| |
| |
| |
Politiek overzicht
januari
● Internationale politiek
De Europese Gemeenschap
De Belgische premier Tindemans heeft in een persoonlijk door hemzelf geschreven rapport zijn visie neergelegd over de toekomstige ontwikkeling van de Europese Gemeenschap.
Zijn voorstellen beogen in de eerste plaats een versterking van de positie van het Europese Parlement, dat, wanneer het eenmaal door rechtstreekse verkiezingen is samengesteld - hoe, daar zijn vooral de socialistische partijen in Europa het nog lang niet over eens - het recht van initiatief moet krijgen, dat tot dusverre was voorbehouden aan de Europese Commissie. Op dit punt heeft de discussie over zijn rapport zich nogal toegespitst. In beginsel mag het, zo menen enkelen, wel juist zijn het Europese Parlement dezelfde rechten te geven als de parlementen der afzonderlijke landen, maar in feite gaat dit leiden tot een conflict tussen de Europese Commissie en het Parlement. Dat is natuurlijk geen argument tegen Tindemans. Dat de Europese Commissie iets zal moeten afstaan van de macht die zij bezat, omdat de Gemeenschap nog geen echt parlementair systeem kende, is volkomen logisch. Dat zij daartegen in verzet zal komen is begrijpelijke maar daar kan men geen argument tegen Tindemans aan ontlenen.
Een ander voorstel van Tindemans, dat erop neer komt die leden van de Gemeenschap die in staat zijn om vorderingen te maken op de weg naar de algehele eenwording, dat vooral moeten doen, maar dat degenen die daartoe niet of nog niet in staat zijn het vooral moeten laten. Vrijheid blijheid. Daartegen is met name de Britse minister van buitenlandse zaken, Callahan, opgekomen. Zijn vrees is, dat hierdoor de hele Gemeenschap ernstig gevaar loopt helemaal uiteen te vallen.
Het wachten is op het oordeel van de Europese top.
| |
Afrikaanse samenleving
In 1963 hebben de Afrikaanse staten elkaar gevonden in een unie die in Addis Abeba werd opgericht, en aanvankelijk onder presidium stond van de Ethiopische keizer. Thans berust het presidium bij Idi Amin.
Veel heeft deze unie niet tot stand kunnen brengen. Daarvoor steunde de eensgezindheid onder de Afrikaanse staten te zeer op een wankele basis. Over één ding was men het roerend eens: de Portugese koloniën moesten worden bevrijd. Zolang de Portugezen over Angola, Mozambique, Kaap Verde enz. regeerden, vonden de Afrikanen elkaar in gemeenschappelijke afschuw van het Portugese bewind. Daarnaast spraken zij ook wel een paar obligate banvloeken uit over Zuid-Afrika, maar of men op dit punt zo eendrachtig was, daarover bestond twijfel.
Het terugtrekken van de Portugezen uit hun koloniën heeft opeens een heel andere situatie geschapen. Er wordt gevochten in Angola. Gevochten tussen Angolezen onderling, die verdeeld zijn in drie kampen, waarvan er één communistisch is aangeblazen en de beide andere sympathieën koesteren voor de westerse wereld. Achter die strijd staan de grote mogendheden Amerika en Rusland. Maar
| |
| |
ook enkele Afrikaanse staten hebben zich in deze strijd gemengd. En nu opeens blijkt er géén eensgezindheid meer te bestaan. De MPLA schreeuwt moord en brand over de Zuidafrikaanse huurlingen of geregelde troepen, die aan de kant van de zuidelijke UNITA-beweging meevechten, maar die Zuidafrikaanse inmenging heeft niet kunnen bereiken, dat de Afrikaanse staten in hun Unie-vergadering medio januari de zijde van de MPLA kozen. Zij bleken verdeeld en bleven verdeeld. Een meerderheid zat er net niet in. Duidelijk blijkt nu, dat de eensgezindheid die de Afrikaanse staten aan de dag legden tegen het Portugese kolonialisme, tegenover de tweede vijand, Zuid-Afrika, eenvoudig niet bestaat. Een belangrijk aantal Afrikaanse staten voelt voor een dialoog met Vorster meer dan voor strijd tegen hem.
Daar komt nog bij, dat het terugtrekken van de Spanjaarden uit hun Sahara, Afrikaanse staten - Marokko en Algerije - in een onderling conflict heeft gestort, dat het tegen het eind van de maand erop leek alsof deze twee zich in een volledig opgetuigde oorlog tegen elkaar zouden begeven.
De bevrijding van Angola heeft de zorgen van Afrika meer versterkt dan geminderd.
| |
● Nationale politiek
Verenigde Staten van Amerika
De presidentsverkiezing. Weer is een Groot Verkiezingsjaar voor Amerika aangebroken. Verkiezingen hebben daar aan de lopende band plaats; iedere Amerikaanse burger wordt ieder jaar drie, vier maal naar de stembus geroepen, telkens om zo'n tien tot twintig opengevallen plaatsen in het overheidsapparaat op te vullen. Maar een Groot Verkiezingsjaar is dat waarin Amerika zijn president voor een periode van vier jaren kiest.
Het is een moeizaam proces, die verkiezing. Een proces dat heel in het begin van het jaar al in werking treedt - tien maanden voor de eigenlijke verkiezingsdag. Dan beginnen namelijk de ‘voorverkiezingen’ - dat zijn de verkiezingen die in iedere staat afzonderlijk en binnen het kader van iedere partij afzonderlijk plaatsvinden en waarin de afdelingen van de partij degenen aanwijzen die zij in augustus door hun partij als kandidaat op het schild geheven willen zien. Niet in alle staten gebeurt die aanwijzing door middel van verkiezingen; er zijn ook staten waar de voorkeur voor één der beschikbare kandidaten binnenskamers wordt uitgemaakt. Maar dáár waar er verkiezingen aan te pas komen, organiseert iedere staat die op zijn eigen manier. Wie zich daarin wil verdiepen, belandt in een warboel van regelingen, die tot stomme verbazing van de toeziende menigte uiteindelijk toch in de aanwijzing van één kandidaat per partij resulteert.
Die warboel wás al groot toen men in de afzonderlijke staten nog vasthield aan het systeem: de winner krijgt alles. Wie de voorverkiezingen won, kon rekenen op de stem van álle gedelegeerden van de partij uit die éne staat op de grote partijconventie. Dat systeem echter begint nu af te brokkelen. Bevangen door wilde kreten van democratisering zijn ettelijke staten er de laatste tijd toe overgegaan om een soort evenredige vertegenwoordiging in te voeren. Zodanig dus, dat de kandidaten die aan de voorverkiezingen deelnemen en een bepaald minimum-percentage van de stemmen op zich hebben verenigd, naar rato een aantal afgevaardigden op de conventie krijgen toegewezen. Dit betekent, dat de grote blokken - staten als New York en Californië - niet meer zo zwaar de aanwijzing van een kandidaat beïnvloeden, maar aan de andere kant ook, dat het nog weer véél moeilijker wordt om op die conventies een meerderheid te vormen.
De eerste spectaculaire voorverkiezing moet in New Hampshire plaatsvinden. Een klein staatje van in hoofdzaak oerdegelijke farmers, dat tegen enkele grote verstedelijkte staten in het oosten aan ligt. Met geen mogelijkheid valt nog te zeggen hoe de strijd daar zal uitpakken De State-of-the-Unionrede. In de loop van de maand januari heeft president
| |
| |
Ford weer de gebruikelijke State-of-the-Unionrede gehouden, enigszins vergelijkbaar met de Troonrede. Een verslag over de situatie van het land in het verstreken jaar en een poging tot vooruitzien in het nieuwaangebrokene, zulks naar aanleiding van de Federale Begroting, die bij deze gelegenheid aan het Congres wordt aangeboden.
Dat begrip ‘Federale Begroting’ wordt in de Verenigde Staten nog pas sedert betrekkelijk korte tijd gehanteerd. Een Rijksbegroting uit één stuk werd in Europa al lang ieder jaar aan de diverse parlementen voorgelegd toen daar in Amerika nog geen sprake van was. Tot 1913 was het de gewoonte dat ieder Department afzonderlijk zijn begroting indiende bij het Congres en dat het Congres dan maar moest zien hoe het de touwtjes aan elkaar kreeg. Eerst in 1913 kwam er een gesloten geheel als Federale Begroting ter tafel. Maar hoe die begroting de tafel van het Congres weer verliet, kon niemand van te voren zeggen. Ieder lid van het Congres of Senaat had het recht om aan ieder onderdeel van de begroting - zoals trouwens ook aan ieder wetsvoorstel - een soort ‘aanhangsel’ te hechten, waarin geld werd uitgetrokken voor een of ander object dat van bijzondere waarde was voor de kiezers in zijn eigen district. Dat waren natuurlijk allemaal ‘amendementen’ (als men ze zo noemen wil) die alleen ten politieken voordele strekten van één congresman of één senator; zij kregen echter een meerderheid, omdat iedere senator op zijn beurt zo'n ‘rider’ op de begroting of op een wet zetten en ieder dus op zijn beurt de steun van de anderen nodig had. De president kon nóg zo'n mooi sluitende begroting maken, zij kwam altijd vele miljoenen hoger - en soms ook lager - uit de parlementaire behandeling. Er was geen sprake van dat de Amerikaanse president een begrotingsbeleid kon voeren. Het merkwaardige nu van Fords State-of-the-Unionrede is, dat hij - eigenlijk voor het eerst - heeft getracht een dergelijk beleid uit te stippelen. Hij heeft niet alleen een visie gegeven op wat zijns inziens binnenslands in Amerika moet gebeuren voornamelijk ter beteugeling van de inflatie, maar ook aangekondigd dat het Congres zoveel ‘riders’ op de begroting mag plaatsen als
het wil, als het dan tevens maar aangeeft wáár gelijkwaardige bezuinigingen kunnen worden aangebracht. Anders spreekt de president er zijn veto over uit.
| |
China
De 78-jarige premier, de mandarijnen-zoon en oude strijdmakker van Mao Tse Tung, Chou En Lai, is overleden en zijn as is over heel China uitgestrooid. Hij is opgevolgd door zijn vice-premier Teng Hsiao Ping - ook niet zo'n jonkie meer: 72. Enigszins in de trant van de negentiende-eeuwse Amerikaanse presidenten, die allemaal bij hoog en bij laag beweerden, dat zij in een blokhut geboren waren, noemt ook Teng zich maar een heel gewone jongen uit het volk, wat hij niet is. Hij stamt weliswaar niet, zoals Chou uit een mandarijnengeslacht, maar wel uit welgestelde ouders. Ook hij hoort tot de oude strijd- en marsmakkers van Mao. Zijn loopbaan is echter niet, zoals die van Chou, rechtlijnig geweest. Daar zit een knik in. Tot het midden van de zestiger jaren stegen zijn ster en macht. Hij werd een van de topfiguren in de strijd om betere resultaten van de landbouw; hij werd partijsecretaris. Zijn opgang echter voltrok zich langs de ambtelijke ladder. Hij was in feite een bureaucraat. Een van de bureaucraten waar de Culturele Revolutie van de zestiger jaren mee dacht af te rekenen. Teng kwam ten val en zeven jaar lang hoorde men niets meer van hem. Tot hij opeens in 1973 terugkeerde in de kringen van de leiding. Hij werd vice-premier en heeft nu onbetwist de plaats van Chou ingenomen. - Wat betekent dit nu voor het toekomstige beleid van China? Mag men aannemen dat Teng, een van Mao's veteranen en klaarblijkelijk toch een vertrouweling van Chou, het beleid van zijn voorganger klakkeloos zal voortzetten? Daarover zijn in Amerika en in Rusland de speculaties in volle gang. Teng is een heel ander type dan de intellectuele idealist Chou. Ook hij is zeer intelligent maar meer van een praktische intelligentie; een typische bureaucraat, die dan ook geacht wordt aan het hoofd te staan van de bureaucratische technologen van het nieuwe China. Hij zal ongetwijfeld de lijn van voorzitter Mao blijven volgen zolang deze nog leeft. Hij zal dus anti-Russische propaganda en het
anti-Russisch beleid op zijn minst niet
| |
| |
indammen. Daar is Mao veel te fanatiek in. Hij blijft het de Russen kwalijk nemen dat zij hem niet met Lenin op één lijn stellen en zijn variant van het communisme als een schisma blijven behandelen. Maar of Teng die anti-Russische lijn zal blijven volgen als Mao er niet meer zal zijn, is een open vraag. Maar dat hij, de zaken uit een pragmatisch oogpunt bekijkend, wel eens tot een heel andere opstelling zou kunnen komen dan meester Mao, is helemaal niet onmogelijk. Dit zou betekenen, dat het politieke beeld van de wereld fundamenteel verandert. Komt er een toenadering tussen Rusland en China, dan zit Amerika lelijk scheef. De gevolgen daarvan zouden nauwelijks te overzien zijn.
| |
Libanon
De toestand in Libanon, waar al geruime tijd christenen en moslims elkaar op leven en dood bevechten - op de dood van duizenden mensen - is er in de loop van deze maand niet overzichtelijker op geworden.
Bestanden werden ook nog in deze maand bijna aan de lopende band gesloten en gebroken. De christenen vielen Palestijnse kampen aan onder het voorwendsel dat het liquideren van deze kampen een zaak was van grote urgentie; een zaak die geen uitstel gedoogde en die even tussen het bestand door moest worden geregeld. Premier Karamé scherpte het bestand nog eens extra in, maar nu trokken de Palestijnen zich daar weer niets van aan en belegerden zij de christenen in een aantal plaatsen. Dit werd voor de belegerden zo gevaarlijk, dat het leger ingreep; het leger, dat weliswaar strikte orders had van de premier om zich buiten het conflict te houden, maar dat duidelijk op de hand van de christenen staat. Deze militaire ingreep, die lijnrecht tegen de gegeven orders inging, werd gedekt door enkele christelijke ministers. Voor Karamé was dit het sein om op te stappen. Daarmee kwam Libanon in een nieuwe crisis terecht. Rachid Karamé, zelf een moslim, is een van de heel weinige, zo niet de enige onder de politici, die een zekere mate van vertrouwen genoot aan beide kanten. Dat vertrouwen heeft hij in de waagschaal gelegd en hij heeft door zijn optreden waarschijnlijk aan beide kanten, ook bij zijn mede-moslims, krediet verloren.
Enkele dagen na zijn aftreden echter werd een nieuw bestand afgekondigd. Ditmaal echter niet door de eigen regering maar op dictaat van Syrië, dat aanbood te bemiddelen. Dit aanbod is van beide zijden, ook door de christenen, aanvaard en merkwaardigerwijs is het daarop steunende bestand ernstig gehouden en begon zich tegen het eind van de maand de toestand in Libanon te normaliseren.
Voor hoe lang?
| |
Spanje
Koning Juan Carlos heeft verklaard ernst te zullen maken met de democratisering van Spanje, en zijn premier, Arias Navarro, heeft die toezegging iets meer gespecificeerd. Spanje zal binnen 17 maanden een parlement krijgen op westerse wijze gevormd, politieke partijen zullen worden toegelaten, verschillende grondwettelijke vrijheden zullen in ere worden hersteld en de anti-terrorismewet zal aanzienlijk soepeler worden toegepast. Of het wel allemaal zo vlot zal gaan, blijft de vraag. Nog steeds zijn betogingen hardhandig uiteen geslagen en nog steeds bestaat er onzekerheid over de vraag of bij voorbeeld vrije vakverenigingen zullen worden toegelaten. Partijen zullen mogen worden gevormd, maar of de communisten die vrijheid zullen krijgen, staat nog te bezien. Wat er bekend is geworden over de plannen van de regering met betrekking tot de constitutie is ook niet helemaal geruststellend. Het schijnt dat zij de oude falangistische beweging - hoewel niet meer zo oppermachtig - toch nog een speciale positie willen geven in het Spaanse staatsbestel.
Met dit alles hangt de vraag samen of Spanje al dan niet zal worden opgenomen in het NATO-verband en/of in het verband van de Europese Economische Gemeenschap. Amerika zou niets liever willen dan Spanje meteen in de NATO loodsen en Spanje zelf zou niet liever dan meteen in de EEG wippen. De anderen echter maken zo'n haast niet. Vooral Nederland schijnt op dit punt zwaar tegen te liggen. Eerst maar eens afwachten wat er van al die mooie plannen terechtkomt.
| |
| |
| |
● Nederland
Valt Den Uyl?
Bij het scheiden van de maand hebben de geruchten dat er een kabinetscrisis ophanden is, eensklaps ten minste een schijn van ernst gekregen.
In de politiek laten spel en ernst zich moeilijk van elkaar onderscheiden. Herhaaldelijk hebben de confessionele regeringspartners al het waarschuwende vingertje opgeheven tegen Den Uyl en even herhaaldelijk bleek het loos alarm te zijn geweest. Spel voor de Bühne. - Maar als het daarop aankomt hebben de confessionelen in Den Uyl een kwade tegenspeler. Als iemand de kunst van het spelen voor de Bühne verstaat, is hij het. En met dat spel is het hem tot nu toe gelukt telkens weer een klein stapje verder te zetten op de weg die Nederland onherroepelijk naar een socialistische dictatuur-Den Uyl moet leiden. Spelen voor de Bühne is nu eenmaal een spel met een totale, een totalitaire inzet. Wie het wint, wint alles. Maar, zoals gezegd, ditmaal leek het ernst.
Er hebben zich bij de confessionelen en met name bij de KVP een aantal grieven opgehoopt, die Den Uyl niet meer zo gemakkelijk kan wegbezemen. Het is alsof er een ‘keerpunt 1976’ in de lucht hangt. De steen des aanstoots, vooral voor de KVP, de steen waar Den Uyl over dreigt te struikelen, is het voornemen van de regering om de wet op de ondernemingsraden dusdanig te wijzigen, dat de ondernemingsraden in feite niets anders meer zijn dan personeelsraden. De directeur mag er geen zitting meer in hebben. Een typisch socialistisch doctrinair stokpaardje. De directeur wordt geacht rechtstreeks in dienst te staan van de aandeelhouders. De confessionelen, en met name de KVP, realiseren zich nu eindelijk, dat zij van een diametraal tegenovergestelde maatschappijvisie uitgaan; dat zij van de klassenstrijd, die zij met een modern en fraai klinkend woord ‘polarisatie’ noemen, niets moeten hebben en hebben duidelijk te verstaan gegeven - de KVP althans bij monde van de heer Andriessen - dat dit voor hen het breekpunt is. Het weren van de klassenstrijd uit de onderneming is hun een val van het kabinet waard. En hoe ernstig het dreigement ditmaal klonk, blijkt wel uit het feit dat de ministerraad er talloze uren aan heeft gespendeerd. Bij de wisseling van de maand is de raad nog niet uit het probleem.
Men vraagt zich af vanwaar opeens deze moed van de heer Andriessen om de zaak op de spits te drijven? Wil hij inderdaad een kabinetscrisis of wordt hij nog steeds bang als hij daaraan denkt?
De mogelijkheid dat hij het ditmaal serieus meent, is niet uitgesloten. Met een kabinetscrisis riskeert hij weliswaar nieuwe verkiezingen, en of de KVP daar zo wel bij zou varen, mag men betwijfelen. Maar op dit moment ziet het ernaar uit, dat verkiezingen de Partij van de Arbeid evenmin erg welkom zouden zijn.
Er is nogal wat wrevel onder de kiezers - ook binnen de Partij van de Arbeid - gewekt over een stunt die Den Uyl aan het begin van de maand uithaalde. Hij gaf aan een van de radio-omroepen een interview weg, waarin hij zo maar wat weg filosofeerde over de problemen waarvoor de regering zich ziet gesteld. Daarbij raakte hij ook het probleem van de sociale verzekeringen, en als zijn persoonlijke overtuiging ventileerde hij, dat er maar eens flink moest worden gehakt in de kinderbijslagen. Mensen met meer inkomen dan 24.000 gulden konden zelf wel voor hun kinderen zorgen, meende hij.
Dit interview wekte sensatie - en verontwaardiging, vooral onder die kiezers die hun kinderbijslag moeilijk kunnen missen. - Meer wrevel nog wekte onder de achterban van de eigen partij het optreden van de raadsfractie in Amsterdam. De Partij van de Arbeid liet daar de vertegenwoordiger van de bondgenoot in de progressiviteit, de PPR-wethouder Roel van Duyn, vallen; Lammers trad vrijwillig uit het college om aldus plaats te maken voor twee vertegenwoordigers van de partijen die tot dusverre in de oppositie zaten. Dit betekende het einde van het ‘program-college’ in de hoofdstad en het einde van de vriendschap tussen de PPR en de Partij van de Arbeid. Van Duyn noemde de Partij van de Arbeid onbetrouwbaar, maar helaas onmisbaar - en met dat eer- | |
| |
ste ging een groot deel van de kiezers akkoord. - Beide gebeurlijkheden, de mijmeringen van de minister-president en de ontrouw van de Amsterdamse raadsfractie, bleken toch een zware deuk te hebben toegebracht aan de populariteit van Den Uyl. Opiniepeilingen wezen uit, dat die populariteit was gezakt van 38 tot 28 procent van de ondervraagden. Een daling van 10 procent oreerden de kranten, die nog altijd stiekum proberen het niet zo erg voor te stellen; in feite betekent dit een daling van meer dan een kwart.
Het is waarschijnlijk ook uit diezelfde overwegingen dat Den Uyl probeert met alle geweld die nieuwe wet op de ondernemingsraden er door te drammen. Niemand zit daarop te wachten. Het is echt geen maatregel die geen uitstel gedoogt; maar het moet en het zal worden doorgedouwd, omdat Den Uyl dit nodig heeft als een bewijs voor zijn achterban dat hij tenminste niet ‘onbetrouwbaar’ is en zijn beloften gestand doet.
| |
De sociale voorzieningen
Behoudens de raadsbesluiten Gods zijn geen dingen zó ondoorgrondelijk als de beweegredenen van h.h. politici. Den Uyl wist toen hij voor de radio aan het filosoferen sloeg over het toekomstig regeringsbeleid donders goed, dat hij door de confessionele regeringspartners gehouden zou worden aan het besluit van de Kamer om nog in de loop van 1976 drastisch te bezuinigen; hij wist ook, dat de sociale voorzieningen een van de knelpunten vormden in het economisch zowel als in het financieel beleid; een van de mogelijke melkkoeien voor de uitvoering van de bezuiniging. Hij kon om dat punt niet heen in zijn betoog, maar als voorbeeld noemde hij wèl die sociale voorziening waarvan hij wist dat zij de confessionelen na aan het hart lag: de kinderbijslag. Konden de confessionele broeders nog eens goed nadenken over de bezuinigingen op de sociale voorzieningen. Niet lief maar wel slim, om niet te zeggen sluw!
Het is alleen wèl een feit dat er aan de sociale voorzieningen iets moet worden gedaan. In de jaren van de welvaart zijn zij opgelopen tot een hoogte en een perfectie, die weliswaar als sociaal model uniek zijn in Europa en wellicht in de wereld, maar die ook een uiterst zware last legt op het werkend deel der bevolking en op het bedrijfsleven. Nederland was eraan gewend geraakt dat die voorzieningen ieder jaar fiks omhoog gingen. Die groei is onmogelijk meer vol te houden; de kosten vliegen de pan uit. Er zal iets moeten gebeuren. Maar of dat nu meteen betekent dat er van drastische vermindering van uitkeringen of zelfs van afschaffing van bepaalde voorzieningen moet worden gesproken, is nog een vraag. Het eerste waar men aan denkt, is een afremming van de groei. Als het mogelijk is te bevriezen, althans de groei te houden beneden de groei van het nationaal inkomen, is er al heel wat bereikt. Evenzo als het misbruik van de sociale voorzieningen zowel door werknemers als door werkgevers meer afdoende wordt bestreden en er eindelijk eens een poging wordt gedaan om orde te scheppen in de warwinkel van die sociale voorzieningen, zodat de betreffende wetten beter op elkaar worden afgestemd en de mogelijkheid wordt afgesneden om van twee walletjes te eten. Voorts is het zoals de heer Andriessen Den Uyl pareerde: áls de sociale voorzieningen moeten worden aangepakt, dan allemaal. De kinderbijslag niet uitgezonderd maar óók niet de kinderbijslag alléén.
Dr. Hans Hermans
| |
● België
L'Histoire se répète! Schreven we in juni en juli jl. over de tribulaties in de artsenwereld, in augustus over de aardappelen die zoveel voeten in de aarde hadden en in september over de ‘waterachtige’ maand die toen ten einde liep, dan kwamen vrijwel dezelfde kwesties ook nu weer te berde.
Al was het stormtij voor het weekeinde van 4 en 5 januari vooraf aangekondigd, toch sloeg het Scheldewater over de Antwerpse kademuren en zette in een mini- | |
| |
mum van tijd de laagst gelegen straten van de oude stad blank. De orkaan die met windkracht 11 tot 12 over heel West- en Noord-Europa raasde, heeft evenwel elders in het land veel harder toegeslagen: vooral Ruisbroek, Willebroek, Walem en Moerzeke werden zwaar geteisterd. Daar begaven de dijken het, zodat miljoenen tonnen water de polders inschoten en vernieling en ellende zaaiden. Noch de traditionele ‘vaderlanderkens’ (zandzakjes) noch de vele zogezegd ‘efficiënte’ middelen die - alleszins in theorie - het land tegen giertijen moesten beschermen, konden baten: 1976 startte voor vele landgenoten in troosteloze miserie. Wie vertrouwd is met literatuur en historie vertoefde in gedachten bij de voorouders die met primitieve middelen de Lage Landen hadden beschermd tegen natuurgrillen, en vroeg zich bezorgd af hoe men in deze eeuw van techniek en wetenschap nog zo hulpeloos kon zijn. Meteen rees bij velen ook de vraag naar de verantwoordelijkheid: het antwoord luidde dat in ons land de dijken in verbazend slechte toestand verkeren, dat de waterlopen verwaarloosd worden, kortom dat het mangelt aan een algemeen en deskundig waterbeleid. Zoals gewoonlijk werd het schuldballetje van de ene naar de andere gekaatst. Vooral minister van openbare werken Defraigne kreeg het zwaar te verduren. Al vertoonde hij zich weinig of niet in het overstroomde gebied (en moest hij bijgevolg niet - zoals koning Boudewijn - de door de bevolking geuite aantijgingen incasseren) toch werd hij in het parlement flink op de korrel genomen. Ietwat ten onrechte overigens, vermits hij als huidig minister van openbare werken niet alleen kan opdraaien voor alles wat reeds jaren verkeerd is gelopen. Uiteraard was hij wel mis door in zijn Waals-chauvinistische kaarten te laten kijken: hij liet zich
nl. ontvallen dat de schadevergoeding uitsluitend ten laste moest komen van ‘Vlaamse’ en niet van ‘nationale’ financiële middelen. De fout zit ongetwijfeld in de structuren die èn te ingewikkeld zijn èn te weinig gericht op een globaal beleid. Zowel Openbare Werken en Binnenlandse Zaken als Defensie en de provinciegouverneurs kregen verwijten te slikken i.v.m. het klaarblijkelijk gebrek aan coördinatie. Ware het niet veel beter een speciale dienst van Waterstaat op te richten, die een beroep zou kunnen doen op een grote groep effectieven, die met het nodige materieel onder kundige leiding en behoorlijk georganiseerd en getraind, bij dergelijke rampen van aanpakken zouden weten? Op dat stuk is er in ons land echt nog veel te doen. Van crisis- of beleidscentra zoals in Nederland heeft men hier geen kaas gegeten, evenmin als van de discipline die er in Duitsland borg voor stond dat de militairen vooraf werden opgeroepen om een catastrofe te voorkomen!
En ja, van discipline gesproken... is het niet pijnlijk dat in een tijd van economische onzekerheid, van stijgende werkloosheid en van onverhoedse ellende, de geneesheren de verhoging van hun behoorlijk rijkelijke erelonen ter sprake brengen! Het is al met al erg dat vooral de artsenfederatie van dr. Wynen steeds in hetzelfde bedje ziek is, namelijk in dat van de honoraria: daartegen is blijkbaar geen enkel kruid gewassen! Het schoentje knelt in hoofdzaak rond de eis van dr. Wynen en zijn syndicaat om aan ‘bijgeschoolde’ huisartsen een hoger loon toe te kennen. Op zichzelf is die idee allerminst fraai te heten: van intellectuelen mag men toch een minimale onbaatzuchtige wil verwachten om de opgedane kennis op peil te houden. De regering heeft uiteindelijk de knoop doorgehakt en beslist dat één punt van het akkoord artsen-ziekenfondsen, namelijk het hoger ereloon van de bijgeschoolde huisarts, met één jaar vertraging zou worden toegepast, waarop de voorzitter van de commissie artsen-ziekenfondsen prompt reageerde met de uitlating dat dit het einde van de ‘pax medica’ betekende, die tien jaar geleden was ingeluid. In hoeverre er nu werkelijk een medische vrede geheerst heeft is nog de vraag als men bedenkt dat in de voorbije jaren eenzijdige verhogingen van de honoraria, rivaliteiten tussen de diverse artsenverenigingen en boycot van conferenties en commissies tot sanering van de ziekteverzekering beslist niet van de lucht waren. Het is nu zaak de regering te beletten dat de verzekerden weer de dupe van de rekening of van eventuele doktersstakingen worden! Dokter Wynen is uiteraard niet opgezet met de houding van de regering. Volgens hem pleegt ze woordbreuk omdat het slechts zou gaan om de uitvoering van een be- | |
| |
slissing die reeds in 1973 getroffen was. Dat is best mogelijk, maar zijn de geneesheren dan de enigen die door programma- of herstelwet één of ander voordeel moeten missen?
In de optiek van dokter Wynen lijkt België gerust werkloos te mogen worden, als de hogere tarieven voor hem en zijn collega's maar verzekerd zijn. Een eng standpunt dat gelukkig niet door alle collega's gedeeld wordt. En inmiddels mogen de arbeiders van Prestige te Tessenderlo, The National in Eisden en Intermills in Huizingen hun bedrijf bezet houden, het zal weinig aarde aan de dijk brengen, want de sluiting zal toch wel doorgaan. Het aantal werklozen kan er slechts groter door worden, ofschoon volgens een enquête van het staatssecretariaat voor Vlaamse Streek-economie de huidige werkloosheid minder het gevolg zou zijn van de dalende industriële investeringen of van de sluiting van bedrijven, dan wel van de inkrimping van de werkgelegenheid bij de bestaande bedrijven. Mocht daarin een ommekeer komen, dan zou het aantal arbeidsplaatsen er goed bij varen. De prognose luidt zelfs dat in Vlaanderen gevestigde bedrijven in de komende maanden reeds hun tewerkstelling lichtjes zullen verhogen. Wait and see! Hoe het dan in Wallonië zit, weten we niet. Trouwens, we weten hoe langer hoe minder van onze zuidelijke landgenoten.
Is het niet typisch dat in het debat over de structuur van België geen Waalse inbreng te bespeuren valt? Immers, het colloquium over de staatshervorming dat op 10 januari aan de Antwerpse universiteit plaats vond, was een initiatief van de Vlaamse minister Vandekerckhove. Twaalf rechtsgeleerden namen deel aan de discussie over rapporten, opgesteld door vier professoren-specialisten in staatsrecht, namelijk de heren De Meyer, Mast, Rimanque en Vermeulen. Interessante en boeiende beschouwingen werden ten beste gegeven, onder andere i.v.m. provinciale decentralisatie en regionaal federalisme. Een merkwaardig voorstel kwam van professor Vermeulen: hij pleitte voor de oprichting van een Unie van twee zelfstandige gemeenschappen, Vlaanderen en Wallonië, ‘met eigen gezagsstructuur, volksvertegenwoordiging, regering, administratie, recht, politie, al wat nodig is’.
Brussel zou in deze optiek niet als derde lid optreden, maar wel een apart statuut bekomen. Initiatieven, vragen en oplossingen te over dus voor een staatshervorming die overigens dringend wordt. Het is nu de taak van minister Vandekerckhove om met een eigen plan voor de dag te komen en de regering en de politici in het algemeen aan te porren om werk te maken van een nieuwe hervormde staat. Daarbij mag ook minister Perin, die zich in een bedenkelijk stilzwijgen hult, eens een balletje opgooien. Van zijn RW (Rassemblement Wallon) gaat inderdaad momenteel weinig uit, tenzij dat het regelmatig de regering een voetje dwars zet... Anders is het gesteld met FDF- (het Brusselse Front des Francophones) lid Outers, die heftig van leer trekt tegen de plannen om de Belgische luchtvaartmaatschappij Sabena met KLM en Lux-Air tot Benelux-Air te doen samensmelten. Al wil minister Chabert van het Sabenadossier geen communautaire kwestie maken, toch zal ook hij niet kunnen ontsnappen aan de Vlaams-Waalse problematiek die geregeld de kop opsteekt. De belangstelling van het FDF gaat uiteraard naar een samenwerking met Air France of met dochterondernemingen ervan. De vrees dat KLM de franstaligen zou ‘minoriseren’ doet de FDF'ers vergeten dat het verkieslijker is twee verlieslatende en één kleine maatschappij tot één grote onderneming te versmelten, dan Sabena als het kleine broertje van Air France te laten meehuppelen. Benelux-Air is vermoedelijk nog niet voor morgen, maar dat belet niet dat de franstaligen zich nu al druk maken en zich door hun nederlandssprekende landgenoten bekocht voelen. Hoe het tot nog toe met het taalevenwicht in de bestaande ‘nationale’ luchtvaartmaatschappij is gesteld, is een kwestie die de FDF'ers
vermoedelijk niet ter sprake zullen brengen! In alle geval moet de Amerikaanse firma Mac Kinsey de boekhouding en de werking van Sabena eerst nog grondig doorlichten en voorts moet met Nederland en Luxemburg nog heel wat over en weer gepraat worden. Voorlopig is er dus nog geen reden om de communautaire toer op te gaan.
Minister Herman had zich intussen over kleinere, hoewel niet minder belangrijke, dingen te buigen, namelijk de aardappelen. De jongste jaren is daarrond trou- | |
| |
wens reeds veel te doen geweest en dat is enigszins begrijpelijk. In een periode van goede oogst en dus van overvloed, krijgen de landbouwers meestal slechts lage prijzen, waardoor ze ontmoedigd raken en het jaar daarop het bedrijfsaandeel van de aardappelteelt fel verminderen. Bijgevolg levert de nieuwe oogst heel wat minder op, zodat de prijzen de hoogte ingaan. Worden de aardappelen dan nog uitgevoerd of wordt de invoer uit andere landen belemmerd dan is de toestand helemaal bedenkelijk. Dat was precies wat bij ons gebeurde. Enerzijds gingen massa's aardappelen naar Nederland en Frankrijk, waar de prijzen hoger lagen dan op onze binnenlandse markt, en anderzijds vaardigde Frankrijk, alle EEG-voorschriften ten spijt, een uitvoerverbod uit, zodat ons land een schaarste-effect ondervond dat uiteraard zijn weerslag had op de prijzen. Kwam daarbij natuurlijk de traditionele speculatie van de groothandelaars die voorraden aan lage prijs gekocht, stockeerden om ze duur te kunnen verkopen. Met deze buitengewone prijsevolutie zou het indexcijfer deze maand een ongewone sprong gemaakt hebben, wat voor de overheid en de bedrijfswereld miljarden aan bijkomende loonkosten zou betekend hebben. Geen wonder dus dat de regering trachtte dergelijke rampzalige gevolgen de minderen. Minister Herman blokkeerde daarop de maximale aardappelprijs aan verbruiker op tien frank per kilogram. Goed gedaan van de minister... maar met de burgerzin van de Belgen was het niet zo best gesteld: de aardappelen waren in sommige winkels niet meer te bespeuren en in de kranten doken rijstrecepten op en wemelde het van reclame voor deegwaren, alsof de Belg zich vandaag op morgen met oosterse gelatenheid van de aardappel aan de rijst met stokjes zou overgeven!
Helma Houtman-De Smedt
|
|