| |
| |
| |
De vrouwentop in Mexico (19 juni - 2 juli 1975)
Verenigde Naties doen hun best
Godelieve D'Olieslager
‘De discriminatie ten nadele van de vrouw is onverenigbaar met de menselijke waardigheid, met het welzijn van het gezin en met dat van het maatschappelijk leven; het verhindert de vrouw om deel te nemen aan het politiek, sociaal, economisch en cultureel leven in gelijkheid met de man en om haar land en de mensheid te dienen overeenkomstig de volheid van haar mogelijkheden... de volledige ontwikkeling van een land, het welzijn van de wereld en de zaak van de vrede vragen een maximale participatie van de vrouwen evenzeer als die van de mannen op alle terreinen.’
| |
Een oude zorg van de Verenigde Naties
Bovenstaand citaat komt voor in de inleiding van de Declaratie van de Verenigde Naties over de afschaffing van de discriminatie van de vrouw, aanvaard door de Algemene Vergadering in haar resolutie 2230 (XXII) op 9 november 1967.
Hieruit blijkt duidelijk dat de problematiek rond de erkenning van de gelijkwaardigheid van de vrouw niet pas in 1975 door de Verenigde Naties werd ontdekt. Integendeel, het betreft een bekommernis, die deze Organisatie reeds vanaf haar oprichting heeft ter harte genomen, en dit overeenkomstig de beginselen van het Charter van de Verenigde Naties (1945) en van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Het initiatief van het internationale Jaar van de Vrouw en zijn wereldconferentie in Mexico was slechts mogelijk dank zij het opmerkelijke werk, dat nu reeds ongeveer 30 jaar door de Commissie voor de Status van de Vrouw wordt verzet. Deze laatste is een functioneel orgaan van de Economische en Sociale Raad. Zij werd als een volwaardige commissie opgericht in 1946, na reeds een korte tijd gefunctioneerd te hebben als een subcommissie van de Commissie voor de Rechten van de Mens. Overeenkomstig de oprichtingsresolutie heeft zij een specifiek mandaat om voor de Economische en Sociale Raad aanbevelingen en rapporten voor te bereiden ‘die de promotie beogen van de rechten van de Vrouw in de politieke, economische, burgerlijke, sociale en opvoedkundige sfeer’ en om aanbevelingen te doen bij de Raad ‘betreffende dringende problemen, die de onmiddellijke aandacht noodzakelijk
| |
| |
maken op het gebied van vrouwenrechten, met het opzet het principe, dat mannen en vrouwen gelijke rechten hebben, te doen toepassen, en om voorstellen te formuleren die de praktische toepassing van deze aanbeveling kunnen bevorderen’.
De Commissie voor de Status van de Vrouw tracht de gelijke rechten van man en vrouw zowel de jure als de facto te promoveren.
De activiteiten van de Commissie voor de Status van de Vrouw leidden in de periode 1946-1974 tot de goedkeuring van drie Conventies en één Declaratie.
Een eerste Conventie van 1952 handelt over de politieke rechten van de vrouw. De substantiële voorzieningen willen de vrouwen dezelfde rechten als de mannen waarborgen, onder gelijke voorwaarden, zonder enige discriminatie a) om deel te nemen aan verkiezingen op alle niveaus; b) om verkiesbaar te zijn voor alle publiek verkozen functies overeenkomstig de wet; c) om toegang te hebben tot alle publieke posten en om alle publieke functies te kunnen bekleden.
Een land als België heeft deze Conventie geratificeerd op 19 maart 1964, maar het stelde een tweetal reserves voorop, waardoor voornamelijk uitzonderingen worden voorzien wat de toepassing van de Conventie betreft op het gebied van de toegankelijkheid van bepaalde functies in de publieke sector.
Een tweede Conventie werd uitgewerkt in 1957 en handelt over de nationaliteit van de gehuwde vrouw. Deze Conventie tracht het traditionele principe van de eenheid van het gezin te vervangen door het principe van de onafhankelijkheid inzake nationaliteit van de vrouw ten opzichte van deze van de echtgenoot.
Momenteel is de Conventie geratificeerd door 49 staten, waaronder Nederland, Groot-Brittannië, de Duitse Bondsrepubliek en Zweden. België heeft tot op heden wel getekend maar niet geratificeerd, omdat de principes van de Conventie niet in overeenstemming zijn met de aldaar nog vigerende wet.
Een derde Conventie door de Commissie voor de Status van de Vrouw voorbereid, en goedgekeurd door de Algemene vergadering (in 1962) betreft de toestemming tot het huwelijk, de minimum-leeftijd voor het huwelijk en de registratie van de huwelijken. Deze Conventie voorziet drie maatregelen die moeten bewerken dat het huwelijk slechts wettelijk wordt afgesloten bij vrije en volledige toestemming van de twee echtgenoten.
De ratificatie van deze Conventie is tot op heden slechts gebeurd door 28 landen, o.a. Nederland, Groot-Brittannië, de Duitse Bondsrepubliek en Zweden. België heeft niet getekend noch geratificeerd, voornamelijk omdat huwelijkssluiting per procuratie volgens onze wetgeving nog altijd mogelijk is.
| |
| |
Een laatste belangrijke verworvenheid is de Declaratie over de afschaffing van de discriminatie, unaniem aanvaard in de Algemene Vergadering van 1967.
Deze Declaratie vormt een eigentijdse Algemene uitspraak van de Verenigde Naties op het gebied van gelijkheid van man en vrouw en de eliminatie van elke discriminatie gebaseerd op de sekse. Zij bevestigt nogmaals een aantal principes die reeds vroeger werden vastgesteld, maar daarnaast stelt zij ook expliciet een aantal principes voorop op het gebied van burgerlijk recht, het bestrijden van vrouwenhandel, exploitatie van de prostitutie van de vrouw, gelijke kansen en mogelijkheden op het gebied van opvoeding op alle niveaus (cfr. Unesco-conventie van 1960) en gelijke rechten op sociaal en economisch vlak (bevestiging van de principes vervat in de conventies van de Internationale Arbeidsorganisatie met betrekking tot nachtarbeid, gelijk loon voor gelijk werk en bescherming van het moederschap). Om de doeltreffendheid inzake toepassing beter te kunnen waarborgen zou het evenwel wenselijk zijn de tekst van de Declaratie om te werken tot een Conventie.
De ratificatie door een zo ruim mogelijk aantal lidstaten van de Verenigde Naties vormt tenslotte de laatste toetsteen om een oordeel te vormen over de effectiviteit van het emancipatiebeleid van de Verenigde Naties.
| |
Nationale reacties op de internationale conferentie
Het internationaal jaar van de vrouw had drie fundamentele doelstellingen:
- | de gelijkberechting van de vrouw en het waarborgen van gelijke kansen en verantwoordelijkheden op sociaal, economisch, politiek en cultureel gebied, |
- | een volwaardige integratie van de vrouw bij de globale aanpak van het ontwikkelingsproces, |
- | de bijdrage van de vrouw aan een internationale coöperatie, en aan het tot stand komen van een duurzame wereldvrede. |
Tijdens de wereldconferentie van Mexico is gebleken dat de aandacht voor deze drie objectieven vaak een andere klemtoon kreeg naargelang de globale politieke, sociale en culturele context van het land, dat zijn stem verhief.
De ontwikkelingslanden bekeken de vrouwenproblematiek het duidelijkst in relatie tot een aantal sociaal-economische factoren, die de processen van ontwikkeling kenmerken. De meeste onder hen bepleitten de installatie van een nieuwe wereldorde op sociaal-economisch gebied en vroegen de toepassing van het Charter van de Economische Rechten en Plichten van de Staten. Verschillende sprekers benadrukten ook dat de modellen voor westerse landen niet noodzakelijkerwijze ook de meest geschikte zijn en toepasbaar op de bestaansvoorwaarden, die voor hun landen kenmerkend zijn. De
| |
| |
emancipatie van de vrouw moet volgens hen een oplossing vinden via de inschakeling in een globaal proces van sociaal-economische ontwikkeling. President Echeverria van Mexico was wellicht een van de beste vertolkers van de visie der ontwikkelingslanden. Hij vroeg dat de rijke geïndustrialiseerde landen de nodige solidariteit zouden opbrengen om de strijd van de vrouw in de ontwikkelingslanden (de grootste proletariërs onder de proletariërs) te steunen:
‘Wij onderschatten de intrinsieke waarde niet van de strijd die de vrouwen in de ontwikkelde landen voeren, maar het is noodzakelijk dat zij een bredere en van meer solidariteit getuigende kijk krijgen op de problemen van hun sekse. De verbetering van hun situatie zal de mensheid niet veel baten, als hun strijd hen niet voert tot de bewustwording van wat de situatie veroorzaakt van deze benadeelde klassen, die medische zorgen voor hun kinderen ontberen, die geen gezonde huisvesting kunnen geven en die evenmin voldoende voorbereid zijn om hun kinderen voor het leven op te leiden.’
De Russische zowel als de andere afgevaardigden van het Sovjetblok benadrukten dat de vrouw binnen hun maatschappelijk systeem altijd dezelfde kansen heeft gehad als de man. Het eerste objectief is voor hen omzeggens een voldongen feit, alleen in de praktijk kunnen soms nog aanmoedigende maatregelen noodzakelijk zijn omwille van bepaalde cultuurtrekken uit de premarxistische periode. Zij namen over het algemeen een zeer begrijpende houding aan ten opzichte van de ontwikkelingslanden en spraken in dit verband voortdurend van een veroordeling van kolonialisme, neo-kolonialisme, fascisme, verovering van grondgebied door geweld enz.... Hun bijdragen maakten doorgaans ook uitgebreid melding van de inspanningen die de vrouw moet leveren op het gebied van de ontwapening en het bevorderen van de wereldvrede.
De Chinese afgevaardigde bracht (eveneens?) een politiek en ideologisch gekleurde visie op het wereldgebeuren. Zij was de enige die louter negatief reageerde op de ontworpen conferentiedocumenten. De enige juiste benadering, aldus mevrouw Li Su-wen, is een emancipatiebeweging van de vrouw die integraal deel uitmaakt van een strijd tegen de twee supermogendheden. Zij waarschuwde tevens de ontwikkelingslanden voor de ideologische machtsoverheersing, die beide supermogendheden in hun relatie met deze laatsten trachten tot stand te brengen.
De Verenigde Staten daarentegen legden overwegend de klemtoon op het eerste objectief en op de ervaringen en vorderingen die zij op dit punt reeds bereikt hebben. Hun standpunt was weinig origineel. Zij waren van oordeel dat de emancipatiebeweging voornamelijk een actie veronderstelt op het niveau van de onderscheiden landen. De vrouwen zelf moeten hun verantwoordelijkheid opnemen om het stereotype beeld van de vrouw te wijzigen en zij moeten de nodige inspanningen leveren om directieposten te verwerven. De tussenkomst, die wellicht het best de integratie van de verschillen- | |
| |
de doelstellingen vooropstelde, was de Australische. Mevrouw Reid, adviseur inzake vrouwenproblematiek bij de Eerste Minister, stelde dat de verbetering van de situatie van de vrouw ten zeerste verbonden is met de politieke en economische structuren. De opbouw van een nieuwe wereldorde op economisch gebied mag in deze debatten geen marginaal probleem blijven, maar men dient wel voldoende aandacht te hebben voor de definitie van de rol die de vrouw hierbij moet spelen. De traditionele onderdrukking van de vrouw op grond van haar sekse maakt dat zij nu eenmaal een eigen ervaring heeft op het gebied van de uitbuiting, zodat zij in het ontwikkelingsproces een eigen inbreng kan leveren (cf. p. 204).
De Westeuropese landen hadden over het algemeen een optimistische visie over de evoluties inzake gelijkberechtiging van de vrouw. Hun tussenkomsten verwoordden vooral de eerste doelstelling.
Het emancipatieproces is thans een nieuwe fase ingegaan en heeft een ruimer objectief gekregen dan toen het ruim 100 jaar geleden begon. In deze nieuwe fase gaat het nog steeds om het inhalen van opgelopen achterstanden ten opzichte van de man, en om het wegwerken van belemmeringen voor de effectieve deelname van vrouwen aan maatschappelijke activiteiten. Maar daarnaast gaat het nu ook om een ingrijpende herwaardering van menselijke eigenschappen, gevoelens en activiteiten, waardoor vrouwen en mannen hun leven zelfstandig vorm kunnen geven zonder de ballast van de huidige starre rolverdeling.
Staatssecretaris Giroud van Frankrijk, Minister Focke van de Duitse Bondsrepubliek en Minister De Backer van België benadrukten het belang van opvoeding en vorming, het afbreken van bestaande vooroordelen en een betere rolverdeling tussen man en vrouw inzake taken en verantwoordelijkheden, zowel in het gezin als in het sociaal-economisch leven. Via hun woordvoerders, Eerste-minister Palme en Minister voor Ontwikkelingssamenwerking Pronk, legden de Zweedse en Nederlandse afgevaardigden de klemtoon enigszins anders: in hun visie op deze problematiek stond vooral de integratie van de vrouw in de ontwikkelingsprocessen centraal.
| |
Het Wereldactieplan van de conferentie
Om de realisatie van deze drie objectieven in de eerstvolgende jaren ook praktisch te begeleiden, werd door de Wereldconferentie te Mexico een Wereldactieplan aanvaard, dat systematisch was voorbereid door de Commissie voor de Status van de Vrouw, bijgestaan door een Consultatieve werkgroep, waaraan België ook op een actieve wijze heeft deelgenomen.
Wat is de precieze draagwijdte van het Wereldactieplan? Tot wie richt men zich? Welke nieuwe perspectieven worden er geopend?
Het Wereldactieplan is een vrij uitvoerig document, dat thans bestaat uit 219 paragrafen. Het heeft uiteraard geen juridisch bindend karakter, maar
| |
| |
omvat een geheel van aanbevelingen, een soort van morele richtlijnen, die de diverse publieke beleidsinstanties op internationaal, regionaal en nationaal niveau moeten inspireren en die als praktisch leidsnoer moeten dienen bij het uitvoeren van de actie tot bevordering van de gelijkberechtiging en de promotie van de vrouw.
In een zestal hoofdstukken, voorafgegaan door een algemene inleiding, worden de problemen behandeld, die zich stellen bij een actie op nationaal vlak enerzijds, en bij de acties op regionaal en op wereldvlak anderzijds. Een onderlinge coördinatie tussen de programma's op de diverse niveaus wordt hierbij bepleit. Verder is het belangrijk bij de opzet van de nationale en regionale programma's, die uit dit wereldactieplan nog moeten worden gedistilleerd, vooral en op de eerste plaats aandacht te hebben voor de problemen, die de vrouwen in de meest marginale situaties betreffen.
Het Wereldactieplan is opgevat als een programma waarbij men een onderscheid heeft gemaakt tussen objectieven te verwezenlijken op korte termijn, en objectieven te verwezenlijken op een middellange termijn.
Vooral wat betreft de objectieven op korte termijn, d.w.z. binnen een termijn van 5 jaar, werd er tijdens de Conferentie nog heel wat aanvullend werk verricht. Hierdoor werd de eindversie aanmerkelijk geamendeerd en is het minimumobjectievenprogramma verzwaard ten opzichte van het oorspronkelijk voorgelegde document.
Het 14-punten programma bevat dan ook een aantal zeer concrete doelstellingen. Herinneren we even aan de belangrijkste:
- | een belangrijke vooruitgang van de alfabetisering en van de staatsburgerlijke opvoeding van de vrouwen, |
- | uitbreiding van gemengde opvoeding en beroepsvorming, |
- | gelijke toegang van de vrouw tot elk onderwijsniveau en maatregelen om voortijdig schoolverlaten tegen te gaan, |
- | verhoging van de arbeidsgelegenheid voor de vrouw, vermindering van de werkloosheid en verhoogde inspanningen om de discriminatie inzake arbeidsvoorwaarden af te schaffen, |
- | de uitbouw en vermeerdering van de sociale infrastructuur, zowel in landelijke als in stedelijke gebieden, |
- | gelijke voorwaarden op het gebied van tewerkstelling, met inbegrip van beloning, gelijkheid inzake juridische bekwaamheid en de uitoefening ervan, |
- | het aanmoedigen van een grotere deelname van de vrouw aan de politieke besluitvorming op lokaal, nationaal en internationaal niveau, |
- | het stimuleren van volwassenenvormingsprogramma's, die zowel de man als de vrouw helpen bij het zich verwezenlijken als individu in het gezin en in de samenleving, |
- | de ontwikkeling van moderne rurale technologie, landelijke industrie, tijd- en energiebesparende richtlijnen, die vrouwen voornamelijk in zeer arme gebieden kunnen helpen om te participeren aan het maatschappelijk
|
| |
| |
| leven, |
- | de ontwikkeling van een interdisciplinair en een multisectorieel organisme binnen de regering om de vrouw sneller gelijke kansen te kunnen bezorgen en haar volledige integratie in het maatschappelijk leven te bevorderen. |
| |
VN-perspectieven en Belgische realiteit
Wanneer men de actie van de Verenigde Naties evalueert op basis van bovenstaande omschrijving, dan openen zich heel wat positieve perspectieven. Inderdaad, het hoogste publieke forum der volkeren is zich duidelijk bewust dat er in de huidige gang van het maatschappelijk leven een aantal fundamentele onrechtvaardigheden zitten, waardoor de status van de vrouw als volwaardig menselijk persoon, met gelijke rechten en verantwoordelijkheden, wordt miskend. Zij hebben thans een concrete uitdaging gericht zowel aan de meer geïndustrialiseerde als aan de ontwikkelingslanden. De driedubbele doelstelling naar aanleiding van het internationaal Jaar van de Vrouw, evenals de lancering van het Wereldactieplan, zijn belangrijk genoeg om elk in eigen land aan te zetten en te inspireren tot een beleid, gericht op een verbetering van de status van de vrouw.
Uit de vorige beschouwingen is gebleken, en voornamelijk naar aanleiding van het overzicht van de toepassing van de verschillende Conventies, dat België zeker niet tot de progressieve landen behoort. Op het gebied van burgerlijk recht en familierecht is er tot op heden nog een aantal anomalieën. De reserve met betrekking tot de Conventie over de politieke rechten van de vrouw vraagt eveneens een dringende aanpassing. En dan zwijgen we nog over de discriminaties op sociaal-economisch gebied, waar België b.v. nog steeds bezig is het nodige te doen om Conventie III van de Internationale Arbeidsorganisatie betreffende de discriminatie qua arbeid en beroep te bekrachtigen. Ook de Unesco-conventie van 1960 betreffende gelijkheid voor opvoeding en onderwijs is nooit door België bekrachtigd.
Wellicht vindt de Belgische overheid in dit jaar een goede aanleiding om zich eens systematisch te bezinnen over de te voeren politiek inzake de promotie van de vrouw als volwaardig menselijk en maatschappelijk wezen. Uiteraard constateert men dit jaar bij verschillende politieke beleidsinstanties een toenemende belangstelling voor de vrouwenproblemen. Zal de Minister van Justitie erin slagen de hervorming van het huwelijksgoederenrecht uiteindelijk toch nog dit jaar te verwezenlijken? Heeft de Minister van Arbeid en Tewerkstelling voldoende aandacht voor de problemen rond de tewerkstelling, de arbeidsvoorwaarden en de beroepsvorming van de vrouw? Als positief feit kunnen we hier toch vermelden dat een speciale Vrouwencommissie werd opgericht om de Minister van Arbeid en Tewerkstelling te adviseren.
Of de Belgische overheid werkelijk zinnens is de objectieven van het Wereld- | |
| |
actieplan ook in eigen land te doen gelden en daarvoor een nationaal prioriteitenprogramma op te stellen, blijft een open vraag. En het valt ook nog te bezien of de Minister van Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking rekening zal houden met de objectieven, die het Wereldactieplan ten opzichte van de ontwikkelingspolitiek bevat.
De recente oprichting van een Consultatieve Commissie, belast met het onderzoek van de problemen inzake de status van de vrouw in het raam van de Internationale Organisaties, bevestigt dat het Departement van Buitenlandse Zaken een dynamisch beleid poogt op te bouwen.
Het oprichten van commissies is evenwel niet voldoende. Een Wereldactieplan vraagt uiteraard actie. De toekomst zal uitwijzen of de huidige vrome intentieverklaringen vanuit de diverse departementen ook wat zullen bijdragen tot het opbouwen van een maatschappelijk bestel, waarin zowel vrouwen als mannen kunnen leven, werken en gelukkig zijn volgens hun eigen mogelijkheden en wensen.
|
|