met de eilandelijke besturen, onderkent men de werkelijkheid. Die werkelijkheid is nog onlangs naar voren gekomen in het topoverleg op eilandelijk niveau dat gehouden werd in Aruba; het eiland St. Maarten, ten prooi aan de fratsen van vakbondsleider Willy Haize - goochelaar van beroep en echt wel een schilderachtige figuur met zijn ijsmuts en wijd gedrapeerd heel kleurig maar toch smaakvol ‘lawaai’-hemd -, schitterde door afwezigheid; er ontsponnen zich felle debatten tussen de leider van Frente Obrero, Papa Godett, bekend uit de meidagen van 1969, en Betico Croes, de voorvechter van de status aparte.
Heeft Betico Croes nu zo ongelijk? Neen, voor wie art. 73 en 74 van het Handvest van de Verenigde Naties goed leest. Daar staat (vertaling Staatsblad F 321) o.a. dat het de verplichting van het moederland is ‘zelfbestuur te ontwikkelen, de politieke aspiraties van de volken behoorlijk in aanmerking te nemen en hen bij te staan in de geleidelijke ontwikkeling van hun vrije politieke instellingen, overeenkomstig de bijzondere omstandigheden van ieder gebied en zijn volken en hun verschillende stadia van ontwikkeling’; ik lees dat zo, dat als eenmaal vaststaat dat Aruba een eigen ‘volk’ heeft, dat thans leeft binnen het kader van wat wij de Nederlandse Antillen gelieven te noemen, dat dan Nederland bij het bepalen van de datum van onafhankelijkheid die datum niet eerder vast kan leggen dan wanneer de verhouding van Aruba tot het restant van de Nederlandse Antillen behoorlijk geregeld is. Anders gezegd: er bestaat in de Nederlandse Antillen een minderheidsprobleem t.a.v. het eiland Aruba, dat nog niet tot uitbarsting is gekomen omdat tot nu toe Aruba, dank zij de vooruitziendheid van thans wijlen Henny Eman, acht zetels kreeg toegewezen in de Staten van de Nederlandse Antillen. Aldus is Aruba in staat geweest, ondanks alle centralistische tendensen, zich te handhaven tegen Curaçao met 2,5 maal zoveel inwoners, omdat geen enkele centrale regering het buiten de stemmen van Aruba kon doen; maar dat zegt niet dat dat zo blijft als de Antillen eenmaal onafhankelijk zullen zijn. Het is een volkomen gerechtvaardigde wens van de Arubaan dat hij eerst wil weten wat er met Aruba gaat gebeuren voordat hij er in toestemt de band met Nederland door te knippen. De pragmatische oplossing die het minderheidsprobleem Aruba tot nu toe gevonden heeft, verdwijnt zodra de rest van de Antilliaanse bevolking zich eensgezind tegenover de Arubaan schaart; er hoeft maar een op Aruba geboren Antilliaan van niet-Arubaanse afkomst, eenmaal in de Staten
gekozen, zich te scharen aan de zijde van de overige niet-Arubanen en het is met die oplossing gedaan; dan is het minderheidsprobleem er in volle omvang met het risico van een Caraïbisch Cyprus en een lijn, die Aruba ten westen van San Nicolaas zuiver Arubaans en ten oosten van die lijn ‘overig Antilliaans’ maakt. Een aardig grapje nu, maar stel je eens voor dat het werkelijkheid wordt. Dat de ‘onafhankelijke’ Antillen lid van de Verenigde Naties worden staat als een paal boven water; is het dan zo leuk als die staat meteen al de aan-