Streven. Jaargang 30
(1976-1977)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 71]
| |||||
ForumDe hersenschim van de objectieve informatieHet artikel van Emma Vorlat over het taalspel in de reclameGa naar voetnoot1 is een welkome aanleiding tot een bedenking over taalspel versus objectieve informatie. Vorlat stelt dat men niet alleen kritiek moet leveren op het beeldmateriaal en objectieve informatie moet eisen, maar ook het taalspel ontmaskeren om de adverteerder zijn macht te ontnemen. Immers dit taalspel is het kernstuk van een overredingsmechanisme’Ga naar voetnoot2; de advertentie dient zich aan als een objectieve informatie, maar is in feite (of bevat) een poging tot overreding. Ik wens deze stelling hoegenaamd niet aan te vallen. Ik meen namelijk te moeten stellen dat het onmogelijk anders kan. Want àlle communicatie is zo'n taalspel dat het onmogelijk anders kan. Want àlle communicatie is zo'n taalspel, zo'n mengsel van objectieve informatie en poging tot beïnvloeding. In de reclame wordt het omzeggens altijd bewust gespeeld; in de dagelijkse gesprekken blijft het veelal onbewust, maar lang niet altijd. De reclamemensen leggen er zich op toe het spel zo geraffineerd mogelijk te spelen; u en ik spannen ons slechts zelden in om er een verfijnde techniek van te maken, maar veel vaker dan wij vermoeden doen we dat wel. Ter staving van deze bewering kan ik het beste verwijzen naar het onderzoek dat terzake verricht wordt in het Mental Research Institute te Palo Alto, Californië. Zover mij bekend is het meest eminente rapport hierover dat van Paul Watzlawick, J.H. Beavin en Don D. Jackson: Pragmatics of human communications.Ga naar voetnoot3 Daarin staat een hoofdstukje dat besloten wordt met het axioma: ‘Elke communicatie bezit een inhouds- en een betrekkingsaspect, in dier voege dat het laatste het eerste classificeert’Ga naar voetnoot4. Het inhoudsaspect wordt in het hoofdstukje omschreven als ‘rapport’, ‘informatie’; het betrekkingsaspect heet ook het ‘bevelsaspect’. Het woord ‘classificeert’ betekent dat het bevelsaspect de ontvanger van de communicatie meedeelt wat hij met het inhoudsaspect moet aanvangen. ‘Communicatie brengt niet alleen informatie over, maar legt tegelijkertijd een gedrag op’.Ga naar voetnoot5 Zo moet het ook zijn: een boodschap zonder ingebouwde aanwij- | |||||
[pagina 72]
| |||||
zing hoe ik die moet aannemen, sticht verwarring tussen zender en ontvanger, werkt zelfs pathogeen.Ga naar voetnoot6 Het zal wel het beste zijn hier een paar voorbeelden te geven ter verduidelijking van dit alles. ‘De trein van 9.30 u. heeft een kwartier vertraging’, is niet alleen een (objectieve) informatie, maar ook een uitnodiging tot wachten en eventueel schikkingen treffen. Plaats en manier van meedelen maken mij duidelijk wat ik met dit bericht aan moet (bevelsaspect). - Zegt moeder ‘Het is acht uur, Wim’, dan informeert ze zoonlief wel over de juiste tijd, maar op de eerste plaats wenst ze te bevelen ‘ga slapen’. De verhouding van personen en vroeger gemaakte opmerkingen vertellen Wim hoe hij de informatie moet opvatten. Moeder is niet een sprekende klok. - Als een man zegt ‘Die soep is heet’, kan dit een verwijt of een compliment zijn aan zijn vrouw; welk van beide kan de vrouw opmaken uit de toon en uit al wat vooraf ging. Maar zo'n boodschap kan al aanleiding zijn tot verwarring. Het kan best zijn dat de vrouw niet meer duidelijk kan begrijpen wat haar man als gedragsantwoord wenst. - Een kind dat zegt: ‘Ik mag hier nooit wat en mijn zus mag alles’, bedoelt misschien als informatie: ‘Ik wil tóch met de fiets uit rijden’, maar speelt een taalspel waar weinig ouders onmiddellijk uit wijs geraken. Het bevelsaspect, nl. dat zij zouden toegeven, is voor hen al moeilijk te ontdekken en hun antwoord zal waarschijnlijk zijn ‘Je zus mag niet alles’. De informatie vervat in dit antwoord is zeker objectief, maar ze is vergezeld van minstens nog deze verdoken informatie: ‘Wij willen niet toegeven’ en van het bevel ‘Blijf toch hier’. Er is in deze dialoog nog nauwelijks enige duidelijkheid over de manier waarop de zender wenst dat zijn boodschap ontvangen wordt. Zijn wij hier nog ver van het subtiele spel van de reclame? Publiciteit brengt informatie over, bv. ‘Er bestaat nu een veiliger wagen’. Het voornaamste bevelsaspect steekt in het feit dat publiciteit zich als publiciteit aandient en aan de ontvanger meedeelt: lees deze informatie als publiciteit. Staat de zin ‘Er bestaat nu een veiliger wagen’ als titel boven een artikel in een auto-magazine, dan is het bevelsaspect: onthou dit, bedenk dit wanneer je een wagen wilt aanschaffen. Daarom deze kanttekening bij Vorlats artikel: zolang reclame zich als zodanig voordoet, relativeert ze haar eigen bevelsaspect. De mens die ze ziet of hoort is gewaarschuwd. Al is hij daarom nog niet immuun tegen haar, hij weet dat hij moet uitkijken. De graad van zijn ontwikkeling zal dan doorslaggevend zijn, samen met zijn psychisch evenwicht. Op dit punt komen dan al de bedenkingen van Vorlat te pas. Maar wat als publiciteit zich niet als publiciteit wil laten herkennen? Wat als de reclame als bevelsaspect bevat: je mag mij niet als reclame ontvangen? Wat als de reporter beweert niets anders dan objectieve informatie te verstrekken, maar bedoelt de lezers of kijkers zijn afwijzing mee te delen aan toeristische reizen naar Spanje? Kan een bericht als ‘Het Spaanse ministerie maakt zich zorgen over de weerslag van de antispaanse betogingen op het toerisme’ objectief zijn? Juister: kan het objectief gebracht worden? Wij komen hier bij een vraag terecht die al enige tijd voor deining zorgt in de Belgische politiek. Radio- en TV-nieuwsdienst krijgen te horen dat zij hun berichten ‘neutraal’ moeten brengen, dat zij objectieve informatie moeten verstrekken zonder enige commentaar. Wij stellen ons in alle eerlijkheid de vraag of dit kan. ‘In 1975 lag het aantal ter plaatse overleden slachtoffers van verkeersongevallen 25% lager dan in 1974. Minister Chabert schrijft deze daling toe aan het handhaven van de snelheidsbeperking en het verplicht stellen van het dragen van de gordel’. Een onschuldig objectief bericht. Maar misschien ook lof voor de minister. Is de reporter lid van diens partij? Als hij dat niet is, kon hij zeggen: ‘Minister Chabert laat het voorkomen alsof dit het gevolg is van...’ Commentaar? Moet de neutrale reporter dan het bericht verzwijgen? Ook zwijgen is commu- | |||||
[pagina 73]
| |||||
nicatie. ‘De onmogelijkheid om te communiceren’ luidt een axioma in het hoger vermelde rapport van Watzlawick c.s.Ga naar voetnoot7 Een voorbeeld hiervan was onlangs in de berichten van de Vlaamse TV te vinden. Toen de burgeroorlog in Libanon nog maar een paar dagen oud was, spraken de reporters voortdurend van de linkse Moslims en de rechtse Christenen.Ga naar voetnoot8 Na de tussenkomst van het Syrische leger in Libanon bleven de woorden links en rechts plotseling achterwege. Betekende dit dat de journalisten beseften de Moslims en Christenen niet in de juiste flesjes gestopt te hebben of dat ze van kamp veranderd waren of dat de reporters niet meer wisten wat links en rechts was? Iets betekende het zwijgen in ieder geval, wat het dan ook mag geweest zijn. Indien een bevelsaspect onvermijdelijk een informatieaspect begeleidt, is in ieder bericht meteen al commentaar ingebouwd. Dan jagen de verdedigers van objectieve informatie een hersenschim na. Dan wordt de fout al gemaakt op het ogenblik dat de hele context meedeelt: ontvang dit als objectieve informatie. Moeten dan de reporters in het vervolg een truitje dragen met het kenteken van de partij of het syndicaat waartoe zij behoren? Dan zouden ze hun berichten als publiciteit aandienen. Maar ook dat zou niet juist zijn, want zij willen oprecht objectieve informatie verstrekken. Het probleem is in de media niet makkelijker of moeilijker op te lossen dan in de dagelijkse communicatie. Daar als hier is geduld, maar vooral inspanning nodig om een nooit te bereiken ideale toestand zoveel mogelijk te benaderen. G. Boeve | |||||
Régis Debray, L'indésirableGa naar voetnoot1Régis Debray kwam in 1967 in het nieuws doordat hij in Bolivia ten onrechte werd gearresteerd, gemarteld en gevangen gehouden. De aanleiding tot zijn arrestatie was zijn geruchtmakende geschrift révolution dans la révolution? - lutte armée et lutte politique en amérique latine - (Cahiers libres 98, Maspéro, Paris 1967). Acties en aandrang van Franse zijde (o.a. van de Gaulle) hebben zijn invrijheidsstelling bevorderd, evenals talloze betuigingen van sympathie en solidariteit uit de gehele wereld. Nog altijd zijn Debray's beschouwingen actueel. De geschiedenis herhaalt zich immers niet alleen, ze gaat - zeker waar het Zuid-Amerika betreft - steeds voort in dezelfde afschuwelijke lijn. Zullen over dertig, vijftig jaar de mensen nog weten hoe gruwelijk deze wereld is geweest? ‘Hoe ze tegen het eind van de XXste eeuw een baby in aanwezigheid van zijn moeder in kokend water stopten om haar aan het praten te krijgen? Een wereld waarin elf politiemannen een meisje aanrandden waar haar verloofde bij was en vervolgens de man met vastgebonden handen en voeten aan zijn knieën ophingen aan een roodgloeiende staaf, als een papegaai aan zijn stok? Zullen ze begrijpen dat (...) een of andere employé van de ambassade van de Verenigde Staten met zijn diplomatenkoffertje (...) kwam om voor de smerissen uit het eigen land een demonstratie te geven van het laatse model elektrode, een fijn gekarteld tangetje dat het voordeel heeft in de vinger, de penis, de tong te bijten zonder sporen na te laten - tenzij de patiënt natuurlijk de | |||||
[pagina 74]
| |||||
smakeloosheid heeft zelf te stikken door zijn tong in te slikken’.Ga naar voetnoot2 In vele vorige geschriften heeft Debray zijn theorieën over revolutionaire strategie uiteengezet. In ieder land vraagt de strijd om een eigen tactiek. Geen enkel revolutiemodel kan zonder meer worden overgenomen. Nu heeft hij een roman gepubliceerd waarin vele aspecten van de guerrillastrijd aan de orde komen. De speciale problemen en gevaren van de stadsguerrilla worden beschreven naast die van de guerrilla in de bergen. Zo ook de moeilijke verhoudingen tussen de revolutionairen onderling, tussen partij en volksfront. Terwijl L'Indésirable zich afspeelt in een sfeer van politieke activiteit, is het toch allerminst een politiek relaas. Frank, de hoofdpersoon, deelt helemaal het moeizame leven van de guerrillastrijders. Het is een leven van mensen die nooit veilig zijn, altijd van adres moeten veranderen. Ze hebben geen vast café, geen telefoon, ze springen van een taxi in een autobus. Altijd worden ze gevolgd en bespioneerd. Zelf heeft Frank onophoudelijk het kwellende besef dat hij - een Europeaan - er nooit helemaal bij zal horen. Alleen de natuur al is hier feller, heviger dan de genuanceerde flora van zijn eigen land. (Prachtig is de beschrijving van de tocht door het oerwoud. Wie in het oerwoud in slaap valt, is binnen een dag een slijmerige plas geworden. ‘La forêt ne tue pas, elle déglutit tout, mammifères, insects, idéaux, volontés englué, liquéfié, dissout. Ici les végétaux sont des bêtes en état de fermentation, la liane rampe, la sphaíque grouille, troncs et feuilles piquent, mordent, rongent, salivent, s'entre-dévorent eux-mêmes et toi au passage - dans un assourdissant silence’Ga naar voetnoot3). Zelf zal hij altijd secundair blijven reageren. Altijd weer hindert hem zijn esprit d'escalier. Nooit zal hij ook vat krijgen op de vrouw die hem fascineert. Toch is het dit land en de strijd in dit deel van de wereld die hij zoekt. Hij hoort tot degenen wier wezenlijke waarde bestaat in het feit dat ze ter dood gebracht worden. Op hetzelfde moment dat ze uit het duister treden, horen ze al bij het nageslacht, in tegenstelling tot de verfoeilijke vijftigjarigen, die je op de trottoirs van Europa ziet lopen. Die een halve eeuw lang Teruel, Stalingrad, Vercors, Warschau, Buchenwald hebben meegemaakt zonder ooit het gevoel te hebben gehad dat er iets abnormaals aan de hand was. Zonder beven van hun stem, zonder schaamte in hun blik, zonder een spoor van verlegenheid.Ga naar voetnoot4 Frank treedt inderdaad uit het duister, op een wijze die herinnert aan Hugo uit Les Mains Sales (Sartre) en Boris uit Les Justes (Camus). L'Indésirable doet een klemmend en benauwend beroep op ieders geweten. Dieuwke Eringa | |||||
Boeken bij de BijbelHet is onvoorstelbaar hoeveel boeken, brochures en pamfletten er per maand in ons Nederlandse taalgebied over Bijbel en aanverwante gebieden worden uitgegeven. Deze bijdrage mag dan ook zeker niet beschouwd worden als een representatieve weergave van alle verschenen publikaties, maar dient veeleer om enkele kanttekeningen te plaatsen bij die uitgaven waarvan hetzij de redactie, hetzij de uitgever het de moeite waard vond ze aan een bespreking te onderwerpen. Een boek dat men zeker niet mag laten schieten, ook voor de prijs niet, is de kostelijke autobiografie die de onlangs met emeritaat gegane Amsterdamse hoogleraar M.A. Beek het licht heeft doen zien.Ga naar voetnoot1 Aan de hand van zijn eigen studiepastoraats- en professorentijd heeft hij | |||||
[pagina 75]
| |||||
in betrekkelijk weinig bladzijden de ontwikkelingen van de laatste 50 jaar in de Oudtestamentische wetenschap beschreven. Men leest het als een ontdekkingsroman in één ruk uit. Wie de auteur kent, wordt getroffen door de eerlijke en levensechte ontwikkeling die hij in die 50 jaar heeft doorgemaakt. Wie kort en bondig, maar geheel verantwoord de laatste ontwikkelingen binnen de uitleg van de psalmen wil overzien, schaffe zich het werkje aan van Joachim Becker.Ga naar voetnoot2 Met als voorbeeld een der meest bediscussieerde psalmsoorten (het klaaglied van de enkeling) laat hij de diverse ‘scholen’ de revue passeren (vanaf Hermann Gunkel, Sigmund Mowinckel, S.H. Hooke, A. Weiser, H. Schmidt, L. Alonso-Schökel tot aan de nieuwere exegetische benaderingswijzen van L. Krinetzki, M. Palmer en M. Weiss). Doordat het steeds een andere benadering van hetzelfde probleem is, verzinkt men niet in een oeverloze brij, maar komt men voortdurend bij de uitgangsstelling terug. Hulde voor een auteur die zo indringend een voor buitenstaanders toch saaie, theoretische stof weet te entameren. Hetzelfde moge ook voor het uitstekende notenapparaat gezegd worden. Een bijbelcommentaar dat in vakkringen - maar naar ik hoop ook daarbuiten - van grote waarde zal blijken, is dat op het boek Micha van de Groningse hoogleraar A.S. van der Woude.Ga naar voetnoot3 Zeer uitvoerig, maar daarom niet minder overzichtelijk, ontvouwt hij een in de exegese afwijkende theorie over de compositie van het boek Micha. Ik vermoed dat in de komende jaren in binnen- en buitenland het laatste woord over deze theorie nog niet gesproken zal zijn. Grofweg geschetst komt zijn these erop neer dat de hoofdstukken 2-5 een samenhangende literaire eenheid vormen: de neerslag van een dispuut tussen Micha en de elite van Jeruzalem. De meeste commentaren leggen de caesuur op een andere plaats, namelijk na caput 3, waarbij zij de hoofdstukken 4 en 5 geheel of gedeeltelijk niet van de profeet laten afstammen. De argumentatie van prof. Van der Woude is mijns inziens zeer overtuigend. Ook voor de capita 6 en 7 deelt hij niet de gangbare mening, maar verdedigt dat zij van vóór 727 v. Chr. moeten zijn, hetgeen eveneens uitvoerig wordt gedocumenteerd. Bijzonder belangrijk tenslotte is het feit dat Van der Woude slechts op enkele plaatsen in de Hebreeuwse tekst tot wijzigingen wenst over te gaan, hetgeen in andere commentaren op het boek Micha wel eens tot ongehoorde aantallen wil oplopen. Over de betekenis van de zgn. vervullingscitaten in Mattheüs - in totaal 11 - zijn zeer verschillende meningen in omloop. Dominee Smitt, predikant te Wijnjewoude, heeft in een zeer uitvoerige studieGa naar voetnoot4 pogen aan te tonen dat er veel te roekeloos wordt omgesprongen met zowel de vertaling als de exegese van deze vervullingscitaten. Dit nu geschiedt zeer uitvoerig, naar mijn mening té uitvoerig; een korter boekje zou wel aan overtuigingskracht hebben gewonnen, zo ook een wat rustiger lettertype in de opschriften. In de inleiding (p. 20) zegt de auteur dat hij over Matth. 2:17-18 een aparte studie (deel II) zal publiceren, maar zijn deel I gaat slechts over 5 vervullingscitaten; de vraag blijft waar de andere 5 dan behandeld worden, 12:17, 13:35, 21:4, 26:56 en 27:9). Over een andere evangelist - Lucas - en wel over zijn hemelvaartverhaal handelt het boekje van Gerhard LohfinkGa naar voetnoot5, een naam die nagenoeg altijd garant staat voor goede en leesbare informatie. Zeer helder weet deze Duitse bijbelgeleerde de diverse stadia te schetsen waarlangs het hemelvaartverhaal in het derde evangelie en in de Handelingen tot stand moet zijn gekomen. Ook weet | |||||
[pagina 76]
| |||||
hij aan te tonen dat Lucas gebruik heeft gemaakt van bestaande patronen om zijn geloof in de opgestane Heer uit te drukken. Bovendien is het een ontdekking te lezen dat zijn hemelvaartverhalen tevens de kritiek inhouden op het geloof van die christenen die meenden dat de Heer nog in hun dagen het koninkrijk van Israël zou komen herstellen. Evenals zijn onlangs verschenen ‘Lezen achter de woorden’Ga naar voetnoot6 warm aanbevolen. Ook voor de kinderen verschijnt er veel op het gebied van de Bijbel. Uit de grote stapel kozen wij twee boekjes van de bekende ‘kinderexegete’, mevr. J.L. Klink.Ga naar voetnoot7 Zij zelf beschrijft de inhoud van de boekjes als volgt: ‘Het is een elementair uittreksel van de bijbelse geschiedenis en theologie of van de theologie der bijbelse geschiedenis... Deze boeken zijn in ieder geval niet geschreven met het oog op kleuters. Voor welke leeftijd ze dan wel zijn bedoeld? Daarop moet ik het antwoord schuldig blijven, tenzij we zouden zeggen: voor ouderen en kinderen samen. Het zijn bijbelse teksten om hardop te lezen, thuis, op school of in een kerkdienst van ouderen en kinderen samen... Het zou goed zijn wanneer deze bijbelse beelden fungeren als vensters waaruit de kinderen zelf naar buiten kunnen kijken en zichzelf herkennen in ‘het kind van Israël’ en zich ook zelf iets voorstellen als het gaat om ‘de tuin van God’ of ‘het land van melk en honing’ of ‘het vrederijk’.Ga naar voetnoot8 Voor degenen die samen met kinderen met de bijbel bezig zijn, volgt dan een korte uitleg bij de gekozen fragmenten, maar dan voornamelijk in verband met het doorgeven van deze verhalen aan kinderen. Daar kan men een enorme hoeveelheid exegetisch-theologisch basismateriaal vinden, naar mijn mening niet zozeer om dat dan weer aan de kinderen door te geven, maar veel meer voor een persoonlijke verrijking op geloofsgebied. Bijzonder leuk geïllustreerd en echt voor kinderen geschreven - hetgeen impliceert dat ouderen er minstens evenzeer door geboeid worden - is een kijk- en leesboek over de Joodse dagen en feestdagen.Ga naar voetnoot9 Aan het eind van dit prachtige kijkboek kunnen de kinderen hun kennis nog eens toetsen door bij elk feest de juiste attributen en gerechten te zoeken. Een uitgave die voor de ouderen zeker de moeite waard is, is een boek van Wolfgang Pax, directeur van het instituut voor Bijbelonderzoek in Jeruzalem.Ga naar voetnoot10 Op het eerste gezicht een fotoboek met tekst, na kennisname een uitstekende tekst, verlucht met foto's. Hoewel het een soort ‘leven van Jezus’ beoogt te zijn is dat in dit geval niet hinderlijk; de nadruk wordt niet gelegd op een psychologiserende beschrijving van Jezus' gedachten, gevoelens etc. Pax legt de accenten meer op een weergave van topografische, archeologische details, en wat zeer verfrissend werkt, ook op buiten-bijbelse bronnen uit die tijd. De foto's - die overigens van uitstekende kwaliteit zijn - benadrukken mijns inziens teveel dat elke stap die Jezus heeft gezet, wel reden is geworden een Kerk of kapel op te richten; meestal claimen dan ook nog een stuk of zes kerkgenootschappen de enige echte plek. Uit het voorwoord op het boek citeer ik graag: ‘Het bijzonder aantrekkelijke van het boek is het gevoel van eerbied waarmee het doortrokken is’. Hulde trouwens ook voor de voortreffelijke vertaling! In de serie ‘Ik-zal-er-zijn-voor-’ verschenen weer twee deeltjes, één samengesteld door een viertal legeraalmoezeniersGa naar voetnoot11, | |||||
[pagina 77]
| |||||
de andere door Nic. J. TrompGa naar voetnoot12, die voor de Katholieke Bijbelstichting reeds verschillende uitgaven verzorgde of zelf schreef. Zijn boekje verdient de aandacht, aangezien hij een grote hoeveelheid teksten uit Oud en Nieuw Testament heeft verzameld die alle te maken hebben met geloven. Het fijne van Tromps collectie is echter dat hij niet is uitgegaan van de Nederlandse betekenis, maar van de Hebreeuwse (aman) en de Griekse (pisteuein), zodat inderdaad geloven méér wordt dan het aannemen van dingen die we niet zien. Terloops zij ook vermeld dat de katholieke Bijbelstichting een goed verzorgde katalogus 1976 heeft samengesteld, waarin al haar uitgaven bijzonder overzichtelijk staan gerubriceerd. Doordat zij heel wijselijk de prijzen op een afzonderlijk vel heeft vermeld, blijft de waarde van dit naslagwerkje langer behouden. De Duitse literator en hoogleraar klassieke talen in Tübingen, Walter Jens, heeft een boekje het licht doen zienGa naar voetnoot13 waar men als exegeet, maar ook als gelovige niet omheen kan. Hij gaf zijn boek het karakter van een fictief rapport, waarin hij zowel de rol van rechter als die van aanklager en verdediger op zich neemt; dit alles om te komen tot zaligverklaring van Judas Iskarioth. Het boekje sloeg in Duitsland dermate aan dat Heinrich Böll in de Frankfurter Allgemeine Zeitung schreeft dat dit fictieve proces minstens materiaal biedt voor een toneelstuk; wel een bewijs dat er iets moet zijn overgeslagen op hem. Exegetisch gezien is Judas niet degene die Jezus verried - al vermelden nagenoeg alle tussenkopjes in onze Bijbels dat - maar degene die hem overleverde. Op het eerste gezicht wellicht een academisch woordspelletje, maar geenszins als zodanig bedoeld. Oók Judas behoort tot degenen die staan in de apostolische overlevering. Niet voor niets merkt Karl Barth over Judas op: ‘Judas is naast Jezus in zekere zin de belangrijkste figuur van het Nieuwe Testament’. Judas, aldus Walter Jens, heeft zeer bewust de rol van overleveraar van Jezus op zich genomen. Wie zich verder in deze zaak zou willen verdiepen, kan ik nog verwijzen naar een opstel van Simon Vestdijk, dat nauwelijks bekend is, maar waarin zeer behartenswaardige notities staan verzameld.Ga naar voetnoot14 Sedert kort verschijnen in Duitsland in een samenwerkingsverband van 6 uitgeverijen de ABC-team-Bücher.Ga naar voetnoot15 Omdat het boek van de Zweedse Lutherse bisschop Bo Giertz werd aangekondigd als een buitengewoon briljante uiteenzetting over de zgn. kritische theologie, hebben wij het ter bespreking aangevraagd; het valt echter zwaar tegen. Hoewel het in Zweden en Duitsland minder zal opvallen dan in België en Nederland, is het boek té lutheraans van snit om in ons taalgebied goede diensten te kunnen vervullen. Dat de theologie van Luther geen slechte zaak is spreekt vanzelf, maat dat staat nu ook niet ter discussie. Wat Giertz erg goed kan is: aangeven op welke manieren men een verhaal of gebeurtenis kan vertellen. Hij geeft daarvan enkele geslaagde staaltjes (pp. 22-24 en 28-32). Soms is hij ook erg naïef, bijv. ten aanzien van Jes. 9:5 vv, dat hij zonder meer op de Messias betrekt, zonder ook maar één woord te wijden aan de toch werkelijk niet geringe historische context waarin deze uitspraak is gegroeid. Wanneer hij het heeft over de diepere betekenis der Schrift, valt een | |||||
[pagina 78]
| |||||
zin die niet alleen van een theologische hoogmoed, maar ook van een bepaald verstaan der Schriften getuigt: ‘Aber Gott wusste schon damals, was er in der Zukunft damit sagen wollte’ (p. 97). Ook al wist de profeet, ook al wist Paulus nog niet precies wat er bedoeld werd, God wist het al. ‘Die Bibel ist so, wie Gott sie haben wollte’ (p. 144). Een boek dat té vanzelfsprekend zaken als inspiratie behandeld, mag in deze tijd eigenlijk niet meer verschijnen. De lezer moet dan wel weten dat ik zeer zeker in inspiratie der Schriften geloof, maar niet op de wijze van God die de hand van de bijbelschrijver vasthoudt. Inspiratie lijkt mij meer de ervaring van een gelovige gemeenschap aangaande Gods onophoudelijke zorg; en zo'n neergeschreven Godservaring is Schriftuur geworden. Een tweede deeltje uit de ABC-serie komt er helaas al niet veel beter van af. Wanneer immers een werkje na ruim 25 jaar een nieuwe uitgave beleeft, zou men verwachten dat het wel een bijzondere inhoud en boodschap zou bevatten. De avondoverdenkingen over de profeet EliaGa naar voetnoot16 zijn nauwelijks meer dan een zwakke poging de intrigerende figuur van Elia vanuit historisch (én psychologiserend) perspectief tot leven te laten komen. Slechts op p. 36 laat de auteur zien dat hij de Elia-cyclus ook op exegetisch verantwoorde wijze kan benaderen. Voor de rest wordt de tekst van 1 Kon. 17 vv. in zijn beschouwingen te kort gedaan. Wanneer een antropoloog zich op het gebied van de bijbelwetenschap gaat begeven, moet hij zich terdege realiseren wat hij doet. Nu misgun ik uiteraard niemand zich met de uitleg van de Schrift bezig te houden, maar het moet toch wel ergens op slaan. In het boek ‘Wer war Adam?’Ga naar voetnoot17 wordt zowel door de auteur zelf als door de uitgever gesuggereerd dat deze verrassende antropologische benadering dé oplossing is voor het lastige Genesisvraagstuk: ‘Jede Theologe sollte ein Antropologe sein’. (p. 5). Om een aantal opmerkingen te plaatsen: nergens wordt volgens de schrijver in Gen. 1-2 gesproken over een tweede week, hetgeen dan moet (!) betekenen dat de wereld zich nog steeds in het tijdperk van de sabbat bevindt. Elke dag van het scheppingsverhaal moet daarom een periode van ca. 320 miljoen jaar zijn. Op pag. 90 kan men lezen welke passages uit Gen. 1-11 een bepaald tijdvak aanduiden uit de geschiedenis van de mensheid. Gen. 1:26-30 is zonneklaar van toepassing op de mens van de oudste steentijd, Gen. 2:5-4 schildert dan de mens van de nieuwe steentijd, Gen. 4:22 slaat op de kopertijd, enz. enz. Ook de maagdelijke ontvangenis en de geboorte van Jezus is voor de auteur geen geheim meer: uit de ontdekking van de genetische DNS-code, een ingewikkeld stuk proza waarin de biologische leek duidelijk wordt overbluft. Samengevat: een on-boek, waarin blijkt dat niet iedere antropoloog ook theoloog is. Veel beter is het laatste boekje dat wij uit deze serie ontvingen.Ga naar voetnoot18 Kort gezegd gaat het over de kwestie die sedert het Engelse deïsme, het Franse scepticisme de gemoederen heeft beziggehouden: is de Schrift de openbaring of bevat de Schrift de openbaring? De laatste opvatting moet dan consequent tot de vraag leiden: wat is dan mensenwoord, wat is Gods woord; welk criterium moet men daarbij aanhouden? De historisch-kritische methode poogt (poogde?) dit te verwezenlijken, maar is volgens Maier op de klippen vastgelopen. Zij stelt namelijk de vraag naar de canon binnen de canon: met welke maatstaf bepalen de aanhangers van de historisch-kritische methode wat van God afkomstig is en wat mensenwerk is. Verscheidene exegeten namen en nemen daarvoor het beginsel dat door Maarten Luther verwoord is: ‘was Christus treibet’; ook zijn er die als norm noemen: de rechtvaardiging van de goddeloze. Omdat er volgens | |||||
[pagina 79]
| |||||
Maier sedert 200 jaar nog steeds geen criterium is gevonden om de Bijbel te scheiden in een goddelijk deel en een menselijk deel, moet men het maar opgeven te zoeken naar die canon binnen de canon. Bijzonder treffend is de uitspraak van Hans Küng: ‘Das kühne Programm “Kanon im Kanon” fordert nichts anderes als: biblischer zu sein als die Bibel, neutestamentlicher als das Neue Testament, evangelischer als das Evangelium und sogar paulinischer als Paulus. ... der wahre Paulus ist der ganze Paulus, und das wahre Neue Testament das ganze Neue Testament’ (p. 42). Maier komt in zijn werkje tot de slotsom dat het onmogelijk is dat onze menselijke subjectiviteit een beslissing kan nemen over wat in de Schrift - bij hem doorgaans het Nieuwe Testament! - met Gods gezag beklééd is (door mensen) en waar precies God zelf aan het woord is. De historisch-kritische methode is naar zijn zeggen ‘de nieuwe babylonische gevangenschap van de Kerk’; men denke slechts aan het (toch al zo) moeilijke vraagstuk van de inspiratie: de historisch-kritische benadering - er is Godswoord, er is mensenwoord - kent derhalve alleen inspiratie toe aan het Godswoord. Hoe moeten we uit deze al ruim 2 eeuwen durende impasse geraken? Maier proclameert daartoe de noodzakelijkheid van een historisch-bijbelse methode (pp. 47-92), die hij zowel theoretisch (theologisch) als praktisch probeert te beschrijven, hetgeen in geen geval geslaagd te noemen is. Wat het boekje vóór heeft op de drie andere is dat het de lezer tot denken maant over deze waarlijk niet geringe kwestie. Tot slot twee boeken die zich vanuit totaal verschillend licht bezighouden met theologie. Eerst een informatieve inleiding tot de theologie der bevrijdingGa naar voetnoot19, een ‘onleesbaar’ boek, niet door de slechte stijl of de geringe informatie die men ontvangt, maar vanwege het feit dat de voetnoten gewoon in de lopende tekst staan. De theologie der bevrijding is wel een internationale theologie, in alle werelddelen beoefend (met name in Afrika, Amerika en Azië) doch van continent tot continent gevarieerd optredend. Zij is in feite de opvolgster van de theologie der revolutie en kreeg voor het eerst een duidelijke gestalte in Noord-Amerika (dominee Martin Luther King) en breidde van daaruit haar invloed uit op Latijns-Amerika, Zuidelijk Afrika enz. De zgn. Black Theology van James Cone c.s. kan tot de theologie der bevrijding gerekend worden; daarbij valt op dat er een grote belangstelling is voor het Oude Testament, toegespitst op het exodus-motief, de bevrijding van alle structuren die de mens omknellen. Waarschijnlijk niet toevallig heeft de Assemblee van de Wereldraad van Kerken in 1975 te Nairobi als thema gekozen: Jezus Christus maakt vrij en verenigt. De theologische tijdschriften uit 1974 hebben nagenoeg alle wel een themanummer aan deze theologie der bevrijding gewijd.Ga naar voetnoot20 Dat ik tegelijk ook een boekje ontving met de intrigerende titel ‘Onmodieuze theologie’Ga naar voetnoot21 biedt de gelegenheid de lezer erop attent te maken dat in onze tijd (gelukkig) verschillende uitgangspunten voor theologiseren mogelijk zijn. Betreft de ‘theologie van de bevrijding’ een zeer recent opgekomen stroming in de theologie, onmodieuze theologie suggereert een vorm van godgeleerdheid die mode is, namelijk de theologie van ‘Grieks’ denkende kerkvaders. De auteur van dit werkje uit zijn angst over het feit dat in veel hedendaagse theologische discussies zo gauw de kreet wordt geslaakt: terug naar het jodendom. Daarbij constateert hij dat er een levensgroot onderscheid in het leven wordt geroepen tussen het joodse en het Griekse denken. Wanneer men wil betogen - aldus de schrijver - dat men met joodse denktrant te maken heeft die uniek is, heeft men niet met een theologische, maar met een cultuurhistorische | |||||
[pagina 80]
| |||||
uitspraak te doen. Voorts betoogt hij dat wij te gemakkelijk, veelal zonder criteria, beoordelen of iemand Grieks of joods denkt. Opvallend is dat een der grootste zonen van het jodendom, Philo van Alexandrië, doorgaans verzwegen wordt, hetgeen volgens hem begrijpelijk is omdat deze jood niet past in het beeld dat van het jodendom wordt getekend. Niettemin heeft deze Philo op het klassiek christelijk dogma en op de patristische theologie een beslissende invloed uitgeoefend, verder op het hele latere jodendom en op de Islam (p. 11). Meijering beschrijft dan de theologie van de Grieks denkende kerkvaders als een weerlegging van bovengenoemde karikatuur van het Griekse denken (het aardse verachten e.d.). Hoewel zijn boek zeker niet eenvoudig is, wordt het niettemin van harte aanbevolen; óók de ‘platonisch’ denkende kerkvaders kunnen een blijvende bijdrage leveren aan ons huidig theologisch denken. Het boeiende (en tegelijk kwetsbare) van het werkje is dat het ook lijnen trekt naar huidige politieke en sociale vraagstukken. Of men het op alle fronten met de auteur eens moet zijn, is een tweede. Verwonderlijk is wel dat hij in zijn ontzaglijk uitvoerig notenapparaat nergens het boek van T. BomanGa naar voetnoot22 vermeldt. Panc Beentjes | |||||
Huisarts nieuwe stijlBij het ter perse gaan van deze aflevering vestigde de auteur de aandacht van de geinteresseerde lezer op de volgende recente artikelen:
|
|