voedsel en andere hulpbronnen voor een groeiende wereldbevolking.
De door Wilkinson geponeerde theorie is vooral gebaseerd op recente observaties bij de ontwikkeling van kleine primitieve culturen naar een urbaan-industriële samenleving. Maar is dit werkelijk een universeel patroon? In China, de best bekende van de grote culturen, is de door Wilkinson beschreven ontwikkeling in ieder geval niet opgetreden. Toen de culturele geboortebeperkingstechnieken te kort schoten, of om de een of andere reden niet meer werden gebruikt en de bevolkingsdruk dus te groot werd voor de beschikbare bronnen, vond daar geen overgang plaats naar een nieuwe samenleving met nieuwe bestaansmiddelen. In plaats daarvan werd het surplus van de bevolking afgevoerd door het riool des doods, een mogelijkheid die in Wilkinsons theorie onvoldoende naar voren komt. In China kwam pas verandering in deze situatie na de communistische machtsovername.
Bezien we de oorzaken waaraan de andere primaire agrarische beschavingen ten gronde gingen, dan ontstaat een soortgelijk beeld. Alle werden ze in hun nadagen overwonnen door een volk met een andere ideologie en een gedeeltelijk andere technologie. In de Oude Wereld waren dit de nieuwe beschavingen van de IJzertijd, in de Nieuwe Wereld de Spanjaarden. Het lijkt er daarom op dat in werkelijk grote en stabiele samenlevingen de interne krachten zo sterk zijn dat de bevolkingsdruk alléén geen voldoende voorwaarde is voor de overgang naar een nieuwe maatschappijvorm. De door Wilkinson geconstateerde ontwikkeling zal zich alleen voordoen indien er een krachtige externe oorzaak aanwezig is en de voorbeelden van de nieuwe samenleving reeds elders gedeeltelijk bestaan. Dergelijke nieuwe voorbeelden zullen worden gevonden in de andere, meestal jongere culturen die nog geen starre patronen hebben ontwikkeld en zich bevinden in een milieu dat zijn ecologische grenzen nog niet heeft bereikt. Het is mogelijk, en zelfs waarschijnlijk, dat een dergelijke jonge voorbeeldcultuur in andere opzichten als minder beschaafd zal worden beschouwd dan de cultuur die zij verdringt.
Samenvattend kan men stellen dat indien een samenleving zijn ecologische grenzen nadert en de beschouwde hulpbronnen uitgeput raken, er zich verschillende mogelijkheden voordoen. Het bestaande sociale patroon kan worden doorbroken: dit zal dan resulteren in een snelle economische ontwikkeling tijdens een instabiele periode (Wilkinson). Maar het is evenzeer mogelijk dat het bestaande sociale en politieke krachtenveld te sterk is: de ecologische hulpbronnen blijven dan onvoldoende en een gedeelte van de bevolking zal worden uitgesloten van het verdere produktieproces. In China resulteerde dit in een klasse van overbodige personen, voorbestemd tot een vroegtijdige dood.
Men zou kunnen zeggen dat deze twee mogelijkheden in essentie de twee extreme standpunten vormen in de huidige discussie over de rapporten van