Streven. Jaargang 28
(1974-1975)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 807]
| |||||||||||||
De katholieke charismatische beweging in Amerika
| |||||||||||||
Wie nemen er deel aan de beweging?Sinds het begin van de beweging op de campussen van Duquesne en Notre Dame University, in 1967, is de beweging sterk gegroeid. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de aantallen deelnemers aan de jaarlijkse National Conference in Notre Dame University: in 1968: 100; in 1969: 500; in 1970: 1300; in 1971: 5000; in 1972: 10.000; in 1973: 20.000. In juni 1973 waren er 1250 katholieke, charismatische gebedsgroepen in Amerika, met een totaal ledental van 75.000. De sociale afkomst van de deelnemers verschilt in doorsnee niet van de niet-deelnemers. De volgende tabel, waarin studenten-deelnemers aan de gebedsgroepen in de staat Michigan vergeleken worden met studenten-niet-deelnemers in dezelfde staat, toont de gelijke sociale afkomst (steekproefgrootte: n = 222):
In tegenstelling tot een populaire theorie bevestigen deze gegevens, dat deze godsdienstige herleving geen compensatie vormt voor een sociaal-economische achterstelling (Harrison, 1974: 52; McGuire, 1974: 57; Fichter, 1974: 304). | |||||||||||||
[pagina 808]
| |||||||||||||
Ook zijn er geen verschillen in reactie op de beweging tussen mensen die in de tijd voor de kennismaking psychotherapeutische hulp zochten of een spirituele crisis doormaakten, en hen bij wie dit niet het geval was (Harrison, 1974: 56). Noch sociaal-economische, noch psychische deprivatie verklaart dus deze godsdienstige herleving. In de steekproef uit de staat Michigan (waar de beweging haar centrum heeft in de Word of God Community in Ann Arbor) was vijftig procent van de deelnemers student, een kwart was priester, zuster of priesterstudent, en een kwart had een ander beroep. De vraag rijst of er toch niet enigerlei predispositie is die een gunstige of ongunstige eerste reactie op de beweging beïnvloedt. Dit is inderdaad het geval (Harrison, 1974: tabellen 1 en 3). | |||||||||||||
Wat is de vernieuwing die deze beweging brengt?De predispositie die een gunstige eerste reactie in de hand werkt, wijst reeds in een richting die door alle auteurs wordt opgemerkt, namelijk, dat de deelname aan de kerkelijke sacramenten en devoties door de deelname aan de gebedsgroepen gestimuleerd worden. Van alle onderzochte kenmerken is de frequente of dagelijkse mis het kenmerk waarin deelnemers aan de gebedsgroepen het sterkst verschillen van niet-deelnemers. De deelname aan de eucharistie is dus het kenmerk met het sterkste onderscheidende vermogen. In de steekproef uit Michigan was de frequente of dagelijkse mis een gewoonte van 3% van de studenten-niet-deelnemers en van 54% van de studenten-deelnemers. Oudere deelnemers aan gebedsgroepen in de staat New Jersey bevestigden, dat zij door de deelname aan de gebedsgroepen de waarde van rozekrans en aanbidding van het Heilig Sacrament herontdekt hadden (McGuire, 1974: 60). Veelvuldige communie en frequente lezing en meditatie van de Heilige Schrift worden door de deelname aan de prayermeetings gestimuleerd, zo bleek ook in een nationale survey (Fichter, 1974: 305). En mede naar aanleiding van een participerende observatie aan gebedsgroepen in de staat California merkt Thompson op, dat de katholieke charismatische beweging zich onderscheidt als een vernieuwing die zich niet kenmerkt door verwerping van bestaande vormen, maar door een verdiepte beleving ervan: ‘Voor godsdienstige instituties, zoals de Katholieke Kerk, stelt zich een fundamenteel dilemma, dat men als volgt kan formuleren: Hoe kan een godsdienstige institutie bereiken, dat ze tegelijk doordrongen wordt van de ervaring van het Transcendente, èn continuïteit waarborgt? Dit dilemma wordt in de praktijk opgelost door een objectivering van de Godservaring in religieuze symbolen (...). Deze religieuze symbolen kunnen voor volgende generaties vormen worden zonder doorleefde betekenis (...). (In de katholieke charismatische beweging vinden we) een beweging waarin het ant- | |||||||||||||
[pagina 809]
| |||||||||||||
woord van de deelnemers op ondoorzichtige symbolen niet bestaat in de verwerping van de symbolen (revolte, afscheiding), maar veeleer in het hergeven van leven aan deze godsdienstige symboliek. De verflauwde symbolische vormen schijnen begrepen en tot nieuw leven gebracht te worden, alsof de oorspronkelijke religieuze ervaring op een of andere wijze herontdekt is, en de traditionele godsdienstige symbolen gebruikt worden om deze zelfde religieuze ervaring uit te drukken, mee te delen en te verdiepen’ (Thompson, 1974: 327). Het is hier de plaats om op te merken, dat de katholieke charismatische beweging in Amerika ook ontstaan is uit een groep studenten en wetenschappelijke medewerkers die regelmatig samenkwamen voor gebed, om langs die weg de kerkelijke liturgie meer van Geestkracht te vervullen. En de beweging verstaat zichzelf ook zo. In een recent in het Nederlands vertaald essay van Stephen Clark, een van de personen aan de oorsprong van de beweging en een leider van de Word of God Community in Ann Arbor, getiteld Vervuld van de Geest, omschrijft hij de vernieuwing die de beweging brengt als volgt: ‘Plotseling gaan veel aspecten van de christelijke waarheid voor hen leven. Zij lezen de Schrift, en passages die van tevoren saai waren, worden nu bladzijden die met veel belangstelling worden gelezen. Zij gaan naar de H. Mis, maar gebeden die ze van tevoren “maar gezegd” hadden, worden nu geladen met betekenis’ (Clark: 39). Na het voorgaande zal het niet verbazen, dat ook de inhoud van de geloofsopvatting van de deelnemers aan de beweging niet afwijkt van Vaticanum II. Uit de bovengenoemde nationale survey blijkt, dat men de werkelijke tegenwoordigheid van Christus in de eucharistie beaamt, alsook ‘paus Paulus VI als de onfeilbare plaatsbekleder van Christus’ (Fichter, 1974: 305), en het priesterschap als onmisbaar voor de beweging beschouwt. Een vergelijkend onderzoek van ‘underground church’ groepen en charismatische gebedsgroepen in New Jersey leerde, dat ‘de katholieke Pentecostals, anders dan de underground church, zichzelf niet zien als dissenters in zaken van de geloofsleer, maar juist proberen aan te tonen, dat hun benadering solide traditioneel is’ (McGuire, 1974: 60). Zo wordt bijvoorbeeld het ‘doopsel in de Geest’ niet gezien als een remplaçant van het sacrament van het doopsel, maar als een meer of minder distincte Geesteservaring, die ‘iemand een nieuwe relatie met de H. Geest geeft, die hem in staat stelt vlugger en gemakkelijker in heiligheid te groeien dan hij uit zichzelf zou kunnen doen’ (Clark: 40). Clark pleit, consequent, voor een integratie van de Geestesdoop en het sacrament van het vormsel, te bereiken door een passende voorbereiding daartoe (Clark: 87-105). Een ander verschil was, dat de ‘underground church’ groepen ‘zich niet gebonden voelden het eens te zijn met of te gehoorzamen aan de kerkelijke autoriteiten’, terwijl de katholieke charismatici ‘een hoge mate van respect voor de kerkelijke autoriteit hadden (...) en actief zochten naar priesters | |||||||||||||
[pagina 810]
| |||||||||||||
om zich aan hun groepen te engageren’ (McGuire, 1974: 61). Meer dan de helft van de deelnemers was zelfs bereid eventueel te ‘gehoorzamen tot de dood’ (Fil. 2, 8), d.w.z. hun gebedsgroepen op te geven als hun bisschop dat zou wensen (Fichter, 1974: 306). In feite scharen de Amerikaanse bisschoppen zich met enige reserve achter de beweging en sommigen nemen er actief aan deel. Men constateert zelfs ‘een toenemende band met de katholieke geestelijkheid’ (Harrison, 1974: 51) in de loop der jaren. Juist bij de leidende figuren in de beweging is dit opvallend. Ralph Martin, ook een van de personen aan de oorsprong van de beweging, en uitgever van New Covenant, het orgaan van de beweging, merkt met voldoening op, dat mensen van de klassieke Pinksterbeweging onder invloed van de katholieke charismatische beweging ‘belangrijke dingen beginnen te leren, zoals de eenheid in het Lichaam van Christus en gezag en onderwerping (important things like Unity in the Body of Christ and authority and submission)’ (New Covenant, september 1974: 5). En volgens de boven reeds geciteerde Stephen Clark trekt de Geesteservaring naar de Katholieke Kerk toe: ‘Als alles op de juiste manier zou werken, zouden alle christenen, feitelijk alle mensen, tot de Katholieke Kerk behoren’ (Clark: 102). | |||||||||||||
Wat is hun sociale houding?Ik maak onderscheid tussen persoonlijke contacten en de houding ten opzichte van sociale problemen. Met betrekking tot de persoonlijke contacten is opmerkelijk, dat een gunstige eerste reactie op de beweging positief beïnvloed bleek door een in de tijd aan de kennismaking voorafgaande behoefte aan christelijke verdieping van de contacten (Harrison, 1974: 55). In de steekproef uit Michigan bleek voorts dat van de studenten-niet-deelnemers 68% ongehuwd was, en van de studenten-deelnemers 98%. Deze grote frequentie van het ongehuwd zijn bij de deelnemers stond niet los van een beweging naar onhuwbaarheid om het Rijk van God, die bijvoorbeeld bleek in het feit dat 7% van de mannelijke studenten-deelnemers in de steekproef uit Michigan priester wilde worden, en 1% van de vrouwelijke deelneemsters religieus zuster. Leidende persoonlijkheden in de beweging, zoals Ralph Martin en Stephen Clark, hebben ook gekozen voor het celibaat, maar zijn leek. Het gemeenschapsaspect van het christen zijn krijgt in de beweging sterke nadruk en men geeft er soms gestalte aan door metterdaad in gemeenschappen te gaan leven die gemodelleerd zijn naar de beschrijvingen die men vindt in de Handelingen van de Apostelen. Er zijn bijvoorbeeld gemeenschappen waarin enige echtparen leven in gemeenschap van goederen. Gemeenschappelijk ochtend- en avondgebed, en Schriftlezing vormen eveneens een belangrijk aspect van de groepsvorming. De houding ten opzichte van sociale problemen steekt positief af bij die van | |||||||||||||
[pagina 811]
| |||||||||||||
de gemiddelde Amerikaan. Van de deelnemers aan de beweging was 90% voorstander van de instelling van een ziekenfonds (medicare program), 86% was voorstander van rassenintegratie op scholen en 77% wilde een wettelijk vastgelegd minimumloon (Fichter, 1974: 306-307). Sociale geëngageerdheid uit zich vooral in directe sociale hulpverlening, bijvoorbeeld aan drugverslaafden. Er blijkt ook een zekere afkerigheid van demonstraties te bestaan bij de studenten-deelnemers, waarin deze zich bleken te onderscheiden van de studenten-niet-deelnemers. Een belangrijke sociale activiteit is de evangelisatie, door middel van persoonlijke contacten, door overreding om aan de prayermeeting deel te nemen, en door publikaties en bijeenkomsten. | |||||||||||||
Bibliografie
|
|