Streven. Jaargang 29
(1975-1976)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 414]
| |||||||||||
De moderne kennisindustrie: machtsinstrument of middel tot bevrijding?
| |||||||||||
[pagina 415]
| |||||||||||
Optimisten contra pessimistenDe enorme vooruitgang die de wetenschap in de laatste decennia boekte, wordt lang niet door iedereen zo pessimistisch geïnterpreteerd. Die fantastische zegetocht zal, volgens de optimisten, nog aanzienlijk worden versneld! Ze verwijzen met enig recht naar recente fascinerende overwinningen van het menselijk verstand over de natuur: en vele gebieden zijn nog niet eens ontgonnen! Dat klopt, maar is er niet altijd méér geweest in ons universum dan ons menselijk brein kon omvatten? Het belangrijke is: de rusteloze speurtocht naar de Graal van de Kennis. ‘Zonder twijfel’, antwoordt Robert OppenheimerGa naar voetnoot2 hierop, ‘maar nooit hebben de diversiteit, de complexiteit, de rijkdom van ons universum de traditionele orde van onze maatschappij zo rechtstreeks bedreigd. Nooit is het contrast zo brutaal geweest tussen het dagelijks leven en de verscheidenheid van de culturen, het vreemde van andere volkeren, de uitgestrektheid van de wereld!’ Oppenheimer had het natuurlijk over de nooit aflatende drang van de mens om die ‘diversiteit, rijkdom en complexiteit’ te doorgronden, te begrijpen en te omvatten. Wat is daarin zo ‘gevaarlijk’: de drang naar kennis zelf of de wijze waarop wij kennis als wetenschap bedrijven en in toepassing brengen?Ga naar voetnoot3 De optimisten achten deze vrees voor ons huidig kennis-patroon ongegrond. De actuele economische crisis? Een zuiver technisch probleem, van voorbijgaande aard, waarvoor onze eminente economisten de geschikte oplossing zullen vinden. Tijdig zal een of andere ‘zweepslag’ of stimulans worden toegediend om het ingewikkeld raderwerk weer op gang te brengen. Milieuverontreiniging? Onze geleerden kunnen nu reeds het water van onze rivieren zuiverder maken dan het ooit is geweest, in afwachting van de rookloze benzine of de benzineloze motor. Een kwestie van tijd en geld. Voedselschaarste? Hebben twee multinationals, Exxon en Nestlé, ons onlangs niet medegedeeld dat zij met zekerheid voor 1980 een overvloed aan kunstmatige voedingsstoffen (proteïnen) kunnen beloven? Oorlog? Hebben briljante polemologen ons niet duidelijk aangetoond dat een wereldconflict onmogelijk geworden is ‘dank zij’ het evenwicht der afschrikkingswapens? Dus ook geen oorlog meer... De pessimisten spreken evenwel een andere taal. Zij verwijzen naar de ontnuchterende beschouwingen en vaststellingen van de geleerden van de Club | |||||||||||
[pagina 416]
| |||||||||||
van Rome 2. Hun vraag luidt: is de som van onze huidige kennis en know-how voldoende om snel naderende wereldcrisissen op te lossen?Ga naar voetnoot4 | |||||||||||
De nieuwe Faust en de bedenkelijke beschermheren van de wetenschapHet abstract mechanisme van de rede, het allesoverheersende motto van de kennis verbonden aan de macht, hebben in feite de weg vrijgemaakt voor een nieuwe Faust. De moderne homo sapiens leeft tussen ‘doodsbedreigingen en kreten van machtswellust’: een zekere decadente ‘goût de la mort’, een verzwakking van het zelfbehoudsinstinct enerzijds, en de fascinatie van de macht door kennis anderzijds. De geschiedenis van de rattenvanger van Hamelen herhaalt zich. De rattenvanger-geleerde heeft de ratten verwijderd, maar de gemeenschap is wel erg ondankbaar. Ze wil deze verworven welvaart zonder tegenprestatie, zonder een nieuwe discipline, zonder hogere en ‘strengere’ morele en culturele normen. Symbolisch hiervoor zijn de desacralisatie van het leven, de onvruchtbaarheid van het paar, de eenzaamheid van de enkeling. Zijn het de geleerden zelf die dit machtsinstrument, de wetenschap, manipuleren? Geenszins! Het zijn de Staten en vooral de grootindustrie. De moderne Faust is de PDG, de president-directeur-generaal van een multinational. En de enige finaliteit van deze kennisindustrie is: winst. Het criterium waaraan alle wetenschappelijk onderzoek in de industrie moet beantwoorden is de ‘test of profitability’.Ga naar voetnoot5 En zo komen wij wellicht tot een van de meest ontstellende orgelpunten uit de cultuurgeschiedenis van de laatste 50 jaar: de kapitalisering van het intellect. Aanvankelijk ontdekte het kapitalisme dat arbeid de voornaamste producerende waarde was. Goud moest worden geïnvesteerd in ‘produktieve’ arbeid. Hoe deze arbeid produktiever maken? Door een beroep te doen op de technici, die van de methodiek van de arbeid een nieuwe wetenschap maakten. De technicus ontdekte weldra de bruikbaarheid van de wetenschap. En zo stapte men over naar de kapitalisering van het intellect, wat een diepgaander impact heeft gehad op ons beschavingsproces dan het goud en de arbeid. ‘Investeer in breinen!’ werd het slagwoord van de industrieleiders na de laatste wereldoorlog. De hedendaagse ‘technische mens’ (is de mens niet altijd ‘technisch’ geweest?) vindt uit, zoekt naar nieuwe wegen en middelen, is enthousiast over zijn vondsten en imponeert zich meteen. | |||||||||||
[pagina 417]
| |||||||||||
Hij is de nieuwe Prometheus, de nieuwe Faust. Een nieuw Utopia is in wording, midden de gigantische ondernemingen waar ‘willen, kennen en kunnen - wil, kennis en macht’ de rituele driehoek vormen voor onze nieuwe Graalridders. In een studie getiteld NAVO en burgerlijke wetenschap schrijft de Amerikaanse geleerde Peter J. Smith de volgende bedenking: ‘Welk verband bestaat er tussen spanning en angst in de moderne samenleving, cosmologische modellen, de scheikunde van de insecten, en het aanleggen van schepen?’ Het antwoord luidt dat deze thema's, samen met 50 andere wetenschappelijke projecten, het onderwerp vormden van wetenschappelijke congressen die in 1972 rijkelijk door de NAVO werden gefinancierd. Op zuiver wetenschappelijk vlak lijkt dit voor geleerden van verschillende disciplines heel normaal. Het enige ietwat storende daaraan is het feit dat een enkele organisatie, die rechtstreeks geen uitstaans heeft met zuiver academische wetenschappen, deze research betaalt. Waarom?Ga naar voetnoot6 Deze militaire organisatie besteedde in 1972 een kleine 5 miljoen dollar aan wetenschappelijk onderzoek. Sedert 1959 hebben meer dan 10.000 NAVO-Fellows (medewerkers) tienduizenden wetenschappelijke tractaten gepubliceerd met telkens een dankwoord voor de mecenas. Warempel een vreemdsoortig mystiek huwelijk tussen wetenschap en krijgskunde! | |||||||||||
De kennisindustrie: wervelkolom van de cultuur of van macht?Het zijn dan toch maar de industriëlen geweest die onze welvaartsstaat mogelijk hebben gemaakt en daardoor de materiële voorwaarden geschapen hebben voor een nieuwe cultuur, een explosie van het onderwijs, een bevrijding uit verlammende onwetendheid. Wel hebben zij dit in feite bereikt zonder het zo te bedoelen. En in vele gevallen konden zij zichzelf daardoor op mateloze wijze verrijken. Het is nu eenmaal zo dat het wetenschappelijk potentieel van een land thans zijn vitaliteit en zijn kansen op internationaal vlak bepaalt. De polsen van de technocraten zelf gaan doorsnijden - zoals de voorstanders van de ‘Tegencultuur’ het wanhopig eisten - is blijkbaar niet de oplossing.Ga naar voetnoot7 Wat dan wel? De wetenschap die binnen de gewijde hallen van onze universiteiten wordt bedreven zowel intenser als creatiever maken en de ‘industriële’ wetenschap proberen om te buigen tot een sociaal-zinnig instrument? De uitspraak van de beroemde economist Keynes ‘Modern kapitalisme is totaal a-godsdienstig’Ga naar voetnoot8 was meer dan een feitelijke constatatie: waarschijn- | |||||||||||
[pagina 418]
| |||||||||||
lijk kàn het niet anders, maar daarmee is het (nieuwe) probleem gesteld en nog lang niet opgelost. Vanouds zoekt de man van de zuivere wetenschap naar de waarheid die verscholen zit achter de fenomenen van de natuur. Deze zoektocht is dus op zichzelf vruchtbaar en zinnig. Maar daarom ook schamen vele ‘industriële’ wetenschapsbeoefenaars zich voor wat zij het ‘misbruik’ van hun wetenschap noemen. Van de andere kant menen zij toch te moeten blijven werken in die enorme artificiële gemeenschappen - de industriële ondernemingen - om van daaruit te proberen het werk en het leven voor meer medemensen acceptabeler te maken. Wanneer we aandachtig luisteren naar vele topgeleerden, vernemen we dat ze eigenlijk naar hetzelfde zoeken - elk in hun bijzonder gebied - naar de kern van de kennis, naar het fundamenteel geheim ‘evenwicht’ van het kenbare überhaupt, de Graal, het onbereikbare, het allesverklarende, de uiteindelijke hoop. God? | |||||||||||
Onomkeerbare evolutie van de wetenschappelijke bedrijvigheidDe fascinerende omvorming van de homo faber tot de homo sapiens voltrekt zich voor ons thans op een vreemde wijze. De technologie is de concretisatie van de wetenschap. Een van de eminentste geleerden van onze tijd, Wemer Heisenberg, schreef hierover de volgende onthutsende bedenking: ‘De techniek doet zich niet meer voor als het produkt van bewuste menselijke inspanningen om onze beheersing van de materie op te drijven, maar veeleer als een biologisch gebeuren op grote schaal, waarbij interne structuren van het menselijk organisme steeds meer in de leefwereld van de mens worden overgebracht.’ Dit is een kostbare aanduiding, die erop wijst dat ook het instinct van de moderne mens gericht blijft op de verdere integratie van de mens in zijn nieuwe - en zich steeds vernieuwende - leefwereld. Maar is de ingeslagen richting wel juist? Streven we nog steeds naar geestelijke gebondenheid en materiële vrijheid? Of zou het marxisme met zijn oplossing van een maatschappij zonder privé-eigendom dan toch op de betere weg zijn van meer materiële gebondenheid en grotere geestelijke vrijheid? Blijkbaar niet, want het marxisme is er tot nog toe evenmin in geslaagd met die geestelijke vrijheid in het reine te komen. Een briljante researchdirecteur uit ons eigen land formuleerde het als volgt: ‘Deze groei naar volwassenheid, naar maturiteit, naar emotionele stabiliteit, naar objectiviteit, moeten meer en meer mensen betalen door een steeds groter verlies van individuele vrijheid. Wij worden ingebouwd in een structuur; wij worden bouwstenen van die structuur. Dit brengt onherroepelijk een verlies mee van veel voldoeningen, die voorname elementen waren van het geluk van de persoon in de wereld van gisteren. Wij moeten nog leren | |||||||||||
[pagina 419]
| |||||||||||
dit verlies te compenseren met het bewustzijn dat onze rol als onderdeel, maar dan als zelfstandig denkend onderdeel, onmisbaar is. Wij zijn op weg van geestelijke gebondenheid en materiële vrijheid naar geestelijke vrijheid en materiële gebondenheid.Ga naar voetnoot9 Deze gedachtengang lijkt me fundamenteel om ook de evolutie van de wetenschap beter te begrijpen: het individu en zelfs de persoon moet meer en meer de plaats inruimen voor het team, de groep. Het is uiterst zeldzaam dat grote technologische vorderingen nog door één enkel persoon worden verwezenlijkt. Steeds vindt men de ‘ploeg’ terug, de groep mensen die samen iets-willen-bereiken. Dit is trouwens ook een aanduiding voor de evolutie in geheel ons maatschappelijk gebeuren: de persoon valoriseren door de kleine groep waartoe hij behoort. De wetenschapper en de technicus hebben toegang tot een steeds ruimere waaier van kennis en know-how: zij moeten inderdaad rekening houden met de economische aspecten van de creatie en de distributie van goederen en diensten, in een snel wisselende wereld, tegenover een verbeten concurrentie, met het oog op de te nemen risico's, de eindeloze spiraal van de sociale en economische veranderingen en vooral de enorme literatuur over de diverse gebieden die de moderne wetenschap en technologie bestrijken. Ondanks de databanken en andere informatieverwerkende centra die in de industrielanden als paddestoelen uit de grond schieten, wordt de ‘verworven kennis’ steeds onoverzichtelijker. En hier komt de macht van de reële heersers op de proppen. Achter deze rush naar kennis rijzen de torens van de multinationals en andere gigantische industrieën. En deze grootmachten aarzelen niet om hun technologische know-how politieke kracht te laten bijzetten om markten te veroveren, concurrenten uit te schakelen of zelfs om lokale regeringen (‘lokaal’ wordt hier gebruikt voor ‘klein’ of ‘machteloos’) onder morele druk te zetten. Dit is de grimmige werkelijkheid die achter de huidige triomftocht van de wetenschap en de technologie schuilgaat. Dit neemt niet weg dat achter het ‘make a quick dollar’ opportunisme de technologie inderdaad ons leven omgetoverd heeft en dat zij onze totale beschaving grondig beïnvloedt. Beschaving gezien als een ‘way of life’, moreel, cultureel, godsdienstig, sociaal... Zodoende is er een soort mystiek - of mythologie? - ontstaan rond de moderne wetenschapper. Het groot publiek verwacht er enerzijds te veel, en anderzijds te weinig van, omdat het niet goed begrijpt wat er eigenlijk omgaat. | |||||||||||
[pagina 420]
| |||||||||||
Twee elites met heel verschillende traditiesElke aandachtige waarnemer kan de duidelijke oppositie constateren tussen de industriële elite, die gegroeid is uit de voorbije industriële eeuw en die de feitelijke macht bezit, en de nieuwe techno-aristocratie. Deze laatste verkrijgt elke dag meer invloed. Bedenken we maar even dat van alle geleerden die ooit op deze aarde geboren werden, meer dan 90 procent in onze tijd leeft!Ga naar voetnoot10 Deze twee elites leven volgens een radicaal verschillende traditie. De industriële elite is veelal conservatief, gericht op economie en produktie. De wetenschappelijke of technocratische elite is progressistisch, haast exclusief gericht op het ‘begrip’ en het omvatten van natuurkrachten, die op democratische en humanitaire wijze aan de mens dienstbaar zouden ‘moeten’ worden gemaakt. Beide elites vormen een gesloten groep, een aparte klasse in onze maatschappij. Dit is het geval in alle landen, zelfs in Rood China, waar na de herhaalde ‘culturele revoluties’Ga naar voetnoot11 de wetenschappelijke elite gedragingen heeft als die van de westerse landen. De leden van deze technocratische elite spreken allen eenzelfde taal, over alle grenzen heen, zij gebruiken hetzelfde wetenschappelijk jargon. Deze technocraten communiceren nauwelijks met het grote publiek, maar evenmin met hun industriële of politieke meesters! Hierin schuilt zowel hun zwakheid als hun kracht. Vandaar ook het wantrouwen van de maatschappij, vooral van de jongere generatie t.o.v. deze nieuwe elite: denken we maar even aan de opkomst van een ‘Tegencultuur’ als uitdrukkelijke reactie tegen de ‘Technocratie’.Ga naar voetnoot12 Hier kunnen we de kern van de psychologie van de researchmensen beter benaderen, en misschien de malaise begrijpen die onder hen heerst. Zij zijn geen gewone ‘highly skilled workers’, want zij creëren onmisbare elementen voor de industrie, voor de gemeenschap: nieuwe ideeën, nieuwe produkten, nieuwe levenswijzen! Daarom vertegenwoordigen zij geen ‘arbeid’, maar het nieuwe ‘kapitaal’. Dit is een fundamenteel feit. Vandaar ook de onhandigheid waarmee de industrieleiders deze medewerkers manipuleren. Hoeveel echte wetenschappers huiveren niet voor een schitterende ‘administratieve’ carrière in de onderneming, wanneer die ten koste van hun ideaal als wetenschapper moet gebeuren. Zij staan dikwijls weigerig tegenover de brutale, te korte ‘leveringstermijnen’, tegenover het onmiddellijk produkt-gericht onderzoek, een goedkope research die meer | |||||||||||
[pagina 421]
| |||||||||||
lijkt op een soort ‘depannage’ of ‘brandweeractie’ dan op ernstig wetenschappelijk werk. Twee culturen, twee tradities, de industriële en de wetenschappelijke of technologische, die een vruchtbare samenwerking moeilijk maken. Zeker niet de ‘one happy family’ die men had verwacht. Een vruchtbare samenwerking tussen industrie en wetenschap of technologie is wegens dit geschil in traditie geen sinecure. Er werd reeds heel wat naar gepaste wegen gezocht: enerzijds het verbeteren van de communicatie tussen de technocraten onderling, via nationale en internationale wetenschappelijke verenigingen, congressen en colloquia, publikaties in talloze tijdschriften, anderzijds het verstevigen van universitaire researchcentra en, vooral in de loop der laatste 20 jaar, het oprichten van kleine privé-research-laboratoria, die een enorm interessante functie vervullen als ‘relais’, als tussenstation. Een meer fundamentele oplossing ligt echter in het huidig onderwijs. Het hoger onderwijs zou het latente conflict of misverstand tussen industriëlen en academische wetenschappers moeten opvangen door alle studenten te richten naar zowel fundamenteel als (maatschappelijk) creatief onderzoek. Industriële research is produktgericht en ‘baatzuchtig’ terwijl de universitaire research meer een soort van ‘l'art pour l'art’ is! | |||||||||||
Graalridders of besloten club?Laten we even binnendringen in deze besloten club van technoaristocraten en ons afvragen hoe de wetenschappers zelf hun klassegenoot evalueren. We ontdekken dan een aantal vaste criteria:
Het zijn echter zelden eenzame Graalridders, want ofschoon ze zeer individualistisch zijn en zich volgens een eigen ritus ontwikkelen, werken ze meestal in kleine teams. Dit is trouwens een vrij recent verschijnsel. Zij zoeken steun en begrip bij leden van de eigen groep - discipline - op nationaal of internationaal niveau. De noodgedwongen specialisatie maakt hen inderdaad uiterst kwetsbaar, daar dit hun kennishorizon aanzienlijk ver- | |||||||||||
[pagina 422]
| |||||||||||
nauwt, en de bekende verzuiling verwekt. Dit geldt zowel voor de universitaire als voor de industriële vorsers. En zo zien we dan onze wetenschappers druk in de weer om zich te affirmeren op congressen en symposia, waar ze hun solidariteit met de Groep (van geleerden!) en het (bijna) sacrale van hun bijdrage tot de cultuur beklemtonen.Ga naar voetnoot14 Het is boeiend te zien hoe ze pogen elkaar van het nut van hun taak en hun werk voor de gemeenschap te overtuigen, terwijl ze daarbij niet in staat zijn werkelijk relevante informatie uit te wisselen met hun collega's (fabrieksgeheimen!). Weerom het zeer actuele drama van de communicatiestoornissen op het hoogste intellectueel niveau. Op die manier onderdrukken deze moderne Graalridders hun gevoelens van angst, eenzaamheid, vrees en onveiligheid. Gedurende enkele gezegende ogenblikken (op die congressen) ontsnappen de industriewetenschappers aan het sordiede en het mercantiele van hun researchwerk. Wat is voor hen de Graal? Fundamenteel onderzoek, toegepaste of georiënteerde research, zelfs technologische ontwikkeling; en tenslotte, wanneer een zekere ontgoochelde maturiteit optreedt, het zoeken naar een uitweg. Een uitweg uit de onoverzichtelijke delta der specialiteiten. Daarom o.m. het zoeken naar een nieuwe, eenvoudige computertaal om sneller te kunnen werken, want de tijd dringt! Zoals zovele technologen en filosofen, zoeken ook de geleerden naar de juiste sextant! | |||||||||||
Tussen hamer en aambeeld: publiek en managementHoe reageert de goede gemeenschap op het speur- en ontwikkelingswerk van onze geleerden? ‘Ondanks de scherpe kritiek op het researchwerk in de industrie en vooral op de industrieleiders, zal het publiek het speur- en ontwikkelingswerk verder zijn steun toezeggen. Maar zijn kritische houding zal zich toespitsen naar een stijgende vraag en behoefte: meer openheid en meer informatie’.Ga naar voetnoot15 Maar de gemeenschap vraagt veel meer: bevrijding uit haar angsten. En daar schiet de technologie overal te kort: ‘ongelukkiglijk is de complexiteit van onze industrie sneller gaan groeien dan de snelheid waarmede de technologie ze kan vereenvoudigen!’Ga naar voetnoot16 De verantwoordelijke kaderleden van de speur- en ontwikkelingslaboratoria van de grote industriële concerns walgen soms van het cynisme van bepaalde managers die, onder het mom van doelmatigheid en bedrijfsdoeleinden, | |||||||||||
[pagina 423]
| |||||||||||
de reële menselijke waarden vertrappen. Voor de speurders is zedenleer een praktische wetenschap, die stoelt op de rede en slaat op ons handelen. Ethiek is geen aanhangsel van godsdienst of openbaring: de technoaristocraten weten uit ervaring dat elk economisch of technologisch probleem ethische problemen verbergt, cfr. het probleem van de rechtvaardigheid, dat veel verder reikt dan het persoonlijke (onberispelijke) gedrag. Morele principes zijn onmisbaar, menen onze researchmensen, vooral bij het nemen van belangrijke beslissingen in de grote ‘onpersoonlijke’ concerns. Maar hoe moeten zij ze toepassen? Het tragische van hun ‘conformisme’ is dat het meestal een conditio sine qua non is om carrière-technisch te overleven. Het is heel mooi van de managers te eisen dat ze eerbied zouden opbrengen voor de menselijke waardigheid, terwijl ze over een praktisch absolute macht beschikken in hun afdeling. Kaderleden met te uitgesproken ‘morele principes’ worden snel als minder ‘efficiënt’ gebrandmerkt. Bovendien storen ze collega's en chefs, zodat ze geïsoleerd raken en op een zijspoor worden gezet als ‘visionaire idealisten’ of ‘ongewenste deviationisten’. Vele managers geloven slechts in hun eigen persoon. ‘Managers streven trouwens niet alleen naar de winstmaximalisatie ten behoeve van de aandeelhouders, maar naar vergroting van de eigen speelruimte’.Ga naar voetnoot17 Willen we de morele sfeer waarin onze geleerden en technici moeten werken nog beter in de verf zetten? Het weze voldoende de welsprekende titel van een recente studie aan te halen: A Survey of Managerial Ethics: Is Business Morality Watergate Morality?Ga naar voetnoot18 | |||||||||||
De kloof tussen universitaire en industriële researchReeds lang wordt aangevoeld dat de samenwerking industriële research/universiteitsresearch te fragmentair en te statisch blijft om vruchtbaar te zijn, ondanks de inspanningen van de Stichting Industrie-Universiteit.Ga naar voetnoot19 Er waren in ons land wel andere initiatieven, zoals bij voorbeeld de cursussen van het Seminarie voor Produktiviteitsstudie en -onderzoek te Gent en die van het Vervolmakingscentrum voor Bedrijfsleiding te Leuven.Ga naar voetnoot20 Maar de industrieleiders namen dit allemaal niet ernstig op. Zelfs wanneer wij ons even beperken tot de managementstechnieken zelf, dan stellen wij de vraag hoeveel ondernemingen in ons land de moed hebben gespecialiseerde be- | |||||||||||
[pagina 424]
| |||||||||||
drijfspsychologen te laten oordelen over het bestuur van de onderneming: waarom vernieuwing afgeremd wordt, waarom de werknemers zich oneconomisch ingezet voelen? Managers zijn nog te veel machtsmensen, die in de dagelijkse beslissingssituaties een intuïtie ontwikkeld hebben, die ze tegenover de experimenten en de studies van de universitairen stellen. Indien deze managers niet misvormd waren door de ‘lange klimtocht naar de top’ zouden ze meer ontvankelijkheid voor nieuwe ideeën en bereidheid tot luisteren kunnen opbrengen. De Amerikaanse bedrijfsleider doet wel een beroep op universitaire centra om problemen die van levensbelang zijn voor zijn onderneming voor te leggen. Deze zijn o.a.:
Tussen Europa en de Verenigde Staten bestaat niet zozeer een ‘technological gap’ dan wel een ‘management gap’. De hogere kaderleden van de grote Europese concerns ontvluchten te gemakkelijk de enorme druk van het echte management en lopen vast in het onvruchtbare terrein der machiavellistische manipulaties. Daarmee is natuurlijk niet alles gezegd. De kwaliteit van de jonge universitaire kaderleden zal mede bepalen of zij door het management alleen maar worden ‘gebruikt’, of integendeel tegenover het management kunnen optreden als een kritische en invloedrijke instantie. Ondertussen komen steeds meer universitair gevormde kaders terecht in onze industrie en kan/zal daardoor een duidelijke zwenking optreden in ons management. Elke manager handelde tot dusverre alsof hij het management opnieuw moest ‘uitvinden’, alsof hij van nul moest beginnen. Dat is zelfs niet wetenschappelijk. Het kenmerk van de wetenschap was steeds cumulatief verder te gaan, verder te bouwen op het reeds bekende. Daarom is de wetenschap een uitzonderlijk solied en betrouwbaar instrument geworden. Wetenschappelijk management moet de vrucht zijn van gecumuleerde ervaringen en experimenten. Industrie en universiteit moeten samenwerken voor de ganse gemeenschap.Ga naar voetnoot21 | |||||||||||
Wordt van de technocraten niet te veel verlangd?Welk gelaat en welke gestalte zal de wetenschap aannemen in het landschap van morgen? Wij moeten toegeven dat, ondanks alles wat tot nog toe over de nieuwe | |||||||||||
[pagina 425]
| |||||||||||
techno-aristocraten geschreven werd, wij niet erg gerustgesteld noch erg enthousiast zijn. Het zijn meestal geen echte ‘intellectuelen’, tenminste niet in de zin zoals wij dat in de eerste helft van onze eeuw verstonden. Willen of kunnen zij ons wel helpen in onze wanhopige zoektocht naar een nieuwe levenscode? Dat zij in alle geval nog determinerend zullen optreden in de komende decennia, daarvan is prof. Daniel Bell, de vermaarde socioloog van de Universiteit van Harvard, vast overtuigd. In zijn recent boek The Coming of the Post-Industrial Society ziet hij de invloed van de wetenschap groeien over vijf ‘dimensies’:
Is ons huidig scepticisme tegenover deze ontwikkeling wel zo gegrond, of zo eerlijk, wanneer we even terugblikken op de verwezenlijkingen van de technologie? Waarom niet naar dit verleden kijken? Heeft Paul Valéry niet gezegd dat de mensheid de geschiedenis achteruitgaande binnentreedt? De snelle en aanzienlijke stijging van de levensstandaard in de industrielanden kwam er dank zij een nieuwe maatschappelijke klasse (of kaste?): de ingenieurs en technici alleraard. Zij hebben onze waarnemingen van ruimte en tijd aanzienlijk gewijzigd. Zij hebben een nieuwe definitie en inhoud verleend aan de ‘rationaliteit’, namelijk door de accenten te verleggen naar louter functionele relaties en naar het kwantitatieve als (enig zekere?) maatstaf. En toch (en daarom juist?) blijft de mensheid twee hardnekkige dwangdromen koesteren, afwisselend het ‘verloren paradijs’, of de tuin van Allah en... de apocalyptische zelfvernietiging. Het is ontstellend te constateren dat vandaag een werkelijkheid slechts bestaat (voor de gemeenschap) daar waar tevens communicatie bestaat. De communicatiestoornissen zijn echter nooit zo groot geweest. De bakens werden onlangs verplaatst en de wegcodes gewijzigd. Omdat men niet meer met gelijke wapens, maar met gelijke breinen kampt, is geheimhouding een dwingende vereiste. En onze technische eeuw is inderdaad ‘on-menselijk’ aan het worden: elektronisch, digitaal, atonaal. Wat blijft er over van de grote Middeleeuwse visie van de Kerk, van de opwindende dialoog tussen Leibnitz en Bossuet, van Kants droom? Wat is | |||||||||||
[pagina 426]
| |||||||||||
nu belangrijker in ons leven (om te overleven): het Organon van Aristoteles of de nieuwe, (al te) vereenvoudigde computertaal, de intellectuele of wetenschappelijke elite of... de almachtige grootindustriële Gotha? Welke eminente technoaristocraat zal als grote katalysator optreden en ons vertellen dat ‘God het wezen is van het wezen van de mens’?Ga naar voetnoot22 De miljarden medemensen die samen met ons het jaar 2000 tegemoet gaan, hebben de indruk dat het leven hen vooruitstuwt, zij weten niet hoe, zij weten niet waarheen, ergens... Is de wetenschap zoals ze nu bedreven wordt in staat ons een reden te geven ‘om te leven en te sterven’? Is deze wetenschap niet medeplichtig geweest aan de ontluistering van onze samenleving, die daardoor - vooral voor de jongeren - minder leefbaar is geworden? Want hoe kan de ‘normale’ burger verklaren waarom zovele jongeren net zo lang drugs nemen tot hun hersenen onherroepelijk geschonden zijn? Doen ze dit niet omdat zij op de vlucht zijn? Vlucht uit de onmenselijke intercom van de gecomputeriseerde relaties, waarin zelfs cultuur en godsdienst handig vervlochten schijnen te zijn? Heerst er geen enorme spraakverwarring tussen de twee krachtlijnen van onze westerse beschaving: technocratie (kennisindustrie) en democratie (mens en gemeenschap)? Mythos en Logos zullen en moeten blijven samengaan in ons denderende Westen, als een vurig span, zwart en wit, dat de wagen van ons lot in versnelde vaart meevoert! Zal de wetenschap opnieuw of eindelijk een hulp zijn om stipt en zuiver en vrij ‘het dagelijks licht’ te volgen? |
|