Streven. Jaargang 29
(1975-1976)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 816]
| |
Juan Rulfo, of de wrok om de vader
| |
[pagina 817]
| |
leur locale’. Vernieuwen is moeilijk. Dat merkt men aan de laatste romans van Márquez en van Vargas Llosa, die niet met hetzelfde enthousiasme zijn onthaald als de voorgaandeGa naar voetnoot5. Talrijke auteurs hebben de beperkingen van de heimatliteratuur willen vermijden, door hun werk te situeren in een stedelijk kader. Denken we maar aan Cortázar, Sábato, Onetti, Puig. Rulfo echter hangt met al zijn vezels vast aan een dorp in een schroeiend hete, totaal verarmde provincie. Zijn ‘helden’ zijn arme boeren, die gedomineerd worden door meedogenloze grootgrondbezitters. Voorwaar geen origineel vertrekpunt. Hij werd zelf geboren in zo'n klein dorpje in de staat Jalisco, vijfhonderd kilometer westwaarts van Ciudad de México, en wel op 16 mei 1918. In een interview met Luis HarssGa naar voetnoot6 zegt hij dat San Gabriel, het plaatsje waar hij zijn jeugd doorbracht, eertijds een welvarend handelscentrum was. Maar de laatste vijftig jaar heeft de streek niets anders gekend dan verzengende hitte. Doordat alle bossen gerooid zijn heeft ze nu meer weg van een maanlandschap vol kraters. En wie niet emigreert blijft achter uit verbondenheid met de doden... Een paar maanden na zijn geboorte, in volle CristerosopstandGa naar voetnoot7, verliest hij zijn vader. Als hij acht is sterft zijn moeder, en komt hij in een weeshuis terecht. Zijn nochtans talrijke familie ziet niet naar hem om. Het hoeft ons dan ook niet te verwonderen dat de verhouding tot de vaderfiguur en tot de substituten ervan een grondgegeven van zijn werk is. Hij studeert voor boekhouder, verhuist naar Ciudad de México en leidt daar enige tijd een zeer precair bestaan. In 1935 krijgt hij een baantje bij de administratie, waar hij tien jaar blijft. Dan is hij achtereenvolgens verkoper voor een Amerikaans bedrijf, lid van een staatscommissie, scenarioschrijver voor commerciële films, televisiemedewerker, en tenslotte in 1962 medewerker aan het Instituto Indigenista, een organisme dat de integratie van de nog overblijvende Indiaanse gemeenschappen in de Mexicaanse samenleving wil bevorderen. In 1942 publiceert hij zijn eerste novelle. Een verzamelbundel verschijnt in 1953, onder de titel El llano en llamas.Ga naar voetnoot8 In 1955 beëindigt hij zijn | |
[pagina 818]
| |
[pagina 819]
| |
vooralsnog enige roman, Pedro Páramo.Ga naar voetnoot9 Sindsdien werkt hij aan een tweede, die La cordillera moet heten, maar hij kan er niet toe besluiten hem te publiceren. Zijn werk heeft hem niet de welstand gebracht, waarin zijn tien jaar jongere collega Márquez zich vermeit. Dat is ook te wijten aan zijn zorgeloos omspringen met contracten. Er zijn wél talrijke studies aan zijn werk gewijd, maar geen enkele heeft ooit een reactie zijnerzijds uitgelokt. Hij is daarvoor te schuchter. En toch heeft zijn werk een zeggingskracht, welke die van Márquez ver overtreft. Men begint in te zien dat deze laatste eigenlijk geen vernieuwer is, zoals Haroldo Conti, een Argentijns romancier, in een recent interview heeft gezegdGa naar voetnoot10. De wereldvreemde Rulfo is dat wel. Hij heeft zijn literair handwerk bedreven met een luciditeit, die hem, boven alle getheoretiseer uit, heeft gedreven tot de uiterste grenzen van zijn schrijverschap.
Wat Rulfo zo apart maakt is dat hij, binnen een totaal en gewild regionalisme, mensen ten tonele voert die in hun eenvoud een universele dimensie hebben. Ze zijn allemaal geestelijk ontworteld en zoeken koortsachtig naar de grond van hun existentie. Deze ‘queste’ neemt bij deze auteur - die zijn eigen vader nooit heeft gekend - de vorm aan van een ontdekking van de vader. Wat de zonen vinden doet echter de grond onder hun voeten wegzinken. Het ideale beeld dat ze van hem hadden stort in elkaar. Hun ontgoocheling slaat om in haat. Ze worden vadermoordenaars, maar beseffen nauwelijks dat óók de hoop, die hun vader in zijn zonen gesteld had, beschaamd wordt, zodat ook de vader geen reden meer heeft om voort te leven. De zonen zullen dus op hun beurt moeten boeten, omdat het leven nu eenmaal zo is dat een illusie nooit werkelijkheid kan worden. Het is een páramo, een woest en onherbergzaam oord. Als je eenmaal de fatale geste gedaan hebt, geraak je in de infernale kring van schuld en boete. Maar dat weet je pas als het te laat is. Je voelt dan een existentiële bitterheid: wrok. Dat is het schrijnende bewustzijn dat het lot je bedrogen heeft, dat die van hierboven een spelletje met je gespeeld hebben, wetens en willens. Dan blijft de naakte existentie over, waarin je zonder illusie verder moet gaan. Maar dat kan een mens niet. Op datzelfde ogenblik sterft hij, feitelijk of symbolisch. In zijn boek Het Labyrint der EenzaamheidGa naar voetnoot11 zegt Octavio Paz ergens | |
[pagina 820]
| |
dat de Mexicanen ongeneeslijk eenzaam zijn. Zij hebben geen wortels meer, de Spanjaarden hebben die afgesneden. Zij zijn bastaarden, vruchten van het verraad van een hunner, dona Malinche, de Indiaanse maîtresse van Hernán Cortés. Hun precolombiaans verleden is voor hen ongrijpbaar geworden, terwijl de hun opgedrongen koloniale cultuur onleefbaar is. Zij kunnen niet kiezen tussen de illusie en de onwaarachtigheid, en moeten dus dona Malinche - de Mexicaanse Eva - wel verstoten. ‘Daardoor verbreekt de Mexicaan zijn banden met het verleden, verloochent hij zijn afkomst en dringt hij in eenzaamheid het historische leven binnen.’Ga naar voetnoot12 Dat is dan, volgens Paz, de gelegenheid bij uitstek om een leven op te bouwen dat universele waarde heeft. Maar hoe bewust de Mexicaan zijn toekomst ook opeist, Paz geeft toe dat de wrok om het verleden zijn bestaan blijft vergallen. Ook in Cien anos de soledad staat de eenzaamheid centraal. Márquez zegt ergensGa naar voetnoot13 dat ‘soledad’ de afwezigheid van ‘solidaridad’ is. Daardoor geeft hij aan het eerste begrip een enigszins politieke, en alleszins geseculariseerde interpretatie. De eenzaamheid van Rulfo's personages is veel tragischer. Zij is het produkt van het leven zelf, van een soort onbewuste oerschuld, van de valstrik van het bestaan. El llano en llamas staat vol huiveringwekkende variaties op dit stramien. Wij hopen dit aan te tonen bij het verschijnen van de Nederlandse vertaling. De roman begint als een variante op de Mexicaanse legende van de jongen die op zoek gaat naar zijn vader. Hij heeft zijn moeder op haar doodsbed beloofd terug te gaan naar Comala, zijn geboortedorp, waarover zij zo gloedvol kon vertellen. Hij moet zijn vader rekenschap vragen, omdat hij jarenlang niet naar vrouw en zoon heeft omgezienGa naar voetnoot14. Hij vergeet zijn belofte, totdat hij, naar de woorden van Rulfo, korte tijd voor zijn terugkeer, ‘begon vervuld te geraken van dromen en zijn illusies de vrije teugel liet. En zo is zich een wereld gaan vormen rondom de hoop welke die meneer was, die Pedro Páramo heette, de man van mijn moeder’. (p. 5) De illusie zal een valstrik blijken te zijn, en de verwachtingen van Juan Preciado zullen beschaamd worden. Als het fundament van zijn wereld, de hoop, geconfronteerd zal worden met de feiten, volgt een totale ontluistering. Zijn vader is een schoft, een moordenaar, een tiran, een uitbuiter, een man die totaal gespeend is van scrupules. Juan zelf is de vrucht van een cynisch aangegaan huwelijk dat alleen maar tot doel had de hacienda uit te breiden. Een van zijn vaders talrijke onwettige zonen (‘We zijn allemaal kinderen van Pedro Páramo’), Abundio, een arme ezeldrij- | |
[pagina 821]
| |
ver, kan van hem zelfs geen aalmoes loskrijgen om zijn vrouw behoorlijk te begraven. Abundio vermoordt zijn vader... We zijn gevaarlijk dicht bij de stereotiepe pathetiek van veel Zuidamerikaanse romans. Maar naarmate Juan verder doordringt in het verleden, ontdekt hij dat zijn vader zeer jong reeds twee dodelijke wonden heeft gekregen. De eerste is de gewelddadige dood van zijn vader, die hij later bloedig zal wreken. De moord op don Lucas Páramo is ook een symbool voor de teleurstelling die de jonge Pedro voor zijn vader betekent. De tweede zal nog veel dieper zijn ganse wezen overwoekeren: het is de herinnering aan Susana San Juan, die hij als klein meisje heeft leren kennen, ‘toen Comala nog groen was’, en die hij pas jaren later opnieuw in handen krijgt. Ondertussen heeft hij alle mogelijke misdaden begaan, inbegrepen de moord op Susana's vader en (zo doet Rulfo ons vermoeden) die op haar man! Wat Pedro niet weet, en ook nooit zal vermoeden, is dat haar man in het meisje een onverzadigbare, haast kosmische sensualiteit heeft doen ontwaken. Na zijn dood sluit Susana zich op in een voor Pedro ondoordringbaar autisme. Tot aan zijn dood zal deze zitten uitkijken over de weg waarlangs ze haar naar het kerkhof gebracht hebben, terwijl hij in gedachten teruggaat naar hun jeugd, en eindeloze monologen met haar | |
[pagina 822]
| |
voert. Hij zit er nog als Abundio opdaagt. Deze is in zulke uiterste armoede geraakt, omdat Pedro Páramo door zijn ‘zieletwisten’ (pleitos de alma) zijn rol als cacique, d.w.z. dorpspotentaat, spil van het economische leven, niet meer speelt. Comala loopt leeg. Het wordt zoals Pedro zelf: een schimmenrijk. Alleen herinneringen blijven over. Zij leiden een eigen bestaan, ze zijn ‘tegen de wanden gesmeerd’, zoals de doodskreet van een van Pedro's slachtoffers. Men hoort ze, ze spreken met mekaar. Ze verschijnen aan Juan, om dan weer op onverklaarbare manier te verdwijnen. Aanvankelijk lijkt het allemaal wat wanordelijk. Ze zijn immers niet meer aan tijd en ruimte gebonden. Maar allengs ontstaan symmetrieën, parallellen, contrasten, nuances, echo-effecten. In een contrapuntisch weefsel leggen zij onvermoede dimensies van de werkelijkheid bloot. Ongeveer in het midden van de roman geven we er ons rekenschap van dat al wat tot dan toe gezegd is uit de mond van een dode komt. Een soort ‘histoires d'outre-tombe’ dus. Maar het verbaast de lezer eigenlijk niet. ‘De stemmen hebben mij gedood’, zegt Juan. Hij kon niet blijven leven met de wetenschap dat alles tot de wortels toe gecorrumpeerd is. De illusie is noodzakelijk om door te gaan. Maar leven betekent: de schijn doorbreken. De contradictie kan alleen maar worden overbrugd in een soort (literair) voorgeborchte, waarin alles ireëel lijkt en toch in een verhevigde werkelijkheid gevat. Hoe meer Juan Preciado deze leert kennen, hoe minder van hem gesproken wordt. Zijn persoonlijkheid, die een tijdelijke eenheid had gevonden in en door de illusie, (ver-)wordt tot een samenstel van herinneringsfragmenten. Hij gaat totaal op in zijn (voor-)geschiedenis. De roman eindigt in de derde persoon, met de beschrijving van de dood van Pedro Páramo, ‘afbrokkelend als een hoop stenen’, symbool van de in en tegen zichzelf verdeelde mens.
Rulfo heeft de structuur van zijn werk geraffineerd aangepast aan de hierboven geschetste problematiek. Het is verdeeld in 68 paragrafen van ongelijke lengteGa naar voetnoot15. Zij volgen elkaar op met een logica die niet bij de allereerste lezing te vatten is. De lezer moet vaak op zijn stappen terugkeren, en kan daardoor zef verbanden leggen, perspectieven ontdekken en conclusies trekkenGa naar voetnoot16. Zo bereikt de schrijver een maximum aan effect | |
[pagina 823]
| |
met een minimum aan middelen. Om de lezer niet te doen verdwalen moet het rulfiaanse proza wel een echt precisiemechanisme zijn. Er is, geloof ik, geen Latijns-Amerikaanse schrijver die zich zo scherp bewust is van de resonanties die elk woord heeft binnen het geheel van zijn werk. Ik vind het daarom jammer dat de vertaler, naar mijn oordeel, wel eens wat te vrij met de tekst is omgesprongen, o.a. waar het belangrijke sleutelwoorden als ‘ilusión’ en ‘esperanza’ betreft. In de hierboven reeds aangehaalde paragraaf (p. 5) waarin Juan vertelt waarom hij naar Comala is gekomen (op zoek naar zijn vader), zegt hij o.a. dat ‘ik aan mijn illusies de vrije teugel liet’ (a darle vuelo a las ilusiones); wat hier vertaald werd ‘aan mijn fantasie de vrije teugel liet’. Dezelfde paragraaf concludeert dat ‘zich aldus voor mij een wereld begon te vormen rondom de hoop, welke die meneer was, die Pedro Páramo heette, de man van mijn moeder’ (Y de este modo se me fue formando un mundo alrededor de la esperanza que era aquel senor llamado Pedro Páramo, el marido de mi madre). De vertaler heeft hier wel het woord ‘hoop’ (esperanza) behouden, maar geeft het niet de centrale plaats die Rulfo het toekent: ‘Zo begon zich een wereld van hoop te kristalliseren rond de figuur van de man die Pedro Páramo heette, de man van mijn moeder’. Indien ik hier wijs op het belang van het woord ‘illusie’ en op zijn verband met de ‘hoop’, dan is het omdat het hier gaat om een kerngedachte van het hele werk. Zij keert ook steevast terug in El llano en llamas. De basis van Rulfo's wereldvisie is een genadeloos pessimisme, dat des te schrijnender is omdat het totaal ontdaan is van alle retoriek. Een perfecte illustratie hiervan is het wedervaren van Dorotea de Magere. Zij heeft twee dromen gehad, een ‘gezegende’ en een ‘vervloekte’. De eerste ‘deed haar dromen’(!) dat ze een kind had gehad. ‘En zo lang ik leefde, heb ik geen moment opgehouden te geloven dat het waar was, omdat ik het in mijn armen gevoeld heb, zo teer, met een mond en ogen en handen; lange tijd heb ik in mijn vingers de indruk gevoeld van zijn gesloten oogjes en het kloppen van zijn hart. Hoe zou ik niet geloofd hebben dat het waar was?’ Maar in een tweede droom maakt een hemelbewoner haar brutaal duidelijk dat zij geen kind kán gehad hebben. ‘Illusies worden duur betaald’ zegt ze. ‘Aan mij hebben zij gekost dat ik langer heb moeten leven dan nodig was. Daarmee heb ik de schuld betaald voor het vinden van mijn kind, dat om zo te zeggen alleen maar een illusie meer is geweest, want ik heb nooit een kind gehad.’ Tijdens haar leven gaat Dorotea door voor gek, wat haar niet belet kwaad te doen. Door haar inlichtingen kan Miguel, een andere zoon van Pedro Páramo, de meisjes van het dorp onverhoeds aanvallen en verkrachten. Zo randt hij o.m. het nichtje van de pastoor aan, nadat hij eerst haar vader heeft vermoord. Als Dorotea dat komt biechten, zegt Pater Rentería dat hij haar vergeeft, in naam van God, maar dat ze nooit | |
[pagina 824]
| |
in de hemel zal komen. Zij aanvaardt haar lot ‘maar hij had het mij niet mogen zeggen.’ Want nu heeft zij geen hoop meer, en ‘zonder hoop is het beter niet geboren te zijn’ (p. 84). Ik zei reeds dat de vertaling wat te weinig direct is uitgevallen. De beelden die Rulfo gebruikt worden vaak afgezwakt door er ‘als het ware, bijna, haast’ voor te zetten. Anderzijds worden de voor zijn proza zo typische herhalingen van woorden of zinsfragmenten meestal niet gerespecteerd. Er wordt naar mijn smaak soms wat onnauwkeurig geparafraseerd. Een enkel voorbeeld moge dit duidelijk maken. In een adembenemend raccourci zegt Rulfo: ‘La muerte de su padre que arrastró otras muertes. Y otro y otro más, hasta que la había borrado del recuerdo cuando ya no hubo nadie que se la recordara.’ Dat Pedro Páramo zich overgegeven heeft aan een orgie van wraakmoorden, blijkt alleen uit ‘hasta que la había borrado del recuerdo...’: ‘tot hij het beeld (van zijn vermoorde vader) uit zijn geheugen gewist had, toen er niemand meer over was die hem eraan kon doen denken’. In de vertaling komt de actieve rol van Pedro Páramo niet zo aan bod: ‘En dan kwamen er meer herinneringen, steeds meer, tot zij tenslotte in zijn geest het beeld van de moord onder hun aantal bedolven hadden, en toen was er niemand meer om hem eraan te herinneren.’ (p. 86). Het meesterschap van Rulfo lijkt mij hierin gelegen, dat hij al deze spanningen situeert in de psyche van een man, wiens gedachten- en gevoelswereld niet zo erg ver verwijderd is van die van de boeren die hem omringen. Zijn gedachten zijn zoals zijn (en hun) levensstijl: direct, hoekig, stroef... Rulfo heeft zich zodanig met zijn personages vereenzelvigd, dat de lezer soms de indruk krijgt dat hij direct toegang heeft tot het zieleleven van die knorrige, norse campesinos. Het komt mij voor dat de vertaler wat te weinig oog heeft gehad voor dit nochtans essentiële aspect van Rulfo's schrijverschap. Zijn manier van schrijven tracht het abrupte, het syncopische van hun denkprocessen weer te geven: de vertaling legt mij te veel de articulaties ervan bloot, maakt er een te discursief gebeuren van. Ik denk dat de vertaler dit heeft gedaan om vele inderdaad ‘moeilijke’ en gebalde passages wat toegankelijker te maken voor de doorsnee-lezer, die hem voor die inspanning wellicht dankbaar zal zijn. Maar wie Mexico en zijn plattelandsbewoners gezien heeft door de ogen van het grandioze proza van de man uit Jalisco, moet bekennen dat dit beeld de Nederlandse lezer gedeeltelijk onthouden blijft. Romanstructuur en literaire stijl zijn hier onafscheidelijk verbonden met de inhoud van het werk, in een mate die men wellicht bij geen enkele auteur uit Zuid-Amerika aantreft. Rulfo is geen politiek geëngageerd schrijver. Hij ondertekent geen manifesten, stuurt geen telegrammen naar Pinochet en zetelt niet in ‘tribunalen’. In zijn werk ligt echter een ondertoon van diep mededogen voor de bedrogen mens. Hij is niet zo kil als García Márquez. Zijn werk is ook niet zo toegankelijk als dat van zijn succesvollere Colombiaanse bewonderaar. Maar | |
[pagina 825]
| |
wij geloven dat zijn twee korte boeken van blijvender waarde zullen zijn. Wie tot de kern van de Zuidamerikaanse realiteit wil doordringen mag niet nalaten ze ter hand te nemen. Ze lonen écht de moeite.Ga naar voetnoot17 |
|