Streven. Jaargang 28
(1974-1975)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 559]
| |
• België: Einde maand december - maand januari 1975In de sfeer van Kerstmis en Nieuwjaar gunnen oorlogvoerende mogendheden of andere vijanden elkaar zelfs een wapenbestand. De politici gaan op Kerstreces en iedereen komt weer even op adem. Even maar, want de onzekerheid waarmee het oude jaar begraven werd, duikt vlug weer op: onzekerheid over materiële bestaansvoorwaarden, over de stevigheid van het bedrijfsleven, over de vastheid van de werkgelegenheid, over de relaties tussen de verschillende politieke partijen enz... De ‘suspense’ omtrent de aankoop van gevechtsvliegtuigen ter vervanging van de Starfighter, even geluwd in de feestperiode, flakkerde ook weer op. België, Nederland, Denemarken en Noorwegen zullen in principe gezamenlijk overgaan tot de aankoop van een all-round vliegtuig, dat geschikt is om de taken in Nato-defensie-verband uit te voeren. De koop van de eeuw! De keuze gaat tussen de twee Amerikaanse vliegtuigen YF-16 van General Dynamics en YF-17 Cobra van Northrop, de Zweedse Viggen en de Franse Mirage Fi/M53 van Dassault. Nu blijken de meningen omtrent deze vier types nogal verdeeld te zijn. Terwijl de Nederlanders, de Denen en de Noren geneigd zijn de Amerikanen de penning te gunnen, schijnt België de voorkeur te geven aan de Mirage. Nou ja, de gustibus non est disputandum, maar daar gaat het hem waarschijnlijk niet om! Zowel internationaal als louter nationaal bekeken, schijnt de aankoop van nieuwe gevechtsvliegtuigen nogal wat politieke voeten in de aarde te hebben. Dat oorlogstuigen na gemeenschappelijk overleg aangeschaft worden, is op zich al een ietwat vreemd verschijnsel. Daarbij wordt de vraag gesteld of de veiligheid alleen door bewapening kan worden gewaarborgd. Is er werkelijk geen andere mogelijkheid? Maar goed, aan de militaire verplichtingen als zodanig die de Nato heeft, schijnt geen ontkomen: men is nu eenmaal bondgenoot van een in-se militair orgaan, of men is het niet. Maar intussen is de publieke opinie wel allergisch geworden voor de idee dat zowat dertig miljard gespendeerd moeten worden aan oorlogsvliegtuigen, in een tijd waarin versobering en gematigdheid gepredikt worden. De argumentatie van Minister Vanden Boeynants valt in dovemansoren, ook al is ze binnen een bepaalde context geheel of gedeeltelijk gegrond. Ook de geruststelling dat de regering het beste vliegtuig aan de beste prijs en met de beste (economische) compensaties zal kopen maakt niet veel indruk. De aankoop zal o.i. toch gebeuren; de protestbetoging van 12 januari ten spijt. Deze vlieger zal nog wel opgaan, misschien wel wat later dan verwacht, aangezien ook de CVP, die dan toch regeringspartij is, enig voorbehoud maakt. Misschien wordt 1975 voor het Belgische leger ‘het Jaar van de Mirage(?)’. Voor elk wat wils, zouden we zeggen: er is nu al het Monumentenjaar, het Heilig Jaar, het Jaar van de Vrouw. Voor Minister Michel wordt het wellicht het grote jaar van de fusies der gemeenten. Het is logisch dat kleine leefgemeenschappen samengesmolten worden tot entiteiten, die wat de omvang en de dichtheid van de bevolking betreft, beantwoorden aan wat heden ten dage een ‘gemeente’ kan worden genoemd. Dat die logica wel eens de psychologie van de doorsnee-burger over het hoofd ziet, is niet denkbeeldig: immers in de gemeente - en vooral dan in een klei- | |
[pagina 560]
| |
ne gemeente - speelt de politiek zich nog in mini-formaat af, beleeft de inwoner de democratie in een zeer persoonlijke vorm; namelijk in een onmiddellijk, gemakkelijk en spontaan contact tussen ‘regeerders’ en ‘geregeerden’. Bij de fusie van een reeks gemeenten is het niet uitgesloten dat de overheid wat vér komt te staan van de bevolking die ze moet administreren. Komt daarbij nog het probleem van de naamgeving. Hopelijk zal er rekening gehouden worden met de bestaande namen, die in het volksgebruik wortelen en van oudsher met het volksleven vergroeid zijn. Er roerde ook wat bij pers, radio en televisie. De kranten ontvangen dezer dagen hun overheidssteun, die uiteraard welkom is, maar eigenlijk niet veel aarde aan de dijk brengt, gezien de verhoging van de posttarieven, de stijging van de papierprijzen en de hogere loonkosten. Intussen wordt in syndicale en politieke kringen gedacht aan een mogelijke afschaffing van de zaterdagpost. Een dergelijke beslissing zou een grove bedreiging zijn voor de vrije meningsuiting, aangezien radio en televisie dan het monopolie van de informatie en het nieuws hebben van vrijdagtot maandagochtend. Hier raken we echter aan een delicaat probleem, met name de verhouding tussen de geschreven en de gesproken pers. Botert het niet zo goed tussen deze beide, tussen de politici en de BRT-RTB loopt het al evenmin van een leien dakje. De discussie gaat over de mogelijkheid tot objectieve informatie, over de dosering van de benoemingen van journalisten, over het ideologisch evenwicht, over de oprichting van zogenaamde zendgemachtigde verenigingen... een moeilijke strijd, die vooralsnog niet uitgestreden is. Intussen vergastte de ACOD-BRT de kijkers op een drietal weken van stakings- en prikacties. Door een ruzie op hoog niveau rond enkele aanstellingen en eventuele latere benoemingen, waarover een meningsverschil bestond tussen het socialistisch syndicaat en de politici, werd de BRT bijna lamgelegd: dat heeft nochtans niet belet dat er uitvoerig bericht werd over ‘de affaire Van Mechelen’. Er is inderdaad een politiek incident ontstaan sinds het Hoog Comité van Toezicht een dossier heeft overgemaakt aan het parket; dat op zijn beurt Kamervoorzitter Dequae verzocht heeft de parlementaire onschendbaarheid van Oud-Minister Van Mechelen te laten opheffen. Hij wordt er namelijk van verdacht op administratief onregelmatige wijze een Turnhouts meubelbedrijf te hebben bevoordeeld. Op de keper beschouwd lijkt het een beetje vreemd dat de Kamer thàns op grond van art. 90 van de Grondwet de zeer ongebruikelijke procedure tot inbeschuldigingstelling van een minister moet inzetten. Wegen die meubelen dan zwaarder door dan de RTT-zaak of de computers en de torengebouwen, waarover we berichtten in ons vorig politiek overzicht? Wordt het politiek evenwicht ook nagestreefd waar het de schandalen betreft: ieder zijn schandalenkluif? Ondertussen werd de vraag naar de ministeriële verantwoordelijkheid al maar scherper gesteld. Een voorontwerp van een wet ter zake is reeds klaar, waarin de rechtsverantwoordelijkheid van ministers terdege wordt geregeld. Ministers over wie ongunstige berichten de ronde doen, zouden het recht krijgen op eigen initiatief hun zaak voor te leggen aan de voorzitter van het Hoog Comité van Toezicht. Wordt dan een misdrijf geconstateerd, dan gaat het dossier naar de kamervoorzitter. Blijkt de minister in kwestie onschuldig te zijn, dan gaat het rapport van het onderzoek naar de eerste-minister en moet het uit zijn met de verdachtmaking. Het is eigenlijk bedroevend dat in een klein land als het onze zo weinig wederzijds vertrouwen en solidariteit bestaan. Het zal er vermoedelijk nog niet op beteren. Het debat over de splitsing van het kiesarrondissement Brussel is nog zo een zaak, waarover veel inkt zal vloeien en veel woorden de ether zullen ingaan. We wachten voorlopig af: als het om Brussel gaat, koesteren we doorgaans weinig illusies.
Helma De Smedt 26 januari 1975. |
|