Streven. Jaargang 30
(1976-1977)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 225]
| |
Zuidoost-Azië na de Amerikaanse uittocht
| |
Chinese claims op de Zuidchinese ZeeVolgens Peking behoort de Zuidchinese Zee tot de Volksrepubliek China en eist het de soevereiniteit over alle zich daar bevindende archipels, te weten de Toengsha-, Hsisha-, Tsjansha- en Nangsha-archipels. In januari 1974 versloeg een Chinese vloot de Zuidvietnamese in de omgeving van de Hsisha-archipel, waarop sindsdien Chinese soldaten zijn gestationeerd en Chinese vissers zijn gevestigd. Toentertijd reeds had Noord-Vietnam daarop kritiek en gaf minister van defensie Vo Nguyen Giap aan zijn marine het bevel ‘alle eilanden van geheel Vietnam’ te verdedigen. Hanoi schijnt derhalve bezwaar te hebben tegen de Chinese claim op genoemde archipel. In oktober 1975 ging Le Doean naar Moskou en verkreeg daar Russische hulp. Een gemeenschappelijk communiqué werd gepubliceerd. Sindsdien zijn de Vietnamese communisten in bepaalde internationale kwesties (bijvoorbeeld Portugal en Angola) achter het standpunt van de Kremlinleiders gaan staan, alle felle Chinese veroordeling van de Russische politiek ten spijt. | |
[pagina 226]
| |
Thailand zonder de AmerikanenOp 20 juli 1976, bijna vijftien maanden na de intocht van de Noordvietnamese troepen in Saigon, vertrokken de laatste Amerikaanse soldaten uit Thailand. Er bleven nog 263 adviseurs, die werken op grond van het in 1950 gesloten bijstandsverdrag, 30 militaire artsen, die voor de Zuidoostaziatische Verdragsorganisatie (ZOAVO) research verrichten op het gebied van tropenziekten, en vijftig mariniers ter bescherming van de Amerikaanse ambassade in Bangkok. Hanoi heeft Thailand steeds een ‘lakei van het Amerikaanse imperialisme’ genoemd en zich bereid verklaart bij de ‘bevrijding’ te helpen. Hanoi weigerde de betrekkingen met Thailand te normaliseren zolang er Amerikanen op Thailands grondgebied waren. Volgens regeringsfunctionarissen wil Thailand zich bij de niet-gebonden landen voegen. Tot grote tevredenheid van de Thailanders reageerde Hanoi prompt op het vertrek van de Amerikanen. Vissers, die reeds een jaar gevangen zaten wegens vissen in Vietnamese wateren, werden vrijgelaten en op 20 juli 1976 maakte de Vietnamese minister van buitenlandse zaken Pham Hien op een reis door Zuidoost-Azië een tussenlanding in Bangkok voor een gesprek met zijn Thailandse collega Pichai Rattakoel. | |
Normalisering van de betrekkingenKort voor het begin van de conferentie van de niet-gebonden landen in augustus 1976 te Colombo bekroonde Hanoi zijn ‘offensief van de glimlach’ met de normalisering van de diplomatieke betrekkingen met Thailand. Op 6 augustus 1976 ondertekenden de ministers van buitenlandse zaken een verdrag tot herstel van de diplomatieke betrekkingen. Hanoi onderhoudt thans officiële betrekkingen met alle vijf niet-communistische landen van de ASEAN. Hanoi gaf ook aan Laos toestemming om de sinds november 1975 verslechterde betrekkingen met Thailand te verbeteren; door de druk van rechtse militairen in Thailand kan deze toenadering slechts beperkt en tijdelijk zijn. De ondergronds opererende Thailandse communisten, die behalve van Hanoi ook steun van China krijgen, hebben echter bekendgemaakt, dat zij de gewapende strijd om de macht te veroveren zullen voortzetten. Zowel Hanoi als Peking hebben plechtig beloofd zich niet te mengen in de binnenlandse aangelegenheden van andere landen, maar het zou absurd zijn te geloven dat de Vietnamese communisten niet ‘solidair’ zullen blijven met de ‘bevrijding’ van Thailand. Evenals ten opzichte van de Filippijnen nam Hanoi in het verdrag met Thailand op, dat geen van beide partijen een derde land gelegenheid zal bieden om directe of indirecte agressie tegen de andere partij te bedrijven. Wat de | |
[pagina 227]
| |
non-interventie betreft, dient opgemerkt te worden dat Hanoi de Thailandse communisten indirect via zijn satellietstaat Laos steunt. De aftocht van de Amerikanen werd door radio Hanoi bekend gemaakt, maar er werd aan toegevoegd dat in Thailand Amerikaans materiaal en adviseurs achterbleven en dat de Amerikaanse luchtmacht op weg van de Filippijnen naar Diego Garcia in Thailand tussenlandingen mocht maken. Deze ‘minimale’ presentie die door Bangkok nog niet formeel is goedgekeurd, schijnt voor Hanoi bij de normalisering geen overwegend bezwaar te zijn geweest. Natuurlijk kan het in de toekomst altijd hierop terugkomen. Van de linkse elementen in Thailand is geen protest gehoord tegen de overgebleven Amerikaanse militaire presentie. Deze linkse elementen houden zich gedekt, nu er door het gehele land een golf van door rechtse extremisten aangewakkerd nationalisme gaat. De rechtse kritiek richt zich op de in Hong Kong opgevoede en cultureel op China georiënteerde minister van buitenlandse zaken Phichai Rattakoel. Uit de nationalistische beweging komen ook ‘spontane’ uitbarstingen voort tegen Vietnamezen die reeds een generatie lang in het noordoosten van Thailand gevestigd zijn. Hanoi protesteerde zeer matig tegen de slechte behandeling van de Vietnamezen in Thailand, want het heeft om tactische reden besloten zijn image van vriendelijkheid te behouden; dit zou Hanoi meer hulp van het Westen kunnen opleveren. Dat dit alles voor een groot deel schijn is, bewijst het feit dat in het zuiden nauwelijks vreemdelingen worden toegelaten. Thailand kan weinig anders doen dan tijd winnen door formele betrekkingen aan te knopen met het militair sterke buurland; maar de vrede en onafhankelijkheid worden er niet door gegarandeerd. | |
Analyse van de nieuwe machtssituatieAl is de militaire confrontatie tussen de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten in Zuidoost-Azië voorbij, de politiek-economische wedijver blijft bestaan en heeft geleid tot aanzienlijke diplomatieke activiteiten tussen de Zuidoostaziatische regeringen onderling en met de grote mogendheden. Een direct resultaat waren de onderhandelingen van Thailand en de Filippijnen over het aanknopen van diplomatieke betrekkingen met de Volksrepubliek China. Toch zetten de Zuidoostaziatische landen voorlopig niet alles op één kaart. Hoewel zowel Thailand als de Filippijnen te kennen hadden gegeven dat de Amerikaanse bases op den duur van hun grondgebied moesten verdwijnen, wensten ze liever eerst nog eens de kat uit de boom te kijken tot de nieuwe machtssituatie wat duidelijker is geworden. Ook de andere ASEAN landen, vooral Indonesië en Singapore gaven de voorkeur aan een voortgezette Amerikaanse politieke en militaire aanwezigheid, terwijl zij intussen aan een modus vivendi met de Volksrepubliek | |
[pagina 228]
| |
China en de Sovjet-Unie werkten. Het is zelfs niet onmogelijk dat in de toekomst de Indochinese landen een voortgezette Amerikaanse presentie in de regio zouden wensen, als tegenwicht tegen al te grote Chinese en Russische invloed. Van hun kant hadden de Amerikanen - ook het Congres - bij herhaling duidelijk te kennen gegeven dat zij niet van plan waren zich geheel uit de Aziatisch-Pacifische regio terug te trekken. De Amerikaanse aanwezigheid in Thailand tot juli 1976, de Filippijnen, Zuid-Korea, Japan, Okinawa en Taiwan, alsmede de Amerikaanse Zevende Vloot moesten het geschokte vertrouwen van de bondgenoten herstellen. Het is niet te veel gezegd als men stelt dat de Verenigde Staten voorlopig nog de grootste invloed in dit deel van de wereld hebben. Toch is sinds de toelating tot de Verenigde Naties en president Nixons bezoek aan Peking, China's groeiende prestige en invloed een steeds belangrijker wordende factor. Zowel de Indochinese als de ASEAN-landen (Indonesië, Maleisië, Filippijnen, Singapore en Thailand) hebben daarmee rekening te houden. Zolang onduidelijk blijft welke rol Peking in de Zuidoostaziatische landen wil spelen en met name zolang het onderscheid maakt tussen regeringen en partijen zullen de ASEAN-landen tegenover relaties met de Volksrepubliek China een voorzichtige houding aannemen. De Maleisische praktijk, waarbij diplomatieke betrekkingen met de regering van de Volksrepubliek China bestaan, terwijl de Chinese Communistische Partij de Maleisische communisten steunt, is een teken aan de wand. De gedachte dat de Chinezen hun geestverwanten in de ASEAN-landen wel moeten steunen om de Russen de wind uit de zeilen te nemen, is daarbij een tamelijk schrale troost. Het zou daarom ook in China's belang zijn als de Chinese regering en de communistische partij tegenover de ASEAN-staten één lijn trokken. De Volksrepubliek China heeft niet alleen met Russische maar ook in toenemende mate met Vietnamese concurrentie in Zuidoost-Azië rekening te houden. Hoewel de Vietnamezen thans orde op eigen zaken willen stellen en zo mogelijk relaties willen aanknopen met de Verenigde Staten, is het niet uitgesloten dat Hanoi communistische ondergrondse bewegingen in de ASEAN-landen met zijn wapenoverschotten zal willen steunen. Het eigen voorstel van de ASEAN-landen tot neutralisatie van de Zuidoostaziatische regio beoogt de interventie van de grote mogendheden in de regio te weren, door hen de neutraliteit van het gebied te laten garanderen. Het lijkt er op alsof de ASEAN-landen de fouten die andere samenwerkende ontwikkelingslanden in het begin hebben gemaakt, willen vermijden. Zo geschiedt de vrijmaking van de handel tussen de verschillende landen met de grootste omzichtigheid. Lidstaten onderhandelen langdurig over het verlagen en afschaffen van invoerrechten op bepaalde produkten en doen dit voorzichtig en geleidelijk. Zo wordt voorkomen dat de economisch | |
[pagina 229]
| |
sterke landen de kleine gaan overheersen. En de verschillen zijn groot binnen de ASEAN: aan de ene kant de kleine stadstaat Singapore, aan de andere kant het meer dan 130 miljoen inwoners tellende eilandenrijk Indonesië. Verder worden ondernemers aangemoedigd met elkaar rond de tafel te gaan zitten en te overleggen welke produkten zij elk het best kunnen maken om overlappingen te voorkomen. Ook zijn er akkoorden voor een regionaal opgezette staalindustrie, zodat de ASEAN-landen tegen 1985 voor 75% in hun behoeften kunnen voorzien. Als de ASEAN-staten zich industrieel willen ontwikkelen hebben zij veel staal nodig en dat kunnen ze beter zelf maken dan invoeren. Op het ogenblik is in veel landen door de industriële ontwikkeling de invoer veel groter dan de uitvoer en dat is economisch ongezond. Er is voorts een olievoorraad voor onderlinge olieleveranties en de leden willen scheepvaartondernemingen om niet langer afhankelijk te zijn van westerse en Japanse rederijen. De groeiende samenwerking tussen de ASEAN-landen onderling kreeg vorm in de instelling van het ASEAN Secretariaat en de Permanente Commissies en in initiatieven tot de oprichting van lichamen als het ASEAN Parlement, Kamers van Koophandel en een Federatie van Journalisten. Het aantal gezamenlijke projecten neemt gestaag toe en er is sprake van een toenemende liberalisatie van de regionale handel. Er zijn geen plannen voor samenwerking op het gebied van de defensie, maar er zijn op dat terrein wel bilaterale samenwerkingsvormen, bijvoorbeeld tussen Maleisië en Thailand, en tussen Indonesië en Singapore. De ASEAN-landen en de Indochinese staten hebben heel wat gezamenlijke belangen, zodat toetreding van Vietnam, Laos en Cambodja tot de ASEAN voor de hand ligt en wellicht niet eens lang meer op zich laat wachten. In elk geval vindt de ASEAN als regionaal blok internationale erkenning. Dat blijkt ook uit de collectieve werkafspraken met de EEG, Japan, Australië en Nieuw-Zeeland om bepaalde problemen op te lossen en de hulp van deze landen voor ASEAN-projecten te kanaliseren. Ook in kwesties als de erkenning van de Indochinese staten en hun wederopbouw traden de ASEAN-landen gemeenschappelijk op. Allengs zou ASEAN de basis kunnen vormen voor een Zuidoostaziatische constellatie waarin zonder tussenkomst maar met hulp van de grote mogendheden een ‘eenheid in verscheidenheid’ zou kunnen worden gehandhaafd. Een steeds belangrijker rol in het Zuidoostaziatische gebeuren is daarbij weggelegd voor Japan, welks economische activiteiten in de ASEAN-landen en in de toekomst mogelijk ook in de Indochinese staten een tegenwicht zouden kunnen vormen voor de overheersende rol van de grote mogendheden in de regio.Ga naar voetnoot1 | |
[pagina 230]
| |
Gevolgen van de Amerikaans-Chinese détenteZoals bekend bestaat behalve de Amerikaans-Russische détente er sinds president Nixons bezoek aan de Volksrepubliek China in 1972 ook nog zo iets als een Amerikaans-Chinese détente, die overigens evenmin fundamentele meningsverschillen overbrugt. Toch raakt de toenadering tussen de Volksrepubliek China en de Verenigde Staten ook de beide andere hoofdrolspelers op het Zuidoostaziatische toneel, te weten de Sovjet-Unie en Japan. Daarmee is verandering gekomen in het internationale krachtenspel dat - naast regionale en lokale factoren - het verloop van de gebeurtenissen beheerst in dit bruggehoofd van Azië, op de grens van de Indische Oceaan en de Pacific. De betrokkenheid van de vier grootmachten bij de gebeurtenissen in Zuidoost-Azië is evident. Voor de Verenigde Staten vormt het gebied een flank van hun invloedssfeer in de Pacific. Hun belangen zijn veiligstelling van verbindingslijnen, handelsmogelijkheden en de toegang tot grondstoffen, en nakoming van hun bondgenootschappelijke verplichtingen. De Russen streven naar veiligstelling van hun verbindingen met het Verre Oosten, niet alleen over land, maar ook via de oceanen waartussen Zuidoost-Azië de vitale schakel vormt. Naar gelang de Verenigde Saten zich terugtrekken, zoeken zij evenals de Chinese Volksrepubliek een economische en strategische invloedssfeer te vestigen. Tenslotte streeft Japan toegang tot grondstoffen, veilig transport en rust in Zuidoost-Azië na. Hoewel de grootmachten sommige belangen in het gebied gemeenschappelijk hebben, is hun ideologische, militaire en strategische benadering verschillend. Toch is het heel wel mogelijk dat sommige betrokkenen hun belangen zullen bundelen. Ook de gebeurtenissen in de Indische Oceaan doen hun invloed op Zuidoost-Azië gelden. De Russen zijn bezig hier een vloot op te bouwen in combinatie met de vestiging van bases of onderhoudsfaciliteiten in verschillende sleutelgebieden, de Amerikanen breiden de basis op Diego Garcia uit. Met de Indische Oceaan speelt Zuidoost-Azië een rol in de ontwikkelingen met betrekking tot het Midden-Oosten, de olievoorziening en de internationale scheepvaartverbindingen. Zelfs de ontspanningspolitiek tussen Oost en West in Europa vormt een factor die het Zuidoostaziatische gebeuren kan beïnvloeden, doordat spanningen naar elders kunnen worden verplaatst. Op het Zuidoostaziatische toneel zelf is de communistische heerschappij in Vietnam, Laos en Cambodja een feit geworden, zodat heel Oost-Azië van de Bering Straat tot de Golf van Siam thans communistisch is. Gezien de nationale oriëntatie van de communisten in de drie genoemde landen en de rivaliteit tussen de Sovjet-Unie en de Volksrepubliek China in Zuidoost-Azië, zijn ook hier verschillende combinaties mogelijk, bijvoorbeeld China- | |
[pagina 231]
| |
Cambodja versus de Sovjet-Unie-Vietnam. Zeker is dat er nog voldoende conflictstof voorradig is. Wat de niet-communistische landen in het gebied aangaat, heeft de verbetering van de Amerikaans-Chinese relaties geleid tot een snelle normalisatie van hun betrekkingen met de Volksrepubliek. Uitzonderingen zijn Indonesië en Singapore, die nog altijd min of meer argwanend staan tegenover Peking. Binnenlands hebben de autoritaire regimes in deze landen, maar ook die in Maleisië, de Filippijnen en Birma als een reactie op de Amerikaans-Chinese toenadering de teugels van de macht aangehaald. Alleen Thailand heeft als enige nog geen betrekkingen aangeknoopt met Laos, Cambodja en Vietnam. Alle niet-communistische staten in Zuidoost-Azië en de Pacific zullen moeite hebben met het vinden van een staatsvorm die als bruikbaar alternatief voor de communistische dictatuur kan dienen. Gemeenschappelijk aan alle staten van het gebied is het feit dat zij zich in een fase van economische ontwikkeling bevinden, hetzij op de puinhopen van de oorlog, hetzij op weg naar een nieuwe maatschappij. Alle zoeken zij technologische en financiële hulp in het buitenland om hun oliereserves aan te boren, waarbij een interessante bijkomstigheid is dat zij, voor ervaring op hoog niveau eerder op het Westen dan op het communistische blok zijn aangewezen. In elk geval versterkt de nadruk op economische voortgang de nationale stabiliteit. En stabiliteit is juist datgene wat de Zuidoostaziatische landen zo broodnodig hebben. Opstanden zijn een van de tradities van het gebied, wat voor een deel te wijten is aan de gemengde bevolkingssamenstelling, aan ideologische fanatisme en aan geografische omstandigheden, die zich uitzonderlijk goed lenen voor guerrilla's. Nu komt daar nog bij dat de Chinese leiders te kennen hebben gegeven dat de Chinese Communistische Partij haar zusterpartijen in het gebied zal blijven steunen, alsook de opkomst van Vietnam als militair sterke revolutionaire mogendheid en het feit dat het hele gebied sinds de oorlogen in Vietnam, Laos en Cambodja één groot wapenarsenaal is. Overal in Zuidoost-Azië tiert de rebellie dan ook welig. De Birmese Communistische Partij heeft zich naar het schijnt hersteld van de nederlaag die de regering in Rangoon haar in 1973 toebracht; daarnaast wordt het land onder meer geplaagd door lokale potentaten die er privé-legertjes op nahouden en handel drijven in opium. Thailand heeft in het noorden, noordoosten en zuiden met communistische opstandelingen te kampen, van wie een deel vanuit Laos en Cambodja wordt bevoorraad. Maleisië heeft zijn eigen ondergrondse communistische partij en Indonesië is geografisch geschikt voor guerrilla-activiteiten. Het zwaarst getroffen zijn misschien wel de Filippijnen met hun moslem-revoltes op de zuidelijke eilanden. Hoewel de ontspanningspolitiek geen invloed schijnt te hebben gehad op de | |
[pagina 232]
| |
hechtheid van de bondgenootschappen tussen China en de Sovjet-Unie enerzijds en de Rode Khmer, de Pateth Lao en Hanoi anderzijds, zijn de bondgenootschappen van het Westen met de niet-communistische regeringen onder invloed van de détente uitgehold. De Zuidoostaziatische Verdragsorganisatie leidt thans een kwijnend bestaan en de kans dat de ASEAN tot een militair en politiek bondgenootschap zal uitgroeien is klein. De stabiliteit in Zuidoost-Azië zou kunnen worden bevorderd door economische samenwerking, intraregionaal en internationaal. Op het ogenblik is de structuur van organisaties als de Asian Development Bank, de ASEAN en de Economische Commissie voor Azië en het Verre Oosten van de Verenigde Naties nog te broos om daarbij van veel nut te zijn. Het Russische idee van een Aziatisch Veiligheidssysteem, gebaseerd op de tien principes van de Slotakte van Helsinki belooft ook niet veel te worden, al was het maar vanwege de Chinese oppositie. Mogelijk biedt de politieke ontspanning tussen de Verenigde Staten en de Volksrepubliek China op langere termijn nog een gelegenheid het gebied te neutraliseren in de zin zoals president de Gaulle zich dat tien jaar geleden voorstelde. | |
Vietnam tegen de ASEAN-landenHanoi stootte op de in augustus 1976 gehouden conferentie van niet-gebonden landen in Colombo de ASEAN-landen voor het hoofd en toonde aan, hoe verkeerd men de tour van de glimlach, die Phan Hien in juli 1976 naar Maleisië, de Filippijnen, Singapore, Indonesië, Thailand en Birma had gemaakt, aanvankelijk had beoordeeld. Overigens hadden de Vietnamese leiders toen reeds laten merken dat de ‘normalisering’ slechts bilateraal en beperkt met de afzonderlijke ASEAN-staten tot stand kon komen, en niet met de ASEAN als zodanig. In Colombo kruisten de Vietnamese gedelegeerden, daarbij nogal eens gebruikmakend van Laos, de degens met de ASEAN-landen Indonesië, Maleisië en Singapore; de Filippijnen waren slechts als ‘gast’ aanwezig, Thailand was überhaupt niet present. Premier Pham Van Dong slaagde er onder andere in te verhinderen dat in de slotresolutie van Colombo de ASEAN-verklaring van Koeala Loempoer inzake de wenselijkheid van een ‘zone van vrede, vrijheid en neutraliteit’ in Zuidoost-Azië als een ‘bemoedigende ontwikkeling’ vermelding vond. Op de conferentie van ongebonden landen in 1973 te Algiers was die ASEAN declaratie nog uitdrukkelijk toegejuicht. De Vietnamese gedelegeerden torpedeerden de ontwerp-resolutie van de aanwezige ASEAN-landen met een door Laos ingediend tegen-ontwerp, volgens hetwelk de Colombo conferentie ‘haar verontrusting’ uitdrukte over ‘de acties van de Verenigde Staten die pogen hun strijdkrachten in Zuidoost-Azië gestationeerd te houden en die nog altijd neokolonialistische be- | |
[pagina 233]
| |
doelingen in de regio hebben’. De Laotiaanse president Souphannouvong verklaarde dat Laos als ‘onafhankelijke en blokvrije staat’ de ASEAN verklaring niet kon accepteren en Laos ging zelfs zover dat het de onmogelijkheid van neutraliteit tussen communisme en kapitalisme proclameerde. Dit werd door de Vietnamezen in Colombo ietwat genuanceerd, toen het ging om economische hulp uit het Westen te krijgen, mede uit hoofde van artikel 21 van de Parijse wapenstilstandsovereenkomst van januari 1973. Al in juli 1976 had Phan Hien laten merken, dat Hanoi de idee van de ASEAN en haar neutraliteitsvoorstellen pas zou willen onderzoeken, wanneer ook de laatste Amerikaanse militaire presentie in de regio was verdwenen. Dat treft Indonesië, dat steeds meer Amerikaanse wapenhulp ontvangt, maar vooral de Filippijnen met twee Amerikaanse steunpunten, en Thailand. Medio september 1976 spraken de Amerikanen opnieuw een veto uit over de toetreding van Vietnam tot de Verenigde Naties. Volgens waarnemers in Bangkok zijn de Verenigde Staten bezig een enorme blunder te begaan in hun buitenlandse politiek door een zeer harde houding tegenover Vietnam, waardoor de Russen de kans krijgen hun invloed daar blijvend te vestigen en de Amerikanen langzamerhand de kans om het machtsevenwicht in Zuidoost-Azië te handhaven verspelen. De impasse in de relatie tussen de Verenigde Staten en Vietnam lijkt vrij simpel. De Amerikanen beschuldigen de Noordvietnamezen ervan de akkoorden van Parijs van 1973 te hebben geschonden door troepen te zenden om de door de Verenigde Staten gesteunde regering in Saigon omver te werpen, en door te weigeren verantwoording af te leggen voor de vermiste Amerikaanse militairen. De Vietnamese communisten beschuldigen op hun beurt de Verenigde Staten ervan dat zij de naoorlogse wederopbouw van Vietnam niet uitvoeren, zoals was overeengekomen in het akkoord van Parijs, en ook dat zij zijn teruggekomen op een vermeende belofte van president Nixon dat men twee miljard dollar zou bijdragen voor de wederopbouw van Noord- en Zuid-Vietnam. Na het Franse en Britse vertrek uit Zuidoost-Azië en het Amerikaanse debâcle biedt deze regio het beeld van een machtspolitiek luchtledig. De strijd om invloed wordt vooral door China, de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten gevoerd. Moskou houdt vast aan het in 1969 door Brezjnev geformuleerde denkbeeld van een collectief veiligheidspact in Azië, wat sinds kort als ‘Aziatisch Helsinki’ wordt aangeprezen. De Amerikanen zullen in de toekomst wel in enig contact komen met Vietnam. De vraag waar het om gaat is, hoe lang het zal duren voor er een toenadering tot stand zal komen. In ieder geval verwacht men geen belangrijke veranderingen in de Amerikaanse politiek zolang minister Kissinger en anderen die verantwoordelijk zijn geweest voor de Vietnam-politiek aan de macht blijven. In Vietnam | |
[pagina 234]
| |
verwachtte men ook weinig zolang de strijd om het presidentschap in Amerika voortduurde. Intussen moet geheel Zuidoost-Azië leven met het feit dat het huidige Vietnamese leger het meest ervaren en best uitgeruste in de regio is en dat niemand het zou kunnen tegenhouden. En de communistische leiders in Hanoi staan nog altijd achter de doelstelling van de oorspronkelijke Indo-verwachtte men ook weinig zolang de strijd om het presidentschap in Amerika voortduurde. |