden, is het levende wezen dat rijpt van kind tot ‘groot meisje’. Verdedigt, in tegenstelling tot Marx, Marcuse een nieuwe polyseksualiteit, de figuren van Tournier: in Vendredi ou les Limbes du Pacifique en Le Roi des Aulnes zijn polyseksueel. Dubbel boeiend voor de lezer is het wanneer de auteur, de verteller zo men wil, zelf geboeid door de culturele aspecten van zijn eigen tijd, die omvormt, omsmeedt, omstookt tot een roman, zoals Böll dat doet ten aanzien van het naoorlogse Duitsland, of wanneer hij zijn visie geeft op de nabije toekomst (Orwell, 1984). Of een schrijver er nu op uit is uitsluitend ‘objectief’ een beeld te geven van de samenleving die hij kent, of dat hij met zijn werk een propagandistische, didactische, waarschuwende bedoeling heeft, het zal altijd doordrongen zijn van zijn eigen persoonlijkheid. | |
Waarom een historische roman?Hoe zit dat nu met de historische roman? Laten we er van uitgaan dat de auteur zonder meer gedreven wordt door persoonlijke belangstelling voor een bepaalde tijd of een bepaalde, door hem te beschrijven persoon. Hij schrijft voor zijn plezier, hij is bezeten van zijn onderwerp. Wanneer hij een figuur of een situatie uit het verleden juist weergeeft (maar wat heet juist?), die op zijn werkelijke waarde, zijn werkelijke mérites taxeert (nogmaals, wat heet werkelijk?) verricht hij daarmee een uiterst nuttig en ook fascinerend werk: hij zuivert de historie van leugen, mythe, vervalsing. Wanneer hij figuren schept in romanvorm, bestaat de mogelijkheid tevens dat hij pas ècht bezig is de geschiedenis te romantiseren en dus te vervalsen. Wat nu doet Marguerite Yourcenar en waarom is haar werk van zulk een | |
[pagina 250]
| |
uitzonderlijke kwaliteit? Ik beperk me hier tot drie van haar werken: Mémoires d'Hadrien, L'Oeuvre au Noir (Gallimard, 1968) en Denier du Rêve (Gallimard, 1971). Daarbij neem ik niet de volgorde van het jaar waarin deze romans werden gepubliceerd, maar de volgorde van de beschreven perioden. In de eerste roman gaat het om de figuur van Keizer Hadrianus, Hadrianus in zijn tijd, zoals hij die oproept via een autobiografisch geschrift, een soort testament. In L'Oeuvre au Noir is de centrale figuur Zéno, een wijsgeer - en nog een heleboel meer - uit de Europese Renaissance van de zestiende eeuw. De derde roman heeft een bepaald motief, dat niet eens overheersend is: een vrouw, Marcella, moet een aanslag plegen op Mussolini. Die aanslag mislukt, Marcella wordt ter plekke neergeschoten. Marcella is ook niet de hoofdpersoon uit de roman. Dat zijn een groot aantal mensen samen: zoals een stad bestaat uit een wirwar van straten en pleinen, zo vormen alle figuren uit dit boek een soort plattegrond van mensen uit het Rome van 1933: de beschreven periode is die van het jaar XI van het Italiaanse fascisme. Marguerite Yourcenar is zeer goed gedocumenteerd: in ieder werk is te controleren hoe ze aan haar materiaal is gekomen, zij biedt de lezer de gelegenheid tot in kleine bizonderheden toe na te gaan waar ze haar details vandaan haalt. Ze voegt trekken, eigenschappen, ervaringen van mensen zo bijeen dat ze werkelijk portretten creëert, portretten die niet alleen historisch betrouwbaar zijn, maar die boven het historisch betrouwbare uitgaan, zoals een visie uitgaat boven een verslag. Iedere verlichte wijsgeer uit de zestiende eeuw die behalve een verlicht filosoof medicus is en ketter, anatoom en homoseksueel en uitvinder, alchimist, tovenaar, magiër, atheïst, kenner van planten en kruiden en het zonnestelsel kàn, in aanmerking genomen de politieke en religieuze opvattingen van die tijd, immers op de brandstapel terecht komen. Het is zeer goed in te denken dat een romanschrijver, ook al neemt hij politiek gesproken, duidelijk stelling, toch tracht de politiek buiten zijn werk te houden. Op den duur zal hem dat niet lukken omdat ook je niet met politiek bemoeien politiek is. Omdat, wanneer jij je niet met politiek bemoeit, de politiek zich wel met jou bemoeit. Omdat politiek ten nauwste samenhangt met iemands levensfilosofie en levenspraktijk, zozeer dat die voor velen de plaats heeft ingenomen van de religie. Door je politieke plaatsbepaling kun je dezelfde haat, dezelfde tegenkanting oproepen die in vroeger eeuwen ketters en verlichte geesten op de brandstapel bracht. Politiek is immers nooit vrijblijvend en vaak een kwestie van leven of dood, ook voor de romanschrijver. Is het dan niet mogelijk, door het verleden te beschrijven uit de gevarenzone van het heden te blijven? Misschien. Wie echter een tijdsbeeld schept of herschept naar aanleiding van bepaalde personen - of die nu bestaan | |
[pagina 251]
| |
hebben of gefingeerd zijn - is in de gelegenheid ten minste twee dingen duidelijk te maken. In de eerste plaats dit, dat in oudere cultuurpatronen de problematiek van het heden herkenbaar is. Nietwaar, de geschiedenis herhaalt zich. Omgekeerd zijn ook in de problematiek van het heden de oudere cultuurpatronen herkenbaar. In de tweede plaats: er is een ontwikkeling gaande waarvan we de eerste aanzetten zien in oudere perioden. Een ontwikkeling die òf ten goede, òf ten kwade zich voltrekt. En dat moet Marguerite Yourcenar steeds voor ogen hebben gestaan. In beide gevallen leidt de historiebeschouwing tot rijker filosofisch inzicht en tot grotere scepsis. Immers, op die merkwaardige planeet die aarde heet, vreten de dieren de planten, mensen eten dieren en planten, mensen bakenen hun gebieden af door ordenen en doden. De mens doodt vaak òm het doden, de mens kent de wellust van de macht òm de macht. De techniek gaat vooruit: van de vuursteen via het Griekse vuur naar de kernbom. Het inzicht gaat soms een béétje vooruit: je wordt nu niet meer lijfelijk verbrand om de redenen waarvoor je in de zestiende eeuw de brandstapel opging. Maar je wordt nu weer om andere redenen van je vrijheid beroofd en gemarteld. Nee, de mensen zijn niet beter geworden. Hun haat tegenover elkander is dezelfde gebleven, ondanks de golfbewegingen van de culturen: opkomst, stabiliteit, degeneratie, decadentie, ondergang. | |
Mémoires d'HadrienParallellen: wanneer Hadrianus de romeinse soldaat beschrijft met zijn veranderde eetgewoonten, denken we onmiddellijk aan de toerist uit het noorden die de mediterrane recepten tot mode maakt. Hadrianus heeft weinig respect voor de instelling die ‘gezin’ heet. Een twintigste-eeuwer zou de opmerking kunnen maken die hij plaatst: dat je door intimiteit met echtgenoten en vriendinnen van politici soms meer aan de weet komt dan door een politierapport. Tijdens zijn veldtochten ziet de latere keizer alles wat er maar te zien valt: omstandigheden maken het vaak onvermijdelijk gevangenen te doden. Maar tegen martelen komt hij in verzet: hij walgt ervan. Hoezeer oorlog de economie ontwricht, wordt hem duidelijk door een bezoek aan de kopermijnen in Spanje, oorlogen mogen uitsluitend defensief zijn. Een tè groot gebied in één hand, onder één bestuur - het keizerlijke - wordt een kankergezwel, een oedeem, waaraan men ten slotte sterft. Waarom Christenen vermoorden, ook al heb je weinig sympathie voor hun sekte? De problemen van het Oosten zijn al eeuwenoud: de haven van Alexandrië heeft Rome nodig om in Indië te komen. Met wie ligt hij in de clinch? Met de joodse gemeenschappen. | |
[pagina 252]
| |
Hadrianus blijkt een liberaal, zeer verlicht, modern keizer te zijn. Vrede maken, dat is zijn doel. Het moèt mogelijk zijn dat joden en grieken in harmonie naast elkaar leven. Hij respecteert het volk, beteugelt in zijn huis de brutaliteit van zijn slaven en beperkt hun aantal, hij realiseert zich de betrekkelijke waarde van wetten in verhouding tot werkelijke feiten en toestanden, hij denkt aan de levensomstandigheden van de laagstbetaalden; slavernij zal nooit af te schaffen zijn, maar zal later wel een andere naam krijgen. Over de positie van de vrouw laat de auteur hem dingen zeggen die volkomen passen in onze tijd: vrouwen krijgen bij de wet het recht hun eigen vermogen te beheren, een testament te maken en te erven. Geen meisje hoeft te trouwen zonder haar eigen instemming. Gelukkig is de dag waarop hij zeelieden ertoe kan bewegen een eigen vakbond op te richten. Militairen kunnen vervroegd pensioen krijgen. Het moet mogelijk zijn om zonder hinderlijke formaliteiten van het ene land naar het andere, van het ene continent naar het andere te reizen. Hadrianus voorziet het bestaan van een op het westen geconcentreerde, atlantische wereld. Hij onderkent de betekenis van een serieuze, ontwikkelde middenstand, waarin artsen en leraren hun functie hebben. Dat hij een geheime, militaire politie nodig heeft, vindt hij weerzinwekkend, maar in de praktijk blijkt deze toch van nut te zijn. De wetgever regelt het honorarium van prostituees, in de koloniën worden verstandige maatregelen getroffen inzake bigamie, martelen bij wijze van straf wordt tegengegaan, kinderoffers worden verboden. Grotere scepsis: ook daar waar we misschien zouden denken dat we met vooruitgang of wezenlijke veranderingen te maken hebben treffen we de oude instellingen aan, zij het onder andere namen. ‘Wanneer de barbaren zich ooit meester maken van de wereldheerschappij, zullen ze genoodzaakt zijn sommige van onze methoden over te nemen’, zegt Hadrianus, en, in hem de auteur. ‘Chabrias s'inquiète de voir un jour le pastophore de Mithra ou l'évèque du Christ s'implanter à Rome et y remplacer le grand-pontife. Si par malheur ce jour arrive, mon successeur le long de la berge vaticane aura cessé d'être le chef d'un cercle d'affiliés ou d'une bande de sectaires pour devenir à son tour une des figures universelles de l'autorité. Il héritera de nos palais et de nos archives; il différa de nous moins qu'on ne pourrait le croire. J'accepte avec calme ces vicissitudes de Rome éternelle’.Ga naar voetnoot1 | |
L'Oeuvre au noirOok in L'Oeuvre au noir tref je parallellen aan tussen het heden en het verleden. Waar echter in de Mémoires de keizer zelf over de macht beschikt wantoestanden uit te bannen en rechtvaardige regelingen te treffen, gaat het in L'Oeuvre au Noir om een man die, zelf zijn tijd vooruit, het slachtoffer | |
[pagina 253]
| |
wordt van de achterlijkheid, de wreedheid en de baatzucht van zijn tijdgenoten. Blijft de mensheid altijd zichzelf gelijk? Je zou het zeggen. ‘Vous vous exagérez l'hypocrisie des hommes, dit le capitaine en haussant les épaules. La plupart pensent trop peu pour penser double’.Ga naar voetnoot2 Geldzucht en het aanzien door geld verkregen veranderen niet door de eeuwen heen. ‘Tot het eind toe bleef hij de rijke man die door zijn guldens beschermd wordt’. De invloedrijke kan betalen om aan de gevangenis te ontkomen, wanneer de inquisitie op hem loert. Nieuwe weefgetouwen? Eén zo'n apparaat doet het werk van vijftien mannen. De machine is een gesel, net als de oorlog. Maar wat wil je dàn? Met vijf en zes tegelijk blijven wegrotten onder één deken? De vooruitgang is niet tegen te houden. Maar is het vooruitgang wanneer je door vloeibaar vuur honderden mensen tegelijk de dood injaagt? Is die strijdmethode humaner dan het gevecht van man tegen man? Welk gebruik gaat de mens straks maken van de machines die hij heeft uitgevonden? Terecht voelt de mens zich dikwijls klein, dezelfde problemen komen altijd terug, steeds opnieuw is hij in gevaar. Zéno schendt zijn hippokratische eed om in een noodgeval een vrouw te laten aborteren, hij heeft van een jongen gehouden, de bijbel in de volkstaal gelezen: voor het een zowel als voor het ander - het refrein wordt eentonig - kunnen ze je laten verbranden. Met dit verschil dat de rijken en de groten der aarde weer niets te vrezen hebben van deze wetten. Zéno, de opgejaagde, zou kunnen worden gezien als een gefingeerde combinatie van een groot aantal Renaissance-geleerden. De auteur noemt ze ook in haar slotaantekening: Leonardo da Vinci, Copernicus, Paracelsus, Servet, Vesalius, Paré, Césalpino, Cardano, Galileï, Bruno, Erasmus. Even zovele tijd-, lot-, soort- en vakgenoten. Evenals Zéno hebben ze zich bezig gehouden met vrijwel iedere tak van wetenschap, ze zijn, evenals hij, beschuldigd van ketterij, hebben beurtelings de gunst en de bedreiging ondervonden van wereldlijke en kerkelijke autoriteiten. Wetenschap beoefenen hield immers in dat je van alles beschuldigd werd, je werd beschuldigd van sodomie, je verpleegde een staatsgevaarlijke geus, je droomde van vliegende bommen en wagens, door de wind voortbewogen. Je beseft dat eens de Koning der Verschrikkingen uit de hemel zal neerdalen met zijn legers sprinkhanen en zijn spelen van dood en verderf. Niets zal op aarde overblijven of onder de aarde of in het water, wat niet vervolgd, bedorven of vernietigd zal worden. Maar jij, die dit profetisch ziet, wordt gedood. Niemand vervolgt met woede en walging bruut geweld, wreedheid, barbarij, onrecht.Ga naar voetnoot3 | |
[pagina 254]
| |
Wanneer Zéno, na een leven van reizen, studie, onderzoek, en na een verblijf van jaren in Brugge onder een valse naam, ten slotte gearresteerd wordt, lopen de tegen hem ingebrachte bezwaren sterk uiteen. Niettemin krijgt hij een proces dat althans niet op het niveau staat van kleinsteedse lasterpraat. Wat niet wegneemt dat de familie, die rijk genoeg is om hem eventueel te kunnen helpen, hem laat barsten. Het langdurige, in politiek opzicht oninteressante proces leidt de aandacht van het publiek af van wat er zich, op kleine afstand, in Brussel, werkelijk afspeelt in de Raad van Beroerten. Zo zijn op een gegeven ogenblik politiek gekonkel en geld opnieuw de drijfveren voor het handelen van de mensen. Marguerite Yourcenar laat Zéno sterven als een antieke held, een heiden: hij snijdt zijn aderen door. Deze roman bevat dus veel politieke elementen? Stellig. Via Zéno, die heel Europa afreist en die een deel van het Nabije Oosten kent, wordt de politieke situatie in het Europa van de zestiende eeuw ons uit de doeken gedaan. Maar het gaat niet om politiek op zichzelf. Door het feit dat die politiek van een afstand wordt bekeken, wordt ze gerelativeerd, de politiek zelf is een onderdeel van een veel algemener menselijk handelen, van een voortdurend streven naar macht, van opkomen en ondergaan, van wisseling van vormen, zoals de materie smelt, wordt omgevormd en in andere materie overgaat. Wat uit deze processen overblijft is niet het voorbijgaande, het incidentele, het is het wijsgerig inzicht en het op dit inzicht geïnspireerd handelen. Daarom is het voor mij het meest boeiend te kunnen nagaan op welke wijze de schrijfster, de vertelster, via haar personen haar diepste inzichten prijsgeeft. | |
Denier du RêveDiezelfde scepsis, dat relativerende vinden we terug in Denier du Rêve. De interesse van de lezer-tijdgenoot wordt bij het lezen van deze laatste roman gestimuleerd door het idee dat hij wat hier verteld wordt, nog gedeeltelijk zelf heeft meegemaakt, dat hij het zich nog nèt kan herinneren. Dat is een speciaal aspect van die historische roman die zich beweegt op de uiterste grens van het contemporaine. De figuren in deze roman vormen met elkaar een soort guirlande, ze kennen elkaar, ontmoeten elkaar vluchtig, zitten in hetzelfde café, overnachten in hetzelfde hotel, treffen elkaar in de bioscoop. Dat alles wordt gesymboliseerd door een muntstuk dat van hand tot hand gaat, in de Trevi-fontein geworpen wordt, door een arbeider wordt opgevist en in de geldla van een café verdwijnt. Wat overblijft van de reeks figuren, dat is, wanneer de moordaanslag en de lotgevallen van de personen, mèt hun karakters en overtuigingen, eruit gefilterd zijn, ook hier weer de persoonlijkheid van de schrijfster. Wat de auteur wil tonen, verbergt zij tegelijk, zoals de dichter dat doet - Gossaert - | |
[pagina 255]
| |
‘met een wijle, uit woorden saamgeweven’. Háár filosofie te vinden, háár door scepsis en gevoel voor betrekkelijkheid gevoede moed, haar kracht, die in haar werk overal voelbaar is te ontdekken, is de meest spannende opgave in deze in tijd zo ver uiteenlopende verhalen. |