Streven. Jaargang 29
(1975-1976)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 26]
| |||||||||||||
Afsluiting van de Veiligheidsconferentie in HelsinkiGa naar voetnoot*
| |||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||
een aantal voornemens, beloften en beginselen, die voor de onderlinge betrekkingen van de Europese staten bepalend moeten zijn. De door de staatshoofden, ministerpresidenten en partijleiders van de 35 deelnemende landen in Helsinki ondertekende verklaring heeft geen volkenrechtelijke betekenis en is niet een verdrag. In feite is het slechts een intentieverklaring, die hoogstens moreel bindend is. Niettemin is de verklaring vooral voor de Sovjet-Unie van eminent politieke betekenis, omdat nu de handtekening van de Europese en Noordamerikaanse leiders staat onder een document waarin de bestaande grenzen in Europa worden erkend.Ga naar voetnoot1 | |||||||||||||
Veiligheid in EuropaDertig jaar geleden hadden de overwinnaars op de conferenties van Yalta en Potsdam de kaart van Europa beslissend in Russisch voordeel gewijzigd. Onder andere: de Duitsers kregen een kleiner gebied toegewezen, de Finnen verloren de Karelische landengte, de Baltische landen Estland, Letland en Litouwen - reeds door de Sovjet-Unie ingelijfd - werden maar vergeten. Anno 1975 is het nog altijd een eerste prioriteit van de Sovjetdiplomatie in Europa om een bevestigende goedkeuring door 35 Europese en Noordamerikaanse landen in de wacht te slepen van de onrechtvaardigheden van Yalta. De zgn. Yalta-grenzen waren onrechtvaardig voor vele landen, zij waren willekeurig en het resultaat van een bijna toevallige afspraak tussen Stalin, Roosevelt en Churchill. Het akkoord van Yalta deelde Europa op, net zoals met het in 1885 gesloten verdrag van Berlijn Afrika was opgedeeld. De tijdens en na de Tweede Wereldoorlog op aandringen van de Sovjet-Unie vastgestelde grenzen in Europa bleken duurzamer dan die welke bij de verdragen van Versailles, Trianon en Saint-Germain waren bepaald, en waarvan er sommige door Adolf Hitler al minder dan twintig jaar later geschonden werden. De Yalta-grenzen hebben standgehouden wegens het machtsevenwicht tussen de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten. De afspraak van Yalta heeft de vrede in Europa helpen handhaven gedurende dertig jaren. Opmerkelijk is dat de Sovjet-Unie steeds bij de letter en de geest van die afspraak zweert. Andere verdragen en afspraken met de Westelijke mogendheden hadden de Kremlinleiders min of meer als vodjes papier behandeld. Aan de afspraak van Yalta hielden zij vast: de Russen legden hun wil zonder pardon op aan de Oosteuropese landen, maar zij zetten niet aan tot subversie aan de westelijke zijde van het zgn. IJzeren Gordijn. | |||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||
Een van de meest fundamentele verschilpunten welke de achtergrond vormde van veel meningsverschillen over details op de Conferentie over Europese Veiligheid en Samenwerking was dat over de aard van de veiligheid. Van het begin af wensten de Russen zowel de politieke als de ideologische grenzen door de CEVS te laten fixeren. Bij de aanvang maakte minister van buitenlandse zaken Gromyko duidelijk dat de Sovjet-Unie vreedzame coexistentie wenste tussen twee maatschappelijke stelsels, gescheiden door een duidelijk zichtbare grens. Wanneer de Sovjet-Unie sprak over soevereiniteit en niet-inmenging, dan sloeg dit op de onaantastbaarheid van de Russische invloedssfeer en bijvoorbeeld niet op de soevereiniteit van Tsjechoslowakije ten opzichte van Russische interventie. Van de westelijke regeringen werd gevraagd de Russische hegemonie over Oost-Europa te accepteren als zijnde een belangrijk element van de Europese veiligheid. Dit konden de westelijke landen niet onvoorwaardelijk doen; het zou een schending vormen van hun politieke principes om een in feite koloniale situatie te accepteren. Er was een tweede reden waarom de westelijke landen de Russische opvatting over veiligheid niet konden aanvaarden. Een internationaal veiligheidsstelsel dat niet duidelijk de steun van de bevolking geniet, kan enige tijd blijven bestaan; het is echter altijd zwakker dan een stelsel dat wel de steun van het volk heeft. Sinds de Tweede Wereldoorlog waren er verschillende opstanden en revoluties in Oost-Europa geweest. Natuurlijk hadden de regeringen van de Sovjet-Unie en die van de andere Oosteuropese landen ervan geleerd, zodat zij thans en in de toekomst naar alle waarschijnlijkheid beter tegen verzet opgewassen zijn. In Oost-Europa schenkt men iets meer aandacht aan de wensen van de bevolking, maar de uiteindelijke machtsfactor vormt nog steeds het Russische leger. Daarom heeft het Westen er juist aan gedaan om de veiligheid van Europa niet alleen te laten afhangen van de onaantastbaarheid van bestaande grenzen, maar ook van vrijer verkeer van ideeën en personen, waar algemeen naar verlangd wordt. Een Europa waarin families verdeeld zijn, waar mensen niet mogen reizen of van objectieve berichtgeving verstoken zijn, mag dan in Russische ogen veilig zijn, voor het Westen is dit niet het geval. Het fundamentele meningsverschil tussen Oost en West blijft: de Russen stellen vrijheid gelijk met onveiligheid, het Westen beschouwt daarentegen vrijheid als veiligheid. De Conferentie over Europese Veiligheid en Samenwerking heeft deze opvattingen niet veranderd of dichter bij elkaar gebracht.Ga naar voetnoot2 | |||||||||||||
Voorgeschiedenis van CEVSHet eerste initiatief betreffende het houden van een Europese Veiligheids- | |||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||
conferentie dateert uit januari 1954, toen de Russische minister van buitenlandse zaken Molotov op een ministeriële conferentie van de grote vier over de toekomst van Duitsland en Berlijn voorstelde een Europese veiligheidsalliantie af te sluiten. Het plan-Molotov, dat de bedoeling had zowel de NATO als de Europese Defensiegemeenschap overbodig te maken en op die manier de Amerikaanse invloed in West-Europa terug te dringen, vond geen gehoor bij zijn collegae J.F. Dulles, Eden en Bidault. De Russen waren echter daardoor niet ontmoedigd. Bij herhaling werd de idee van een Europese Veiligheidsconferentie ter sprake gebracht. Eerst vanaf het begin van de zeventiger jaren reageerden de NATO-landen positief op de Russische voorstellen. Dit hield onder meer verband met het door landen als Finland, Roemenië en Joegoslavië geuite verlangen naar veiligheid. Beide laatste landen waren door de Russische bezetting van Tsjechoslowakije in augustus 1968 in een benarde positie geraakt, omdat gevreesd werd dat zij het lot van Tsjechoslowakije zouden moeten delen. Oorzaak van deze angst was de Brezjnev-doctrine van beperkte soevereiniteit, volgens welke de Kremlinleiders zich het recht zouden toeëigenen om Oosteuropese socialistische landen tot de orde te roepen die zich niet aan de door de Sovjet-Unie bepaalde voorwaarden houden. Ofschoon de Russen het bestaan van deze doctrine ontkennen, droeg de onzekerheid waarin Roemenië en Joegoslavië sinds augustus 1968 leven, wel degelijk er toe bij dat de NATO-landen de waarde van een Europese Conferentie voor Veiligheid en Samenwerking gingen inzien.Ga naar voetnoot3 De NATO-landen stelden echter van hun kant een aantal voorwaarden. De twee belangrijkste waren:
Van belang voor het totstandkomen van de Conferentie over Europese | |||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||
Veiligheid en Samenwerking was verder dat in de Bondsrepubliek de regering Brandt-Scheel sinds 1969 met succes streefde naar normalisering van de betrekkingen met de Oosteuropese socialistische landen. Dit streven kwam onder meer tot uiting in het afsluiten van niet-aanvalsverdragen met de Sovjet-Unie en Polen. In het voorjaar van 1970 maakte echter de regering-Brandt-Scheel onder druk van de CDU/CSU-oppositie ratificering door de Bondsdag van deze twee verdragen afhankelijk van het bereiken van een bevredigende regeling van de kwestie West-Berlijn tussen de Bondsrepubliek en de DDR, waarop de Sovjet-Unie reageerde met te stellen dat zij het van kracht worden van de viermogendhedenovereenkomst inzake Berlijn zou uitstellen tot na de ratificatie van het verdrag van Moskou. Op 2 juni 1972 werden tussen de Bondsrepubliek en de Sovjet-Unie de ratificatieoorkonden bij het verdrag van Moskou uitgewisseld, waarna op 3 juni 1972 de vier ministers van buitenlandse zaken van de grote mogendheden de viermogendhedenovereenkomst inzake Berlijn in werking deden treden. Toen bovendien op 6 november 1972 de onderhandelingen over het basisverdrag tussen de Bondsrepubliek en de DDR werden afgesloten, stond niets het beleggen van de Conferentie over Europese Veiligheid en Samenwerking in de weg. | |||||||||||||
Overzicht van aanbevelingenDe Conferentie over Europese Veiligheid en Samenwerking begon op 22 november 1972 met een voorbereidende conferentie in Helsinki van de aldaar geaccrediteerde ambassadeurs van de deelnemende landen. Deze voorbereidende vergadering werd afgesloten op 8 juni 1973 met het formuleren van de aanbevelingen voor de conferentie. Vervolgens vond, wederom in Helsinki, de eerste fase van de Conferentie over Europese Veiligheid en Samenwerking plaats van 3 t/m 7 juli 1973 met een bijeenkomst van de ministers van buitenlandse zaken van de 35 deelnemende landen. Bijna alle aanwezige bewindslieden gingen uitvoerig op genoemde beginselen in en stelden een prioriteitenschema op, waarbij het afzien van geweld, onschendbaarheid van de grenzen en territoriale integriteit op de voorgrond stonden. Met betrekking tot de onschendbaarheid van de grenzen wilden de Russen de bestaande grenzen in Europa voor altijd vastleggen en territoriale aanspraken uitsluiten, terwijl de Westelijke landen alleen een formule wilden accepteren waarbij de mogelijkheid tot grenswijziging na gemeenschappelijk overleg wordt voorbehouden. De toenmalige minister van buitenlandse zaken van de Bondsrepubliek, Walter Scheel, was hiervan op grond van de volgende twee factoren voorstander:
| |||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||
Met betrekking tot de vreedzame regeling van geschillen mag worden opgemerkt dat enige kleine landen zoals Zwitserland, Oostenrijk, Zweden alsmede Ierland en Cyprus gaarne wilden zien dat dit beginsel geconcretiseerd werd door de schepping van een mechanisme waardoor eenzijdige interpretaties vermeden zouden worden en ten aanzien van geschillen op onpartijdige wijze zou worden beslist. Met betrekking tot die militair-politieke maatregelen die de ontspanning konden bevorderen, werd in de aanbevelingen melding gemaakt van een aankondiging vooraf van grote militaire manoeuvres en de uitwisseling van waarnemers, terwijl de kwestie of ook grote troepenverplaatsingen vooraf aangekondigd dienden te worden nog nader moest worden onderzocht. Voor wat de MBFR betreft viel uit de aanbevelingen op te maken dat de Conferentie over Europese Veiligheid en Samenwerking, op verzoek van haar deelnemers, op de hoogte zal worden gehouden van de ontwikkelingen in de MBFR-onderhandelingen in Wenen. In tegenstelling tot de meningsverschillen over de ontspanningsmaterie, die op het eerste niveau gelegen waren, gelukte het met de toverformule in de derde alinea van de preambule van de aanbevelingen: ‘wederzijds voordeel en verplichtingen die voortvloeien uit de verschillen in de economische en sociale systemen’ het ijs op het tweede niveau van de besprekingen te breken. Het beginsel van de economische samenwerking tussen Oost en West kon daarmede geformuleerd worden.
Er werden in de tweede fase van de Conferentie over Europese Veiligheid en Samenwerking, die op 18 september 1973 op ambtelijk niveau in Genève begon, wat betreft de economische samenwerking tussen Oost en West aanbevelingen voor concrete maatregelen tot ontwikkeling van de samenwerking gedaan inzake: a) handel; b) industriële samenwerking; c) wetenschap en technologie; d) milieubescherming; e) en andere gebieden. Hoofdstuk drie van de aanbevelingen droeg de ietwat verrassende titel ‘samenwerking op humanitair en ander gebied’ en was in feite een compromis van het laatste uur, dat het meningsverschil tussen Oost en West, of in casu de verbeterde culturele uitwisseling of de verbetering van de menselijke contacten op de eerste plaats kwam, overbrugde. Met betrekking tot de menselijke contacten en de uitwisseling van informaties werden door de Westelijke ministers van buitenlandse zaken niet minder dan 16 tekstvoorstellen ingediend, hetgeen erop wees dat het Westen van de Conferentie over Europese Veiligheid en Samenwerking veel gedetailleerder besluiten verwachtte dan waarin het Bulgaars-Poolse ontwerp had voorzien. De desbetreffende subcommissie moest daarom voor wat de | |||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||
menselijke contacten betreft speciale aandacht besteden aan:
Ook moest de subcommissie voorstellen formuleren voor uitbreiding van de uitwisseling van informatie en wel in het bijzonder ten aanzien van
| |||||||||||||
Tweede fase van de CEVSTijdens de op 18 september 1973 in Genève begonnen tweede fase van de Conferentie over Europese Veiligheid en Samenwerking werd de kern van het meningsverschil blootgelegd; de Sovjet-Unie wenste verstarring van alle grenzen in Europa en het Westen wilde vrijer verkeer van personen en ideeën. Voornamelijk bij de NATO-landen heerste de opvatting namelijk dat het reeds jaren bestaande verlangen van de Sovjet-Unie om een Europese Veiligheidsconferentie te houden het Westen de kans gaf om meer burgerrechten te vorderen voor de Oosteuropeanen.Ga naar voetnoot5 De in november 1972 opgestelde aanbevelingen van de ministers van buitenlandse zaken vormden in Genève voor de experts de grondslag en zij waren met de uitwerking in concreto begonnen. Dat men in januari 1974 met de eindredactie begon, waarbij de confrontatiefase achter de rug werd gelaten, achtten optimisten in Genève een vooruitgang. | |||||||||||||
Overeenstemming over de slotverklaringDe Sovjet-Unie en de Oosteuropese landen drongen echter aan op grote voortvarendheid bij de werkzaamheden van de Conferentie over Europese Veiligheid en Samenwerking en een zo snel mogelijk opstellen van de slotverklaring. Tegelijkertijd waren er uit de Oosteuropese hoofdsteden voortdurend optimistische geluiden te horen over de in Genève gemaakte vooruitgang en werd aangedrongen op een spoedig bijeenroepen van de slot- | |||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||
bijeenkomst. Van Westeuropese zijde liet men zich in het algemeen veel sceptischer uit. Hieruit bleek onder meer dat de voortgang op het gebied van economie, wetenschap, technologie en het milieu (mand 2) niets te wensen overliet. Het enige moeilijke punt hier was het Oosteuropese voorstel tot een algemene toepassing van het meestbegunstigings-principe. Algemeen gesproken bleek het Oostblok ter zake van ‘mand 2’ niet altijd als één front op te treden, dit in tegenstelling tot de ‘manden’ één en drie. De reden daarvan was te zoeken bij de economische afhankelijkheid van sommige Oostbloklanden ten aanzien van het Westen, maar dat mocht volgens de Russen niet in de papieren van de Conferentie over Europese Veiligheid en Samenwerking tot uitdrukking komen.Ga naar voetnoot6 Veel minder soepel was de gang van zaken bij het formuleren van politieke principes van veiligheid (mand 1), met name bij het opstellen van de tien principes die voor de betrekkingen tussen de staten bepalend zijn. Van Russische zijde verzette men zich lang tegen het opnemen van een zinsnede die grenswijzigingen op vreedzame wijze mogelijk zou maken. Ter zake van het afzien van geweld moest Roemenië een stap terug doen ten opzichte van de Russen. Boekarest eiste een verbod van het stationeren van buitenlandse troepen, voorzover daarom niet was gevraagd. Op verzoek van de Russen was men niet verder gegaan dan een invasieverbod volgens het handvest van de Verenigde Naties. Zeer traag was de voortgang bij het vaststellen van de inhoud betreffende ‘samenwerking op humanitair gebied, menselijk contact, informatie en culturele uitwisseling’ (mand 3). Met een beroep op de beginselen van soevereiniteit en niet-inmenging in de binnenlandse aangelegenheden van een ander land verzetten de communistische staten zich tegen alls wat een liberalisering van hun binnenlandse toestand zou kunnen betekenen. Concessies op dit gebied kwamen pas los na maart 1975 toen duidelijk werd dat vooral de Russen groot belang hechtten aan een spoedige afsluiting van de Conferentie over Europese Veiligheid en Samenwerking met een topbijeenkomst in de afgelopen zomer.Ga naar voetnoot7 De lange tijd die nodig was om een enigszins aanvaardbaar compromis tussen Oost en West te bereiken bewijst hoe ingewikkeld de problemen zijn welke Europa reeds ruim dertig jaar lang verdeeld houden. Duidelijk is geworden dat de Oosteuropese gedelegeerden op de Conferentie over Europese Veiligheid en Samenwerking de hardheid van het Westen hadden onderschat. En in het Westen kregen de sceptici totnogtoe gelijk met hun stelling dat een wezenlijke liberalisatie van het Sovjet-systeem niet is te verwachten. | |||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||
Helsinki was geen eindstationMeer dan twintig jaar stuurden de Russen aan op een Europese Veiligheidsconferentie. Deze vasthoudendheid bewijst het belang van het Kremlin bij grote Europese congressen. Het is daarom niet voldoende te evalueren wat drie jaar onderhandelingen in Helsinki en Genève hebben opgeleverd. Want wat de Sovjet-Unie tot nu toe niet bereikt heeft, zal zij waarschijnlijk op het programma van de volgende veiligheidsconferentie in 1977 te Belgrado zetten. Voor haar was Helsinki geen eindstation. Het belangrijkste van de zaak komt in beeld wanneer men realiseert dat de Russen het Westen überhaupt hebben kunnen bewegen tot een veiligheidsconferentie. In tegenstelling tot de verwachtingen in de fase 1963-1968 berustte namelijk de ontspanningsfase 1969-1975 alleen op de aanvaarding van de bestaande organisaties en regimes, wat voor Oost-Europa neerkwam op de stilzwijgende aanvaarding van het beginsel ‘cujus regio, ejus religio’. Daarom zag het Westen van het begin af geen voordeel in een Europese Veiligheidsconferentie, aanvaardde haar echter met tegenzin vanwege de verbinding met wapenbeheersingsprojecten, en poogde haar tevergeefs om te zetten in een discussie over de opening van de gesloten maatschappij in Oost-Europa. Indien de Westelijke regeringen zich thans genoodzaakt voelen te spreken alsof de ‘ontspanning’ ingetreden is, zullen zij zich later genoodzaakt voelen voortzetting van de veiligheidsconferentie te aanvaarden. De Sovjet-Unie streeft drie doeleinden na:
Het eerste doel, reeds grotendeels bereikt door de verdragen met de Bondsrepubliek, werd door de Conferentie over Europese Veiligheid en Samenwerking multilateraal bevestigd, al blijven voorbehouden van de NATO-landen - in het bijzonder de Bondsrepubliek - gehandhaafd. Aan beide andere doeleinden droeg de Conferentie over Europese Veiligheid en Samenwerking niets bij. De onrust in Europa over de bedoelingen van de Kremlinleiders is zelfs toegenomen, maar economische, politieke en sociale moeilijkheden in het Westen hadden de macht van de Sovjet-Unie in de laatste jaren relatief doen toenemen. Hoe staat het met de Westelijke balans? Volgens Günther Gillessen wilde het Westen tijdens de Conferentie over Europese Veiligheid en Samenwerking in hoofdzaak twee dingen bereiken: de Sovjet-Unie door verwikkeling in een permanente dialoog op een weg brengen waarop het steeds moeilijker zou worden een politiek van geweld te bedrijven, met name tegenover de | |||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||
Oosteuropese landen, en ten tweede te pogen de grenzen van het vrije verkeer van mensen, meningen en informatie te openen om op die manier de communistische maatschappij te humaniseren. Beide pogingen mislukten nagenoeg volledig. De Russische kazernediscipline in Oost-Europa is even effectief als vijf jaar geleden. De interventiedreiging is voor sommige Oosteuropese landen gevaarlijk gebleven en van de humaniseringspogingen is slechts vergemakkelijking bij familiehereniging overgebleven. De ‘derde mand’ is leeg gebleven, afgezien van een paar niet verbindende, altijd te herroepen intentieverklaringen.Ga naar voetnoot8 Moet dit spel zo verder worden gespeeld? De Conferentie over Europese Veiligheid en Samenwerking functioneerde als dialoog met de Sovjet-Unie niet anders dan de viermogendhedenonderhandelingen over Berlijn. Om het gesprek niet direct af te breken, deed het Westen concessies, waartegenover de Sovjet-Unie beloften van toekomstige tegenprestaties plaatste. De Russische onderhandelingsstrategie legde zich toe op het openhouden van politieke conflicten die niet geheel in eigen voordeel opgelost konden worden. Zij stuurde dan aan op compromisformules vol tegenstrijdigheden, waarover later interpretatietwisten zouden kunnen uitbreken. Zo ontstonden situaties waarin de Westelijke partner telkens opnieuw concessies aanbood voor de beloften van Russische welwillendheid. De in september 1971 gesloten viermogendhedenovereenkomst inzake Berlijn en de op 1 augustus jl. in Helsinki door 35 regeringsleiders ondertekende slotverklaring van de Conferentie over Europese Veiligheid en Samenwerking vormen het modelvoorbeeld ervan. Een speciaal nadeel tijdens de lange onderhandelingen over de Europese Veiligheid en Samenwerking was dat er in het Westen altijd weer ongeduldige mensen opstonden die meenden dat men niet juist of lang genoeg met de Sovjet-Unie onderhandeld had. Deze politieke schijnlogica liet zich, naar mag worden aangenomen, niet door de ervaring beïnvloeden. Dat de Russische ontspannings- en coëxistentiebegrippen niet op het streven naar een compromis, maar op een overwinningsstrategie gegrond waren (en zijn), viel zulke lieden niet op. Daarom kunnen de Kremlinleiders van een ontspanningscampagne in het Westen altijd iets verwachten. Toch liggen niet alle methodische voordelen van de Conferentie over Europese Veiligheid en Samenwerking bij de Russen. De Westelijke bondgenoten zagen zich genoopt tot coördinatie van hun politiek ten opzichte van de Sovjet-Unie. Bovendien was (en is) het Westelijke publiek door de lange onderhandelingen met de Oostbloklanden nuchterder geworden. Leonid Brezjnev kon van de slotfase van de Conferentie over Europese Veiligheid en Samenwerking in Helsinki geen vredespropagandashow meer maken. | |||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||
Moesten de vertegenwoordigers van de NATO-landen überhaupt naar Helsinki? Het resultaat van de onderhandelingen sinds 1972 op de Conferentie over Europese Veiligheid en Samenwerking rechtvaardigde de bijeenkomst met de topleiders van de communistische landen in Helsinki niet. Een belangrijk voordeel was echter dat de westelijke landen gezamenlijk optraden en inzagen één lijn te moeten trekken. Daarom moet de kritiek in het Westen op het onderhandelingsresultaat van de Conferentie over Europese Veiligheid en Samenwerking gematigd blijven. Vooral de CDU/CSU-oppositie in Bonn behoort de bondsregering niet te dwingen resultaten te prijzen waarin zij zelf niet gelooft. West-Europa kan slechts een werkelijke ontspanning bevorderen wanneer het zich aaneensluit, zich versterkt en voor een voldoende evenwicht van krachten zorgt. |
|