Streven. Jaargang 29
(1975-1976)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 115]
| |
Van colored people naar black power
| |
[pagina 116]
| |
zijn dan ook taboe voor hen. Die agressieve fierheid en fiere agressiviteit gaat soms zeer ver. Nu de zo begeerde integratie er beter voor staat dan ooit te voren, wordt ze door vele zwarten afgewezen. Op sommige Colleges hebben ze hun eigen slaapzalen geëist, gescheiden van de blanken. Bijna alle Colleges hebben een nieuw Department of Black Studies moeten oprichten, waar onder leiding van zwarte professoren, aan de hand van door zwarten geschreven boeken, de geschiedenis, psychologie, sociologie, cultuur, kunst en godsdienst van de zwarten worden bestudeerd. Sommigen hebben zelfs een tijd lang met de idee gespeeld van een secessie: een half dozijn zuiderstaten zouden worden afgestaan aan de zwarten en een nieuw land vormen, onafhankelijk van de Verenigde Staten. Dit is echter iets dat men hier een pipe dream noemt. Deze fierheid en agressiviteit hebben ongetwijfeld een positieve kant. Ze zijn, om het pedant te zeggen, na de these van makke gedweeheid, onderdanigheid en verlangend uitzien naar de dag waarop de zwarten de gelijken van de blanken zouden zijn, de antithese van (tenminste bewust) totale verwerping van alle blanke waarden: wellicht de meest geschikte voorbereiding voor een rijke synthese, die niet zal ontstaan uit een gevoel van dankbare minderwaardigheid, maar uit een fier bewustzijn van eigen rijke inbreng en bijdrage. | |
Wettelijke status van de zwarteHun grote zege behaalden de zwarten in 1954, voor het Opperste Gerechtshof in Washington, toen de negen blanke rechters eenparig verklaarden dat segregatie in de scholen onconstitutioneel was. Hun bevel, dat de integratie with all deliberate speed zou worden doorgedreven, veroorzaakte een tijdlang ernstige moeilijkheden in een paar zuiderstaten. Dat was te verwachten, en het duurde niet lang alvorens alles weer rustig werd. Sommigen vreesden een sterkere, meer verspreide tegenzet, vooral vanwege de arme blanken, die economisch wel niet hoger stonden dan de zwarten, maar toch een sterk superioriteitsgevoel hadden. Die reactie bleef toen uit, maar een andere is nu aan het groeien onder invloed van allerlei factoren. Zij zal de vooruitgang der zwarten onvermijdelijk vertragen. In de eerste plaats is er de zwarte agressiviteit. Veel sociaal voelende mensen (de Liberals van de V.S.) zijn gekrenkt door de onverwachte norsheid en onvriendelijkheid van de jonge zwarten, wier grootvaders en vaders geholpen en gesteund werden door die blanken die fier waren als vrienden der kleurlingen op te treden. De opkomende zwarte generatie verwerpt die steun, die zeer vaak gepaard ging met een paternalistische houding. Hierdoor verliezen ze echter ook heel wat goede wil ten opzichte van hun zaak. Belangrijker is de competitie voor baantjes, benoemingen, beurzen, toelagen, enz. De wet urgeert meer en meer dat de zwarten op dit gebied een ge- | |
[pagina 117]
| |
lijke behandeling zouden krijgen. Privé-ondernemingen kunnen die wet nog in de wind slaan. Alle grote bedrijven, scholen, universiteiten... evenwel, die door de regering rechtstreeks of onrechtstreeks worden geholpen, van haar bestellingen krijgen of voor haar werken, moeten aan die wet gehoorzamen, of er komen geen dollars meer uit Washington. Bijna al deze instellingen hadden tot dan toe de zwarten erg verwaarloosd inzake benoemingen of bevorderingen. Zij moeten dus op korte tijd veel goedmaken. Het gevolg is, dat de zwarte het nu bijna altijd haalt wanneer hij samen met een blanke dingt naar een baantje of een beurs, ceteris paribus (en soms zelfs non paribus). Zwarten met de vereiste diploma's worden gretig gezocht en kunnen vaak kiezen tusen verschillende aantrekkelijke baantjes, terwijl veel blanken tevergeefs naar een job zoeken. Dit bevordert de welwillendheid natuurlijk niet, ook al omdat het wel gebeurt dat sommige zwarten té vroeg, té vlug benoemd of gepromoveerd worden, en dan niet opgewassen blijken te zijn tegen hun nieuwe verantwoordelijkheden. Dit is op alle niveaus te constateren: van winkeljuffers over secretaressen tot professoren en staatslui. Voor degenen die het goed met hen menen is dit bedroevend, en de anderen vinden er een bewijs te meer in dat de zwarte minderwaardig zou zijn. Zelfs als het nodige talent en de nodige voorbereiding er wel zijn, hebben sommige zwarten iets nonchalants, iets lackadaisical, iets happy go lucky, dat wel zijn charme heeft (geld en succes zijn toch niet alles in het leven), maar dat slecht aangeschreven staat in de fel competitieve business-wereld van de Verenigde Staten. | |
Opgelegde integratie in het onderwijsEen andere vorm van backlash betreft het onderwijs. Terwijl de schoolintegratie geleidelijk vordert in het zuiden, zijn er in het noorden ernstige moeilijkheden gerezen. In het zuiden was er vroeger wettelijke segregatie en mochten de zwarte kinderen, zelfs indien ze in de buurt woonden, niet naar de school der blanken. Dat is nu stilaan aan het verdwijnen. In het noorden was en is er nog altijd een feitelijke segregatie. Elk kind dat in de buurt woonde mocht naar de school, maar in de beste buurten, met de beste scholen, woonden gewoon geen zwarten, en bijgevolg was de ganse schoolbevolking blank. In andere buurten woonden alleen zwarte mensen, zodat in die school alle kinderen zwart waren. Integratie bestond slechts in de wijken waar zwarten en armere blanken samenwoonden. Er was maar één oplossing, en de wet (of liever: de rechters die de wet moesten interpreteren) ging meer en meer die richting uit: om de integratie te realiseren moesten de kinderen dan maar naar een andere buurt worden vervoerd. Een aantal blanke kinderen zou per bus naar de armere school, soms in het zwarte getto, worden gebracht, en zwarte kinderen zouden elke dag hun arme buurt per bus verlaten om in de rijkere blanke wijk school te lopen. Dit is | |
[pagina 118]
| |
het beruchte busing dat in sommige noordersteden grote weerstand verwekte en nog verwekt vanwege de blanke ouders. Lezers die jongere kinderen hebben zullen die reactie wellicht wel begrijpen. De oplossing was theoretisch zeer mooi, praktisch verwachtte ze té veel van de mensen. Voor de jonge blanken die naar de zwarte school moeten, betekent dit een lange busrit naar een onvriendelijke, soms gevaarlijke wijk, waar ze onderwijs ontvangen dat minder goed is dan in hun eigen school. In de aanvankelijk blanke school zag men het peil ook dalen doordat zwarte kinderen minder gevorderd zijn. Sommige zwarte ouders zagen ook met schrik hun kroost naar een verre wijk trekken, waar vele volwassenen ze onvriendelijk of zelfs ruw bejegenen. Wat er ook van zij, de weerstand van de blanke ouders was in sommige steden uit het noorden zo sterk dat er relletjes ontstonden en dat de kinderen gevaar liepen. Zo is het nog altijd in Boston, waar de oppositie vooral schijnt te komen van katholieke ouders. De toekomst van het busing is dan ook problematisch. President Ford is er tegen en in de Supreme Court krijgen de door Nixon benoemde en dus conservatieve rechters meer en meer invloed. Bovendien beginnen sommige deskundigen zich ook af te vragen of deze schoolintegratie wel het beste middel is om de intellectuele achterstand van de zwarten te doen verdwijnen. | |
Aparte woonwijken voor blank en zwartAl die moeilijkheden zouden natuurlijk verdwijnen indien blank en zwart in dezelfde buurt woonden. Maar dat is in Amerika al even onwaarschijnlijk als de Brusselse Marollen op de Tervuurse Lei. Het probleem van de buurten, the neighborhoods, is een van de meest ingewikkelde waarmee dit grote land te kampen heeft. Hoe dikwijls heb ik moeten horen, als ik aan iemand vroeg waar hij of zij geboren was: ‘Daar of daar, maar die buurt is nu naar de kelder, the neighborhood has gone bad’. Dit betekent gewoonlijk: toen mijn vriend jong was, waren de mensen in die buurt blanken, vaak overwegend Ieren, Duitsers, Italianen of Polen; maar nu zijn bijna al die mensen eruit getrokken, meestal naar de buitenwijken, en de huizen zijn bewoond door zwarten. Slechts weinig blanken wonen er nog. Deze zijn ofwel te arm ofwel te oud om te verhuizen. En de wijk ziet er inderdaad helemaal anders uit dan vroeger: de straten zijn vuil, de huizen onzindelijk, de tuintjes (als die er zijn) verwaarloosd. Het krioelt er van mensen, veel vrouwen en kinderen, ook werkloze, vooral jongere, mannen. De werkloosheid bij de zwarten is voor de jongeren altijd veel hoger dan bij de blanken (last hired, first fired - laatst aangeworven, eerst afgedankt). In de huidige economische crisis bedraagt ze 40 tot 50%! Uit deze werkloosheid vloeit dan weer een ander probleem voort: de verveling. Hierdoor worden sommigen tot de drugs gedreven, die hun na de euforie gewoonlijk wel de verslaving brengen, waardoor ze van kwaad tot erger komen. Om aan het nodige geld | |
[pagina 119]
| |
te geraken, beginnen ze te stelen en mensen aan te randen, zelfs te vermoorden. Lang niet allen, zelfs lang niet de meesten gaan deze tragische weg op, maar ze zijn wel talrijk genoeg om de buurt niet enkel onzindelijk maar ook gevaarlijk te maken. Gevaarlijk, niet enkel voor de blanken die er nog blijven wonen of zich erin wagen, maar vooral voor hun eigen rasgenoten. De zwarten zelf zijn gewoonlijk de slachtoffers van de vele muggings (roofoverval op enkelingen) en van de moorden die in die neighborhoods worden gepleegd. In New York zijn er dat gemiddeld vier per dag. Met nadruk wens ik hier te bevestigen dat ik hoegenaamd niet beweer dat de blacks van nature onzindelijk of crimineel zouden zijn. Van die bedroevende situatie zijn zij eerder slachtoffer dan oorzaak. De buurten waarin ze door hun armoede, hun gemis aan opvoeding en ook door de harteloosheid van vele blanken veroordeeld zijn te wonen, degraderen hen, en die degradatie schijnt velen van hen onbekwaam te maken om hun eigen buurten netjes, huiselijk en veilig te maken. Schamele zindelijkheid vergt heel veel inspanning en de fut daartoe brengen ze meestal niet op. Een enkele keer tref je een familie aan die wel ambitie heeft, die hard werkt en spaart in het vooruitzicht de buurt te kunnen verlaten. Dat is echter niet zo eenvoudig. Er zijn wel enige rijke zwarte buurten, maar daar zijn de huizen peperduur of er is geen plaats meer. Bovendien willen ze de stad verlaten en op de buiten gaan wonen, in een van die mooie, groene, nette buurten waar nu de Ieren wonen die vroeger hun huis in de stad betrokken. Staat daar een huis leeg, dan kopen ze het in het geheim. En als ze er dan met have en goed heentrekken wordt het al te vaak voor hen én voor de mensen in die nieuwe buurt een echte tragedie. A black family is moving in. Of hatelijker: Some niggers are moving in. Weldra weet iedereen het in de wijk. Een paar goede mensen zullen de nieuwgekomenen wellicht welkom heten. De meerderheid echter kijkt toe met gemengde gevoelens van spot, gramschap of haat. Het gebeurt meer dan eens dat als de nieuwe familie geïnstalleerd is, er plots een steen of zelfs een kogel door het raam vliegt. Of een hagel van stenen onder het gejoel en getier van een groep opgeruide buurtbewoners. Terecht wekt zo'n reactie onze verontwaardiging. Maar toch moeten we ook trachten de houding van die mensen, onder wie ook christenen en katholieken, te begrijpen. Zij beleven dit een tweede keer! Zij herinneren zich wat er gebeurd is in hun vroegere buurt. Eerst was het een mooie, vriendelijke omgeving. Toen verscheen daar ook eens één zwarte familie, en er volgden daarna nog anderen. En de blanken sloegen op de vlucht. De waarde van grond en huis daalde en bleef dalen. In de stad had dit niet veel belang, het was hun huis niet, ze huurden het maar. Hier gaat het echter om hun eigen huis, een huis dat ze na vele jaren werk en sparen zelf gebouwd of gekocht hebben, en dat nog elke maand een aanzienlijk deel van hun budget opslorpt. In dat huis steekt een groot stuk van hun leven. Als ze die | |
[pagina 120]
| |
eerste zwarte familie laten begaan, komen er weldra anderen, en de buurt is veroordeeld. Hun huis verliest veel van zijn koopwaarde, en dan hebben ze tevergeefs gespaard en gezwoegd. Ze kunnen wel in hun huis blijven wonen, maar dan in een neighborhood die ten onder is gegaan, of ze moeten het voor een spotprijs verkopen en alles opnieuw beginnen. De zwarten die zo'n huis kunnen kopen, zijn meestal fijne, beschaafde mensen, advocaten, professoren, artsen, bankiers, executives enz. Sociaal staan ze soms hoger dan de mensen in de nieuwe buurt. Zonder paniek zouden deze zwarte families tamelijk gemakkelijk in de buurt geïntegreerd kunnen raken en de huizen zouden weinig of niets van hun koopwaarde verliezen. Daarom hebben de bewoners van sommige aldus ‘bedreigde’ neighborhoods besloten gemeenschappelijk voor de ontvangst en de integratie van de nieuwgekomenen te zorgen. Dat zijn echter uitzonderingen. Een vruchtbaar terrein voor het sociale werk van de kerken, zowel protestantse als katholieke, ligt hier nog braak. Deze overwegingen schrijf ik zelf in zo'n heerlijk frisse, groene wijk, met nette villa's en bungalows, waar ik een onderpastoor vervang die op vakantie is. Elk huis staat in een tuintje met goed onderhouden grasvelden en bloeiend struikgewas. Hier zijn 's zondags negen missen (twee op zaterdagavond). De communies zijn zo talrijk dat in alle missen, uitgenomen de vroegmis, drie priesters ze helpen uitreiken. Met het geld van zijn parochianen heeft de pastoor een mooie kerk, een grote school en een gerieflijk klooster voor de zusters gebouwd. De mensen betalen ook alle onkosten voor kerk, school, klooster en pastorij en zorgen voor een ruime bezoldiging van hun drie priesters, een achttal zusters en een twintigtal lekenleraars en -leraressen. Een heerlijke katholieke parochie dus, met drie ijverige, vrome priesters. Maar lily-white (lelieblank)! Geen enkel zwart gezicht tussen die honderden die ter communie komen. Hier wonen immers geen zwarte mensen. Wie ben ik dat ik deze situatie zonder meer zou aanklagen of veroordelen? Zelf woon ik in een groot Jezuïetenklooster met meer dan 120 paters, dat al even lelie-blank is als deze parochie. Ook hier ware een veroordeling licht uitgesproken. Theoretisch werden de zwarten nooit uit de Sociëteit van Jezus geweerd, althans niet in het noorden, maar er zijn onder de zwarte bevolking niet veel katholieken (750.000 op 20.000.000) en daarvan zijn er maar weinig die de vereiste (intellectuele) vorming hebben genoten. Voor degenen die aldus in aanmerking komen staan vandaag de dag alle deuren wijd open. Het feit blijft bestaan dat er op de 4.860 Jezuïeten van Amerika slechts 8 zwarten zijn. Het zal dus nog lang duren alvorens de zwarte katholieken van de Verenigde Staten in de Sociëteit evenredig vertegenwoordigd zullen zijn. | |
[pagina 121]
| |
Mindere intelligentie: aangeboren of verworven?Een zeer delicate vraag is onlangs weer aan de orde gekomen, nl. of zwarten intellectueel minder begaafd zijn dan blanken. Jarenlang beweerden de deskundigen praktisch eensgezind dat dit niet het geval is en dat hun onbetwijfelbare intellectuele achterstand niet te wijten is aan een ingeboren (geringere) aanleg, maar aan omgeving en opvoeding. Wanneer een enkele keer een psycholoog of socioloog beweerde dat de zwarten inderdaad minder intelligent zijn, werd hij onmiddellijk publiek gelogenstraft door collega's in de psychologie, de sociologie en de antropologie. Laten we nu even enkele feiten van naderbij bekijken. Zowat 40 jaar geleden gaven de verschillende staten der Unie gemiddeld 74 dollar per jaar uit voor het onderwijs van een kind, dus 115 dollar in de rijke staten New York, Nevada en Californië, en 30 dollar in de arme zuiderstaten Alabama, Mississippi en Arkansas. In 10 van de zuiderstaten, waar toen de meeste zwarten woonden en er nog schoolsegregatie bestond (theoretisch waren die scholen volgens de wet: separate, but equal!), besteedde de regering gemiddeld 49 dollar voor een blank en 17 dollar voor een zwart kind. Mississippi (de armste en meest achterlijke staat, met een hoofdzakelijk zwarte bevolking) en Georgia gaven jaarlijks 9 dollar uit om een zwart kind op te voeden. Gedurende de Eerste Wereldoorlog, toen de Verenigde Staten, om zo vlug mogelijk een massaal leger te mobiliseren, op grote schaal verstandsmetingen verrichtte, beantwoordden de uitslagen dan ook aan de verwachtingen: de blanken haalden veel betere resultaten dan de zwarten, de zwarten uit het noorden waren op hun beurt ‘intelligenter’ dan die uit het zuiden (en voor degenen die een High School-diploma hadden, lagen de cijfers beduidend lager dan voor degenen die College hadden gelopen). Maar het bleek toen ook dat de testuitslagen van de zwarten uit vier noorderstaten (Pennsylvania, New York, Illinois en Ohio) zelfs ietwat beter waren dan die voor de blanken uit vier zuiderstaten (Mississippi, Kentucky, Arkansas en Georgia), niet omdat de noorder zwarten knapper waren dan de zuider blanken, maar omdat de opvoeding zelfs van de zwarten uit het noorden op een hoger peil stond dan die van de blanken uit het zuiden. Ook de feiten bevestigen dit: veel zwarten emigreren van het zuiden naar het noorden. Als men het intelligentiequotiënt van hun kinderen nagaat, constateert men een regelmatige stijging, ongeveer evenredig met de duur van hun onderwijs in het noorden. Om deze en dergelijke redenen waren de deskundigen het er praktisch over eens dat de lagere uitslagen der zwarten dienden verklaard te worden vanuit hun opleiding en niet vanuit een mindere begaafdheid. Het verschil ligt hem niet in de herediteit, maar in de omgeving, niet in nature, maar in nurture.Ga naar voetnoot2 | |
[pagina 122]
| |
Hieromtrent is er onlangs toch weer een heftige discussie ontstaan. Men spreekt zelfs van een nieuwe (psychologische) ketterij, het Jensenisme, zo genoemd naar professor Arthur Jensen, die de betwiste opinies te berde heeft gebracht. Er zijn weer plechtige veroordelingen geweest en iemand die deze ‘ketterse’ theorie publiek wil verdedigen of zelfs maar uitleggen, kan relletjes verwachten. Waarop baseert deze theorie zich nu? De Amerikaanse Indianen staan, volgens de sociologen, economisch en cultureel nog aanzienlijk lager dan de zwarten. Hun kinderen behalen in de intelligentietests nochtans hogere uitslagen dan the blacks. Hetzelfde geldt voor de Mexicanen in Californië. Vele Aziaten wonen eveneens in getto's in sommige grote westerse steden, maar de testuitslagen van hun kinderen vertonen geen verschil met die der blanken. Waar integratie in de scholen sinds lange jaren een feit is, blijven de verschillen bestaan tussen zwarten en blanken. Zelfs wanneer de blanke kinderen er socio-economisch niet beter voorstaan dan de zwarten, verkrijgen we die (afwijkende) uitslagen. Zelfs intensief individueel onderwijs voor zwarte kinderen schijnt daar niets aan te veranderen. Ook de Jensenisten besluiten daaruit niet dat de zwarten minder verstandig zijn dan de blanken. Hun conclusie is veel gematigder: de zwarten van de Verenigde Staten hebben van huis uit minder aanleg voor de verstandelijke prestaties die door intelligentietests gemeten worden en die voor het slagen in de school van groot gewicht zijn. En zij speculeren als volgt: zijn die zwarten, de afstammelingen van slaven, geen geselectioneerde groep? Die slaven kwamen allen uit West-Afrika, van Senegal tot Angola. In de razzia's ontsnapten de knapsten en werden de minder knappe gevangen. Of als een inlands hoofdman een deel van zijn volk aan de slavenjagers verkocht, deed hij dat met de dommere. Domme mensen adapteerden zich veel beter aan slavernij dan intelligente. Heeft hier geen selectie gewerkt in de zin van lagere aanleg? Als we er dan rekening mee houden dat, volgens de psychologen, verstandelijke aanleg voor 80% te wijten is aan herediteit en slechts voor 20% aan omgeving, hebben we hier misschien een verklaring van de gegevens. Dit alles is natuurlijk erg speculatief. Veel meer wetenschappelijk onderzoek moet gebeuren om een vaste conclusie te rechtvaardigen. De meeste deskundigen in de States verwerpen het Jensenisme en blijven ervan overtuigd dat er geen verschil bestaat in de intellectuele aanleg der rassen in de Verenigde Staten. | |
De zwarte in de communicatie-mediaVoor wie het lot der zwarten in de Verenigde Staten met sympathie volgt hebben zich onlangs interessante ontwikkelingen voorgedaan. Ik spreek nu niet van het feit dat een der negen rechters van het Opperste Gerechtshof | |
[pagina 123]
| |
een zwarte is, en dat hetzelfde geldt van een van de twee senatoren van de belangrijke staat Massachusetts (de andere is Ted Kennedy), en van de burgemeester van de stad Washington (en die van enige andere grote steden). Dit alles zou nog als tokenism gebagatelliseerd kunnen worden. Wat me veel gewichtiger lijkt is dat de zwarten veel zichtbaarder zijn geworden en veel sympathieker worden voorgesteld in de media, vooral in de televisie. Niet alleen als nieuwslezers van de grote nationale nieuwsdiensten. Niet alleen in de onvermijdelijke advertenties waar ze (zoals trouwens ook in de dagbladen) meer en meer met hun blanke collega's allerlei produkten en diensten ophemelen. Newyorks Madison Avenue (waar de grote advertentie-ondernemingen gevestigd zijn) is er zich meer en meer van bewust dat de zwarten nu over een koopkracht van ettelijke miljarden dollar beschikken. Deze ontdekking blijkt vooral ook in de Serials, in de Shows, die ons week na week tonen hoe de mensen (althans volgens Hollywood) hier leven. Ik denk nu vooral aan twee shows, waarvan de ontzaglijke populariteit gemeten kan worden aan het feit dat ze op het scherm verschijnen gedurende prime time, in de avonduren, wanneer de mensen thuis na het avondmaal voor het scherm zitten. De eerste reeks shows heet The Jeffersons. Ze startte minder dan een jaar geleden en schijnt veel succes te oogsten. George Jefferson is een zwarte businessman, eigenaar van een stel droogkuiszaken. Met zijn vrouw Louise en hun zoon woont hij in een mooie flat. Hij is bitsig, ongeduldig, verwaand, agressief, hij kan geen blanken uitstaan. Hij bezit al de gebreken van een oneerlijk, ambitieus zakenman. Maar hij slaagt, hij is rijk. Louise is veel wijzer en bezadigder, en al is ze geen dominerende vrouw, toch laat ze zelden een gelegenheid voorbijgaan om George's stommiteiten in een schril licht te plaatsen. Typisch was een van de jongste episodes: Jefferson-junior is verliefd op een zwart meisje dat in dezelfde building woont. Haar moeder is zwart, maar haar vader is blank en haar broer ziet er ook helemaal uit als een blanke. Zij benijdt hem daarom: Why he and not me? De broer voelde zich in z'n zwarte omgeving niet thuis en trok voor een paar jaar naar Parijs. Heimwee drijft hem terug naar huis, waar hij hartelijk wordt onthaald door zijn blanke vader en teder omhelsd door zijn zwarte moeder. In se zijn zulke avonturen niet buitengewoon. Wel opmerkelijk is, dat ze openlijk te berde (of te scherme) worden gebracht en gretig gevolgd worden door simpele mensen in dit grote land. De eerste show die deze voor Amerikanen zo kiese problemen aanraakte, is degene waarvan The Jeffersons afstammen, nl. All in the Family, een Amerikaanse adaptatie van een Brits TV-succes. Nog geen zwarte show, maar toen All in the Family in 1971 van start ging, werd het onmiddellijk een hit. Zowat 50 miljoen mensen volgden het elke zaterdagavond. Miljoenen kijken er nu nog naar, al worden veelal oudere episodes opnieuw uitgezonden. De twee hoofdacteurs, Carroll O'Connor als Archie en Jean Stapleton als Archie's vrouw Edith, zijn m.i. fenomenaal goed. Ook hier heeft de | |
[pagina 124]
| |
intrige niet veel om het lijf. Archie Bunker is een kleine beambte die in Queens woont, een der vijf boroughs van de stad New York. Hij woont daar met zijn vrouw Edith, hun dochter Gloria en haar jonge man Mike. Archie heeft meer vooroordelen dan een hond luizen: hij is anti-intellectueel, anti-communist, anti-feminist, anti-Italiaan, anti-zwart enz. Daarin gelijkt hij trouwens op talloze eenvoudige Amerikanen, die dus met hem kunnen sympathiseren. Het nieuwe, en toen All in the Family vier jaar geleden van wal stak, het ongehoorde, op de TV was dat Archie niet alleen die vooroordelen luidkeels kon uitkramen, maar dit tevens op een uiterst bekrompen en belachelijke wijze deed. Archie's vrouw, een zeer braaf mens, die Archie doorheeft en hem toch innig bemint, tracht hem op haar onbeholpen manier te veranderen. Maar het is vooral Mike (van Poolse afkomst én een College-student, dus voor schoonpa dubbel verdacht), die er groot genoegen in vindt Archie's bekrompenheid bespottelijk te maken. Occasioneel lopen Italiaanse en zwarte buren binnen, die door Edith zeer vriendelijk ontvangen en door Archie met zoutzure ogen bekeken worden. In de onvermijdelijke discussies die hun aanwezigheid uitlokt trekt Archie regelmatig aan het kortste eind. Een van die buurparen waren de zwarte Jeffersons, die nu onlangs met hun eigen show begonnen. Of liever, waarmee Hollywood, met z'n meestal blanke producers, directeurs en schrijvers, een nieuwe serial in mekaar heeft gestoken. De meest aantrekkelijke zwarte TV-show is m.i. Good Times, waarin de zwarte actrice Esther Rolle schitterend Florida speelt, een mals-moederlijk vrouwmens, die met haar man James en hun drie kinderen een appartement bewoont in het zwarte getto van Chicago. Ze hebben het, vooral in deze harde tijden, zeer moeilijk. James ontmoet nog veel discriminatie en is beurtelings ontmoedigd, woedend en verbitterd. Florida is echter een kloeke vrouw die er altijd in slaagt haar James op te beuren. Ze doet haar best om, in die ongunstige omgeving, haar drie kinderen een degelijke opvoeding te geven, ook op zedelijk (echter niet op religieus) gebied. Good Times loopt ook 's avonds gedurende prime time. Al is de executive producer ervan een blanke Hollywooder, toch is de show een creatie van twee jonge zwarten, en ook het script is van zwarte auteurs. Ebony (het grote, door en voor zwarten gepubliceerde, geïllustreerde maandblad) was enthousiast over de show en schreef dat de show een dikke sappige plak gettoleven aanbood met authentic soul. Al treedt de oudste zoon vaak wat te veel op de voorgrond, toch toont Good Times volgens mij dikwijls schoon-menselijke aspecten, die er hopelijk toe zullen bijdragen de goodwill t.o.v. de zwarten te versterken. In deze reeksen is echter geen Bergman aan het werk. Veel diepgang hebben ze dus niet. Hoe zou dat trouwens ook kunnen, als elke show om de 7 of 10 minuten onderbroken wordt voor advertenties van zalfjes, pilletjes, petfood, tandpasta, boenwas en wat weet ik nog! Is er een echte oplossing voor het rassenprobleem in de V.S.? Ik betwijfel | |
[pagina 125]
| |
het. Men kan er voorstander van zijn de rassen totaal te vermengen en ze zo te doen verdwijnen. Zo'n radicale oplossing is niet te verwachten. De wetten kunnen de toestand wel wijzigen en wantoestanden uit de weg ruimen, en ze doen dat ongetwijfeld ook. Aan de mensen zelf kan echter weinig of niets worden veranderd. En daarom zullen de zwarten m.i. nog zeer lang worden gediscrimineerd. Vóór wij echter de blanke Amerikanen massieve verwijten naar het hoofd slingeren, doen we er wellicht goed aan te bedenken, wat bij ons nog kan gebeuren of reeds gebeurt t.o.v. de woon- en leefmogelijkheden van b.v. de gastarbeiders. Hoe zouden wij reageren wanneer omwille van de ‘democratisering’ onze schoolkinderen op bevel van hogerhand werden herverdeeld en naar andere scholen (in andere buurten) gestuurd? Heeft niet iedere samenleving haar ‘negers’, die ze dan pas hinderlijk vindt, wanneer deze met de hun toegewezen buurt (en plaats) geen vrede meer nemen? |
|