Streven. Jaargang 29
(1975-1976)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 210]
| |
De assemblee van de wereldraad van kerken in Nairobi
| |
[pagina 211]
| |
Omdat deze kerken met hun ruim 700 afgevaardigden bijna de helft van de christelijke wereld vertegenwoordigen (de R.K. vormt het grootste deel), kan een actief en wereldwijd georiënteerd beleid zoals de W.C.C. dat voert, zijn stempel drukken op het totale christelijk wereldbeeld. En dit des te meer omdat Genève met zijn emancipatie- en ontwikkelingsstrategie opvallend en soms uitdagend aan de wereldweg timmert. Welke lijn gaat men uitzetten voor de komende 7 jaren? Zullen het vette jaren zijn of magere? Na de theologiserende bijeenkomst in New Delhi ('61) was Uppsala ('68) op de toer van het maatschappelijk engagement gegaan. Was het dáár nog sterk de storende ervaring van een hongerende twee-derde wereld (men vastte symbolisch een dag), later werd gerechtigheid, en wel wederzijdse tussen de rijke en arme wereld, meer de focus van de oecumenische zorg. De idee van bevrijding (met of zonder geweld) drong ook de theologie van de Wereldraad binnen en niet minder haar financiële beleid. Dit werd dan ook wrijfpunt met degenen die zich wilden concentreren op de geloofsproblematiek en met de Commissie voor Geloof en Kerkorde die onderscheid maakt tussen de taak van de afzonderlijke christenen en van de Kerk. ‘De eersten zullen als leden van de maatschappij en als burgers sociaal-politieke verantwoordelijkheid op zich moeten nemen en voor een betere samenleving moeten werken. De kerk daarentegen heeft een profetische en priesterlijke functie ten opzichte van de maatschappij, en moet als teken van de nieuwe gemeenschap indirect aan de verbetering daarvan meewerken.’Ga naar voetnoot1 Meer letten op de ver- en geschilpunten, om tot een kerkelijke eenheid te komen alvorens samen te werken aan de nieuwe wereld-buiten. De algemeen secretaris dr. Philip Potter zinspeelt hierop en weerlegt de aanklachten tegen zijn beleid: ‘In zijn reacties op de wereldsituatie heeft (de Wereldraad) niet geprobeerd een “religious escape” te zoeken voor moeilijkheden en evenmin deze weg te redeneren om zo gevaren te vermijden.’Ga naar voetnoot2 Ofschoon de W.C.C. op theologisch niveau door bovengenoemde Commissie, en ook in de aanbevelingen van Uppsala, tot uitstekende statements en consensus-formules is gekomen, haalden deze de wereldpubliciteit niet bij de overbelichting van het maatschappij-engagement. Deze meer politieke en maatschappelijke richting bepaalde ook bij buitenstaanders het image van de Wereldraad en wekte naast waardering ook weerstanden. Bij de voorbereidingen op de Vijfde Assemblee heeft men daarmee rekening willen houden zoals blijkt uit het thema (deze keer geen bijbeltekst, maar een statement): ‘Jezus Christus bevrijdt en verenigt’. Is dit een compromis of een synthese? Dit is een van de vragen die zich gaan voordoen. Door zijn maatschappij-betrokkenheid van de laatste 7 jaar werd de W.C.C. een echte wereldraad: het begrip van binnenkerkelijke oecumene ging over | |
[pagina 212]
| |
naar een op de buiten-wereld gerichte. In de notie ‘bevrijding’ had het maatschappelijke de overhand. Eenheid werd meer wereld- dan kerken-eenheid. De vraag rees toen: hoe kan een verdeelde Kerk een vereende wereld opbouwen? Als het al zo moeilijk is om kerken met een gemeenschappelijke geloofsbasis tot eenheid (in welke vorm dan ook) te bevrijden, hoeveel te meer dan een cultureel en religieus zo heterogene buitenwereld? Is kerkelijke eenheid niet voorwaarde en model voor wereld-eenheid? Ja zelfs instrument daartoe? Uit deze eb- en vloedbeweging van het oecumenisch getij is de huidige formule van eenheid ontstaan. Eerst bevrijding en daardoor eenheid. Die bevrijding is dan primair bekering, individueel en communitair. Men graaft daarbij naar de diepste bron: de bevrijdende en verenigende kracht van Christus in ons. In deze geest spreken de ontwerp-cahiers van de 6 secties voor de behandeling van het centrale thema. Het zijn statements waarin de problematiek wordt uiteengezet, vragen gesteld en toelichtende teksten gegeven. De grondtendens is de aanpassing van het geloofsleven aan de situatie, zoals al blijkt uit sectie 1: Christus belijden in onze tijd, d.w.z. de tekenen des tijds verstaan. 2. De voorwaarden voor eenheid, waarbij gewezen wordt op diverse moderne vormen ervan. 3. Zoeken naar samengaan, niet alleen binnenkerkelijk, maar mondiaal, ook dus met andere dan westerse culturen en christelijke godsdiensten. 4. Opvoeding tot bevrijding en gezamenlijkheid (community). Dan wordt in sectie 5 de bevrijding, die in de orde van de daad ergens voorop moet komen, benaderd: bevrijding van structuren van onrecht en strijd om de bevrijding ervan. Nog concreter wordt dit nagegaan in de situatie van onze tijd en de oorzaken: 6. De menselijke ontwikkeling in de onzekere keus (ambiguity) tussen macht, technologie en de eisen van een menswaardig leven (quality of life). - Aan deze opzet liggen onmiddellijk twee belangrijke bijeenkomsten ten grondslag: over ‘Rekenschap afleggen van de hoop in ons’ van de Commissie voor Geloof en Kerkorde te Accra in Ghana ('74) en die van Boekarest in hetzelfde jaar: ‘Wetenschap en theologie voor menselijke ontwikkeling’.Ga naar voetnoot3 En dan Nairobi! Deze keus was een noodoplossing, een aanbod, toen de geplande juli-bijeenkomst in Djakarta afstuitte op het ongenoegen van de Indonesische Islam. De Raad van Kerken van Kenya was de reddende engel. Misschien mogen we hierin wel hogere leiding zien. In dit land met zijn veelkleurig religieus patroon en sterk christelijke signatuur (66 pct. van de bevolking is op een of andere manier christelijk) zal deze wereldvergadering heel goed kunnen aarden en een voedingsbodem vinden. Ook de kerkelijke veelvormigheid en verdeeldheid kunnen de problematiek van de oecumene releveren. Met name in Afrika spelen de grote evangelisatieproblemen een | |
[pagina 213]
| |
rol: aanpassing van theologie, liturgie en ethiek, sterk westerse import, aan de eigen Afrikaanse cultuur (inculturisatie), met een opschorting van buitenlandse kerkelijke invloeden (moratorium). Maar zullen de Afrikanen zich roeren of onberoerd blijven? Zal de studentenjeugd van Nairobi, midden in het schooljaar, meedoen? De bodem lijkt zeer geschikt (meer dan in Indonesië) voor de bezinning op dit thema en voor de realisering ervan. Ook de vraagstukken van de ontwikkelingssamenwerking zijn hier geïncarneerd en verder doordacht dan elders. Zal het een open Assemblee worden? Als zij zich laat bevruchten door het Afrikaanse ‘klimaat’, kan het meer worden dan een routine-gebeuren binnen een organisatie: een nieuw avontuur in de geschiedenis van Kerk op weg naar Oecumene, met risico's en perspectieven voor de hele christelijke wereld. |