| |
| |
| |
Politiek overzicht
november
● Internationale politiek
De economische top
Op initiatief van de Franse President Giscard d'Estaing zijn de regeringsleiders van zes industrie-landen bijeen gekomen in het historische kasteel Rambouillet. Dat waren de Verenigde Staten, Engeland, Duitsland, Frankrijk, Italië en Japan. Tot grote ergernis van de Nederlandse premier Den Uyl, die vond dat hij daar óók thuishoorde als vertegenwoordiger van Benelux - alsof België dan niet evenveel rechten zou kunnen doen gelden. Van ‘rechten’ was echter geen sprake. De uitnodigingen kwamen van de Franse President persoonlijk.
Maar goed: de top kwam bijeen. Giscard had bedoeld dat er alleen de monetaire kwesties ter sprake zouden komen, maar elk van zijn gasten bracht nieuwe onderwerpen aan en zo groeide de bespreking uit tot een complete voorbereiding op de ontmoeting in december met de OPEC-landen. Toch bleef het - betrekkelijk magere - resultaat beperkt tot de monetaire problemen. Op dit punt stonden Amerika en Frankrijk ver van elkaar af. Amerika wilde zo spoedig mogelijk terug naar vaste wisselkoersen; Frankrijk wilde de koersen zwevend houden. In de officiële communiqué's werd meegedeeld, dat er een compromis tussen deze standpunten is gevonden; hoe dat er precies uitziet is echter niet bekend gemaakt. Vermoedelijk ligt het in termijnstellingen. Zowel Amerika als Frankrijk hebben geen termijn genoemd voor de doorvoering, subsidiair de voortzetting van hun systeem. De afspraak is nu, dat de centrale banken van de grote industrielanden dagelijks met elkaar in contact zullen treden over de wisselkoersen. Het doel blijft echter meer stabiliteit op de geldmarkt te scheppen.
Het belangrijkste resultaat was echter reeds bereikt vóórdat de conferentie bijeenkwam: Frankrijk was zich klaarblijkelijk pijnlijk van isolement bewust geworden en deed door het bijeenroepen van de conferentie een poging om daaraan te ontkomen. Blijkbaar is het inzicht tot Giscard doorgedrongen, dat het industriële westen alleen door samenwerking zal kunnen optornen tegen het bloc Rusland-China, dat hard bezig is zijn reusachtige reserves aan grondstoffen en arbeidskrachten op de wereldmarkt te werpen.
| |
De Verenigde Naties
De Arabieren hebben hun zin gekregen in de Verenigde Naties. De motie waarin het zionisme wordt gebrandmerkt als racisme, is aangenomen. 72 landen hebben voorgestemd, deels onder zware druk van de Arabieren, die momenteel over veel geld beschikken. Van de Latijns-Amerikaanse landen hebben verschillende hun voornemen om tegen te stemmen laten varen, eveneens onder Arabische druk en uit een instinctief verzet tegen de Verenigde Staten. Zij wilden niet de schijn op zich laden achter Washington aan te lopen. De voorzitter van de Assemblée, de Luxemburger Gaston Thorn, week van de gewoonte dat de voorzitter zich geen mening laat ontvallen, af en sprak zijn afkeuring uit over deze daad der Verenigde Naties. De Verenigde Staten toonden zich
| |
| |
bijzonder verbitterd en het Witte Huis maakte bekend dat de President overweegt maatregelen te nemen tegen de landen die hebben vóórgestemd. In concreto heeft dit dreigement nog niet veel opgeleverd. De Arabieren kunnen in hun vuistje lachen. Hun duidelijk anti-semitisme heeft althans in Amerika geen even duidelijke daden van verweer opgeroepen. Het Nederlandse Parlement heeft ook unaniem van afkeur getuigd.
De meest waardige houding hebben de Israeliërs aangenomen. Zij hebben staande de vergadering in New York de resolutie verscheurd en duidelijk verklaard haar naast zich neer te leggen. Het is inderdaad een schandstuk, niet meer dan zo'n verklaring waard.
| |
● Nationale politiek
Verenigde Staten van Amerika
Het ‘verkiezingsjaar’ is voor de Verenigde Staten aangebroken. November '76 valt de beslissing. Aspirant-kandidaten zijn al druk in de weer om hun stellingen te betrekken. Zich voor te bereiden op de ‘primaries’, de voorverkiezingen in de verschillende staten en daarop volgend op de partijconventies, waar de officiële kandidaten zullen worden aangewezen.
De eerste die zich heeft doen gelden, is de zittende President zelf, Jerry Ford. Aanvankelijk zag het er naar uit, dat hij het zich zou laten welgevallen als een soort overgangspresident genoegen te nemen met het vólmaken van Nixons tweede termijn en zich dan terug te trekken. Maar dat zinde hem toch blijkbaar niet. Hij wilde de geschiedenis niet ingaan als de enige President die nooit door een meerderheid van de Amerikaanse kiezers was aangewezen; hij wilde zijn bekwaamheid als President bevestigd zien door een succes in de verkiezingsstrijd. Die bekwaamheid gold namelijk allerminst als bewezen. Zeker: hij genoot bij zijn optreden een onmiskenbare populariteit. Die populariteit echter ontsproot aan zijn reputatie van integriteit, die schril afstak bij de reputatie van zijn voorganger. Integriteit echter mag een teken zijn van deugdzaamheid, het hoeft niet noodzakelijkerwijs ook een bewijs te vormen van deugdelijkheid. Een nette President is niet noodzakelijkerwijs ook een goede President.
Ten aanzien van Jerry Ford gold dit in versterkte mate, aangezien zijn integriteit een betrekkelijk gemakkelijk verworven deugd vormde. Een kwart eeuw lang lag zijn politiek arbeidsveld in een klein kiesdistrict voor het Congres. Die kiesdistricten omvatten nooit meer dan een half miljoen mensen, waarbij dus zo'n 300.000 kiezers, die meestal voor niet meer dan 60 pct. opkomen en waarvan een kandidaat de meerderheid moet zien te verwerven. Met een dikke honderdduizend mensen is dat bekeken. En als die kiezers dan nog voor het overgrote deel behoren tot een ras van stoere Hollandse meubelmakers, die hun politieke principes even recht toe recht aan nemen als hun geloof en hun borrel, dan is het nauwelijks meer een kunst om integer te blijven. Alleen: het ware een godswonder als zo'n carrière een groot staatsman opleverde. Verreweg de meeste echte staatslieden van Amerika kwamen uit de Senaat; het Congres leverde ze niet. Althans niet rechtstreeks. Wie op staatsmansniveau belandde, dankte dit meer aan het feit dat hij het Congres de rug had toegekeerd, dan aan zijn loopbaan in dit weinig illustere college. Ford bleek al heel gauw niet boven het congres-niveau uitgewassen te zijn. Hij mocht dan door de veiligheid van zijn kiesdistrict, waarvan de loyaliteit hem niet veel tijd kostte, en door zijn korte ervaring als Vice-President iets meer van de landelijke politiek en de buitenlandse politiek weten dan de gemiddelde Congres-man, tot leiding geven in staatszaken bleek hij niet in staat. Het Amerikaanse volk moest wel de indruk krijgen dat hij alles aan zijn adviseurs overliet; hij was immers zelden of nooit in het Witte Huis; altijd wel ergens op tournee. En dat heeft hem populariteit gekost. De laatste opiniepeilingen liegen daar niet om.
| |
| |
En zoals het met zwakke mensen vaak gaat: opeens willen zij bewijzen hoe stoer zij wel zijn. Dat bewijs zocht hij in het plotseling ontslag van zijn minister van Defensie, Schlesinger. Een gladde politieke manoeuvre. Hij sloeg daarmee ettelijke vliegen in één klap. Hij raakte in de eerste plaats een criticus uit zijn omgeving kwijt die hem maar al te zeer herinnerde aan zijn verleden als defensie-specialist van het Congres. Schlesingers ideeën kwamen goed overeen met de stellingen die hij zelf altijd had verdedigd, maar die hij onder de gecombineerde druk van Kissinger en Rockefeller had laten varen. Stellingen die vooral de conservatieve die-hearts in de Republikeinse partij uit het hart waren gegrepen. Een staatsman zou er nauwelijks moeite mee hebben in zo'n situatie te raken. Hij zou Schlesinger zeker niet hebben ontslagen, omdat zo'n stem van het geweten in de nabijheid alleen maar nuttig kan zijn. Maar niet Ford! Een tweede voordeel dat Ford meende te zien was, dat hij nu ook een zekere onafhankelijkheid van Kissinger kon demonstreren. Schlesinger weg, Kissinger een trapje lager; geen voorzitter meer van de Nationale Veiligheidsraad. Alleen: dit werkte ook niet omdat het Amerikaanse volk maar al te goed begreep, dat Kissinger nog altijd zowel de woorden als de wijs van het buitenlands beleid bepaalde. Derde voordeel: ook Rockefeller kon iets worden teruggezet. Dat deed Ford niet zelf. Hij gaf Rocky echter wel te verstaan, dat hij verstandig zou doen maar vast aan te kondigen dat hij voor een volgende ambtstermijn van Ford niet meer in aanmerking wilde komen voor het Vice-Presidentschap. Wat Rocky dan ook prompt deed. Voordeel: de conservatieven voelden zich weer ietwat over het bolletje gestreken, omdat die vooruitstrevende Republikein, die het indertijd aandurfde om zich te verzetten tegen Goldwater, terzijde was geschoven. En laatste voordeel: Het Amerikaanse volk zou nu moeten zien, dat Ford niet aan enige leiband
liep maar zijn eigen beleid volgde, zijn eigen mensen om zich heen verzamelde en niet het overschot van Nixons periode.
Alleen het Amerikaanse volk zag dat niet. Het zag - terecht - in Fords manoeuvre veeleer een teken van zwakte. Beste bewijs: het feit dat onmiddellijk na deze paleisrevolutie de aartsrepublikein Reagan aankondigde zich kandidaat te zullen stellen voor het presidentschap. Een ongehoorde brutaliteit in normale omstandigheden. Een rechtgeaard Republikein stelt zich niet kandidaat tegen een zittende President; normaliter zou dat een schandaal zijn. Nu niet.
Er kan dus nog heel wat gebeuren in het jaar dat voor ons ligt.
| |
Portugal
De ontwikkelingen in Portugal zijn tot een dramatisch hoogtepunt gekomen. Met als klapstuk een in de geschiedenis van de democratie unieke, maar ook wel enigszins lachwekkende regeringsdaad: een staking van de ministers zelf! Afgedwongen door een lakse houding van de militairen tegenover communistische betogers, die de ministers enkele dagen lang eenvoudig belegerden. Langzamerhand werd het zelfs de koppigsten onder de militairen duidelijk dat Portugal op die manier de snelle ondergang tegemoet ging. Er moest iets gebeuren. De communisten rekenden er vast op dat zij tenslotte aan het langste eind zouden trekken en aan het bewind zouden komen. Zij hechtten er vooral veel waarde aan dat dit zou gebeuren vóórdat de belangrijkste Portugese kolonie, Angola onafhankelijk zou worden. Eenmaal aan het bewind immers, zouden zij ogenblikkelijk de communistische MPLA-regering aldaar hebben erkend en dit uitgestrekte deel van Afrika veilig in het communistische kamp hebben geloodst. Zover is het echter niet kunnen komen. Tegen het einde van de maand hebben de militairen de zaak weer eens opnieuw bekeken en besloten zich nu tegen uiterst links op te stellen. Uiterst linkse officieren zijn ontslagen en in hechtenis genomen; uiterst linkse troepeneenheden ontbonden; de uiterst linkse arbeiders, die in krantendrukkerijen en radiostations werken, ontslagen. Een duidelijke zwenking naar rechts.
| |
Spanje
Drie weken lang is een steeds maar aanzwellend team van artsen bezig geweest met volhardende pogingen om het leven van generalissimo Franco te verlengen, maar uiteindelijk heeft hij de strijd tegen de dood toch moeten opgeven. Als laatste
| |
| |
der dictatoren van het tweede garnituur, maar wel uit de school van Hitler en Mussolini, heeft hij het veld geruimd - wie weet voor een nieuw soort dictatuur, die van de naamloze staatsmachine, die overal in Europa - ook in Nederland - steeds machtiger wordt. Overeenkomstig zijn wil is Spanje onmiddellijk na zijn dood weer een koninkrijk geworden. Als koning nam Juan Carlos deel aan zijn begrafenis; als koning presideerde hij de kabinetszittingen en als koning schonk hij aanstonds na zijn plechtige kroning gratie aan een duizendtal politieke gevangenen. Hij heeft in een toespraak tot de Cortez wel iets over zijn toekomstplannen gezegd, maar nog te weinig concreet om hem aan vast te pinnen. Een nieuwe regering heeft hij nog niet gevormd.
Wat een aantal lieden binnen en buiten Spanje wellicht had gehoopt, dat de dood van Franco het sein zou vormen voor een soort algemene opstand, is niet gebeurd. Begrijpelijk. In socialistische en aanverwante kringen spreekt men nog wel met vuur over de ‘wettige regering’, die indertijd door Franco omver werd geworpen, maar van die ‘wettige regering’ is geen spoor meer over en na veertig jaar Franco-bewind herinnert zich nog maar een klein deel van het Spaanse volk iets van die ‘regering’ - en wat van die herinnering is overgebleven, is in hoge mate vermengd met herinneringen aan een bloedige burgeroorlog, waar beslist niemand naar terugverlangt. De Spanjaarden hebben het nadien beter gekregen; zij genieten een zekere welvaart. Misschien iets minder dan andere volken in West-Europa maar véél meer dan de generatie van vóór Franco. Vooral de middenstand heeft daarvan geprofiteerd. Spanje is veel meer dan het ooit geweest is, een volk met een sterke middenstand geworden en middenstanders zijn mensen die iets te verliezen hebben en iets te behouden. Aan hun lijf geen polonaise.
Bovendien is het de grote vraag of diegenen die een links Spanje wensen, wel goed die richting uit durven te koersen. De grote stuwers in die richting, de communisten, hebben bepaald geen aanmoediging ontvangen uit het nabuurland, Portugal. Daar verspeelt de revolutie dag aan dag weer een brok welvaart en dreigt het brutale communisme de kous op de kop te krijgen. Een dreiging die in Spanje zelf nog veel meer reëel aanwezig is, omdat de basis van rechts-radicalisme, waar Franco op steunde, nog steeds aanwezig is en zich zonder twijfel de kaas niet van het brood zal laten eten.
| |
De Spaanse Sahara
Koning Hassan van Marokko heeft bakzeil moeten halen in de Spaanse Sahara. De mars die hij voornemens was zijn onderdanen te doen ondernemen in dit gebied, is wel doorgegaan; hij heeft het vertreksein tenminste gegeven, terwijl hijzelf op veilige afstand bleef, zogenaamd om de operaties te leiden. Maar verder dan een kilometer of tien zijn de geestdriftige Marokkanen niet in de Sahara doorgedrongen. Toen het gevaarlijk werd vanwege de mijnenvelden die de Spanjaarden daar hadden aangelegd. Hassan durfde blijkbaar de risico's niet te trotseren die aan het overschrijden van deze grens verbonden waren en beval de terugtocht, luid proclamerend, dat het doel was bereikt. Hij heeft in ieder geval zijn gezicht gered.
| |
Angola
Angola is nu onafhankelijk geworden - maar duidelijk is de situatie daar nog lang niet. De communistische MPLA heeft weliswaar de hoofdstad ingenomen, maar het gezag in het land ligt nog lang niet onbetwist in handen van deze beweging, ook al zouden links-aangeblazen regeringen in Europa dat nog zo graag zien. De twee andere bevrijdingsorganisaties trekken nog steeds op en tegen het eind van de maand heeft het er de schijn van, dat de MPLA terrein aan het verliezen is. Luidkeels beschuldigt zij nu de andere bewegingen ervan buitenlandse huurlingen in dienst te hebben en hun legers te hebben opgevuld met Portugese vrijwilligers en Zuid-Afrikanen; zij verhult echter zorgvuldig het feit dat in haar eigen gelederen vrijwilligers uit Cuba en enkele andere communistische landen evenzeer een belangrijke rol spelen. Er zal nog wel gevochten worden in Angola.
| |
India
Het opperste gerechtshof van India heeft het arrest van een lagere rechtbank,
| |
| |
waarin de verkiezing van mevrouw Gandhi in 1971 ongeldig werd verklaard wegens corrupte praktijken, die daarbij zouden zijn toegepast, verworpen en de verkiezing van mevr Gandhi geldig verklaard. Daarmee heeft het hof wel een bijdrage geleverd tot het handhaven van de rust in India, die ernstig in gevaar zou zijn gekomen wanneer het hof zich tegen de geldigheid van mevr. Ghandi's mandaat zou hebben uitgesproken. Het bleef echter bepaald onbevredigend dat het hof zijn uitspraak baseerde op alleen maar een naderhand door het parlement aangenomen zuiveringswet en dus niet op een onderzoek naar de feiten die de premier ten laste waren gelegd. Een uiterst gevaarlijk precedent.
| |
● Nederland
De kurk!
President Costa Gomez van Portugal mag zich verheugen in de bijnaam: de kurk. Er kan geen golf zo hoog gaan of Gomez komt er bovenop te drijven. Hij praat met iedereen mee en - floep - daar zit hij weer op de top.
Precies diezelfde bijnaam past eigenlijk de Nederlandse minister-president Den Uyl. Steeds meer komen er golven over hem heen en steeds hoger slaan ze op. Maar Den Uyl weet er steeds weer bovenop te blijven drijven.
Deze maand heeft hij daar weer een paar voortreffelijke staaltjes van weggegeven. Hij moest begin van de maand een rede houden voor de jongeren van het N.V.V. en natuurlijk goede maatjes met deze jongeren blijven en dus flink uitpakken. Zo verklaarde hij bij die gelegenheid, dat de vakbonden vooral de internationale controle op de multinationals moeten doordrukken en doorzetten. De directie van het AKZO-concern viel hem daarop in een open brief scherp aan. De directie brandmerkte dit optreden van de premier als een soort ophitserij tegen de ondernemers en liet hem duidelijk verstaan dat hij op die manier het vertrouwen van het bedrijfsleven wel grondig had verspeeld. Den Uyl, die enige dagen nodig had om een antwoord te bedenken, zette een onschuldig gezicht op. Hij begreep niet waarom de heren zo boos waren geworden, zei hij. Hij had helemaal niets kwaads bedoeld met zijn rede. Maar intussen!
Tegen het einde van de maand kwam er een soortgelijk incident, maar nu van de andere kant. Minister Boersma van Sociale Zaken, verantwoordelijk voor het loonbeleid, ergerde zich aan de wijze waarop lieden als Groenevelt, Kok en Van Thijn het deden voorkomen alsof de confessionelen in het kabinet de boze jongens zijn, die met impopulaire maatregelen als het loonbeleid de vooruitstrevende koers van de heer Den Uyl en zijn makkers doorkruisen. Boersma behoort tot de confessionele ministers in het kabinet. Hij dreigde openlijk met aftreden als Den Uyl niet persoonlijk tegen de voorstelling van zaken, door genoemde heren gegeven, in het geweer kwam. Een ernstige dreiging. Glad als altijd verklaarde Den Uyl, dat wanneer hij een opinie zou tegenkomen als zou niet het hele kabinet één beleid voeren, hij deze zou tegenspreken. Wat natuurlijk een halfslachtig antwoord was op de eis van Boersma. Maar geen nood. De kurk bleef weer bovendrijven.
| |
De loon-politiek
Het overleg tussen werkgevers en werknemers over de arbeidsvoorwaarden voor het komende jaar is definitief vastgelopen. De werkgevers kunnen geen sterke stijging van de loonuitgaven meer verwerken; de vakbonden zijn niet bereid voetstoots van hun eisen af te stappen. Zij willen zich wel matigen voor wat de hoogte van de lonen betreft, maar dan moeten verschillende andere eisen - als een gelijkere verdeling van het inkomen, de medezeggenschap van de arbeiders en de heilige vermogensaanwasdeling wel erdoor komen. De werkgevers willen daar niet
| |
| |
van horen. Zij hebben in deze crisistijd al zorgen genoeg.
Onder die omstandigheden heeft de regering besloten tot ingrijpen in de lonen en prijzen. Ofschoon aan het einde van de maand nog niet bekend is hoe zij zich dat ingrijpen voorstelt, zijn de vakbonden toch al maar in scherp verzet gegaan. Groenevelt heeft al meegedeeld, dat hij het kabinet Den Uyl liever maar ziet ophoepelen dan nog lang aanblijven. Zolang tenminste die lelijke confessionelen - die hij in het NKV aan zijn boezem probeert te drukken - erin blijven zitten. Ze voelen de verkiezingen komen aan die kant.
| |
Suriname
Er is heel wat feest gevierd in Suriname op de dag dat deze voormalige kolonie onafhankelijk werd - op 25 november om precies te zijn. Maar er is ook heel wat gezucht en geploeterd eer het zo ver was. De Staten van Suriname hebben toch nog op tijd een delegatie kunnen samenstellen, waar ook de oppositie aan deelnam: in de Tweede Kamer hebben de heren Arron en Lachmon, met als een soort vaderlijke arbiter de Statenvoorzitter Wijntuin tussen hen in, broederschap gesloten. In Suriname teruggekeerd hebben de twee kemphanen zich gebogen over de Grondwet voor hun onafhankelijke staat en zelfs daarover zijn zij het eens geworden. Zodat de onafhankelijkheid inderdaad op de gestelde datum kon worden geproclameerd en bevestigd.
Helemaal zonder wanklank scheen het toch niet te kunnen. Uitgerekend in Suriname, waar ‘Konieverjarie’ altijd een hoogfeest is gebleven en de bevolking de koning persoonlijk altijd dankbaar was voor de slavenbevrijding moest opeens, daags voor de onafhankelijkheid het standbeeld van koningin Wilhelmina, die nota bene in de oorlogsjaren de grondslag legde voor de thans verworven status van de voormalige kolonie, doormidden worden gezaagd en verwijderd uit het centrum van Paramaribo. Weg ermee!
| |
De Christen-Democraten
Nieuws is er nauwelijks meer van de Christen-Democraten. Als de besluitvaardigheid die zij aan de dag leggen met de vorming van het éne CDA, karakteristiek is voor hun besluitvaardigheid in het algemeen, hebben de heren Andriessen en Aantjes zo langzamerhand wel iedere aanspraak op vertrouwen in een krachtig beleid verloren. Het is een diep treurige zaak om nu weer te zien, dat de KVP na eerst een voorzitter terecht te hebben weggejaagd omdat hij op zijn eentje verraad aan het CDA wilde plegen, diezelfde weg op gaat en aankondigt op zichzelf te zullen blijven staan en een algemene middenpartij te zullen gaan vormen. Wat De Zeeuw intussen óók aan het proberen is. De KVP-bonzen noemen dit een ‘nood-maatregel’, zulks terwijl er nog van geen noodsituatie sprake is. Die ontstaat pas als er werkelijk verkiezingen aankomen of als er bijvoorbeeld door unaniem stemgedrag van de drie confessionele groeperingen een regeringscrisis ontstaat. Maar met ‘noodmaatregelen’ op de proppen komen zonder nood verraadt alleen maar dat men zelf in nood zit.
| |
Reactorvaten
De pacifisten en de opgestoken vingertjes hebben hun ‘jour’ gehad in de Tweede Kamer. Zij hebben een motie doorgedreven waarin de regering wordt verboden exportvergunning te verlenen voor een 900 miljoen order, krachtens welke reactorvaten aan Zuid-Afrika moeten worden geleverd. Het is hun eeuwige illusie dat zij daarmee Zuid-Afrika schaden. Die reactorvaten komen heus wel ergens anders vandaan. Het enige wat zij bereiken, is dat een order van bijna een miljard voor het Nederlandse bedrijfsleven verloren gaat - hoeveel werklozen zouden daarmee geholpen zijn? - en dat het Nederlandse bedrijfsleven er internationaal een stuk betrouwbaarheid verliest. Als die vingertjesmensen ieder ogenblik in de orderportefeuille van het bedrijfsleven kunnen gaan rommelen, gaan de buitenlandse bedrijven maar liever een deur verder. - En die jongens in de Tweede Kamer juichen! Hun gezicht straalde op de foto's. Maar foto's van de werklozen stonden daar dan ook niet naast.
Hans Hermans
| |
| |
| |
● België
Men spreekt soms van de donkere dagen vóór Kerstmis. Als u het ons vraagt dan zijn die dit jaar alvast in november van start gegaan. Meteorologisch zat het ons de jongste weken niet zo best mee, maar vooral op politiek vlak woei er menige storm. Toen Premier Tindemans destijds de regeringshandschoen opnam beweerde hij wel dat er geen onweer, maar slechts een klimaatsverandering zou komen, maar dit heeft niet belet dat het dagen weerlichtte aan het politieke firmament. Het begon reeds met het afspringen van het overleg tussen de sociale partners. Al doet de benaming ‘partners’ vermoeden dat patroons en arbeiders gezapig aan één zeeltje trekken, in feite blijken ze heel moeilijk tot akkoorden te kunnen komen. Wie er de schuld van draagt dat hun tweede gespreksronde alweer op een sisser is uitgelopen, is uiteraard moeilijk te achterhalen. Gewoonlijk verwijt de pot de ketel dat hij zwart is, en dat is ook hier weer het geval. De vakbonden klagen over een te stugge negatieve houding van het VBO (Verbond van Belgische Ondernemingen), terwijl men in ondernemingskringen niet te spreken is over de syndicale eisen en de ‘dictaten’ van de vakbondsleiders. Het schoentje knelde vooral rond de vraag van de arbeiders, een zogeheten brugpensioen of prepensioen in te stellen waardoor oudere arbeidskrachten plaats zouden ruimen voor jongere. De ondernemingen bleken met een dergelijke opzet niet gelukkig, vooral omdat het brugpensioen-op-aanvraag, waarvoor 150.000 arbeiders in aanmerking komen voor hen financiële problemen schept, terwijl ook de organisatie ervan heel wat voeten in de aarde heeft. Algevaardigde-beheerder, de heer Pulinckx, handhaafde dan ook zijn tegenvoorstel van onverminderd pensioen vanaf 63 jaar. Bleken ACV en ABVV bij het begin van de besprekingen nog vrij soepel, geleidelijk aan verstarden en verstrakten zij hun houding. In ABVV-kringen lag daarbij duidelijk de bedoeling voor via een
conflictsituatie de regering zelf in diskrediet te brengen. Hoe meer spanningen des te beter voor het oppositiefront! De socialisten hielden het been stijf en dat deed ook het VBO, dat eveneens de beschuldiging te horen kreeg dat het de regering in haar bestaan wilde aantasten. De heer Pulinckx reageerde heftig met de bewering dat de ondernemers zich nooit door politieke kleuren hadden laten leiden, en onderstreepte dat zij reeds zes maanden ‘poogden’ te onderhandelen met de vakbonden. Deze laatsten beweerden van hun kant eveneens uit te blinken in hun ijver om tot een compromis te komen.... maar de slotsom was dat het overleg vreselijk in de sukkel raakte. De regering hakte tenslotte zelf de knoop door: in de kabinetsraad van 7 november bereikte de bewindsploeg een akkoord over het hoofdstuk tewerkstellingspolitiek en loonmatiging in het relanceplan. De essentie van de regeringspolitiek luidt: loonblokkering van november 1975 tot en met juli 1976, de beperkte invoering van brugpensioenen en bovendien nog een reeks besparende maatregelen. Aan het mechanisme van de automatische loonkoppeling aan de index wordt niet getornd, tenzij voor het gedeelte van de bezoldigingen boven de 40.000 frank bruto, waarvoor tussen 1 januari en 30 september 1976 geen indexatie wordt doorgevoerd. Vanuit het oogpunt der sociale rechtvaardigheid worden naast de lonen, ook de dividenden geblokkeerd op het peil van 1974, de tantièmes 1975 op 75 pct. van het vorig niveau en alle huurprijzen, wedden van de regeringsleden, tarieven, barema's en honoraria van de vrije beroepen. De sociale bijdragen aan de crediteuren worden opgeschort, maar daarentegen krijgen de ondernemingen nieuwe financiële lasten door de invoering van een brugpensioen via een solidariteitsfonds van de nog sterke bedrijfssectoren. In de plaats van de ‘gepensioneerden’ moeten jonge werklozen in dienst worden genomen. Bovendien moeten alle openbare besturen en ondernemingen met
minstens honderd werknemers per schijf van honderd tewerkgestelden een jonge stagiair van minder dan dertig jaar inschakelen. Kortom de bedrijfsbezetting wordt er zeker niet lichter op en de loonkostenmatiging zal daardoor vermoedelijk maar dunne- | |
| |
tjes uitvallen. Tenslotte komt er een sociaal-pedagogische toelage voor de moeder die haar kind zelf wil opvoeden tot het drie jaar is en daarvoor dan elke beroepsactiviteit buitenshuis verzaakt.
Hoe reageerden nu de sociale partners op het voorstel van de regering? Het VBO en het ABVV waren van meetaf aan tegen de gedane voorstellen gekant, maar het ACV wilde aanvankelijk eerder toegeven, zij het dan ook niet zonder op verbeteringen en aanvullingen aan te dringen. Daarmee werd zowat een kloof geslagen in het gemeenschappelijke vakbondsfront, maar ook dit bleek slechts van korte duur. Uiteindelijk heeft ook het ACV in besluierde bewoordingen het regeringsvoorstel verworpen, daartoe zeker aangezet door haar Waalse vleugel, de CSC, die samen met de socialistische vakbond in de oppositie was gegaan. In een buitengewoon congres bleef het ABVV bij zijn weigering en verzette zich principieel tegen elke regeringsinmenging in de loononderhandelingen. Het resultaat is dat de regering nog steeds ter plaatse trappelt inzake het inkomensbeleid. Het wordt nochtans de hoogste tijd dat aan die lange procedure een einde komt. Dit keer kan de regering beslist niet worden verweten dat ze het principe ‘agir avant de réfléchir’ toepast, wel integendeel. Toch wordt het veelvuldig en lange onderhandelen vóór en na elke beoogde maatregel ook wel een beetje ‘des Guten zu viel’. Al schijnt de Eerste Minister volgens de opiniepeilingen nog niets aan populariteit te hebben ingeboet, toch voelen velen zich momenteel alleen nog maar ‘geregeerd’ door het duo Houthuys-De Bunne. Wie is er aan de macht? Wie regeert?
Vandaag zal de regering definitief haar standpunt bepalen inzake het inkomensbeleid. Hopelijk raakt het herstelplan, waarvan het inkomensbeleid een onderdeel is, nu eindelijk rond. Het zit er natuurlijk dik in dat het, na het vele heen-en-weer-gepraat, flink afgezwakt zal zijn. Hoe de vakbonden en het VBO morgen zullen reageren hangt nog in de lucht, en waarschijnlijk vindt het ABVV de tegemoetkomingen nog te klein. Het ACV zal misschien gematigder reageren omdat zijn opinie wel iets dichter bij die van de regering ligt. En het VBO zal waarschijnlijk niet erg in zijn nopjes zijn, omdat de prijs van de sociale toenadering allicht op zijn schouders zal neerkomen. Waar de enen de sociale aspecten benadrukken, leggen de anderen uiteraard de nadruk op het competitievermogen van de ondernemingen. Wij wachten af en de commentaar ad rem zal vermoedelijk een plaatsje vinden in een volgend politiek overzicht.
Consensus werd voor zover we op dit ogenblik weten, niet bereikt, maar dat bleek deze maand ook in andere opzichten een moeilijk haalbaar ideaal. Terwijl patronale en syndicale organisaties het met de regering en ook onderling niet eens konden worden over de bestrijding en de beteugeling van de recessie, woedde er nog een hevige storm in de Kamer waar de gemeentelijke fusies besproken werden. Het was een fel spektakel, een voorstelling van een rumoerig politiek steekspel waarin de verwijten kwistig van de ene kant naar de andere werden geslingerd. Er valt inderdaad op het hele fusieplan heel wat aan te merken. Vooreerst gebeurt de aanpak geweldig drastisch: van 2300 gemeenten zou men komen tot 500.... Een eerder trapsgewijze fusionering ware wellicht beter geweest omdat daarin de federatieformule nog mogelijk ware geweest. De federatiegedachte wordt trouwens door het fusieplan van de kaart geveegd.... terwijl de grote organieke federatiewet nog maar van 26 juli 1971 dateert! De afschaffing van de Vlaams-Brabantse randfederaties is een zware hypotheek die op het fusieplan rust. Zij werden immers toentertijd opgericht ter compensatie van de invoering van de vrije taalkeuze van het gezinshoofd inzake onderwijs. De ‘liberté du père de famille’ blijft verworven.... maar de federaties moeten plaats maken voor enigszins vergrote Vlaamse gemeenten. De zes randgemeenten-met-faciliteiten lopen daarbij het risico opnieuw bloot te staan aan de Brusselse annexatie. En dan is er ook nog de ruimtelijke ordening (zó belangrijk om de Brusselse olievlek niet te ver te laten drijven) die nu ontglipt aan de bevoegdheid van de randfederaties. De Vlamingen verliezen veld in de hoofdstad en dat zal de (voor de PSC zo beduchte) CVP beslist worden aangewreven. Niet het enige verwijt overigens dat de regeringsmeerderheid te slikken krijgt. De partij-politieke bereke- | |
| |
ningen, die zeker niet uit het fusieplan weg te denken zijn, geven er
bovendien een wrange bijsmaak aan. Een aantal gemeenten waar een parlementslid burgemeester is, blijft om vrij duistere redenen buiten de fusieoperatie. Dat daaronder ook Edegem hoort maakt wellicht Premier Tindemans niet zo gelukkig, die daarmee een argument verliest om de noodzakelijkheid van de hele operatie duidelijk te stellen. Uiteindelijk heeft de Kamer in de nacht van 21 op 22 november, meerderheid tegen minderheid, dan toch haar goedkeuring gehecht aan de ontwerpteksten van Minister Michel tot samenvoeging van gemeenten en tot afschaffing van de randfederaties. Daarmee werd een punt gezet achter een kort stukje parlementaire geschiedenis waarop wellicht niemand trots is. Vooral de oppositie, die in haar kritiek weliswaar heftige maar toch vaak zeer juiste en rake opmerkingen maakte, heeft door een zure appel moeten bijten.
Of er nu ook zoveel herrie gaat komen omtrent het regeringsvoorstel tot wijzigingen van de wet op de financiering en de controle van universitaire instellingen, het hoofdstuk III van de beruchte programmawet, valt nog af te wachten. Het minst zekere van al is: of de BSP-oppositie voor deze kar kan worden gespannen, om bij dat gedeelte van de programmawet tenminste enige amendementen in te dienen. Vermoedelijk ziet ze het veel liever tot stakingen en betogingen of zelfs straatgeweld komen, zoals de Heer Van Eynde het zich geregeld laat ontvallen. Niemand ontkent dat rationalisaties in de universitaire sector nodig, wenselijk en zelfs mogelijk zijn en dat ieder solidair moet zijn in de bezuinigingswedloop: het is alleen maar zaak de juiste manier te vinden waarop dat alles kan gebeuren. Het knelpunt ligt duidelijk rond het aantal studenten dat als een index automatisch de personeelsbezetting en de kredieten bepaalt. Wordt die index verlaagd, dan volgen het aantal personeelsleden en de toegestane gelden vanzelf die dalende curve. Dat zulke maatregel minder tragisch is voor de grote, klassieke, ‘standaard-universiteiten’, dan voor de basisuniversiteiten of de nog onvolledige instellingen ligt uiteraard voor de hand. Wie veel heeft kan allicht iets missen, wie weinig heeft verdraagt ternauwernood nog een besnoeiing. Er wordt aan die index natuurlijk wel gesleuteld. Zo bestaat er voor de niet ‘standaard-universiteiten’ een zogenaamd minimumbasiscijfer, d.w.z. een vast aantal studenten dat in elk geval wordt gesubsidieerd. De wet van 1971 bepaalt dat 100 studenten per kandidatuurjaar en 200 per licentiaatsjaar zouden worden aangerekend, waarmee dan de vaste kosten gedekt zouden zijn. De variabele kosten daarenboven zouden apart per hoofd een subsidie krijgen. Maar ook dat minimumbasiscijfer wordt nu met 5 pct. beknot, zodat er werkelijk een probleem rijst rond de betaling van de inmiddels zo opgedreven kosten. Dergelijke ingrijpende
maatregel die voor sommige instellingen nog gepaard gaat met structurele wijzigingen als de samenvoeging van de Faculteiten Toegepaste Economische Wetenschappen en Sociale Wetenschappen - wat eveneens een verplichte inkrimping van de personeelssterkte tot gevolg heeft - is niet alleen diepgaand maar wordt zelfs dramatisch. De leefbaarheid van vooral jonge instellingen wordt bedreigd. De cultuurpolitiek, de vorming van een intelligentsia en dan vooral van een Vlaamse intelligentsia - Vlaanderen is immers traditioneel betalende partij - en de maatschappelijke rol van de universiteiten worden op losse schroeven gezet. Hopelijk kan er nog iets verholpen worden, al is het nu vijf vóór twaalf! Volgende week komt het financieringsplan voor het Parlement. Hendrik Brugmans zei wel eens: ‘Er is altijd veel meer mogelijk dan de conservatieven denken en veel minder dan de progressieven hopen’. Onze hoop dat er in goede zin nog wat gedokterd wordt aan de universitaire financieringsplannen vóór ze goedgekeurd worden is danig afgenomen, nu gebleken is dat een veel grotere en heftigere oppositie tegen de fusieplannen hun goedkeuring niet vermocht te verhinderen. Onze hoop en onze verwachting zijn dus op dit vlak aan elkaar tegengesteld. Ons volgend politiek overzicht zal hoogstwaarschijnlijk voor een groot deel aan die universitaire problematiek gewijd zijn.
Helma Houtman-De Smedt
|
|