Streven. Jaargang 29
(1975-1976)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 496]
| |||||||
Europese wapens in Angola en Zuid-Afrika
| |||||||
[pagina 497]
| |||||||
In september van vorig jaar werd - bij wijze van eresaluut aan het tienjarige wapenembargo van de VN? - een serie Milan-pantserwagens aan Zuid-Afrika geleverd. De Milanfabriek is een Frans-Duitse onderneming, maar de leveringen gebeuren via onontwarbare Franse verkooplijnen. | |||||||
Duitsland speelt meeDe verstrengeling van de Europese wapenfabrieken heeft o.a. tot gevolg dat Duitsland stilaan probeert ook een belangrijke markt te veroveren. Hiervoor zijn ook nog enkele bijkomende redenen. Een belangrijke factor is de vijftigkoppige staf die in de Franse ambassade in Bonn onder de naam ‘Mission Technique de l'Armament’ o.a. de gezamenlijke leveringen controleert en coördineert. De aanwezigheid en de werkwijze van deze groep wakkeren alleszins de ongebreidelde expansiedrang aan van de Duitse wapenlobby. Deze club wordt bovendien sinds de vijftiger jaren geholpen door CSU-voorzitter Strauss. In 1955 werd deze Beierse politicus minister van Atoomzaken en in 1956 van Defensie. Van toen af bouwde hij de Bundeswehr om tot een modern leger, dat zelfs met atoomwapens kan omspringen, ofschoon volgens het verdrag van de Westeuropese Unie Duitsland geen ABC-wapens mag gebruiken. Eveneens onder zijn leiding werd de Westduitse wapenindustrie gereorganiseerd. Gelijktijdig met de concentratie van het wapenkapitaal bouwde Strauss rond zijn thuisbasis München een eigen imperium op. Het sluitstuk hiervan is de reeds genoemde Messerschmitt-Bölkow-Blohm, een alliantie waarin extreem-rechtse belangengroepen stevig in hun beheerszetel zitten. Bij het begin van de zestiger jaren krijgt de wapenindustrie in Beieren meer belang, zoals blijkt uit de vestigingen respectievelijk uitbreidingen van Dornier en MBB (vliegtuigen), MAN en BMX (Starfightermotoren), Kraus-Maffei (Leopord-tanks), IWKA en AEG. Vanaf die tijd begint F.-J. Strauss - die de ene handelsmissie na de andere leidt - in Zuid-Afrika successen te boeken. In zover zelfs dat bijna alle grote wapenfabrikanten in Zuid-Afrika één of meer vestigingen hebben: AEG, BASF, Bayer, Hoechst, Krupp, Siemens, Volkswagen, Daimler-Benz, Klöckner-Humboldt-Deutz, Kraus Maffei, Salzgitter Maschinen, Blohm en Voss, MAN, Rheinstahl, DEGUSSA en tenslotte ook de grote financiers Deutsche Bank en Dresdener Bank. In een aantal gevallen worden de wapens in Zuid-Afrika gemaakt en anderzijds doen deze vestigingen dienst als prospectie- en invoerfirma's. Ook hierin speelt Strauss een belangrijke rol. In 1973 onderhandelde hij met de Zuidafrikaanse minister van financiën Diederichs over de vestiging van een Siemensafdeling. In 1972 leverde de MBB, waarvan hij commissaris was, een aantal helikopters type BO 105 aan Zuid-Afrika. In mei van datzelfde jaar is Strauss betrokken bij onderhandelingen over de gezamenlijke oprichting van een munitiefabriek. Een jaar later verscheept Klöckner mili- | |||||||
[pagina 498]
| |||||||
tair transportmaterieel naar Pretoria. In de marge van de onderhandelingen hierover noteren we andermaal de aanwezigheid van Strauss. Een meer recente levering was een opdracht van de Westduitse regering aan een Spaanse werf voor de bouw van vier korvetten, schepen welke rond de jaarwisseling '74-'75 aan Zuid-Afrika werden geleverd. | |||||||
GifgassenDuitsland heeft echter grotere ambities dan het leveren van conventionele wapens aan zuidelijk Afrika. Als toemaatje wordt sinds het einde van de zestiger jaren aan de gezamenlijke produktie en levering van zware gifgassen gewerkt. Een belangrijke figuur in deze onsmakelijke handel is Günther Pruss, een wetenschappelijk onderzoeker, die destijds de gifgassen bestemd voor de uitroeiingsdienst van het Derde Rijk gebruiksklaar maakte. Sinds 1969 staat hij aan het hoofd van een team wetenschappers dat in opdracht van Hoechst samen met het Zuidafrikaanse staatsbedrijf BASOL een reeks gifgassen produceert. In juni '69 was men reeds klaar met de produktie van Zyklon, een berucht gas, dat zijn mogelijkheden reeds in de concentratiekampen bewees. Verder wordt in de Zuidafrikaanse Hoechst-BASOL onderneming het gevaarlijke Somangas gefabriceerd. De produktie van dit zenuwgas is door een internationaal verdrag verboden. Nochtans wordt met dit gas in Westduitse laboratoria geëxperimenteerd. Deze laboratoria worden door Zuid-Afrika bevoorraad. Ook de oorlogsgassen Sarin en Tabun komen op het verkooplijstje van Hoechst-BASOL voor. Vermelden we tenslotte dat Bayer bij de onderzoekingen een handje toesteekt en enkele gassen produceert. Frankrijk ziet deze ontwikkeling nu met lede ogen aan en lijkt vast van plan het ‘verloren’ afzetgebied op indirecte wijze te heroveren. De reden hiertoe is duidelijk. De hooggespecialiseerde Franse wapenindustrie is enkel renderend met een maximale buitenlandse afzet. De Franse inspanningen op dit terrein worden daarom, na het fiasco van de Mirage-aankoop van de eeuw, drastisch opgevoerd. De jongste maanden worden daarom Franse technische agenten, gespecialiseerd in modern schiettuig, naar de oorlogsfronten gestuurd. Enkelen werken zelfs full-time aan de zijde van het FNLA. Verschillende bronnen meldden op 30 augustus 1975 de aankomst van een Frans militair vliegtuig, dat drie volle vrachtwagens wapens in Kinshasa afleverde. Vertegenwoordigers van de FNLA namen de vracht in ontvangst. Het zijn niet enkel zakenlui en smokkelaars die over wapenleveringen onderhandelen. Volgens Le Monde landde op 25 augustus een Franse wapenspecialist in Angola. Tot 31 augustus onderhandelde hij met Holden Roberto over mogelijke officiële Franse steun. Deze onderhandelingen volgden op gesprekken tussen Holden Roberto en Claude Pierre Brossolette, regeringsfunctionaris verbonden aan het Elysée. | |||||||
[pagina 499]
| |||||||
BelgiëIn deze hele handel en wandel lijkt België als producent en leverancier een klein broertje. De schijn bedriegt echter, want België staat inzake wapenproduktie op een niet onaardige achtste plaats in de wereld.Ga naar voetnoot2 De voornaamste producenten zijn FN, Poudreries Réunies, SABCA, ACEC, MBLE, Brugeoise et Nivelles, Bell Telephone. Alles bij elkaar wordt hun totale produktie geraamd op 12 tot 14 miljard. Ruim de helft van deze produktie is bestemd voor de uitvoer,Ga naar voetnoot3 zodat het niemand hoeft te verwonderen dat overal in zuidelijk Afrika Belgische wapens en munitie worden gebruikt. Vanaf 1970 weet men dat vanuit Zeebrugge wapens werden verzonden aan Portugal, voor de voortzetting van de oorlog in Angola. Het ministerie van Buitenlandse Zaken ontkende dit steeds, maar werd met de rug tegen de muur gezet toen de ene lading na de andere ontdekt werd. De herrie begon met de DEO GLORIA die in '73 en '74 vanuit Zeebrugge vertrok, geladen met springstoffen, granaatonderdelen en mortieren voor Portugal. In dezelfde periode kwam Pater Nijs ons al vertellen over de Belgische geweren waarmee hij in de Portugese koloniën had zien schieten. Ten slotte bevestigde de Zeebrugse havencommandant de geciteerde feiten en hij voegde er zelf nog een waslijst andere voorbeelden aan toe. Minister Van Elslande blijft evenwel ontkennen dat de embargo's door België worden geschonden. Deze voortdurende ontkenningen staan in schril contrast met de verklaring van de voorzitter van de VN-Apartheidscommissie in juni 1971. Toen werd geëist dat Israël en België de produktie zouden stopzetten van de UZI-machinepistolen die in Zuid-Afrika in elkaar worden gezet en waarvan Israël patenthouder is. Op de BRT kon men onlangs deze machinepistolen zien tijdens een recente reportage over Angola. Voor de Veiligheidsraad diste België het zwakke excuus op dat het hier ging om een licentie van 1960, welke dus werd af geleverd vóór het wapenembargo van kracht werd. Uiteraard maakt ook het Aktiekomitee tegen de wapentransporten melding van Belgische munitieleveringen aan Portugal. Op 1 februari 1973 kwam volgens het comité een Nederlands schip Belgische munitie laden, bestemd voor Portugal, op dat ogenblik nog in een reeks koloniale oorlogen gewikkeld. Alles bij elkaar mag nochtans worden gezegd dat vele leveringen onopgemerkt naar het buitenland vertrekken. Bij de onrechtstreekse leveringen wordt het nog moeilijker een overzicht te krijgen. Toch kunnen hiervan enkele voorbeelden worden gegeven. Zo | |||||||
[pagina 500]
| |||||||
levert FN de motoren voor de Transall-toestellen die, zoals gezegd, door Duitsland en Frankrijk in elkaar worden gestoken en door deze laatste geleverd. Deze motoren werden in de periode 1965-1968 door FN ontwikkeld en in de vestigingen te Herstal en Lier geproduceerd. Vanaf 1970 startte Frankrijk met de levering van PUMA-helikopters voor het Portugese leger. De toestellen werden ingezet in Angola voor het transport van militairen. PUMA is een co-produktie van Sud Aviation (Fr.), Westland (Eng.), Fiat (It.) en de Belgische Sabca-fabriek, die de motoren levert. Ten slotte zijn er nog de wapenleveringen via Zaire aan het FNLA, leveringen die eveneens steeds werden ontkend. Eind oktober 1975 pakte het Aktiekomitee Zuidelijk Afrika uit met de verklaring van een piloot die geregeld op Kinshasa vliegt en die vertelde dat kisten FN-geweren werden overgevlogen onder de dekmantel ‘medicamenten’. Vanuit Zaire worden zij door Afrikaanse piloten met toestellen van Air Zaire tegen 1000 dollar per vlucht naar de FNLA-hoofdstad Ambriz overgevlogen. Opgemerkt werd dat deze vluchten in aantal fel zijn toegenomen na het bezoek van eerste minister Tindemans aan Moboetoe. De eerste minister reageerde op deze ‘beschuldiging’ door te laten weten dat hij zelf met Moboetoe niet over wapens had gepraat. Enkele dagen later kwam RTB-journaliste Josy Dubié met een aantal onweerlegbare gegevens terug uit de door het FNLA bezette gebied. Volgens Josy Dubié zijn de FNLA-troepen nagenoeg volledig uitgerust met lichte FN-wapens. Als voorbeelden noemt zij automatische Fall-geweren, automatische 9 mm revolvers type Browning en UZI-machinepistolen. Overal in het FNLA-gebied worden kisten FN-munitie 7.62 opgemerkt. Dit ernstige getuigenis kan bezwaarlijk in twijfel worden getrokken en men kan zich afvragen of het inderdaad de bedoeling van het ministerie van Buitenlandse Zaken is, in de voetsporen te treden van Frankrijk en Duitsland. Dit soort concurrentie plaatst ook grote vraagtekens achter de politieke moraliteit van onze politici.
|
|