Streven. Jaargang 29
(1975-1976)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 126]
| |
Een jaar détente in zuidelijk Afrika
| |
Voorgeschiedenis van de détenteIn feite zijn deze toenaderingspogingen niet nieuw. Enkele dagen voor zijn dood (september 1966) ontmoette de toenmalige premier Verwoerd zijn ambtgenoot Jonathan van Lesotho. Kon men toen nog aanvoeren dat het geheel door Zuid-Afrika omringde bergstaatje eigenlijk geen andere keus had, dan ging deze redenering zeker niet op voor Malawi, dat in 1967 een handelsverdrag met Zuid-Afrika sloot, waarna diplomatieke betrekkingen op ambassadeursniveau werden aangeknoopt. In 1970 ging Vorster trou- | |
[pagina 127]
| |
wens naar Malawi, terwijl de Malawische president Banda in augustus 1971 Zuid-Afrika bezocht. Tevens steeg rond de jaren 1970 in landen als Ghana, Malagasië en enkele andere vroegere Franse kolonies de belangstelling voor contacten met de Republiek. Het was echter vooral de belangrijke persconferentie (april 1971) van president Houphouet-Boigny van Ivoorkust die de doorslag gaf. Voor het eerst leek er een scheiding te ontstaan tussen die landen die meenden door vaste contacten het apartheidsbeleid te kunnen wijzigen en die tegelijk economische voordelen zagen in de toenadering, en zij die de politiek van confrontatie verkozen. Deze laatste groep behield toch nog de overhand.Ga naar voetnoot1 Van Zuidafrikaanse kant stonden commerciële akkoorden vooraan. Men verklaarde zich ook bereid tot het afsluiten van niet-aanvalsverdragen, maar tevens werd sterk op een wederzijdse onthouding van inmenging in de binnenlandse aangelegenheden aangedrongen. Zambia behoorde toen nog tot het blok der radicalen en de geheime contacten, die van 1968 tot 1971 vooral van Zuid-Afrika zouden zijn uitgegaan, bleken uiteindelijk vruchteloos en veroorzaakten zelfs een boze uitval van premier Vorster in het Zuidafrikaanse parlement. Begin 1972 echter werd een der voornaamste pleitbezorgers van de dialoog, premier Busia van Ghana, bij een militaire staatsgreep afgezet. Op Malagasië moest datzelfde jaar premier Tsiranana, die dezelfde opvattingen huldigde, aftreden. De nieuwe regimes die wisten dat de détentepolitiek met Zuid-Afrika bij de bevolking en vooral onder de studenten weinig populair was, stortten zich in een militante koers. President Houphouet-Boigny begreep dat de kansen voorlopig verkeken waren en trok zich op de achtergrond terug. Eerst minister Jonathan, die inzag dat zijn prestige erg onder zijn toenaderingen tot Zuid-Afrika had geleden en die sinds 1970, na een niet aanvaarde verkiezingsnederlaag, Lesotho dictatoriaal bestuurde, was van mening dat hij zijn reputatie bij de OAE en de eigen bevolking slechts kon redden door een meer radicale politiek, die dan ook vanaf eind 1972 vorm kreeg. De rellen bij Carltonville in september 1973, waarbij ook 5 mijnwerkers uit Lesotho omkwamen, brachten de betrekkingen met Zuid-Afrika op een dieptepunt. D. Geldenhuys, lector aan de Universiteit van Pretoria, zei in een vraaggesprek met het Zuidafrikaanse zondagsblad Rapport, dat dit alles nog door Zuid-Afrika's houding zelf in de hand werd gewerkt. Lesotho werd in de dialoogperiode 1966-1971 immers steeds als te onbelangrijk over het hoofd gezien, en verzoeken tot het aanknopen van diplomatieke betrekkingen ontmoetten weinig steun. Tevens werden door de Republiek wel eens besluiten op economisch gebied getroffen, welke ook Lesotho aanbelangden, zonder dat dit land daarin geraadpleegd werd.Ga naar voetnoot2 Dat de wispel- | |
[pagina 128]
| |
turige Amin van Oeganda tenslotte de bakens verzette, moet ons niet verwonderen. Aldus werd door de politieke onstabiliteit van de Afrikastaten de dialooggedachte voor verscheidene jaren begraven, met uitzondering nochtans voor Malawi, dat hierdoor in een geïsoleerde positie geraakte. Men mag de hele zaak echter niet overdrijven. In feite was men er slechts in beperkte mate in geslaagd zwarte staten tot een gesprek over te halen. De Zuidafrikaanse professor Olivier verklaart dit o.m. door het geringe belang dat door Zuid-Afrika aan de OAE werd gehecht. Volgens hem lag Zuid-Afrika's bedoeling er trouwens in deze organisatie door de dialoog te verbrokkelen. Men is er hoogstens in geslaagd enkele staten los te weken.Ga naar voetnoot3 Wat er ook van zij, geheime commerciële contacten bleven achteraf toch bestaan, zelfs met radicaal ingestelde staten, zoals Zambia, waaraan Zuid-Afrika bij misoogsten voedsel leverde evenals materiaal voor de mijnbouw. | |
Het keerpunt van de Portugese coup van april 1974De impasse werd eerst doorbroken door de Portugese coup van april 1974. Na enkele maanden onzekerheid werd met Spinola's verdwijning van het politieke toneel elk idee van een Portugees Gemenebest begraven, waardoor de Portugese kolonies in 1975 een voor een onafhankelijk werden en op Angola na, waar de uitkomst van de burgeroorlog nog onzeker is, onder het bestuur van een linkse verzetsbeweging werden gebracht. Vooral de toekomstige betrekkingen tussen Zuid-Afrika en een onafhankelijk Mozambique zijn daarbij cruciaal. Van begin af aan werd van Zuidafrikaanse zijde echter gesteld dat men enkel geïnteresseerd was in de aanwezigheid van een stabiele regering in de toekomstige zwarte buurstaten en dat men zich van elke inmenging in deze gebieden zou onthouden. De Zuidafrikaanse afzijdigheid tijdens de poging tot opstand der Portugese kolonisten in Lourenço Marques in september 1974, waarbij Portugese Zuidafrikanen verhinderd werden hun volksgenoten in Mozambique een handje toe te steken, heeft zeker in Zambia, dat eveneens geïnteresseerd is bij een stabiel Mozambique (waar zich immers haar beste in- en uitvoerwegen bevinden) een goede indruk nagelaten. Tevens zijn de Zambiaanse leiders realistisch genoeg om de blanke Zuidafrikanen niet als kolonisten maar als echte Afrikanen te beschouwen. In die optie beseffen ze dat een steeds verdere uitbreiding van de guerrilla, uiteindelijk tot op Zuidafrikaanse bodem, een grote militaire botsings in zuidelijk Afrika slechts in de hand kan werken. In geval van ernstige bedreiging zullen de blanke Zuidafrikanen vechten voor huis en haard. Een actie zoals deze van Israël in 1967 lijkt in die situatie dan ook in het geheel niet uitgesloten. Premier Vorster ontkende weliswaar steeds dat Zuid-Afrika | |
[pagina 129]
| |
agressieve bedoelingen zou hebben of naar gebiedsuitbreiding zou streven, maar, aldus de eerste minister, ingeval we worden aangevallen zullen we ons verdedigen met de kracht die we bezitten - en dat is een kracht die niet te onderschatten valt. Een gematigde uitspraak wanneer we weten dat geen enkel land in zuidelijk Afrika in een conventionele oorlog partij zou zijn voor het Zuidafrikaanse leger. | |
Ideologische, economische en politieke motievenMaar ook de groeiende communistische invloed in Afrika, zoals de Russische in Oeganda of Somalia en de Chinese in Tanzania, heeft de détentepolitiek in de hand gewerkt. In de ogen van president Houphouet-Boigny is de apartheid een kleiner gevaar voor de wereldvrede dan de communistische infiltratie, al wordt die dan gevoerd onder het motto van een bezorgdheid om het lot van de zwarte Afrikaan in het door de blanken geregeerde Zuiden. De Ivoriaanse redenering dat Zuid-Afrika het sterkste bolwerk tegen dit communisme vormt, wordt in de Republiek natuurlijk goed ontvangen.Ga naar voetnoot4 Opvallend is eveneens dat de grootste pleitbezorgers van de dialoog, Senegal en Ivoorkust, zeer goede betrekkingen onderhouden met het vroegere moederland Frankrijk, zodat door diverse waarnemers in dit ‘indammen van het communisme’ de hand van Parijs wordt onderkend. Maar ook landen als Zambia zijn voor de invloed van de communistische grote twee beducht en zoeken in dat opzicht naar een tegenwicht. Hierbij speelt zeker het gevoel een rol dat de intussen zo goed als klaargekomen Tanzamspoorweg voor Zambia een witte olifant is geworden na de verhoging der tolrechten in Dar Es Salaam (Tanzania) vorig jaar met niet minder dan 300 à 400 procent, terwijl genoemde haven het goederentransport naar en van Zambia toch ook onmogelijk geheel kan verwerken. Zoals reeds vermeld lopen Zambia's beste handelswegen door Mozambique, iets dat men tijdens de Portugese koloniale periode ten allen prijze wilde vermijden. Intussen is daar wel een bevriende regering aan de macht gekomen. Tenslotte spelen ook economische elementen een rol: in een tijd van fel gestegen olieprijzen, inflatie, recessie en toenemende werkloosheid hebben de rijke landen andere zorgen dan de hulpverlening aan arme Afrikastaten. Deze zwakte wordt nog in de hand gewerkt door de quasi gehele afhankelijkheid van slechts enkele uitvoerprodukten, waarvan de prijzen dan nog aan grote schommelingen onderhevig zijn. Voor Zambia b.v., waarvan de export voor ca. 90% uit koper bestaat, bedroeg deze in juli 1973 1.610 dollar/ton, in april 1974 2.990, maar midden 1975 amper 1.194 dollar/ton. Voeg daarbij de moeilijkheden met de maïsoogst, het voornaamste landbouwprodukt van het land, ten gevolge van droogte en een plantenziekte, waardoor de voor 1974 | |
[pagina 130]
| |
gehoopte opbrengst onder de verwachtingen bleef, en men begrijpt waarom Zuidafrikaanse hulp welkom zou zijn. Ook Mozambique zou trouwens reeds voedselsteun uit de Republiek krijgen.Ga naar voetnoot5 Deze ontwikkelingshulp zou bovendien interessant zijn daar Zuid-Afrika op hetzelfde continent ligt en heel wat ervaring in zijn eigen thuislanden heeft opgedaan. Weliswaar werd de Republiek vanaf 1962 uit alle samenwerkingsverbanden, daterende uit de koloniale tijd, gestoten (wat de efficiëntie van deze organisaties niet bepaald bevorderde), maar een zekere steun, zeer beperkt doch van hoge kwaliteit, bleef vooral met staten in zuidelijk Afrika voortbestaan.Ga naar voetnoot6 Ze hield vooral verband met planten- en dierenziekten, landbouw- en veeteeltverbetering, waterbeheer, gezondheidszorg, bevordering van het toerisme, alsmede leningen voor duidelijk omschreven projecten als de bouw van de nieuwe Malawische hoofdstad Lilongwe. Maar ook van Zuidafrikaanse zijde heeft men reden te over om tot een vergelijk te komen. Na de Portugese terugtrekking uit Afrika beseft men aldaar dat het nu wel eens de beurt zou kunnen zijn aan Rhodesië en Zuidwest-Afrika (Namibië). Men staat geïsoleerd in de wereld, de wapenleveranties gebeuren in een sfeer van geheimhouding en blijven beperkt, het gevaar voor sancties, boycot en geweld neemt toe, de mogelijkheid uit de VN te worden gestoten is acuter dan ooit, de uitvoermarkten worden bedreigd. Tegelijkertijd bestaat er een reële vrees dat men zich als afzonderlijke blank-Afrikaanse identiteit op het continent niet zal kunnen handhaven. Tevens zou de normalisering van de betrekkingen de handel met de Afrikaanse staten heel wat kunnen opdrijven,Ga naar voetnoot7 waardoor de Zuidafrikaanse handelsbalans, die nu (althans zonder de goudverkoop) steeds negatief uitvalt, in een overschot omgezet zou kunnen worden. Voor zwart-Afrika zou dit dan weer het voordeel inhouden dat het zich goederen dichter bij huis kan aanschaffen. | |
Voor- en tegenstanders van de dialoogTerwijl de Zuidafrikaanse regering en diverse privé-instanties in dat land zich dus daadwerkelijk voor een détente inzetten, is in de OAE de stemming nog verdeeld. Het aantal voorstanders is evenwel sedert 1971 groter geworden, hetgeen o.m. tot uiting kwam op de conferentie van 41 Afrikaanse ministers van buitenlandse zaken te Dar Es Salaam in april jl. Aan de ene kant blijft er een groep radicalen bestaan waaronder Algerië, Oeganda, Somalië en in mindere mate Ghana en Nigeria (welke laatste de steun aan | |
[pagina 131]
| |
Biafra niet is vergeten) die, aangemoedigd door de ineenstorting van het Portugese gezag in Afrika, willen doorgaan met de gewapende strijd in Rhodesië, Zuidwest-Afrika en Zuid-Afrika zelf. Voor hen is de détente enkel een rookgordijn om de OAE te verdelen en Zuid-Afrika tijd te geven. Vanzelfsprekend worden ze in deze opvatting geheel gesteund door de verzetsbewegingen uit deze gebieden, die vrezen de dupe te worden van een bepaalde vorm van co-existentie. Lijnrecht hier tegenover staat Malawi, dat weliswaar apartheid blijft veroordelen, maar de economische samenwerking met Zuid-Afrika boven alles stelt, een samenwerking die dat land zeker ‘geen windeieren heeft gelegd’.Ga naar voetnoot8 Daartussen onderscheiden we staten als Zambia en Mozambique (dit laatste o.m. wegens de sterke bindingen met Zuid-Afrika), welke een pragmatische houding aannemen, alhoewel ze het Apartheidssysteem toch ook verwerpen. Zij willen echter premier Vorster een kans geven zijn goede bedoelingen te bewijzen. Het was trouwens de aankondiging van de Zambiaanse minister van buitenlandse zaken dat alle Zuidafrikaanse troepen zich tegen eind mei uit Rhodesië zouden hebben teruggetrokken (nadat ze zich al eerder uit de noordelijke gevechtszones hadden verwijderd) die de conferentie ertoe bracht een compromis te aanvaarden, zodat de ontspanningspolitiek mogelijk wordt. Mocht men echter inzake de oplossing van de kwesties Rhodesië en Zuidwest-Afrika mislukken en mochten er geen grondige veranderingen gebeuren in Zuid-Afrika zelf, dan worden gewapende actie en boycot ongetwijfeld intenser dan ooit. Opvallend was trouwens ook de weinig militante houding van Zambia in het najaar van 1974 toen gepoogd werd Zuid-Afrika uit de UNO te weren, een poging die slechts door een gezamenlijk Brits-Frans-Amerikaans veto kon worden verijdeld. Intussen is het rond deze vragen heel wat stiller geworden. Tijdens een reis door de USA werd zelfs een verharding in Kaunda's houding opgemerkt, zij het dat men zich daarop niet blind mag staren. Wat Rhodesië betreft is er immers, ondanks de Zambiaanse en Zuidafrikaanse druk op respectievelijk de Rhodesische verzetsbewegingen en premier Smith, slechts weinig vooruitgang geboekt. Het aanvankelijk akkoord (stopzetten van guerrilla-acties enerzijds, vrijlating van alle politieke gevangenen door het Rhodesisch bewind anderzijds) werd nooit geheel uitgevoerd: incidenten als de tijdelijke aanhouding van de Afrikaanse leider Sithole en de rivaliteiten tussen de twee verzetsgroepen ZANU en ZAPU belemmerden elke vooruitgang. Heden is noch een datum, noch een plaats vastgelegd voor de grondwetsconferentie die ervoor moet zorgen dat Rhodesië vroeg of laat door een zwarte meerderheid wordt geregeerd. In juli dreigde Bisschop Muzorewa, leider van het Afrikaans Nationaal Congres (een overkoepelende organisatie van alle zwarte verzetsbewegingen) met de hervatting van de guerrilla-activiteiten | |
[pagina 132]
| |
als men niet binnen drie maanden van start ging. De op het eerste gezicht niet bijster geslaagde samenkomst op de Zambezibrug zet deze bedreiging in een nog helderder daglicht, zij het dat men de achteraf afgelegde harde verklaringen op hun juiste waarde moet weten te taxeren. Beide partijen moeten namelijk rekening houden met een belangrijke fractie die van geen toegevingen weten wil. Vooral ZANU omvat een aantal marxistische elementen die het succes in Mozambique willen overdoen.Ga naar voetnoot9 Van haar kant voelt het gros der blanken weinig voor een zwart meerderheidsbewind. Hoogstens zouden ze akkoord gaan met een systeem van geleidelijke vergroting van het aantal ‘zwarte’ parlementsleden, waardoor de machtswisseling naar een verre toekomst zou kunnen worden verschoven. Een akkoord met Rhodesië zal dan ook niet zo gemakkelijk worden bereikt. Ook wat betreft Zuidwest-Afrika liggen de standpunten nog ver uit mekaar. Waar Zuid-Afrika een oplossing ziet in de op 1 september begonnen conferentie waaraan vertegenwoordigers van alle Zuidafrikaanse volkeren deelnemen, teneinde de toekomstige status van het gebied uit te dokteren, wil de OAE van deze op etnische basis belegde samenkomst niet weten en houdt ze het bij steun aan de eenheidsstaatgedachte van de verzetsorganisatie SWAPO (wat het risico inhoudt dat blanke dominantie door Ovambo-overheersing zal worden opgevolgd). Nochtans werden van Zuidafrikaanse zijde diverse pogingen gedaan om de zaak te doen vooruitgaan: dit kwam vooral eind mei/begin juni tot uiting toen met een algemene aftakeling van de kleine Apartheid werd begonnen. In de openbare gebouwen wordt de rassendiscriminatie weggewerkt, en in de horecasector zou hetzelfde gebeuren. Tevens wordt de paswet voor een groot deel teniet gedaan. Weliswaar blijft de trek van de thuislander naar de steden aan restricties gebonden teneinde een ongebreidelde aangroei van de bevolking aldaar tegen te gaan, maar eens aanvaard vallen alle beperkingen op de bewegingsvrijheid van de inwijkeling weg. Tenslotte wordt het Odendaalplan m.b.t. de afzonderlijke onafhankelijkheid van alle Zuidwestafrikaanse thuislanden meer en meer naar de vergeethoek verwezen. Staatkundig gezien blijven alle opties dus nog open, zij het dat in sommige kringen, gelet op de te grote verscheidenheid inzake bevolking, vooral aan een federale staatsvorm wordt gedacht.Ga naar voetnoot10 Rekening houdend met de verspreiding van de diverse volkeren en hun onderlinge rivaliteiten, kan men zich wel de vraag stellen of een deling van het gebied in een multiraciale federale staat (van ca. 500.000 inwoners) in het deel ten noorden van de 22ste breedtegraad ongeveer, en een zuidelijk deel dat zich na volksstemming bij Zuid-Afrika zou kunnen aansluiten, niet de meeste kans op een vreedzame ontwikkeling biedt. In dit zuidelijke | |
[pagina 133]
| |
gebied wonen 77,2% van alle blanken, 98,3% van de Nama's (Hottentotten) en 95,5% van de kleurlingen (de laatste twee met autonomie) en slechts 18,4% van de zwarten (onder wie veel trekarbeiders). | |
Veranderingen binnen de republiek Zuid-AfrikaVanzelfsprekend gaat de aandacht ook uit naar veranderingen in Zuid-Afrika zelf. Aan de ene kant verklaarde Vorster in gesprekken met Afrikaanse regeringsleiders dat hij wilde gedaan maken met het taboe dat steeds over het apartheidsbeleid heeft gehangen, omdat, volgens de premier, ‘hierover meer onzin wordt geschreven dan over welk ander thema ook’. Eind 1974 zei Zuid-Afrika's vertegenwoordiger in de UNO, Roelof Botha, dat zijn land elke vorm van discriminatie probeert af te schaffen. Sindsdien werd apartheid op het sociale vlak inderdaad stap voor stap afgebroken. Terwijl de aparte liften en rustbanken al verdwenen zijn, worden nu ook meer en meer schouwburgen (o.a. het bekende Nico Malantheater in Kaapstad) voor alle rassen opengesteld. Midden dit jaar werd eenzelfde maatregel overwogen in de horecasector, zij het dat de vergunninghouders er niet toe zullen worden verplicht en in feite zelfs eerst een aanvraag moeten indienen (wat zal meebrengen dat deze nieuwe gedragsmaatregel vooralsnog tot de meest luxueuze zaken zal worden beperkt). Men mag evenwel aannemen dat deze tendens zich in de komende jaren verder zal zetten. Ook in de sport valt een gelijkaardige evolutie waar te nemen. Om een internationale sportisolatie te ontlopen, werden ook op dit vlak concessies gedaan. Gemengde ploegen worden bij internationale competities nu volledig geaccepteerd, ook als er in de Republiek zelf wordt gespeeld. Zo kon in juni jl. een bezoekende Franse rugbyploeg uitkomen tegen een multiraciaal Zuidafrikaans team. Bij wedstrijden tussen Zuidafrikanen onderling wordt de multinationale sport toegepast: de verschillende rassen houden in eigen groep wedstrijden en de winnaars van de diverse groepen komen dan later in finale tegen mekaar uit. Belangrijker lijkt ons echter de tendens tot versnelde onafhankelijkheid van de thuislanden. Begin 1974 werd de zelfstandigheid van Transkei gepland voor binnen de 5 jaar, maar de premier van dit Bantoegebied, Matanzima, sprak onlangs van oktober 1976.Ga naar voetnoot11 In dit kader viel ook de aankondiging enkele maanden geleden van Zuidafrikaanse hulp aan Transkei bij de uitbouw van een eigen leger. Intussen worden de bevoegdheden in de andere thuislanden vergroot. Weliswaar meenden deze laatsten eind 1974 van een eventuele onafhankelijkheid te moeten afzien, maar men mag aannemen dat men op die manier diverse eisen, o.a. wat de grootte van het territorium betreft, kracht wilde bijzetten. Belangrijk zijn ook de concessies die in janu- | |
[pagina 134]
| |
ari 1975 werden gedaan aan de halfbloeden op de conferentie van Vorster met de kleurlingenleiders. Het Kleurlingbestuur krijgt nu immers een volwaardige kabinetsstatus, hun ministers kunnen voortaan zonder voorafgaande blanke goedkeuring wetten indienen bij het Kleurlingparlement. Kleurlingen zullen ook worden aangesteld in belangrijke overheidslichamen zoals de Loonraad. Weliswaar werd dit alles ook wel gedaan met het oog op de nakende Kleurlingverkiezingen (maart 1975) maar toen de anti-apartheidsgezinde Arbeiderspartij daar aan het langste eind trok, werd haar leider S. Leon tot voorzitter van de Kleurlingenraad aangeduid. Voegen we er nog aan toe dat bovengenoemde maatregelen ook ten opzichte van de Indiërs gelden. Wat de in blank Zuid-Afrika verblijvende stedelijke Bantoes tenslotte betreft, krijgen we de wederinvoering van het in 1967 afgeschafte bezitsrecht op woningen (vroeger bestond dit voor zwarten slechts in de thuislanden), terwijl de grond in een erfpacht van 30 jaar kan worden bekomen. Tevens werden aan de zwarte middenstanders betere vestigingsvoorwaarden en verkoopmogelijkheden toegezegd. Een bescheiden begin, dat voor sommige waarnemers echter de aanvang is van een erkenning van permanente zwarte vestiging in deze als blank beschouwde gebieden. Er werd ook beloofd het passenstelsel in die zin te herzien dat het voor de betrokkenen minder frustrerend zou werken. Naast dit alles vermelden we dan nog het meer en meer toepassen van het principe van gelijk loon voor gelijk werk, het afschaffen van de zgn. Meesters en Knechtenwet die op het platteland (arbeids)contractbreuk strafbaar maakte, en zo meer. Gedeeltelijk onder druk van de omstandigheden, gedeeltelijk als logische consequentie van een sinds jaren gevoerde politiek, is men in Zuid-Afrika aldus aan een geleidelijke herziening en aanpassing van het beleid toe. Of deze manier van optreden voldoende is hangt natuurlijk af van het standpunt dat men inneemt. Vele zwart-Afrikaanse staten willen niets met het thuislandenproject te maken hebben en zij willen ook niet weten van mensen als Matanzima en Buthulezi. Voor hen zijn de enige en ware leiders nog steeds de uit Zuidwest-Afrika gevluchte Sam Nujoma en de in Zuid-Afrika vastgehouden Mandela en Sobukwe.Ga naar voetnoot12 Zijn de kansen op een vreedzame regeling nog niet vervlogen, ze blijven tot nu toe precair. Zuid-Afrika neemt dan ook geen risico's: terwijl hard aan détente wordt gewerkt, steeg de defensiebegroting er van ca. 30 miljard F in 1973/74 tot meer dan 50 miljard F in 1974/75.Ga naar voetnoot13 In de Republiek neemt men duidelijk het zekere voor het onzekere. |
|