Streven. Jaargang 29
(1975-1976)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 305]
| |
Het verloren perspectief Europa en de wereldvredeGa naar voetnoot1
| |
[pagina 306]
| |
In onze tijd, waarin het menselijk bestaan bedreigd wordt door massa-vernietigingswapens en het menswaardig bestaan door totalitaire regimes en ideologieënGa naar voetnoot3, is de beteugeling van de macht over mensen één van de belangrijkste voorwaarden voor een deugdelijke wereldorde. Toch is het niet deze overtuiging die het optreden van Europese politici en staatslieden in de wereld thans richting geeft. Politiek blijft het handelen allereerst bepaald door het streven naar meer nationale macht, naar grotere collectieve invloed langs de weg van regionale eenwording en naar verdere economische vooruitgang. Of om in de woorden van de Britse historicus Toynbee te spreken,Ga naar voetnoot4 we leven nog steeds in de greep van ‘de oude religie van de mens-verering in de vorm van de eredienst aan de collectieve menselijke macht’. | |
In het licht van de geschiedenisDeze eredienst aan de collectieve menselijke macht heeft de politieke geschiedenis van Europa in belangrijke mate bepaald. Zij heeft er in de Europese Middeleeuwen toe geleid, dat het heilzame dualisme tussen ‘geestelijk’ en ‘tijdelijk’ gezag ontaardde in een machtsstrijd tussen Paus en keizer. Het verzet van de Europese vorsten tegen de Pauselijke aanspraken op het hoogste gezag lag ten grondslag aan de opkomst van de souvereine staat, waarin de vorst ieder hoger gezag verwierp. Met de verwerping van de Pauselijke aanspraken op de hoogste macht verdween ook het besef dat het leven en welzijn van iedere mens en niet het belang van de staat eerste doel van een rechtsorde moest zijn. Zo werden exclusieve macht binnen eigen grondgebied en vergroting van de macht ten koste van andere vorsten doel in zichzelf en inzet van de politiek in de moderne tijd van de Europese geschiedenis. Het moderne volkenrecht werd gereduceerd tot een systeem van regels dat de betrekkingen vastlegde tussen een klein aantal grote mogendheden. Het was de uitkomst vooral van de ‘grote’ vredesverdragen van 1648 en 1815, waarin het resultaat van oorlog in een nieuw evenwicht tussen die mogendheden werd vastgelegd. De ‘moderne’ tijd was ook de tijd van de Europese koloniale expansie en de overheersing over andere werelddelen. Het was de tijd waarin het lot van de mensheid werd bepaald, eerst door de ontdekkingsreizen en de koloniale politiek van Portugal, Spanje, de Verenigde Nederlanden, Engeland en Frankrijk; en later - vanaf het midden der achttiende eeuw - door de wereldwijde machtsstrijd tussen Engeland en Frankrijk. De verdeling van Afrika in de laatste twee decennia van de negentiende eeuw was zowel hoogtepunt als slotfase in de koloniale expansie van het Westen. De ontdekkingsreizen en de vroege koloniale expansie waren oorspronkelijk | |
[pagina 307]
| |
het Westerse antwoord op de externe dreiging van de Islam: de Saracenen in het Zuid-Westen en later de Mamelukken en de Turken in het Zuid-Oosten. In de late Middeleeuwen waren de kruistochten echter niet alleen een vorm van ‘heilige oorlog’ tegen de Turken. Zij waren ook bedoeld om Europa te verenigen onder het gezag van de Paus en het schisma tussen de Christenen in Oost en West ongedaan te maken. De pogingen van Portugezen en Spanjaarden om via de Kaap of via het Westen het Ottomaanse Rijk te omzeilen, werden ook pogingen nieuwe rijkdommen te vergaren en nieuwe nederzettingen te vestigen. De alliantie tussen godsdienst en oorlog, tussen geloofsverbreiding en gewelddadige onderwerping, bleek een onheilig bondgenootschap. Zij ontaardde tenslotte in een politiek van Westerse superioriteit en onderdrukking van andere volken, in een zucht naar rijkdom en land en een steeds fellere machtsstrijd tussen de steeds kleinere groep Europese grote mogendheden zelf. In de twee wereldoorlogen van deze eeuw eindigde het tijdperk van de Europese overheersing. Europa verloor zijn centrale positie en werd object van de nieuwe machtsstrijd tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie. Het zou echter onjuist zijn, de twee wereldoorlogen alleen te zien als een overgang naar een nieuwe machtsconstellatie. Europa en de Europeanen hebben meer verloren dan alleen hun machtspositie. De bereidheid van de regeringsleiders in de eerste wereldoorlog alles op het spel te zetten om de oorlog te winnen, stortte Europa in een sociale, geestelijke en politieke chaos als nooit te voren. De zinloze wreedheid van de loopgravenoorlog en de afschuwelijke verschrikking van de terreur tegen de burgerbevolking vervormden pacifisme tot haat, beginselen en ideeën tot ideologieën en vrede tot wraak. De na-oorlogse diplomatie werd een vorm van oorlogvoering in plaats van een instrument voor conflict-oplossing en verzoening. De jaren tussen de twee wereldoorlogen werden het voorspel van de tweede wereldoorlog, die van het begin af aan een totale en ideologische oorlog was. Het is ook nu, dertig jaar na het einde van die oorlog, nog steeds noodzakelijk stil te staan bij de verschrikkingen van de uitroeiing van de Joden, de concentratie-kampen en de weggebombardeerde steden om te beseffen dat een beschaving, waarin dit kon gebeuren, nooit meer de zelfde kan zijn. Met de mensen en de steden was ook de zin van vroegere concepties en perspectieven voor een tussen-staatse wereldorde vernietigd. | |
De gevolgen van de Europese DelingHet totale en ideologische karakter van de tweede wereldoorlog heeft tot gevolg gehad dat de na-oorlogse deling van Europa een veel ernstiger verschijnsel is dan het verlies van haar machtspositie. De in een storting van Europa's wereldrol immers had de weg kunnen openen voor de nieuwe taak die Guardini haar toedacht: de kritiek op de macht. | |
[pagina 308]
| |
De Europese deling echter, die even totaal en ideologisch was als de oorlog daarvoor, blokkeerde de weg naar het volvoeren van die taak. Diplomatie bleef een vorm van oorlogvoering, zij het met andere tegenstanders. Daarin was geen plaats voor de geest van zelf-beperking en verzoening, die nodig was om een nieuwe weg naar vrede te vinden. De demon van de ideologie en de onbeperkte diplomatieke oorlogvoering werd niet uitgebannen, hij werd met nieuw respect benaderd. Zoals Alexander Solsjenitzyn schreef in zijn rede bij de aanvaarding van de Nobel-prijs voor de vrede: ‘de primitieve weigering tot een vergelijk te komen werd verheven tot de status van een theoretisch beginsel: zij wordt beschouwd als de deugd van de orthodoxie’. Het was in dit klimaat dat West-Europa koos voor eenwording als stap op weg naar het herstel van zijn verloren positie; dat Oost-Europa de weg opging naar het ‘socialistisch internationalisme’ - de naam voor zijn onderwerping aan de Stalinistische terreur; en dat de niet aangesloten landen het beginsel van de nationale souvereiniteit tot instrument van verdediging tegen overheersing door één van de tweede blokken maakten. De nieuwe na-oorlogse Organisatie van de Verenigde Naties werd het slachtoffer van de Europese deling en de koude oorlog tussen Oost en West. Zij werd gedoemd tot onmacht in de handhaving van internationale vrede en veiligheid. Stalin voltooide in februari 1948 de onderwerping van Oost- en Centraal-Europa met de staatsgreep in Praag. In 1947 verklaarde de Cominform, dat de wereld van nu af aan verdeeld was in twee elkaar vijandige kampen. Het waren vooral deze laatste ontwikkelingen die de stoot gaven aan het eenwordingsstreven in West-Europa. Wanneer we nu terugzien op deze periode van het begin van de koude oorlog, moeten we vaststellen dat het antwoord van de Westelijke regeringen op de Stalinistische dreiging van land tot land sterk verschilde. Vooral de leiders van Frankrijk en Engeland waren niet in staat te aanvaarden dat Europa zijn centrale positie in de wereld verloren had. Voor hen was het eenwordingsstreven vooral gericht op het herstel van de Europese macht. De Verenigde Staten werden de belangrijkste voorvechter van nieuwe vormen van Westelijke samenwerking. In de kleinere landen overheerste de gedachte dat regionale eenwording een voorfase van en een model voor een nieuwe wereldorde zou kunnen zijn. Het is zowel de kracht als de tragedie van de overtuigde ‘Europeanen’ geweest, dat zij een aantal Westeuropese staten in een proces van economische integratie aan elkaar bonden zonder dat ooit overeenstemming werd bereikt over de uiteindelijke doelstellingen van een verenigd Europa. Het succes van de economische integratie leidde zodoende tot een herleving van het verlangen naar herstel van de verloren invloed. Het besef dat de periode van de twee wereldoorlogen een fundamenteel andere benadering van problemen van wereldorde vereiste, verdween geleidelijk naar de achtergrond. Ondanks de intensivering van hun onderlinge samenwerking - bijvoorbeeld in de Ver- | |
[pagina 309]
| |
enigde Naties - overheerst in 1975 het ‘nationale’ in de benadering van wereldvrede-vraagstukken bij de landen van de Europese Gemeenschap. In de landen van Oost-Europa, die tot het Sovjetsysteem behoren, overheerst ook nu nog de opgelegde, ideologische visie op de toekomstige ordening van de wereld. De détente tussen Oost en West in Europa heeft zeker geleid tot een toename van bilaterale betrekkingen op allerlei gebied tussen de landen van Europa. De resultaten van het overleg over veiligheid en samenwerking in Europa hebben de eerder geciteerde uitspraak in 1947 van de Cominform echter meer bevestigd dan herroepen. Juist waar het de politiek ten aanzien van de wereldvrede betreft, hebben de Oosteuropese staten nauwelijks een andere keus dan het zorgvuldig volgen van de ideologisch-politieke lijn van de Sovjet-Unie. De na-oorlogse ontwikkelingen in Oost-Europa zijn bepaald door een rigoreus en zonodig gewelddadig ingrijpen van de Sovjet-Unie in iedere poging een ‘eigen weg naar het socialisme’ of een eigen buitenlandse politiek te zoeken. Berlijn 1953, Boedapest 1956 en Praag 1968 zijn slechts de meest zichtbare tekenen van blijvende onderwerping aan een verouderde, ideologische benadering van de na-oorlogse wereldproblemen. In dit licht gezien biedt de ‘nieuwe socialistische orde’ geen enkel perspectief op een aanvaardbare wereldorde. Misschien is het wel het noodlot van de mensheid - iets waarvoor de dramaturg en de historicus meer open staan dan de onderzoeker en de technicus - dat juist diegenen, de ‘Europeanen’ in het Westen en de communisten in het Oosten, die hun ideeën als voorlopers van een nieuwe wereldorde beschouwden, geen perspectief kunnen bieden voor zo een orde. En dat diegenen, de landen die neutraal werden in het Oost-West conflict, die aanvankelijk handelden uit zelfbehoud, wel zo een perspectief kunnen bieden. Een land als Joegoslavië werd niet neutraal op grond van een welomschreven ideologie. Zij werd het uit bittere noodzaak en de wil haar territoriale integriteit te verdedigen tegen de usurpatie-politiek van Stalin. Het was deze acute bedreiging en het Joegoslavische antwoord daarop, die uiteindelijk Joegoslavië tot één van de leidende staten maakten van een politiek van niet-gebondenheid ten opzichte van de beide vijandige blokken en van versterking van de rol van de wereldorganisaties voor het bereiken van een nieuwe wereldorde. Tegenover het Westerse en socialistische idee van een bipolair evenwicht en een universalisatie van het eigen regionale stelsel boden de niet aangesloten landen tenminste de volgende drie alternatieven: de democratisering van de internationale betrekkingen; multi-culturele samenwerking tussen staten; en de institutionalisering van betrekkingen binnen organisaties waartoe tegenstanders en niet-aangeslotenen behoren. | |
Wereldorde en WereldorganisatieDe Westeuropese, socialistische en ‘niet-gebonden’ visie op de ordening van | |
[pagina 310]
| |
de wereld ontstonden in een periode waarin - voornamelijk op Amerikaans initiatief - de organisatie der Verenigde Naties tot stand gekomen was. Het idee de wereldvrede te verzekeren door middel van een wereldorganisatie was reeds door President Wilson tijdens de Eerste Wereldoorlog gelanceerd. De mislukking van de Volkenbond tussen de twee wereldoorlogen bracht President Roosevelt ertoe te streven naar een nieuwe wereldorganisatie, waarin de na-oorlogse grote mogendheden - in de Veiligheidsraad - primair verantwoordelijk zouden zijn voor de handhaving van de vrede. De houding van de Europese staten in de Verenigde Naties zou de belangrijkste toetssteen worden voor hun visie op de na-oorlogse ordening van de wereld. Het onderzoek dat ik naar de houding van de Europese landen in de Verenigde Naties heb gedaan, komt niet tot bemoedigende conclusies. De socialistische landen van Europa - in navolging van de Sovjet-Unie - hebben zich blijvend verzet tegen iedere versterking van de bevoegdheden van de Verenigde Naties. Zij zijn de luidste verdedigers van de strikte nationale souvereiniteit van de staten; een principe dat de Sovjet-Unie overigens verwerpt binnen zijn machtsbereik. Zij hebben zich altijd gekeerd tegen iedere poging de rol van het Internationale Gerechtshof te versterken, de VN nieuwe taken te geven bij de vredeshandhaving en betere regelingen te vinden voor het behandelen van conflicten. Voor hen lijkt de VN eerder een plaats voor ideologische strijd dan een kader voor verzoening te zijn. De houding van de meeste Westeuropese staten is vooral bepaald door de politiek van de dag, niet door enige doordachte visie op de toekomst. In de periode van de koude oorlog steunden zij Amerikaanse pogingen om de rol van de Algemene Vergadering te versterken bij het handhaven van de vrede, omdat de Veiligheidsraad te vaak verlamd werd door een veto van de Sovjet-Unie. Met de opkomst van een - vaak anti-Westerse - nieuwe meerderheid sinds het begin van de zestiger jaren verdween hun streven naar versterking van de rol van de Algemene Vergadering. In de zeventiger jaren is er nauwelijks meer sprake van een gemeenschappelijke houding van de Westelijke landen in de VN, ondanks intensiever overleg tussen de negen van de Europese Gemeenschappen. De niet-aangesloten landen in en buiten Europa leken aanvankelijk ernst te maken met hun poging nieuwe perspectieven te openen op de rol van de wereldorganisatie. Samenwerking tussen kleinere landen uit alle delen van de wereld leek inderdaad een alternatief te bieden voor een VN beheerst door conflicten tussen de grote mogendheden. Het is er niet van gekomen, omdat de kleinere landen tenslotte kozen voor strikte handhaving van hun souvereiniteit en daarmee hun pleidooien voor nieuwe VN taken reduceerden tot exercities in verbale, diplomatieke oorlogsvoering. De kloof tussen publieke redevoeringen en feitelijke politiek, tussen stemgedrag en werkelijke bereidheid en tussen meerderheden in de VN en machtsverhoudingen in de wereld is zodoende groter en dieper dan ooit te voren. | |
[pagina 311]
| |
De Verenigde Naties in 1975 kunnen niet langer meer beschouwd worden als een organisatie die een wezenlijke bijdrage kan leveren aan een deugdelijke wereldorde. Het Europese kolonialisme en zijn gevolgen, de twee wereldoorlogen van deze eeuw en de ideologische verdeeldheid daarna zijn de diepere oorzaken van de huidige crisis. | |
Het Beheersen van ConflictenIn een wereld opgedeeld tussen souvereine staten behoort het beheersen en oplossen van conflicten tot de belangrijkste opgave van een organisatie als de VN. Juist in ons tijdperk, waarin staten over zulke vernietigende wapens kunnen beschikken, is het beheersen van conflicten essentiëel voor het bereiken van meer orde in de internationale betrekkingen. De vreedzame beslechting van geschillen en het voorkomen van oorlog behoren terecht tot de primaire taken van de VN. De ervaringen met het z.g. Europese Concert van grote mogendheden tijdens de negentiende eeuw waren niet gunstig. De vijf grote mogendheden die na 1815 in feite verantwoordelijk waren geweest voor de beheersing van conflicten, waren zo zeer gericht op hun eigen belang om het evenwicht tussen henzelf te bewaren of te herstellen, dat zij geen belangrijk gewapend conflict hadden kunnen voorkomen. Waar zij afzonderlijk of gezamenlijk interveniëerden, leidde dit tot een uitbreiding in plaats van een beperking van conflicten. De lessen van de negentiende eeuw waren voornamelijk negatief, temeer waar hun streven naar machtsevenwicht tot gevolg had, dat het wisselend evenwicht tussen hen geleidelijk verstarde tot een systeem van bondgenootschappen, waardoor de eerste wereldoorlog tenslotte onvermijdelijk werd. Het is waarschijnlijk één van de tragedies van de pogingen in de Volkenbond en de Verenigde Naties tot een stelsel voor conflictbeheersing te komen, dat deze negatieve ervaringen onvoldoende onderkend zijn. De illusie dat grote mogendheden de rol van onpartijdige bemiddelaars kunnen vervullen, ligt ook nu nog ten grondslag aan het VN stelsel voor conflictbeheersing. Deze illusie tezamen met de ideologisering van de internationale betrekkingen heeft ertoe bijgedragen dat de VN als geheel meer een instrument van conflictuitbreiding dan van conflictbeheersing en -beperking is geworden. Het verloop van het Midden-Oosten conflict van 1917 tot 1975 is hiervan het duidelijkste voorbeeld. De aanvankelijk vreedzame immigratie van Joden in Palestina groeide tijdens de eerste wereldoorlog uit tot een internationaal conflict, doordat de geallieerde mogendheden in het gebied poogden de Turkse provincies onder henzelf te verdelen. De Britse Balfour-verklaring, die de Joden in 1917 een eigen thuisland beloofde, was er meer op gericht het wereldjodendom te mobiliseren tegen Duitsland dan een rechtvaardige oplossing voor Joden en Arabieren in Palestina te vinden. Het Britse mandaat over Palestina van 1923-1948 maakte het conflict tussen Joodse immigran- | |
[pagina 312]
| |
ten en autochthone Palestijnen onoplosbaar en legde de basis voor uitbreiding van het conflict: tot een regionaal conflict sinds 1948 tussen Israël en de Arabische staten. In de Verenigde Naties groeide het probleem van het Midden-Oosten uit tot een internationaal conflict. Thans is de Midden-Oostensituatie een onontwarbaar kluwen van conflicten tussen Israeliërs en Palestijnen, tussen Israël en de Arabische staten, tussen Palestijnen en Arabische staten, tussen Arabische staten onderling, tussen de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten, tussen de olie-producerende en de olie-consumerende landen, tussen de Derde wereld en de Westelijke wereld... En deze opsomming is nog niet eens volledig. West-Europa, in dit kluwen, is er allereerst in geïnteresseerd zijn eigen invloed te vergroten en zijn olietoevoer veilig te stellen. Oosteuropa volgt de Sovjetdiplomatie, die hoopt, door verdere polarisatie van de conflicten, een greep op de Arabische wereld te krijgen. De niet-aangesloten landen steunen de Palestijnse zaak, die zij zien in het perspectief van de strijd van de Derde wereld tegen het ex-koloniale Westen. De verdelingen van Palestina en de internationalisatie van het conflict hebben tot zijn uitbreiding en onoplosbaarheid bijgedragen. De Europese staten hebben tot nu toe nagelaten de negatieve lessen uit hun eigen verleden te trekken en een eigentijdse bijdrage te leveren aan het probleem van de beheersing van conflicten. | |
Beperking van Oorlog en GeweldZolang oorlogen niet voorkomen en conflicten niet vreedzaam opgelost kunnen worden, is het noodzakelijk alles te proberen het oorlogsgeweld te beperken en het menselijk leed, dat van geweld het gevolg is, zoveel mogelijk te vermijden. Wanneer we vandaag zien hoe de staten zich tot de tanden bewapenen met de meest geavanceerde wapens van vernietiging, terwijl zij niet in staat zijn de meest eenvoudige instrumenten voor vrede te hanteren, dan past de beschrijving op hen van de dinosaurus: ‘te veel harnas, te weinig hersenen’.Ga naar voetnoot5 Deze beschrijving is maar al te raak, als we zien hoe de bewapeningswedloop voortgaat en de pogingen tot ontwapening en wapenbeheersing voortdurend vastlopen. De demon van de onbeperkte oorlogsvoering heeft inderdaad bezit genomen van onze regeringen, conferentiezalen en wapenindustrieën en geen geest van zelfbeperking is tot nu toe sterk genoeg geweest hem er uit te verdrijven. Misschien is het wel zo, dat de jarenlang voortslepende onderhandelingen over ontwapening wel tot mislukking gedoemd zijn, vanwege de illusie waarop zij rusten. Ontwapening immers wordt steeds weer gepresenteerd als een | |
[pagina 313]
| |
poging om oorlog te voorkomen. Wapens echter voeren geen oorlog. Mensen voeren oorlog met wapens. Het zijn de mensen die ertoe gebracht moeten worden hun conflicten op een andere manier dan met geweld op te lossen. Zolang dit tussen staten helaas onmogelijk is, moet alle aandacht erop gericht worden - vóór en tijdens oorlogen - om het geweld en het gebruik van wapens met alle macht te beperken. Het doel van die beperking ligt voor de hand: het beperken van het lijden van de burgerbevolking en de slachtoffers van geweld, of de bescherming van menselijke rechten in gewapende conflicten. Alleen met dit doel voor ogen is het werkelijk mogelijk oorlog en geweld te beperken. Ontwapeningsonderhandelingen en pogingen bepaalde wapens uit te bannen, omdat dit in wederzijdse militair belang zou zijn, maken in onze tijd van voortgaande, technologische ontwikkelingen in de bewapening weinig kans. Zij zijn, vrees ik, een doodlopend pad in de wildernis van de tussenstaatse betrekkingen, die ontstaan is uit de periode van de onbeperkte oorlogsvoering en de ideologische oorlogsvoering daarna. Alleen een hernieuwde verantwoordelijkheid voor het menselijk leven, zoals die met name tot uitdrukking komt in het streven van het Internationale Rode Kruis nieuwe regels van humanitair oorlogsrecht te formuleren, kan nog een weg openen naar beperking van oorlog en geweld. Dit streven met alle kracht te ondersteunen zou één van de onderdelen moeten worden van een nieuwe Europese bijdrage aan de beteugeling van de macht over mensen. Europa is echter geenszins gericht op het uitvoeren van die wezenlijke taak. Daarvoor is het hedendaagse politieke Europa te zeer gescheiden van zijn eigen Europese idealen door muren van onpersoonlijke burocratieën, streven naar macht en zucht naar rijkdom. Daarvoor is ook ons moderne systeem van de diplomatie te zeer de tempel waarin de Europese mens eredienst blijft bewijzen aan de demon van de collectieve menselijke macht. Dat dit zo is, komt omdat de ‘politieke’ mens in zijn aanbidding voor de collectieve menselijke macht vergeten is, dat zijn eerste band die is met God als de schepper van alle mensen. Alleen als we in staat zijn de verlossing van een mens te stellen boven het lot van staten en wereldrijken, kan Europa de weg naar de vrede terugvinden, ook vandaag nog. |
|