Streven. Jaargang 28
(1974-1975)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 431]
| |
Kleio, een muze met verantwoordelijkheid
| |
[pagina 432]
| |
sance en haar nieuwsgierigheid. De basis voor de latere geschiedwetenschap wordt gelegd. Steeds meer legenden worden als zodanig herkend. ‘The past has always been a handmaid of authority’Ga naar voetnoot3, maar dit verleden-als-stille-kracht, dit verleden van ‘zo hebben we het altijd gedaan’, dit verleden dat heerst via structuur, ceremonie en traditie - dit verleden is ten dode gedoemd. De geschiedwetenschap brengt het dodelijke slagen toe. In de achttiende eeuw wordt de benaderingswijze van de werkelijkheid - en dus ook van het verleden - alweer een stuk rationeler en sceptischer; niet-Europese culturen krijgen behalve belangstelling ook waarderingGa naar voetnoot4; de ‘gelaagdheid’ van het verleden komt steeds meer bloot te liggen. De negentiende eeuw verhevigt opnieuw het beroep doen op het verleden, nu vanuit romantische gevoelens omtrent nationale identiteit en - wat later in de eeuw - ten dienste van nationalistische pretenties. Wanneer dan tegelijkertijd in alle wetenschappen de verfijning van methoden voortgaat en de kritische zin wordt gescherpt, krijgen we voor de geschiedenisstudie als resultaat: machtige bronnenuitgaven en een groeiende relativering omtrent eigen verleden bij de verstandigen. Langzamerhand blijken er zoveel factoren in het historisch proces waar te nemen te zijn, dat het moeilijk wordt die allemaal in kaart te brengen. Dodelijker gif voor het verleden is de - van de ontwikkeling van de geschiedwetenschap niet los te denken en er beïnvloedend en beïnvloed mee samenhangende - reusachtige stroomversnelling op technisch en maatschappelijk vlak. Zó dood is het verleden in onze dagen, dat denkers die de hedendaagse samenleving trachten te analyseren omdat deze ons voor zulke problemen stelt - ik denk maar eens aan theologen die beroepshalve zich altijd moeten beroepen op een boodschap uit het verleden -, onze tijd karakteriseren als beheerst door het primaat van de toekomst.Ga naar voetnoot5
Het feit dat het verleden, dat zo heerlijk kon sanctioneren, dood is, verhindert niet dat er nog altijd een beroep op gedaan wordt. Dat kan gebeuren op een wijze die zich gedeeltelijk onttrekt aan wetenschappelijke kritiek, namelijk als mythe.Ga naar voetnoot6 De mythe ‘God-Nederland-Oranje’ is mogelijk wat verbleekt en ‘het heilige Rusland’ krijgt niet veel | |
[pagina 433]
| |
kans, maar hoe staat het met ‘het protestantse Engeland’, ‘het eeuwige Frankrijk’, ‘het betere Duitsland’, ‘het unieke Amerika’?Ga naar voetnoot7 Legenden zijn te ontmaskeren, maar geschiedinterpretaties die historische feiten niet zozeer verdraaien dan wel overstijgen, zijn vrijwel immuun voor een dergelijke behandeling. Dat beroep op het verleden kan ook geschieden - vaak met meer succes dan legitimiteit - door verwijzing naar concrete feiten. Ik noem enkele voorbeelden die ik toevallig aantrof; het minst toevallige zal ik nader uitwerken. Voor de Amerikaanse rechter gedaagde demonstranten tegen de oorlog in Vietnam verdedigen hun acties als constitutioneel door te wijzen op de acties die uitliepen in de onafhankelijkheidsverklaring en het opstellen van een grondwet voor de Verenigde Staten in 1776.Ga naar voetnoot8 Griekse kolonels die in 1967 een anti-democratische staatsgreep plegen, dopen hun actie ‘revolutie’ en proberen iets van het glorievolle, progressieve en menslievende aureool dat verbonden is met sommige revoluties - de Franse revolutie waaraan nog zoveel te ontmaskeren valtGa naar voetnoot9 kan genoemd worden, de daaraan voorafgaande en ermee verbonden Amerikaanse van 1776, dan als vanzelf de daarmee weer verbonden Glorious Revolution (!) van 1688 in Engeland,Ga naar voetnoot10 en misschien niet minder de grote revoluties aan het eind van de Eerste Wereldoorlog en niet te vergeten die allergrootste welke nog bezig is en die dekolonisatie heet - voor zich in de wacht te slepen. Tevergeefs overigens. Een godsdienstsocioloog die in 1972 zicht wil geven op de crisis van de katholieke kerk in Nederland, verwijst naar de stadia in de geschiedenis van het Uitverkoren Volk; hij neemt de structuur van die geschiedenis over en houdt ons kerkelijk herstel als verwachtbaar voor ogen.Ga naar voetnoot11 In het kader van een campagne tegen Confucius verschijnen in 1973 in Chinese tijdschriften lovende woorden voor keizer Ch'in Shih-huang (221-210 v.C.), die aristocratisch conservatisme bestreed, o.a. door boeken te | |
[pagina 434]
| |
verbranden en geleerden levend te begraven. Een hardhandigheid die vergeleken wordt met de ‘heilzame’ terreur van Robespierre en aldus verdedigd.Ga naar voetnoot12 Wanneer tegenstanders van de VVD de kiezers willen waarschuwen, wijzen ze naar diegenen die het in de zeventiende en achttiende eeuw in de Hollandse steden voor het zeggen hadden. Regenten en hun mentaliteit dienen nader bestudeerd te worden om het stemmen voor de VVD tot iets afschrikwekkends en immoreels te maken. Om de VVD nog beter te doorgronden zou eigenlijk ook nog het ontstaan van de macht van regenten nagegaan moeten worden, dus de opstand van de steden tegen de centraliserende maatregelen van de Habsburgse landsheer en in samenhang daarmee weer de feitelijke onafhankelijkheid van de boerengemeenschappen aan de monding van de Rijn na de Karolingische periode.Ga naar voetnoot13 Deze zo vérgaande studie zou een manier zijn om de geschiedenis nog een directe rol in ons dagelijks leven te laten spelen en die studie daarom rechtvaardigen. Dat is overigens in die visie de enig mogelijke rechtvaardiging. Als iets maar nut heeft, dan mag het.Ga naar voetnoot14
Veel van deze beroepen op het verleden - waarbij dat verleden niet alleen de ‘handmaid’ voor het gezag, maar ook voor de revolutie moet zijn - gebeuren niet op grond van voorafgaande studie van dat verleden. Een bepaalde overtuiging is er al en baseert zich op ervaringen in eigen leven, op meevallers en teleurstellingen, baseert zich op vooroordelen en napraten. Die aanbevolen studie zal daarom ook niet meer zoveel toevoegen, wie weet bij voldoende nauwkeurigheid zelfs afbreuk doen aan de gevestigde mening. Het voorbeeld van de VVD moge, daar dit de aanleiding is geweest van mijn beschouwingen ‘over geschiedenis’ in dit tijdschrift, wat nader uitgewerkt worden. Wil men tegen de VVD ageren met het schrikbeeld van ‘regentenmentaliteit’ - en meent men dit vooral te moeten ophangen aan de leidende personen in onze achttiende eeuwse steden - kan men dan niet beter ter lezing voor- | |
[pagina 435]
| |
houden het eerste deel van de door Jo van Ammers-Küller geschreven trilogie ‘Heeren, knechten en vrouwen’Ga naar voetnoot15? Want gaat men meer in detail de machtsverhoudingen en de personen van die tijd bestuderen, zouden dan toch niet te veel nuances aangebracht moeten worden? Het zijn toch heel verschillende omstandigheden waaronder men toen en nu in de maatschappij staat. De geschiedenis herhaalt zich niet, integendeel: de tijden veranderen! Op welke gronden komt men ertoe ‘datgene wat de VVD werkelijk wil’ - de vraag is of die partij dat zelf wel weetGa naar voetnoot16 - zo makkelijk te vangen binnen de termen van de economische, sociale en politieke verhoudingen van de zeventiende en achttiende eeuw? Ik laat het aan een lid van VVD over zich te weren tegen de exclusieve (?) koppeling tussen regentenmentaliteit en zijn partij, maar ik heb de indruk dat een begrip hier erg statisch wordt gebruikt. Is het alleen al voor het eind van de achttiende eeuw moeilijk om die regenten onder één hoedje te vangen,Ga naar voetnoot17 hoe onmogelijk wordt het ‘heersende groepen’ van verschillende eeuwen op één lijn te stellen. Of gaat het erom alleen maar tot een algemene uitspraak te komen dat macht corrumpeert of zoiets? En gaat men dan nog verder terug in de geschiedenis, zoals is voorgesteld, en blijken de voorvaderen van de regenten degenen te zijn die onze handelssteden tot welvaart hebben gebracht, die de vestiging van een centralistisch en absolutistisch gezag in de Nederlanden hebben verhinderd - wordt het dan niet nog moeilijker om de VVD zwart te maken? Of zal men dan niet zien dat het in de eeuwen daarvoor weer om andere groepen mensen gaat, om andere families - maar op welk punt moet ik dan de continuïteit zoeken? Wat zal ik anders concluderen dan dat er altijd een kleinere of grotere groep is geweest die het voor het zeggen heeft gehad en dat bv. economisch overwicht daarin een belangrijke factor is. Maar is dat wel een nieuw inzicht? En meer nog: wat heb ik daaraan om de maatschappij van nu te veranderen? Een actieplan is niet op te stellen door naar de Hoekse en Kabeljauwse twisten te kijken. Blijf ik bij de grote lijn, dan is het algemeen. ‘Eerst steunend op, later hem steunend, nog later, in de opstand, tegen hem en ten slotte | |
[pagina 436]
| |
zonder de vorst ontwikkelde de Kabeljauwse partij, d.w.z. de stedelijke aristocratie zich tot de heersende klasse in Holland en zij zou dat, zij het in telkens veranderde gedaante, tot op deze dag, blijven. De Kabeljauwen werden regenten, de regenten, bourgeoisie en zoals de Kabeljauwen het wonnen van de adel en de gilden, wonnen de regenten het van Oranje en het “klootjesvolk” en bleef de bourgeoisie tot op dit moment in het bezit van de feitelijke staatsmacht tegenover de opdringende arbeidersklasse’.Ga naar voetnoot18 Wat is dit anders dan een preek? Een overzicht misschien bedoeld om de slechtheid van de ‘huidige onderdrukking’ nog duidelijker te maken en verzet op te wekken; maar men zou zich er ook door kunnen laten ontmoedigen omdat het laat zien ‘dat het altijd al zo geweest is’. ‘Als je voor een dubbeltje geboren bent, dan word je nooit een kwartje.’ Begin ik aan een analyse - de termen ‘adel’, ‘stedelijke aristocratie’, ‘bourgeoisie’ en ‘klootjesvolk’ nodigen daartoe dringend uit - dan moet ik wel stoten op grote verschuivingen en ingewikkelde structuren en schijnt toepasbaarheid voor nu wel heel ver weg te liggen, omdat een vluchtige blik al laat zien wat voor een verschillen bestaan tussen een samenleving die leeft van landbouw en kustvaart en een die het hebben moet van industrie en dienstverlening. Ik denk dan ook nog eens aan de ‘geestelijke’ verschillen: de bedreigde maar nog ongebroken christenheid aan het eind van de Middeleeuwen, een verlicht protestantisme in de achttiende eeuw, de secularisatie van dit ogenblik. Het zal echt een overvragen worden - dat is vragen naar wat er niet is - indien men door studie van onze vaderlandse geschiedenis rechtstreekse conclusies wil maken ten aanzien van de VVD.
Zelfs een zo specifiek beroep op het verleden vanuit een of andere probleemstelling in een wetenschappelijke reflectie is niet zonder risico. Heel algemeen kan men veilig stellen dat studie van de geschiedenis onontbeerlijk is voor de vorming van inzicht in de problemen die men bestudeert. ‘Il faut apprendre à penser par l'histoire’ roept een militair historicus ons toe.Ga naar voetnoot19 Maar een militair socioloog die het actualiseert, ontkomt niet aan heftige kritiek. ‘Studie van de eerste 25 jaren van de 80-jarige oorlog kan zeker licht werpen op hedendaagse pogingen met wapengeweld de bestaande orde te veranderen. Wanneer ik mij dan ook met dit tijdvak bezig houd gebeurt dit niet uit puur historische belangstelling, maar juist om te zijner tijd meer inzicht te verkrijgen in het bij hedendaagse opstanden gebruikte geweld’, | |
[pagina 437]
| |
meent de militaire socioloog Teitler.Ga naar voetnoot20 Maar zó wordt deze poging beoordeeld: ‘... de pseudo-historische werkwijze van Teitler. Hij snijdt een drietal gevallen uit hun diachronische ontwikkeling, gaat ze min of meer onderling vergelijken en toetst vervolgens de verkregen historische evidentie aan zijn hypothesen. De uitkomst is bepaaldelijk geen verrassing: de auteur vindt zijn premissen bevestigd in de case-studies. Het tegenovergestelde zou inderdaad hebben verrast.’Ga naar voetnoot21
Natuurlijk zal men om een bepaald probleem aan te pakken - heel nauwkeurig - de voorgeschiedenis ervan moeten bestuderen. Wie met mensen te maken heeft, dient om met respect en met effect te kunnen handelen, te weten wat voor een vlees men in de kuip heeft. Geschiedenis als hulpwetenschap is onontbeerlijk; maar eerder zal men negatieve aanwijzingen krijgen (‘dit kun je beter niet proberen en dat andere liever laten’) dan positieve werkwijzen. En dan nog: President Wilson stelt aan het einde van de Eerste Wereldoorlog zijn Veertien Punten op als voorwaarden voor het aanvaarden van een Duitse capitulatie. Die punten waren niet duidelijk en vertraagden het einde van de slachtingen. President Roosevelt wil in de Tweede Wereldoorlog die fout vermijden en komt voor alle duidelijkheid met ‘onvoorwaardelijke overgave’. Dit nu zou ‘het betere Duitsland’ verlamd hebben in pogingen tot omverwerping van het nazi-regime.Ga naar voetnoot22 Het rendement van het willen leren van vroegere fouten zou ook eens geanalyseerd moeten worden betreffende de dekolonisatie.
Is het dan toch niet beter om Kleio maar ‘gewoon’ muze te laten zijn? Niet willen beginnen concrete resultaten te vinden voor het dagelijkse leven hier en nu, niet op ‘nut’ gericht te zijn? In zekere zin kun je dan overal beginnen, ook al zal de actualiteit eerder naar het ene dan naar het andere onderwerp doen grijpen. Wat zal men dan als resultaat krijgen? Steeds weer een kennismaking zal het zijn, een kennismaking met andere mensen, andere tijden, andere culturen. Dat verrijkt ons, dat verruimt onze geest, of om het meer toe te spitsen: dat geeft ons een kritische houding. Die kennismaking kan ons laten zien dat wat er nu aan structuren en samenlevingsvormen bestaat, niet onaantastbaar is. Ons gevoel in een unieke tijd te leven - zoiets kan blikvernauwend werken - worde erdoor gerelativeerd. Bezig zijn met het verleden kan helpen in te zien dat strijd voor verande- | |
[pagina 438]
| |
ringen succes kan hebben, dat mensen het vermogen hebben geweldige problemen het hoofd te bieden, uitdagingen aan te nemen. Een al te grote angst voor ‘de schaduwen van morgen’ kan erdoor verminderd worden en een utopische toekomstverwachting, bv. zich baserend op een idealisering van het proletariaat, naar normale proporties teruggebracht. Nauwkeurige studie van de geschiedenis laat zien dat rassisme noch ‘klassisme’ benen hebben om op te staan, ook al hebben we al rare bokkensprongen op dit gebied gezien. Nauwkeurige studie - steunend op nieuwe wetenschappen als sociologie en psychologie en onder impuls van contemporaine toestanden - heeft ons veel gevoeliger gemaakt om veel meer factoren te onderscheiden in de menselijke samenleving in haar ontwikkeling. Het gaat niet alleen om de ‘grote mannen’, maar alle geledingen spelen mee; en aan economische verhoudingen en de psychologie van bepaalde groepen mag niet meer voorbij gezien worden. ‘De belangrijke persoonlijkheden - om een voorbeeld te noemen - worden doorzichtiger als representanten van een groep of een stroming; wij zijn meer gaan letten op tot nu toe onderbelichte bevolkingsdelen, die door oudere historici met algemene classificaties werden afgedaan, zoals “het grauw”, “de vreemdelingen”, “de vagebonden”, net alsof er nog een paar kisten aardappelen waren blijven staan, die volledigheidshalve moesten worden meegenomen.’Ga naar voetnoot23 Zo kan het gebeuren dat een met nauwgezetheid en open geest bedreven geschiedenisstudie meer dan vroeger inspireert tot kritisch bewustzijn ten aanzien van de positie van álle mensen. En zoiets werkt dan als het goed is toch nog door in de praktijk van het dagelijkse leven. En uit deze verfijning (zo men wil ‘verwetenschappelijking’) van de geschiedwetenschap vloeit ook nog voort dat veel meer mensen dan vroeger - en juist zij die vroeger hun lot gelaten droegen - tot kritisch bewustzijn komen. Want de verbrede aandacht in de geschiedschrijving voor hun lotgenoten van vroeger tijden geeft een punt van identificatie en inspiratie. Een gelukkige omstandigheid daarbij is dat diezelfde nauwkeurigheid ons doet vasthouden aan de overtuiging dat wat ook de rol weze van economische verhoudingen, machtsstructuren en politieke constellaties, de mens zelf de hoofdrolspeler is - de verantwoordelijke hoofdrolspeler. Alleen is ons nu gebleken dat állen een rol hebben, ook al hoede men zich voor simplificaties vanwege de traditionele geschiedschrijving en vergete men niet dat ‘leidende personen’ in het ontwikkelingsproces eerder veranderingen op gang gebracht hebben en daarom - want het gaat toch om het bestuderen van veranderingen - evenredig veel aandacht behoren te krijgen. De mensen zijn hoofdrolspelers en zelfs inhumaan gedrag (als het dichtdraaien van een oliekraan of het gijzelen van een Franse ambassadeur) | |
[pagina 439]
| |
wordt nooit zózeer door materiële omstandigheden opgedrongen, dat - wanneer we niet met pathologische gevallen te maken hebben - het ook niet door een wilsbeslissing anders had kunnen gaan. Zoals onze samenleving nú is, is hij door mensen gemaakt. Wie dus - juist in de bedoeling álle en vooral de onderliggende mensen te helpen bij hun eigen kritische bewustwording - eenzijdig de ‘structuren’ wil bestuderen en beschrijven, gaat ironischerwijze in tegen eigen doelstelling. Onleesbaar wordt een dergelijke geschiedschrijving en hij haalt ieder identificatie- en inspiratiepunt weg. Dan krijgt men werkelijk te maken met mandarijnenpraat!Ga naar voetnoot24 Vanuit wetenschappelijke verantwoordelijkheid zal men - ook ongewild - kunnen bijdragen tot ‘kritische bewustwording’. Maar er is ook nog een maatschappelijke verantwoordelijkheid aan te geven, die de historicus in dezelfde richting zal doen werken. Dat hangt samen met een ander inzicht dat we verworven hebben. Ieder die geschiedenis vertelt of schrijft kan in zijn verhaal geen afstand nemen van normen over mens en maatschappij. Ook het schrijven van geschiedenis ‘zoals het ging’ met afstand van oordelen over de handelende personen, met opzijzetten van eigen gevoelens en opvattingen, met een zo goed mogelijk inleven in het gebeuren, deze geschiedschrijving zoals die vooral in het historisme gestalte kreeg - en zeer vele en leesbare boeken opleverde - houdt toch een parti-pris in, een politieke keuze die niet zelden in conservatieve richting gaat.Ga naar voetnoot25 Het is ermee als met de zo vaak beleden onpolitieke houding van officieren; dat is in feite een politieke keuze, in concreto meestal voor het bestaande en/of wettige gezag. Beïnvloeden zal een historicus altijd en dat brengt de verantwoordelijkheid | |
[pagina 440]
| |
met zich mee voor een positieve invloed te kiezen. Een positieve invloed die wij in onze samenleving alleen maar kunnen zien als gaande in de richting van meer vrijheid, gelijkheid en broederschap; meer democratisering, meer tolerantie, meer spreiding van kennis, rijkdom en macht. Op de keuze van onderwerpen kan dit van invloed zijn, meer nog op de wijze van behandeling. Dat moet het sterkst naar voren komen bij die geschiedkundigen die of omdat ze veelgelezen en beeldvormende overzichtswerken schrijven of omdat ze de gave hebben meeslepende populaire boeken (biografieën!) te doen verschijnen of omdat ze onderwijzend voor een susceptibel gehoor staan, werkelijk invloed hebben. ‘Im Geschichtsunterricht werden Identifikationsprozesse initiiert. Identifikationsmuster, die Schüler sich ohne jegliche Chance einer Realisierung aneignen, sind im individuellen und im politisch-gesellschaftlichen Bereich gefährlich. Daher ist es wichtig dass die Schüler sich nicht mit grossen Persönlichkeiten als den übermächtigen Subjekten der Geschichte in irrealer Weise identifizieren sondern in der Geschichte Erfahrungen von Menschen und Gruppen nachvollziehen, die bei aller kritischen Distanz auch auf ihren Lebensbereich übertragbar sind und die Schüler in ihrer Selbsterfahrung als Subjekte der Geschichte stärken.’Ga naar voetnoot26 Wat voor het onderwijs hier op zeer sterke wijze wordt uitgedrukt, geldt naar verhouding ook voor andere groepen mensen die men met zijn werk bereikt. Nog heb ik niet helder - en dat moet dus nagegaan worden - hoe bijvoorbeeld deze aanpak uitpakt in het onderwijs van alle dag. Algemeen kan wel gezegd worden dat de ‘grote mannen’ een bescheiden plaats krijgen, dat sociale verhoudingen meer bekeken worden, dat ‘de stillen in den lande’ aan het woord komen, dat vredespogingen niet voortdurend in de schaduw van oorlogsoverwinningen moeten staan, enz. In een ander verband wordt wel gesproken over ‘de gevaarlijke herinnering van het lijden’ die nodig is om de toekomst te kunnen bouwen.Ga naar voetnoot27
Niet alle concrete gevolgen van de geschetste verantwoordelijkheid voor het historisch werk kan ik nu al in kaart brengen. En slechts in algemene termen kan ik hier maar iets zeggen over de correcties van eenzijdigheden die langs deze weg zouden kunnen binnensluipen. Een dialoog tussen historici blijft voortdurend nodig. De relevantie van te bestuderen of te behandelen onderwerpen mag niet te gemakkelijk bepaald worden door één groep: noch | |
[pagina 441]
| |
door de zogenaamde heersende klasse, die brood- en opdrachtgever zou zijn, noch door contesterende groepen die gelijk hebben in hun protesten en edel zijn in hun doelstellingen, maar het zelden kunnen stellen buiten enorme simplificaties, noch door een passief publiek dat alleen het ‘spannende’ leest om zich te kunnen ontspannen. De beste correctie moet komen van het verleden zelf. Want ook al bestaat geschiedenis in zekere zin alleen maar bij de gratie van onze interpretatie, zij kan alleen gebaseerd zijn op harde feiten, die niet in alle richtingen te gebruiken zijn.
Een voortdurende arbeid moet er verricht worden en nu de verruiming van de geschiedwetenschap zoveel factoren in het spel heeft gebracht wordt de historicus die door wil dringen in de menselijke werkelijkheid onder het aspect van haar ontwikkeling door de eeuwen heen, bescheiden. Hoe weinig kennis kan hij zich maar eigen maken alleen al uit de naar schatting 2 à 20 miljoen artikelen die er jaarlijks verschijnen in de - voor alle wetenschappen samen - 30.000 à 100.000 tijdschriften. Deskundigen zeggen: tussen de één en vier procent.Ga naar voetnoot28 Kleio is niet alleen een muze met verantwoordelijkheid, maar ook een muze met overwerk. |
|