de Duitsers vlak voor de landing van de geallieerden, in de eerste drie verhalen komen veel gegevens voor over het verzet. Langzamerhand organiseren de jongens die aanvankelijk individueel, later in grote hoeveelheden, ontkomen aan de wurggreep van de Duitse overheersing, in de bergen en in de ontoegankelijke bossen, het verzetsleger.
In Lyon is typisch de functie die de boîte aux lettres heeft, speciaal in het gedeelte van de stad waarin men, eenmaal verdwenen in de ‘traboules’ verder niet meer kan worden opgespoord. De dagelijkse communicatie van het verzet - wachtwoorden, arrestaties, berichten over sabotagedaden, verklikkers, clandestiene literatuur - loopt via de brievenbussen. De ‘traboules’ zijn gangetjes, tunneltjes, soms met zes zeven uitgangen, doorgangen die via trappen en binnenplaatsen toegang geven tot andere straten. Het fijne netwerk van ‘traboules’ strekt zich uit onder de huizen, ingewikkeld als een systeem van riolen en vrijwel net zo stinkend.
Consciëntieus als ze is, geeft juist Elsa Triolet een nauwkeurig beeld van de dagelijkse situatie. Over de honger, de saccharine, de cacaodoppenthee, de lege etalages, de zwarthandelprijzen. Iedere nacht rijden de goederentreinen naar Duitsland met de voorraden uit de bezette gebieden. Er is schaarste aan allerlei grondstoffen, er is geen zeep, geen vet, geen boenwas, een gebroken ruit kan niet worden vervangen, de mensen lopen op houten zolen, voor de winkels staan lange files.
Soortgelijke details worden eveneens vermeld door de andere auteurs, door de een wat minutieuzer, door de ander wat minder gespecialiseerd. Ook Renée Massip geeft vrij veel praktische details. Merkwaardig voor niet- Fransen blijft die merkwaardige situatie van het begin, toen men blijkbaar zij het met een pasje, nog terug kon van het zuiden naar Parijs. Velen die in het begin met de wilde uittocht naar het Zuiden zijn meegegaan, komen later weer in de hoofdstad terug. Bij Christine de Rivoyre is het moeilijk, over de demarcatielijn heen te komen. Het lukt het meisje Nina clandestien, en zo heeft ze de gelegenheid haar vriend terug te zien die, op weg naar Spanje, in het onbezette Zuiden is blijven steken.
Wat opvalt bij Renée Massip is ook dat de krijgsgevangenen de hele oorlog door hebben kunnen blijven corresponderen met hun vrouw of hun familie, en pakjes hebben kunnen sturen. Een van de dingen die deze schrijfster naar aanleiding van deze correspondentie te berde brengt, is de vervreemding die noodzakelijkerwijs optreedt wanneer je jarenlang zo ver bij elkaar vandaan bent, maar vooral wanneer je niet open kunt schrijven wat je voelt en denkt en je toevlucht moet nemen tot een soort geheimtaal. Naast de beschrijving van de ontberingen is uiteraard een veel voorkomend gegeven in al deze romans de houding van de bezetter. Wordt er een felle strijd gevoerd door middel van aanslagen en sabotagedaden tegen het heersende regiem, de individuele Duitser is niet altijd een ellendeling. In de roman Le petit Matin komen de conflictsituaties aan de orde die daar-