Streven. Jaargang 29
(1975-1976)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 273]
| |
ForumHet lied en de ruïne
| |
[pagina 274]
| |
rend in de ondergang van zes miljoen joden, onder wie de bijna drie miljoen Poolse joden, betekende de vernietiging van dit grootste en meest vitale Jiddische culturele centrum. De overlevende Jiddische schrijvers werden schrijvers in den vreemde, beroofd van hun natuurlijke voedingsbodem en lezerspubliek. Het aantal Jiddischtaligen was op catastrofale wijze uitgedund en uitgemergeld. Deze moderne bundel is samengesteld door Joseph Leftwich, vertegenwoordiger van het Jiddische PEN Centrum bij het Internationale Uitvoerende Comité van de PEN en op PEN-congressen. Hij werd, zoals de flap ons mededeelt, geboren in 1892 in Zutphen en zijn ouders kwamen ongetwijfeld uit Oost-Europa: ‘Dit zijn de pleisterplaatsen van de kinderen Israëls...’ (Num. 33:1). De moderne Jiddische literatuur is geen literatuur van levenden maar van louter overlevenden, overlevenden van de Hitlerkampen en de Stalin-gevangenissen, mensen, die bitter en gekweld tegen alle doodsdreiging in hun leven uitleven, in een woedend verdriet, maar niet zonder hoop. Prachtige gedichten, groots van eenvoud: ‘How all the rivers are bitter / How all the rivers want to be sweet.’ ‘I bear a language as I bear a life / Under a storm of insult and hate.’ Over een ‘Karrevracht schoenen’: ‘There are the shoes / But where are the feet?’ En dit bericht van een overlevende: ‘We are coming back from far places / From ghettoes, bunkers and crematoriumfire / We are the heirs of six million graves / And we shal rise high, if not higher.’ En dan het drama van de Jiddische schrijvers in de Sovjet-Unie. Velen van hen waren uit eigen beweging naar de Sovjet-Unie teruggekeerd na de revolutie om mee te helpen bouwen aan het socialisme: Bergelson, Markish, De Nistor, Mikhoels. Itzik Feffer schreef: ‘The Slaws are my brothers too, I am a Jew!’ En: ‘I am a Jew, who has drunk up / Happiness from Stalin's cup’. Diezelfde Stalin, die hem de kogel liet geven. Hem en honderden andere Jiddische schrijvers en wetenschapsmensen. Van 1948 tot 1961 was iedere Jiddische publikatie verboden in de Sovjet-Unie. Sindsdien kan men inderdaad spreken van een bescheiden rehabilitatie. Moishe Broderson schreef na zeven jaren in een Sovjetgevangenis: ‘I want to open my mouth / There is something I have to say / I want to flee from the horror / anywhere by any way (But) where shall I flee from my anguish? / From myself run away!’ Het Jiddisch leeft. Niet anders dan de joden weigert het hardnekkig voorgoed ten onder te gaan. Alleen al in New York gaven rond 1970 zevenhonderdduizend joden het Jiddisch op als hun moedertaal. Bijna vijfhonderdduizend waren er in Amerika zelf geboren. Trouwens ook in Israël is Jiddisch niet langer een rivaal van het Hebreeuws. De markt voor het Jiddisch is er niet gering: Jiddisch en Hebreeuws, de beide ogen van het joodse leven. De Jiddische dichter Abraham Sutzkever zegt het zo: ‘Does not the music live when the composer / is long lying dead in his place?’ En het lied is nog niet uit, ondanks alle ruïnes, nog lang niet. M. van Tijn |
|