de groeiende afsnoering van het zuiden van de Libanon. De Palestijnen zijn er in direct contact met het achterland Syrië, dat hen des te meer met wapens ondersteunt naarmate zij hen in eigen land onder de duim kan houden. Terwijl nu de ‘evenementen’ van twee jaar terug de publieke opinie niet diepgaand geraakt hebben, is dit wel het geval met de periode van afgelopen april, hoewel die eigenlijk korter duurde.
De sterkste minderheid in Libanon, die ook het recht heeft de president te benoemen, vertoonde meer en meer ongerustheid over de Palestijnse machtsvorming. Het kwam tot een ‘uiteenzetting’ op de dag van de herdenking door de Palestijnen van hun overval op de Israëlische kibboets Qiryat Chamône. Zoals gewoonlijk ging dit gepaard met veel wapengekletter op de openbare wegen. Er had een min of meer toevallige confrontatie plaats tussen gewapende aanhangers van de sterkste minderheid van het land en de Palestijnen. Aan weerszijden vielen doden en binnen de kortste keren waren de poppen weer aan het dansen. De Palestijnen richtten aanstonds barricaden op op een groot aantal punten in de hoofdstad - en dit is kenmerkend: ook op plaatsen zonder enig verband met hun kampen - en de falangisten, de aanhangers van de heersende minderheid, sloten hun eigen wijken af. De raketten die inmiddels het wapenarsenaal verrijkt hadden, werden druk gebruikt naast het traditionele mitrailleur- en mortiervuur. Talrijke goedgeplande vernielingen in de stad verraden deze keer een solide Palestijnse organisatie. Leger en politie houden zich aan de gebruikelijke gedragslijn zich volledig buiten schot te houden. In dit machtsvacuüm is er dan ook plaats voor rampokken en plundering, maar dit is merkwaardig, de gevallen blijven individueel, want deze keer gaan de moslims niet ‘de straat op’.
Laten we kort zijn over de evenementen van april jl., want ze duren niet lang. Het aantal doden wordt geminimaliseerd tot officieel 150. De politie komt magischerwijze weer uit haar schuilhoeken. De Franstalige L'Orient-Le Jour toont minder vrees voor represailles in de vorm van de gebruikelijke bomaanslagen en bewierookt minder dan vroeger de Palestijnse verzetsorganisaties. Deze keer zijn de Libanezen werkelijk geschokt. Het gaat om de staat zelf.
Nieuw is de rol der Islamitische partijen. De Sunimieten namen deze keer geen deel aan de straatgevechten. De nieuwe aanvoerder van de Chi'ieten, de imam Sadr, wiens invloed snel stijgt, probeerde te bemiddelen. De regering liet het volledig afweten en dit kan niet alleen maar toegeschreven worden aan het verblijf van de president in het ziekenhuis. Het ontbreken van leiding neemt criminele proporties aan. De moeilijkheden kunnen vandaag de dag nog opnieuw uitbreken. Maar hoewel de Palestijnse kwestie de laatste vijf, zes jaar centraal staat, doet zij toch eigenlijk niet veel meer dan een langbestaande latente malaise het daglicht doen zien.
Vooreerst is daar het labiele machtsevenwicht tussen de minderheden. Indertijd waren de christenen in de meerderheid, maar sinds enige jaren ligt