Streven. Jaargang 29
(1975-1976)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 973]
| |
Mislukte vredespogingen in het Midden-OostenGa naar voetnoot1
| |
[pagina 974]
| |
engagement betreffende het Midden-Oosten worden beschouwd. President Sadats bezoek in oktober 1975 aan de Verenigde Staten was de bekroning van de sedert de oktoberoorlog ontwikkelde hartelijke betrekkingen tussen de twee landen. Verder moest het het bewijs leveren dat Sadat gelijk had de Amerikaanse kaart te spelen in zijn pogingen om tot vrede te komen in het Midden-Oosten. Maar het was de vraag of de Amerikanen veel voor hem konden doen. Een eerste aspect in de Amerikaans-Egyptische betrekkingen was de economische samenwerking, waarvan Sadat hoopte dat zij Egypte uit de misère zal halen. Tot dan toe was die samenwerking vrij teleurstellend geweest. De Amerikanen hielden zich aan het concept dat Egypte projecten voorstelde, die werden uitgevoerd met Amerikaanse technologie en geld van de Arabische olielanden. Maar dat geld was er in veel mindere mate gekomen dan gedacht werd. President Ford werd dus door Sadat verzocht dollars op tafel te leggen. De grootste knelpunten lagen echter op het gebied van de politieke samenwerking. Door de Amerikaanse kaart te spelen had Sadat in september 1975 voor de tweede keer een Israëlische terugtrekking in de Sinaï verkregen. De prijs die hij voor dat tweede interimakkoord moest betalen, hield in dat hij in feite de strijd tegen Israël staakte. Om te bewijzen dat dit niet het geval was, had Sadat behoefte aan een expliciete Amerikaanse verklaring dat er ook op de Golanhoogvlakte een verdere Israëlische evacuatie moest komen en wel binnen afzienbare tijd. Er waren twee belangrijke redenen waarom het vredesproces dat na de oktoberoorlog door minister Kissinger op gang gebracht was, op de een of andere manier moest worden gecontinueerd. Ten eerste: president Sadat moest uit het gevaarlijke diplomatieke isolement worden bevrijd waarin het tweede Sinaï-akkoord hem had gebracht, en ten tweede moest er een sfeer worden geschapen die de Syrische president Assad de mogelijkheid bood in te stemmen met een verlenging op 30 november 1975 van het mandaat voor het waarnemerskorps van de Verenigde Naties op de Golanhoogvlakte. En dat betekende dat als de vredesdynamiek niet zelf in stand kon worden gehouden, dan toch in ieder geval een schijn van diplomatieke bedrijvigheid moest worden opgeroepen. Dat de Geneefse vredesconferentie voor dat doel niet bruikbaar was, bleek maar al te duidelijk uit de totaal verschillende standpunten die de bij het Arabisch-Israëlische conflict betrokken partijen innamen over het weer bijeenkomen van die conferentie. Zo stelde Israël dat het overleg hervat moest worden met deelneming van uitsluitend de oorspronkelijke partners, dus inclusief Syrië, dat tijdens de eerste Geneefse ronde in december 1973 verstek liet gaan, maar zonder de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie. De Sovjet-Unie daarentegen, die samen met de Verenigde Staten voorzitter is van de Geneefse vredesconferentie, stond op het standpunt dat de confe- | |
[pagina 975]
| |
rentie, na grondige voorbereiding, hervat moest worden met deelneming van de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie. De Amerikanen steunden weliswaar het Palestijnse standpunt, maar wilden de kwestie van een Palestijnse deelneming aan een toekomstig vredesoverleg nog bespreken. Dit voorstel werd door de Sovjet-Unie verworpen. De weg naar Genève was dus geblokkeerd en er was ook weinig ruimte voor een nieuwe fase in Kissingers stap-voor-stap-diplomatie. Egypte had zich namelijk met het tweede Sinaï-akkoord de beschuldiging van Syrië, Jordanië en de Palestijnse Bevrijdingsorganisaties op de hals gehaald dat het deze Arabische broeders in de steek had gelaten, en wilde daarom geen onderhandelingen over een derde interimregeling met de Verenigde Staten en Israël aanknopen. Syrië had te kennen gegeven dat het alleen dan over een tweede Golanakkoord wilde onderhandelen wanneer tegelijkertijd onderhandelingen op het Palestijnse front zouden worden geopend. Jordanië was ogenschijnlijk als onderhandelingspartner afgevallen sinds de Arabische topconferentie van Rabat in oktober 1974 bepaalde dat de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie, en niet koning Hoessein, de enige vertegenwoordiger is van de Palestijnen op de westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook. Niettemin zag Kissinger kans alsnog een mogelijke opening uit deze impasse te toveren. Het is namelijk wel zeker dat hij het brein was achter een Israëlisch voorstel van afgelopen februari om zowel met Syrië als met Jordanië de mogelijkheden te verkennen om te komen tot akkoorden voor een beëindiging van de oorlogstoestand, in ruil voor een Israëlische gebiedsafstand op drie fronten. Een van de opvallende aspecten van dit voorstel was dat het Jordanië, ondanks de uitspraak van de Arabische topconferentie in Rabat, nadrukkelijk in het onderhandelingsproces betrekt. Dit plan voor simultaanoverleg was een van de belangrijkste gesprekspunten tussen minister Kissinger en koning Hoessein tijdens diens bezoek in maart jl. aan Washington. Hoessein kon daarbij niet alleen zijn eigen visie geven, maar ook die van president Assad, met wie hij - als reactie op het tweede Sinaï-akkoord - een samenwerking op politiek, economisch en militair gebied was begonnen. | |
Het blijft balancerenHet hernieuwe uitbreken van de vijandelijkheden in Libanon doet afbreuk aan de pretentie van Syrië de Arabische wereld te overheersen. Zoals president Sadat heeft bemerkt, is Egypte thans weer in staat zijn aanspraken op het leiderschap in de Arabische wereld te onderstrepen. En dit betekent weer dat de Verenigde Staten een redelijk programma tot economische en militaire hulpverlening aan Cairo kunnen ontwerpen. President Assad behaalde een reeks successen na de sluiting van de tweede | |
[pagina 976]
| |
Sinaï-overeenkomst van vorig jaar. Hij bezocht de Sovjet-Unie en verkreeg een overvloedige aanvulling van Syriës militaire voorraden. Een tweede succes was de overeenkomst met Jordanië, een derde de instemming van de Veiligheidsraad met een debat over de Palestijnse kwestie in aanwezigheid van vertegenwoordigers van het Palestijnse Bevrijdingsfront. En ten slotte dwong Syrië in februari in Libanon een compromis tussen de christenen en de moslims af. Medio maart brak in Libanon echter een muiterij uit tegen Syrië's proconsulaire rol. Zij werd geleid door linkse moslims in het Libanese leger en kreeg de steun van het door Irak en Libië gesteunde Palestijnse Verwerpingsfront. Dit toont aan dat Syrië in Libanon of elders in de Aziatische wereld niet sterk genoeg is om zijn politieke winsten te consolideren. In de Verenigde Staten trok de toespraak van president Sadat op 15 maart jl. vooral de aandacht vanwege de verdere verbreking van de militaire banden met de Sovjet-Unie. Maar het meest belangrijke thema was een bevestiging van Egyptes leiderschap tegen de Syrische uitdaging. Sadat ontkende namelijk de juistheid van de Syrische opvatting dat Egypte geïsoleerd zou zijn. En zelfs het besluit tot verbreking van de resterende banden met de Sovjet-Unie was een aanval op Syrië: de Russen zouden Assad in de oktoberoorlog in de steek gelaten hebben en thans voornemens zijn een alliantie te sluiten met Syriës oude rivaal Irak. Dit alles betekent niet dat het oude evenwicht in het Midden-Oosten hersteld is. Libanon zou, ondanks een tweede compromis afgelopen april tussen de christenen en de moslims, kunnen exploderen op een manier die een oorlog tussen Syrië en Israël zou kunnen ontketenen. Het is belangrijk voor Washington, volgens Joseph Kraft, om aan beide landen zijn goede diensten aan te bieden, teneinde de ergste gevaren te bezweren. Maar het lijkt duidelijk dat Egypte niet geïsoleerd is. Er lijkt geen gevaar te bestaan dat Sadat voorbijgestreefd zal worden door Syrië of een andere radicale kracht ten detrimente van de Amerikaanse belangen. Het netelige probleem voor de Verenigde Staten is hoe Sadat te helpen bij zijn binnenlandse problemen. Dit betekent allereerst economische hulpverlening; het militaire hulpprogramma dat president Ford thans verdedigt, heeft absoluut geen zin. Het enige doel is verschaffing van luxe-artikelen aan het Egyptische leger, aangezien Amerika elke Israëlische aanval op Egypte kan verhinderen. De meeste binnenlandse moeilijkheden van president Sadat vloeien echter voort uit het Egyptische onbehagen over de weelde waarmee hij en zoveel andere officieren zich omringen, aldus Joseph Kraft. De opzegging door president Sadat van het vriendschapsverdrag met de Sovjet-Unie bevestigt slechts een bestaand feit, maar dat Sadat dit officieel wilde vaststellen, is van betekenis: tussen Cairo en Moskou bestaan namelijk nu geen compromissen meer als dekmantel van meningsverschillen. | |
[pagina 977]
| |
Ommekeer in bondgenootschappenVoor de ingrijpende breuk met het Kremlin kunnen vier redenen gegeven worden: a) de slechte relatie met de Sovjet-Unie; b) de wens om zo nauw mogelijk met de Verenigde Staten samen te werken; c) de inter-Arabische politiek, waarin Saoedi-Arabië een steeds belangrijker rol speelt; en d) de Egyptische binnenlandse politiek, met name het ombuigen van Nassers economisch beleid. Moskou heeft geweigerd de schuldenregeling te verzachten, iets waartoe vrijwel alle crediteuren van Egypte noodgedwongen bereid zijn geweest. Slechts door het periodiek opschuiven van oude schulden kan Egypte verder bestaan. De Kremlinleiders zetten Egypte ter zake onder druk door de levering van reserveonderdelen te stagneren. Maar ook is te zien dat Sadat de samenwerking met Amerika wil verstevigen, ook met betrekking tot wapenleveranties. Een bezoek van de Amerikaanse minister van Financiën, Simon, in maart jl. aan Cairo was aan de breuk met Moskou voorafgegaan, al was die breuk vermoedelijk al eerder gepland. Deze breuk immers versterkt de aanspraak op Amerikaanse hulp, ook met betrekking tot de ontruiming van de door Israël bezette gebieden. Wat Saoedi-Arabië betreft, dit staat er als steeds op dat de staten aan de Perzische Golf geen relaties met Moskou onderhouden. Sadat heeft deze landen nodig voor de financiering van zijn economische plannen. Particulier kapitaal uit die olielanden heeft Egypte tot voor kort vrijwel steeds slechts in de vorm van toerisme en aankoop van onroerend goed bereikt. Een ‘Marshall Plan’ met staatshulp van olielanden is door Sadat afgelopen februari tijdens zijn bezoek aan Riad aan de orde gesteld. Damascus heeft verklaard dat Syrië in staat van oorlog met Israël verkeert, daartoe een duur leger op oorlogssterkte handhaaft, weshalve het geld van de olielanden eerder naar Syrië dient te vloeien. Een voor Sadat niet ongevaarlijke argumentatie, die hij nu ontkracht door de breuk met de Sovjet-Unie, terwijl Syrië nog steeds nauw met de Russen samenwerkt. Met zijn aanvaarding van de Amerikaanse Midden-Oostenpolitiek die is gericht op een uiteindelijke verzoening tussen Egypte en Israël, en met zijn definitieve breuk met de Sovjet-Unie heeft Sadat grote politieke risico's genomen. Bovendien verdient president Sadat als een van de meest gematigde Arabische leiders alle steun om zijn beleid, gericht op een rechtvaardige vrede in het Midden-Oosten, te kunnen voortzetten. Het is daarom te hopen dat, na de Amerikanen, nu ook de Israëliërs alsnog zullen tonen dat zij beseffen dat een dergelijke steun uiteindelijk ook in hun belang is. |
|