| |
| |
| |
Politiek overzicht
de maand maart
● Internationale samenwerking
De Europese Gemeenschap
Voor het eerst sedert tot de instelling daarvan werd besloten is de Europese Raad bijeengekomen - het top-orgaan van de Europese Gemeenschap, dat als zodanig in de plaats is getreden van de vergadering der Ministers van Buitenlandse Zaken. In deze Raad zitten één staatshoofd - de Franse President - en acht Minister-Presidenten, vergezeld van hun Minister van Buitenlandse Zaken. De bedoeling is, dat deze Raad die niet uit vakministers maar uit de hoogst-verantwoordelijke regeringsleiders bestaat, spijkers met koppen kan slaan, de grote lijnen van het beleid kan uitstippelen zonder zich in technische of diplomatieke details te verdiepen.
Van die mooie bedoeling is op de eerste vergadering in Dublin bitter weinig terecht gekomen. Gespreksstof was er genoeg, maar aan de voorbereiding van de discussies, die eigenlijk van de gezamenlijke ministers van Buitenlandse Zaken had moeten komen, was bitter weinig terecht gekomen. Integendeel: deze ministers hadden de kernkwesties, waar de Raad over zou moeten beslissen, voorzichtigheidshalve maar niet aangeraakt zodat toen puntje bij paaltje kwam er vele uren top-kostbare tijd van negen regeringsleiders verloren moest gaan met wachten tot de meegereisde ambtenaren de nodige rekensommetjes hadden ge- Die rekensommetjes gingen voornamelijk over de bijdrage die Engeland aan de kosten van de Gemeenschap moet leveren. Wilson vond dat Engeland naar rato maakt.
van zijn Bruto Nationaal Produkt veel te veel moest betalen en zelfs geld terug moest krijgen van hetgeen het reeds had gestort. De acht andere regeringsleiders begrepen maar al te goed, dat dit niet alleen een kwestie was van billijkheid, maar dat er ook de vraag van afhing of Engeland al dan niet in de EEG zou blijven. Straks komt daar een referendum over in Engeland en de uitslag van dat referendum kan in sterke mate afhangen van het advies dat het kabinet Wilson aan de kiezers geeft. Het is niet zo, dat de Britse kiezers staan te trappelen om hun stem vóór de EEG uit te brengen; zij aarzelen nog heel sterk en daarom was het van het grootste belang Wilson op de vergadering van de Raad in Dublin aan een duidelijk succes te helpen. Dat succes heeft hij in de wacht kunnen slepen, maar het heeft wel heel wat voeten in de aarde gehad eer het zo ver was. Allerlei regelingen werden voorgesteld maar niemand wist wat de financiële consequenties ervan zouden zijn. Vandaar die rekensommetjes, die in allerijl nog moesten worden gemaakt.
Engeland werd ook op andere punten tegemoetkomend bejegend. Reeds eerder in de maand was er onder de ministers van Buitenlandse Zaken overeenstemming bereikt over de verdeling van de beschikbare fondsen voor de onderontwikkelde gebieden binnen Europa. Aanvankelijk leefde de gedachte, dat deze fondsen alleen aan onderontwikkelde landbouwgebieden - Italië en Ierland voornamelijk - ten goede zouden komen en niet mochten dienen om verouderde industrieën op te lappen. In Engeland echter gaat het juist dáárom en Engeland vroeg dus een
| |
| |
andere formule. Die werd ook prompt gevonden. Op de vergadering van de Europese Raad in Dublin kwam Engeland bovendien nog met de eis, dat de Gemeenschap open moest staan - althans Engeland open moest kunnen blijven - voor de boter en de kaas uit Nieuw-Zeeland. Ook op dat punt kreeg Wilson zijn zin. Hij keerde huiswaarts als een tevreden man.
Veel verder kwam de Raad niet. Hij besloot nog niet in te gaan op het verlangen van de OPEC-landen om op de komende conferentie van olieproducenten en -consumenten ook de kwestie van de andere grondstoffen ter sprake te brengen, omdat die kwestie beter afzonderlijk kan worden besproken. En verder plengden de heren regeringsleiders enkele tranen over de slechte toestand van de wereldeconomie. Die slechte toestand, die voor een aanzienlijk deel samenhangt met de bepaald niet rooskleurige omstandigheden waarin de Verenigde Staten verkeren, deed hen zelfs besluiten hierover contact met Amerika op te nemen; iets waar zij gezamelijk nooit zo vóór waren. Hopelijk leren zij in de nood vrienden kennen!
| |
● Internationale conflicten
Het Midden-Oosten
De situatie in het Midden-Oosten vertoont nog steeds een voortdurende golfbeweging. De maand maart zou in het teken komen te staan van minister Kissingers zoveelste reis naar de Arabische landen en Israël; een reis, waarop hij zijn vredesplan-in-étappes zou trachten te verwezenlijken door als een heen en weer pendelend ambassadeur tussen Egypte en Israël te fungeren, telkens aan de regeringsleiders van beide staten overbrengend welke eisen zij stelden en tot welke concessies zij bereid waren.
Vlak voor zijn aankomst in Israël probeerden enkele Palestijnse guerrilleros roet in het eten te gooien door een uitzonderlijk brutale, van zee uit ondernomen inval in Tel Aviv; een inval die voor hen allen op één na op zelfmoord neerkwam, maar ook een aantal Israëliërs het leven kostte. Zij hoopten naar het schijnt, dat Israël het bezoek van Kissinger zou laten samenvallen met een wraakexpeditie en aldus Kissinger de grond onder de voeten zou weggraven. Die opzet echter mislukte. De onderhandelingen met Kissinger gingen gewoon door.
Aanvankelijk schenen zij wel uitzicht te openen op enig succes. Israël bleek in beginsel wel bereid zich verder terug te trekken en enkele belangrijke passen plus een olieveld prijs te geven, op voorwaarde echter dat de Egyptische President schriftelijk en plechtig zou beloven dat hij Israël niet zou aanvallen. Dat bleek echter te veel gevergd. Egypte zou zich door een dergelijke verklaring te ostentatief distantiëren van zijn Arabische bondgenoten en zo ver wilde Sadat niet gaan. Met het gevolg dat Kissinger zijn missie falikant zag mislukken en zijn hele beleid ten aanzien van het Midden-Oosten ineen zag storten. Diep teleurgesteld keerde hij terug naar Amerika. Uiteraard wierpen Israël en Egypte de schuld voor het mislukken van de onderhandelingen op elkaar.
Enkele dagen na Kissingers terugkeer in Washington trof het Amerikaans beleid in het Midden-Oosten een nieuwe slag. Koning Feisal van Saoudi-Arabië werd door een van zijn neven doodgeschoten. Feisal was verreweg de rijkste en verreweg de meest gezaghebbende figuur in het Midden-Oosten. De olie leverde hem een enorm inkomen en hij was de eerste die met ruime hand geld ter beschikking stelde voor de strijd tegen Israël. Hij was echter ook een man die nauwgezet de middelen koos waarmee hij zijn doel wilde bereiken. Niet elke bondgenoot was hem gelijkelijk aanvaardbaar. Hij was een vrome Moslim, die niets moest hebben van het goddeloze communisme en bepaald geen politieke hulp van Rusland
| |
| |
wilde aanvaarden. Hij koos heel duidelijk de partij van Amerika in zoverre dat hij tegenover Amerika de olie-strijd niet op de spits wilde drijven. Ook het gematigd optreden van Sadat had zijn instemming. Hij werd opgevolgd door een jongere broer, die zich weliswaar van goede wil toonde om het beleid van Feisal voort te zetten, maar die, voor zover bekend, op geen stukken na de staatsmanswijsheid en zeker niet de staatsmanservaring van zijn broer heeft.
Tegen het einde van de maand, nog na de dood van Feisal, liet Sadat nog even een vonkje hoop opvlammen met de verklaring dat het Suez-kanaal over enkele maanden open zal gaan. Tevens verlengde hij het mandaat van de troepen der Verenigde Naties om toezicht te houden op de strook tussen de Egyptische en de Israëlische troepen en aldus de naleving van het bestand te controleren. Zowel in Israël als daarbuiten werd deze verklaring van Sadat gezien als blijk van de overtuiging dat het in de naaste toekomst tussen beide landen niet weer tot een oorlog zal komen. Een spoortje hoop.
| |
Indo-China
Zowel in Vietnam als in Cambodja ziet het ernaar uit dat de strijd tegen het opdringende communisme op zijn eind loopt. Zowel President Thieu van Zuid-Vietnam als President Lon Nol van Cambodja wacht de uiteindelijke nederlaag. Thieu heeft eerst het bergland en vervolgens een voor een de kuststeden in het noordelijk deel van zijn grondgebied aan de Vietcong moeten afstaan, met het gevolg dat de bevolking van deze gebieden massaal de vlucht heeft genomen naar het Zuiden en met name naar de hoofdstad, Saigon. Bij duizenden werden zij per schip vervoerd, niet meer meenemend dan het allernoodzakelijkste. Maar niet alleen de burgers vluchtten, ook belangrijke delen van Thieu's leger namen ijlings de benen met achterlating van grote wapenvoorraden, die in hamden van de Vietcong vielen. Tegen het einde van de maand werd het duidelijk, dat het leger van Zuid-Vietnam volkomen was gebroken. Niemand verwachtte nog dat Thieu kon volhouden.
Lon Nol was er nog erger aan toe. Zijn residentie, Pnom Penh, werd al gedurende de hele maand door de Rode Khmer onder vuur genomen. In Pnom Penh heerste dezelfde chaos als in Saigon - een chaos van vluchtelingen, burgers zowel als militairen. De Amerikanen deden nog wat zij konden om de stad tenminste van het nodige voedsel te voorzien, maar hun vliegtuigen werden voortdurend onder vuur genomen net als de stad zelf. Op de laatste dag van de maand nam Lon Nol afscheid van zijn militaire leiders om 's anderendaags een officiële reis naar Indonesië te ondernemen, gevolgd door een bezoek aan Amerika. Verwacht werd algemeen, dat hij zodra hij het land had verlaten ófwel zijn aftreden bekend zou maken ófwel zou worden afgezet en het politiek asiel zou aanvaarden dat de Verenigde Staten hem reeds aanboden.
| |
● Nationale politiek
Nederland
- Het Christen-Democratisch Appèl. Het wilde maar steeds niet vlotten met het Christen-Democratisch Appèl; in een aantal gemeenten en provincies kwam het aardig van de grond en wisten de drie confessionele partijen elkaar goed te vinden, maar op het nationale vlak bleef het treuzelen geblazen. Ergens zat er iets scheef; één van de drie moest dwars liggen maar wie? De échte dwarsligger is nu opgestaan. Opgestapt, om precies te zijn. Niemand anders dan de voorzitter van de K.V.P., dr. ir. Dick de Zeeuw, die er klaarblijkelijk zo zijn eigen ideeën op na hield over de richting, die de K.V.P. moet inslaan, ongeacht de afspraken die het bestuur van de Partij met de twee protestants-christelijke partijen had gemaakt. De Zeeuw probeerde klaarblijkelijk in het Christen-Democratisch Appèl de rol
| |
| |
te spelen die wijlen Charles de Gaulle in de Europese Gemeenschap speelde. Het C.D.A. mocht niet meer worden dan een federatie waarin de drie partijen ieder afzonderlijk bleven voortbestaan en dan zou mijnheer De Zeeuw wel zorgen, dat de K.V.P. lekker de grootste bleef door de K.V.P. nog vóórdat het CDA werkelijk nationale gestalte kreeg, uit te bouwen tot een aparte CDA, een aparte middenpartij, waar dan niet alleen katholieken maar ook niet-confessionelen elkaar konden vinden in een midden-program. En eenmaal de grootste blijvend, zou de K.V.P. dan het hele CDA naar haar hand kunnen zetten en dat was voor De Zeeuw haar linkerhand. Dat hij daarmee puur verraad pleegde jegens de beide andere partners en aldus de geloofwaardigheid van zijn partij ondermijnde, schijnt niet tot de man te zijn doorgedrongen. Het partijbestuur heeft hem laten vallen als een baksteen. Gelukkig maar voor de duidelijkheid.
- De werkloosheid. Nog steeds blijft de werkloosheid het spookbeeld van de Nederlandse regering. Verschillende ministers hebben zich in de loop van deze maand weer aan sombere voorspellingen omtrent de naaste toekomst overgegeven. Tot verbittering uiteraard van Arie Groevelt, die donders goed begrijpt waar de schoen wringt, maar zijn vakbond-achterban niet in de steek kan laten en met harde acties gaat dreigen. Veel effect hebben de regeringsmaatregelen nog niet, maar dat kán ook nauwelijks in zo korte tijd.
- Suriname. De onderhandelingen met Suriname over de aanstaande onafhankelijkheid zijn in volle gang. Op verschillende punten van ondergeschikt belang is overeenstemming bereikt; alleen niet op de twee knelpunten: de vrije toegang van Surinamers in Nederland en de financiële tegemoetkoming van Nederland in de noden van Suriname. De Surinamers eisen volledig vrije toegang net als vóór de onafhankelijkheid, maar de Nederlandse Regering houdt op dit punt het been stijf. Is Suriname eenmaal onafhankelijk, dan is het een zelfstandige Staat en zijn de burgers van die Staat - evenals die van elke andere - voor Nederland dus vreemdelingen. Zij zullen dan ook als vreemdelingen worden behandeld, zij het dan, dat zij een streepje vóór krijgen. Waar dat streepje voor precies uit zal bestaan is nog niet onthuld. En wat de financiële afwikkeling betreft: het is duidelijk, dat de Regering Arron probeert er de boter uit te braden door zwaar te overvragen ten behoeve van allerlei hoogstens op papier aantrekkelijke ‘projecten’. De Nederlandse Regering blijft gelukkig op dit punt nuchter; zij is tot een financiële overeenkomst bereid maar dan op grond van reële projecten en in samenwerking met internationale hulporganisaties en met Suriname zelf. Suriname vraagt ook nog financiële steun voor zijn eigen leger. Of de Nederlandse Regering daarop in gaat, is nog niet bekend, maar zo dit gebeurt zal het dubbel interessant worden te zien waar dat eigen leger straks voor wordt ingezet.
- De giro. Van een oud-minister stamt de uitspraak, dat de overheid de grootste ploert in het land is. Daarmee bedoelde hij geen aanval op het karakter van de overheidspersonen ieder op zich, maar een karakterisering van de wijze waarop het overheidsapparaat als geheel te werk gaat. Die ploertigheid moet men niet zoeken in de grote lijnen van het beleid zoals dat door verantwoordelijke ministers wordt gevoerd en door parlementsleden wordt goedgekeurd. Zij gaat veeleer schuil in een groot aantal kleine staaltjes van overheidsoptreden, waar men het onrecht van af kan scheppen, maar waar niets tegen te doen schijnt. Het optreden van het belastingsapparaat zit vol met dat soort ploertigheden, waarvan meestal kleine lieden de dupe worden. Het nieuwste staaltje wordt geboden door het provinciaal bestuur van Utrecht, dat massaal beslag laat leggen op de girorekeningen van mensen, die uit principiële overwegingen weigeren de zogenaamde Kalkar-heffing ten bate van een kerncentrale te voldoen. Zo'n beslaglegging betekent, dat zo iemand geen enkele zekerheid meer heeft of hij nog over zijn eigen geld kan beschikken, dat hij aan een overheidsdienst heeft toevertrouwd. Aan de ene kant staat de overheid dus klaar met allerlei verlokkingen om toch vooral aan die safe Postgiro mee te doen en daar geld aan toe te vertrouwen; aan de andere kant grijpt zij dat geld zodra zij daartoe de kans krijgt.
| |
Verenigde Staten van Amerika
In het Amerikaanse staatsbestel zijn Pre- | |
| |
sident en Congres elkanders rivalen. In de Grondwet zijn weliswaar beider bevoegdheden nauwkeurig geregeld maar allebei proberen zij door het gebruik van die bevoegdheden telkens weer een beetje terrein op de ander te winnen. Bijna twee eeuwen lang is de President in dat voortdurend heen en weer touwtrekken uiteindelijk steeds winnaar gebleven, maar iedere winst moest hij bekopen met een - meestal korte - periode, waarin het Congres zich revancheerde en de President liet voelen, dat het er óók nog was. In zo'n periode zit Amerika thans. Nixon was een vechtjas, die met alle middelen vocht voor uitbreiding van de presidentiële macht. Hij ging voor het Congres tenslotte door de knieën. Het Congres voelt zich nu in macht en aanzien gestegen en maakt daar gretig gebruik van tegenover de nieuwe President, die zich hoe langer hoe minder voordoet als de verzoenende vredestichter, die hij aanvankelijk leek en hoe langer hoe meer als een zachtgekookt ei. Met een harde schaal overigens in zoverre, dat hij naar buiten probeert iets van de harde lijn aan te houden, die én Johnson én Nixon in de meest onzalige periode van hun Vietnam-politiek volgden. Hij heeft het Congres geld gevraagd om Cambodja bij te springen en daarbij exact dezelfde motieven aangevoerd, in het gebruik waarvan zijn beide voorgangers uitblonken: Amerika moet ‘geloofwaardig’ blijven voor zijn bondgenoten.
Het Congres echter zette ditmaal de borst hoog op en vertikte het de President zijn zin te geven. Met recht en redenen overigens. Cambodja was toch voor Lon Nol's bewind een verloren zaak.
Het Congres voelt zich nu ook sterker tegenover Kissinger. De nederlaag van zijn diplomatie in het Midden-Oosten en het ineenstorten van de vredesregeling die hij indertijd zo moeizaam in het Verre-Oosten tot stand bracht, maken zijn positie wankel. Ford laat hem niet vallen, zijn oude vriend Rockefeller evenmin; hijzelf wil wel blijven inplaats van een miljoen op te strijken voor zijn mémoires. Maar het congres kan het hem moeilijk maken en er is geen twijfel aan, dat het dit zal proberen.
| |
West-Duitsland
De socialisten krijgen het moeilijk in de Bondsrepubliek. De verkiezingen in West-Berlijn en in de deelstaat Rijnland-Palts hebben voor hen het sein op rood gezet, maar alleen een ander rood dan het ‘morgenrood’, waar zij in hun jeugd romantisch van zongen. In Berlijn zakte hun partij van 50,4 naar 42,7%; in Rijnland-Palts van 40,5 naar 38% van het aantal uitgebrachte stemmen. Ook hun bondgenoten, de Liberalen, moesten een veer laten. De Christen-Democraten wonnen in Berlijn 5,5% van de stemmen en in Rijnland-Palts bijna 4%. In Rijnland-Palts behielden zij de absolute meerderheid; in Berlijn konden zij geen meerderheid verwerven omdat een kleine, rechtse splinterpartij hen daar net iets te veel gras voor de voeten wegmaaide.
| |
Portugal
Het militair bewind in Portugal koerst onverschrokken de linkse kant uit. De hoge militairen, die een klein jaar geleden het bewind van Caetano omver wierpen en de leiding in handen namen, doch intussen door lagere officieren zijn uitgerangeerd, waren daarover dermate verontrust, dat zij een nieuwe staatsgreep trachtten uit te voeren. Onder leiding van dezelfde generaal de Spínola, die de staatsgreep van verleden jaar uitvoerde en President van Portugal werd. Deze nieuwe staatsgreep werd onderdrukt en de Spínola samen met een groep andere generaals vluchtte naar Spanje en kreeg naderhand asiel in Brazilië.
Intussen bleef Portugal onder militair bewind. De Beweging van de Strijdkrachten hield de touwtjes in handen in een, na de rebellie ingestelde Hoge Revolutionaire Raad, die aanvankelijk 24, later door toevoeging van vier gematigde officieren 28 leden telde. Deze Raad hield vast aan het voornemen om verkiezingen voor het Parlement uit te schrijven, doch sloot die partijen, die ófwel uiterst links stonden, zoals de Maoisten, ófwel van (rechtse) sympathieën met de gevluchte ex-President de Spínola werden verdacht, van deelname aan de verkiezingen uit. Met het gevolg dat in feite alleen de socialisten en de communisten overbleven. Wie van deze beiden de sterkste is, laat nauwelijks twijfel. Het is in al die landen, die eensklaps na een lange periode van dictatuur de zegen van de vrijheid krijgen, zo, dat de communisten, die zich tij- | |
| |
dens de dictatuur, vaak met hielelikkerij jegens het bewind, soms zowel ondergronds als bovengronds staande wisten te houden, verreweg het beste geprepareerd waren op het hanteren van de vrijheid - en het misbruik daarvan door het onderdrukken of terroriseren van politieke tegenstanders.
Al met al bleek het politieke klimaat er niet op verbeterd. De gemoederen werden zowel door het optreden van de Spínola als dat van de communisten dermate opgewonden, dat de Revolutionaire Raad het raadzaam achtte de verkiezingen nog even uit te stellen. Zij zullen nu tegen eind april plaatsvinden.
Of zij veel aan de situatie zullen veranderen, blijft echter een open vraag. De Revolutionaire Raad, uitsluitend bestaande uit militairen, geef nog weinig tekenen van bereidheid om het gezag weer uit handen te geven, ook aan een gekozen Parlement of een Kabinet dat het vertrouwen van dit Parlement geniet. Het ziet ernaar uit, dat het de touwtjes in handen zal blijven houden. En dan? Onwillekeurig denkt men terug aan de tijd toen - lang voor de oorlog - de militairen eveneens de touwtjes in Portugal in handen namen, maar binnen twee jaren zodanig financieel in de knoop waren geraakt dat zij een burger-hoogleraar in de leer der staatsfinanciën aan de universiteit van Coïmbra uitnodigden om minister van Financiën te worden. Deze man accepteerde op voorwaarde dat hij rekenen kon op een strenge begrotings-discipline. De heren mochten geen geld uitgeven zonder dat hij het goedkeurde; anders had zijn ministerschap van Financiën geen zin. Geleidelijk betekende dit, dat deze idealistische en mogelijk ietwat wereldvreemde professor alles te beslissen kreeg in Portugal. Dat was Salazar...
| |
Italië
Terwijl de Portugese communisten in nauwe samenwerking met hun militaire regering zich scherp afzetten tegen de Christen-Democraten, deden hun Italiaanse geestverwanten op hun veertiende Congres in Rome al het mogelijk om de verschillen tussen hun partij en die der Christen-Democraten glad te strijken. Weliswaar bleven zij felle kritiek oefenen op de Christen-Democratische regeringsleider Fanfani, maar zij lonkten toch doelbewust naar de brede gelederen van de Christen-Democraten. Zij bekenden zich openlijk vóór wat zij noemden het ‘historische compromis’ tussen communisten en christenen. Een heel enkele, tachtigjarige oud-gediende in het congres kon het allemaal nog niet zo goed verwerken en blééf tegen dit ‘historische compromis’ gekant, maar de meerderheid aanvaardde het op aanbeveling van de nieuwe, zoals in de structuur van de communistische partijen gebruikelijk almachtige partijsecretaris, Berlinguer. De Portugese partij was op het Congres wel vertegenwoordigd, maar Berlinguer maakte er tegenover haar vertegenwoordiger geen geheim van, dat hij door de opstelling van zijn partij tegenover de Portugese Christen-Democraten zijn Italiaanse broeders danig in verlegenheid bracht.
Met die ‘broederschap’ vlot het blijkbaar niet zo best.
| |
Frankrijk
Evenmin vlot die communistische ‘broederschap’ tussen de partijen in Frankrijk en Italië. Op een bijeenkomst van de communistische partijen in Düsseldorf verdedigden de Fransen een resolutie, dat in heel Europa de auto-industrie moet worden genationaliseerd. De Italiaanse communisten zijn van die noodzaak allerminst overtuigd. Naar hun mening is de nationaliseringspolitiek in Italië al te ver gegaan. Zij voelen er trouwens niet veel voor om de Staat een belang te geven in de fabricage van particuliere auto's, waarvan het bezit hun als een soort kapitalistische uitspatting voorkomt; zij voelen er veel meer voor uit alle macht het openbaar vervoer te bevorderen. De Franse communisten daarentegen willen de Staat juist wel een belang geven in het bevorderen van dat ‘kapitalistisch’ bezit van een particuliere auto.
Intussen volgt Moskou uiteraard met aandacht de ontwikkeling van de ‘diversiteit’ der zusterpartijen in West-Europa.
| |
Engeland
Premier Wilson heeft zijn kiezers na de vergadering van de Europese Raad in Dublin geadviseerd ‘ja’ te stemmen voor het lidmaatschap van de Europese Gemeenschap. Daarmee is echter allerminst ko- | |
| |
men vast te staan dat het desbetreffende referendum ook inderdaad gunstig voor de EEG zal uitvallen. Zowel onder de vakbonden als bij de rechtervleugel van de conservatieve partij leeft nog veel tegenstand. Wilsons beleid wordt dus van twee kanten belaagd en hoe hij die druk aan twee overigens lijnrecht tegenover elkaar staande groepen kan weerstaan, is nog niet duidelijk.
| |
Rhodesië
Het bewind van premier Smith heeft zich eensklaps weer verdacht gemaakt door - in lijnrechte tegenstelling tot een beleid van verzoening, zoals dat de laatste maanden scheen te worden gevoerd - eensklaps een der leiders van de negerbevolking, dominee Sithole, te arresteren. Zoiets mocht men van Smith wel verwachten. Degenen die hem van nabij meemaken de Britse premier Wilson bijvoorbeeld, die in zijn mémoires uitvoerig over hem schrijft, kregen van hem steeds de indruk van een draaier, die men geen ogenblik kon vertrouwen.
| |
Ethiopië
De militairen die het bewind van keizer Haile Selassie hebben overgenomen en aanstonds begonnen met het nationaliseren van de grote bedrijven, hebben nu ook de grond genationaliseerd - althans het grootgrondbezit - en gaan een agrarische hervorming op stapel zetten. Zij hebben het nog steeds moeilijk met Eritrea, waarvan de ‘onafhankelijkheid’ vurig wordt begeerd, misschien niet door de bevolking van dit gebied zelf, maar in ieder geval wel door de Arabische Staten, die liever een zwak Eritrea dan een sterker Ethiopië aan de Arabische Golf hebben.
| |
● België:
Jos Van Eynde is niet langer co-voorzitter van de Belgische Socialistische Partij. Voortaan houdt Willy Claes samen met André Cools de BSP-touwtjes in handen. Het socialisme in Vlaanderen zal die keuze vermoedelijk niet betreuren. De ‘kleine rode man’ uit Limburg bezit organisatorische gaven, is strijdlustig, goed van de tongriem gesneden en weet diplomatisch zijn troeven uit te spelen. In tegenstelling tot zijn voorganger, die alsmaar bars en nukkig zijn woord lanceerde, dist de heer Claes doorgaans breedglimlachend en minder impulsief zijn mening op. Nochtans komt ook hij af en toe ongezouten over. De huidige regeringsploeg draagt hij vanzelfsprekend niet in het hart. Kritiek te voeren past een schaduwminister... al klinkt het op zijn minst nogal ongenuanceerd de regeringspartijen steeds als zondebok te brandmerken voor àlles wat er mis gaat in dit land. Net alsof de oppositie niet weet dat vele Belgische problemen heden ten dage tevens Europese problemen zijn...
In afwachting dat ons land dan de betere en gezondere toer op gaat - onder wiens leiding ook - ziet de regering Tindemans zich voor een pak problemen gesteld. De postmannen staakten voor een aanpassing van de vergoeding voor zaterdagwerk (boven de veertig uur) en voor een verbetering van de bevorderingsvoorwaarden en de loopbaanmogelijkheden. De onderwijzers uitten hun misnoegdheid door een ééndagsstaking en de werknemers van de watervoorzieningsdiensten dreigden het halve land van drinkwater te beroven. Een lichtjes paradoxale situatie eigenlijk: in een tijd waarin de werkloosheidscijfers hoge toppen scheren, gaan ook die mensen de regering onder druk zetten, die het nog lang niet zo slecht hebben, of althans van hún betrekking verzekerd zijn. Het zijn vooral de vakbonden die de regering steeds met nieuwe eisen confronteren en aldus de al sombere situatie beslist niet lichtender maken. Die sociaal-economische spanningen vragen om een kordate aanpak precies op het ogenblik
| |
| |
dat de communautaire betrekkingen weer met heel wat moeilijkheden te kampen hebben.
Al is de lokettenregeling in het Schaarbeekse gemeentehuis uiteraard slechts een klein facet van de hele problematiek rond het statuut en de behandeling van de Vlamingen in Brussel, toch heeft ze de jongste weken behoorlijk haar duit in het politieke zakje gedaan. Terwijl de kranten bladzijden vullen over de vernedering en de discriminatie van de Vlamingen in de hoofdstad, komt FDF-voorzitter Defosset prompt opdagen met een witboek vol grieven over het niet-naleven van de taalwet ten nadele van de Franstaligen in Brussel. Een typisch staaltje van botsend taalextremisme... Klaarblijkelijk schort er toch iets aan de taalwet, en moet ze duidelijker gepreciseerd worden. Volgens de Vaste Kommissie voor Taaltoezicht is het Schaarbeekse lokettensysteem strijdig met de geest en het bestel van de taalwet, maar blijkbaar niet met de letter van de wet: een dergelijk advies maakt het de Raad van State niet makkelijk om een oordeel te vellen. De regering wil in elk geval de strikt juridische weg volgen en pas via de Taalkommissie en de Raad van State ingrijpen. De Vlamingen trachtten intussen een betoging te organiseren, maar met het samenscholings- en betogingsverbod werd zulks vrij moeilijk. Burgemeester Gelders van Vilvoorde was wat toeschietelijker, zodat de Vlamingen althans daar voor hun opgekropte gevoelens stoom konden aflaten. Met fierheid meende de Schaarbeekse burgervader Nols te mogen constateren dat zijn gemeentehuis nog stand hield. Als het recht op vrije meningsuiting in Brussel aan de Vlamingen ontzegd wordt (met friese ruiters en bereden rijkswacht), kunnen zij daar inderdaad niets schokkends uitrichten.
Zo wordt Brussel meer en meer een struikelblok in de Belgische politiek. Toch lijkt het contradictoir dat de stad, waar veelal de grote Europese politiek beslecht wordt, in eigen land steeds weer het problemenkind is. Is het dan zo moeilijk Vlamingen en Franstaligen als evenwaardige groepen mensen te behandelen, als gelijkwaardige partners? Hopelijk vindt de regering wel een oplossing, net zoals ze de regionalisering van de begrotingen voor mekaar gekregen heeft. Toch lijdt het geen twijfel dat minister van binnenlandse zaken Michel in deze een belangrijke rol te spelen heeft... en hij heeft reeds de handen vol met zijn fusieplannen. Hij is in elk geval een van de sleutelfiguren in de huidige bewindsploeg, aan wie het voortbestaan van de regering wel kon gekoppeld zijn. Hetzelfde geldt voor minister Vanden Boeynants, die met de vliegtuigenaankoop weer volop in het brandpunt van de belangstelling staat. Er is inderdaad nog geen beslissing gevallen. Pas op 3 april komen de Noorse, Deense. Nederlandse en Belgische defensieministers samen om een vervanger te kiezen voor de Starfighter. Intussen zal er nog heel wat water onder de brug vloeien.
Ook april belooft heel wat! De regering en de vakbonden zullen dan opnieuw samenkomen om concrete teksten voor te brengen in verband met de openbare holding en de publieke onderneming, die de jongste weken reeds in het nieuws kwamen. De bedoeling is alleszins de dramatische gevolgen van de economische achteruitgang zoveel mogelijk in te dijken. Vooraleer de intenties en de plannen van de regering enige vaste vorm krijgen, zal er nog heel wat overleg met de vakbonden gepleegd worden. Met spanning kijken we naar de verdere besprekingen uit.
Helma De Smedt
|
|