| |
| |
| |
De godsdienst en de kwaliteit van het leven
Aartsbisschop Angelo Fernandes
Mgr. Angelo Fernandes, aartsbisschop van New Delhi is niet alleen de primus inter pares onder de meer dan honderd bisschoppen van India maar ook een der meest prominente figuren in de kerk van Azië. Het woord van deze rijzige Indiër heeft gezag ook ver buiten zijn eigen land, niet alleen in de wereldkerk - hij is lid van de Pauselijke Commissie ‘Justitia et Pax’ - maar ook in de kring der vertegenwoordigers van de grote wereldgodsdiensten, die hem tot voorzitter kozen van de Wereldconferentie voor Godsdienst en Vrede. Deze Conferentie kwam voor het eerst bijeen in 1970 in Kyoto; in augustus van dit jaar vergaderde zij voor de tweede maal in Leuven. Op deze ontmoetingen tussen Christenen, Protestanten, Joden, Moslims, Hindoes, Boeddhisten en Shintoïsten blijven doctrinaire verschillen buiten discussie. Er wordt alleen gesproken over de wijze, waarop de wereldgodsdiensten de problemen benaderen die de mensheid beroeren.
Mgr. Fernandes stond Streven de hieronder volgende tekst van zijn openingsrede in Leuven af.
Er is nog altijd hoop in deze wereld. Hoop, dat de organisatie der Verenigde Naties, al haar beperkingen ten spijt, nog steeds het ideaal vertegenwoordigt van de weg die regeringen en volken moeten begaan om de mensheid naar de vurig begeerde vrede te begeleiden.
Wereldomvattend overleg op nooit tevoren gekende schaal beleven wij in dit jaar. Een Wereldbevolkingsconferentie is in Boekarest bijeen gekomen en in de loop van november zal deze in Rome worden gevolgd door een Wereldvoedselconferentie. Belangrijk zijn deze conferenties vooral omdat zij niet enkel maar organen waren van de Verenigde Naties, maar omdat hier de regeringen van de verschillende landen zelf bijeen kwamen teneinde met elkaar te overleggen over deze alles-beslissende vraagstukken en daar ook iets aan te gaan doen. Men mag daar een maar al te gaarne toegejuichte aanwijzing in zien van een versterking der politieke bereidwilligheid om die maatregelen te treffen, zonder welke het onmogelijk is belangrijke vorderingen te maken.
De mogelijkheden en de verwachtingen die in deze ontwikkeling liggen vervat, kan men slechts naar waarde schatten wanneer men zich goed doordringt van de crisis-situatie waarin de wereld van vandaag verkeert. Wij leven op een keerpunt in de geschiedenis van de mensheid. Het beeld van de wereld, zoals het zich ontplooit zowel voor de individuele mens als voor de samenleving in haar geheel, kan slechts realistisch worden beoordeeld, wanneer het wordt gesteld in het licht van de problemen en de verantwoordelijkheden die deze tijd meebrengt. En in het bijzonder op het terrein
| |
| |
waarop wij ons bewegen - het terrein van godsdienst en vrede - vertonen zich bijzonder grimmige spanningen in de wereld.
| |
Een bedroevende staat van dienst
Want laten wij wel weten: het eerste decennium van de ontwikkelingshulp was een flop; Unctad III nauwelijks beter dan een mislukking. De multinationals hebben een belangrijke greep gekregen op onze economie. Na een kwart eeuw wereldsamenwerking staat wel vast, dat de ontwikkelde landen meer profijt hebben getrokken van de hulpprogramma's dan de landen te wier behoeve zij werden uitgevoerd. En hoe paradoxaal het ook klinkt: verhoudingsgewijs is de hulpverlening aan de onderontwikkelde landen verminderd naarmate de welvaart in de ontwikkelde landen omhoog ging. Ook wat de internationale ontwikkelingsstrategie tot dusverre heeft gepresteerd, is verre van bemoedigend. De meeste projecten die in de loop van de zeventiger jaren werden aangevat, zullen naar alle waarschijnlijkheid op geen stukken na de gestelde doelen bereiken. En wat nog erger is: zelfs indien zij de gestelde doelen zouden bereiken, zou daarmee nog bij lange na niet aan de heersende noden tegemoet zijn gekomen.
Het jaar 1971 stortte ons in een internationale monetaire crisis, waarvan het einde nog steeds niet in zicht is. Een oorlog, gevolgd door talrijke gevechten op kleinere schaal, hebben het Midden-Oosten geschokt en nog altijd is de situatie daar gespannen en onzeker. India en Pakistan zijn met elkaar in oorlog geraakt en uit de ellende van 10 miljoen vluchtelingen plus een hoeveelheid bruut geweld is een onafhankelijk Bangla Desh geboren. De langdurige foltering van Vietnam en andere landen in het Verre Oosten bleef voortdurend het geweten van de mensheid beschamen of tot woede opzwepen. Een uiterst explosieve situatie heeft zich in en rondom Cyprus ontwikkeld. En intussen zijn wij een nieuwe periode ingegaan, die op dramatische wijze in Stockholm werd omlijnd: de periode van het milieu-probleem met zijn ernstige repercussies voor de ontwikkeling van rechtvaardigheid en vrede in de wereld.
Ook de bewapeningswedloop heeft zijn repercussies, Onderzoekingen hebben uitgewezen, dat de vrees voor een totale oorlog gevoelens van desillusie heeft teweeggebracht onder de jongeren van vele landen. Hulpeloos als zij staan tegenover de gewapende macht, zijn zij van hun omgeving vervreemd en nemen zij hunnerzijds hun toevlucht tot het geweld. Dit laatste uiten zij in opstanden en demonstraties; het eerste in een seksuele revolutie en de verwerping van alle normen. Een ontwikkeling, die meer verwoesting aanricht dan de kernwapens zelf!
Alles wat maar spanning in de wereld kan veroorzaken, komt heden ten
| |
| |
dage tegelijk op ons af en in de hoogste versnelling. Politieke geschillen in allerlei vormen van egocentrisch, eng nationalisme of in een telkens opnieuw grijpen naar het gebruik van ruwe politieke, economische of militaire machtsmiddelen. De kernwapens groeien steeds meer in aantal en in kracht. Steeds wijder wordt de economische kloof tussen Noord en Zuid en steeds nijpender worden alle problemen, die daaraan vastzitten met inbegrip van de nachtmerrie der algehele of gedeeltelijke werkloosheid voor talloze gefrustreerde jonge mensen in hun meest ontvankelijke, hun meest creatieve en hun meest belovende jaren. Daar is een toenemende rassen-discriminatie, erfenis van koloniale systemen. Grove schendingen van de mensenrechten en bruutheden in verschillende vormen van in koelen bloede uitgevoerde massamoorden en door de duivel zelf geïnspireerde martelingen in de gevangenissen van meer dan zestig staten. Dat alles is aan de orde van de dag.
| |
Het milieu-probleem
Een nieuw probleem, dat door de Conferentie van Stockholm aan de orde werd gesteld, is de crisis van het milieu, grotendeels veroorzaakt door het patroon van de economische groei en uit het wanbeheer der wereldgrondstofvoorraden. In dit probleem liggen de problemen van armoede, bevolking, oorlog en vrede als het ware samengesmolten. Barry Commoner drukte dat aldus uit: ‘Wij leven in een tijd, die wordt beheerst door een enorm technisch vermogen enerzijds en uiterste menselijke nood anderzijds. De macht van de techniek vindt haar duidelijke uitdrukking in de megawatts van de energiebedrijven en in de megatonnen van de kernwapens. Even duidelijk spreekt de menselijke nood alleen al uit het aantal mensen dat thans de wereld bevolkt en haar straks zal bevolken, uit de verslechtering van onze aarde, waarop deze mensen moeten leven en uit de tragische, wereld-wijde epidemie van honger en armoede. De kloof tussen die brute macht enerzijds en die menselijke nood anderzijds verwijdt zich nog voortdurend, omdat de macht zich steeds meer verzadigt aan dezelfde foutief gerichte technologie, die de menselijke nood steeds meer intensiveert’.
De stuurloze reis die wij ‘Vooruitgang’ noemen, begint zijn terugslag te krijgen. De ‘een-ogige reus’ van de technologie, de ‘koning van de kwantiteit’ met zijn blik alleen naar buiten gericht, heeft, onbewust verwerpend wat het diepst in de mens leeft en hem zijn vitaliteit schenkt, datgene opgeroepen wat Coomaraswamy de crisis van de geestelijke gezondheid noemde. De duizendvoudige vermenigvuldiging der problemen van geestesgestoorde mensen, mogelijk gemaakt doordat een schizoïde maatschappij er met een effen gezicht volledige goedkeuring aan schenkt. Wij zijn in oorlog met
| |
| |
onszelf en daardoor in oorlog met elkaar. Het menselijk bewustzijn is volkomen in de war geraakt; het herkent de volle werkelijkheid niet meer. In de dagen van Hitler, Mussolini en Stalin schreef L.L. Whyte over ‘gedragspatronen die in geen enkele verhouding meer staan tot organische behoeften’ en over ‘een rusteloze hartstocht voor kwantiteit’, over ‘ongecontroleerd industrialisme en excessief analytisch denken zonder enige loutering van regelmatige ontspanning of van tevredenheid met bereikte resultaten’. Profetische woorden, omdat in al deze opzichten de situatie sindsdien alleen nog maar erger is geworden.
Thomas Merton raakte de kern van de zaak toen hij in zijn beschouwingen over Gandhi opmerkte, dat ‘een maatschappij, die leeft van georganiseerde hebzucht of systematisch terrorisme en onderdrukking (die uiteindelijk op hetzelfde neerkomen), altijd geneigd zal zijn tot gewelddadigheid, omdat zij in een voortdurende staat van wanorde en morele verwarring verkeert!
| |
De energie-crisis
De laatste spaak in het wiel, de olie-crisis, heeft de geestelijke crisis, die het meest kritieke probleem vormt van de hedendaagse mens, brutaler dan ooit aan het daglicht gebracht. Mag men die oliecrisis eigenlijk wel alleen maar toeschrijven aan het feit dat de Arabische landen de oliekraan hebben dichtgedraaid? Liggen de oorzaken niet veel dieper; veel verder terug - bijvoorbeeld in de dreigende uitputting van een natuurlijke energiebron van beperkte omvang en in de macht en het winstbejag van multinationale ondernemingen? Vast staat echter, dat als gevolg van deze olieblokkade de spanningen in de wereld enorm zijn toegenomen en dat voor die toegenomen spanningen nog geen bevredigende oplossingen zijn gevonden. Het beginsel van het nationaal eigenbelang kreeg eensklaps weer voorrang toen de ene lid-staat na de andere in de Europese Economische Gemeenschap op eigen houtje ging onderhandelen over gunstige olie-contracten, aldus achteloos voorbijgaand aan gemeenschappelijke verplichtingen en aan het lot van de Gemeenschap! Voor de derde wereld waren de gevolgen van de scherpe stijging der olieprijzen nauwelijks minder dan een ramp. Een rapport van de Wereldbank over de oliebehoeften van 39 onderontwikkelde landen werd zorgvuldig geheim gehouden uit vrees voor een paniek. De stijgende olieprijzen betekenen minder geld voor ontwikkelingshulp, schaarste aan kunstmeststoffen, tempering, zo niet achteruitgang van de Groene Revolutie en een stijging van verplichtingen in vreemde valuta, die in feite het nuttig effect van de ontwikkelingshulp van Noord naar Zuid van de tafel dreigt te vegen. Een wereld-omvattende voedselcrisis schijnt overigens al op ons af te komen.
| |
| |
Alsof deze economische terugslag nog niet voldoende was, heeft men er nog een politieke belediging aan toegevoegd, door zelfs de grote olie-verbruikende landen in de derde wereld schaamteloos uit te sluiten van de besprekingen die in februari van dit jaar in Washington plaats vonden.
De uiteindelijke gevolgen van de oliecrisis kunnen wij echter nog niet overzien. Mogelijk levert zij nog andere nevenprodukten. Zal zij leiden tot een nog sneller voorthollende inflatie, tot nog groter werkloosheid en nog meer monetaire instabiliteit? Zullen in paniek geraakte landen weer hun toevlucht gaan nemen tot ‘protectionisme’ en tot een beleid van ‘ieder voor zichzelf’? Zal de ontwikkelingshulp voor de armen der wereld het eerste slachtoffer worden? Zullen de industriële mogendheden voort gaan met proberen elkaar de hals af te snijden in een moordende concurrentie teneinde zich de beschikking over vitale energiebronnen en grondstoffen te verzekeren? Hoe en waar gaan de Arabische staten de respectabele stapel van ruwweg 66 miljard dollar, die zij per jaar binnenkrijgen, besteden? Zal een algemene handelsoorlog de wereld in een verwoestende, de hele aardbol omvattende depressie storten?
| |
Een tijdperk van angst
De wereld-economische situatie van vandaag vormt de meest ernstige bedreiging van de internationale samenwerking en de wereldvrede, die wij in de laatste twee decennia hebben meegemaakt. Terecht stelde Dr. Kissinger, dat ‘geen enkel land en geen enkele groep van landen het probleem alléén kan oplossen en dat de energie-situatie een toetssteen is geworden van de bereidwilligheid tot internationale samenwerking, een test voor de stelling, dat alle landen ter wereld onderling van elkaar afhankelijk zijn geworden en dat een zelfzuchtige benadering van het probleem noodlottig kan zijn voor alle betrokkenen’. Men vraagt zich af of wij niet bezig zijn de vruchten van Babel te plukken. Of wij niet bezig zijn de gevolgen te ervaren van onze overgeërfde scheiding tussen de mensen en God, waaruit een scheiding tussen de mensen onderling is voortgekomen.
Hoe dit echter ook zij, tussen de ruïnes van wanorde en nood zoekt de hedendaagse mens naar de zin van het bestaan, naar richtlijnen voor de toekomst, naar een motivatie voor verder leven. Hij verlangt naar innerlijke vrede en naar verlossing uit de angst. De geestelijke crisis die hij doormaakt, hangt samen met het tijdperk van de angst waarin hij leeft.
| |
Godsdienst voor vandaag
Het algemeen onderwerp van onze tweede Wereldconferentie, ‘De Godsdienst en de kwaliteit van het leven’, kon nauwelijks op een meer geëigend
| |
| |
moment aan de orde worden gesteld. Niet alleen omdat de verschillende onderwerpen waarin dit algemeen thema werd uitgesplitst, al de afzonderlijke ziekteverschijnselen raken die de kwaal van onze tijd veroorzaken, maar vooral omdat de kwaal zelf van morele en geestelijke aard is en als zodanig zowel de mensheid in haar geheel als iedere afzonderlijke mens bedreigt.
Dit betekent niet, dat de godsdienst in de plaats moet treden van de natuurwetenschappen en de technologie, van de economie en de politiek, maar dat de geest van de godsdienst aan deze verschillende disciplines gekoppeld moet worden, willen zij in onderlinge samenwerking het ontstaan van een betere menselijke samenleving bevorderen. Zelfs in een seculiere wereld, die haar eigen wetten volgt, wordt de mens gedurig gefascineerd door de religieuze dimensie. In feite staat de godsdienst vandaag aan de dag voor groter mogelijkheden dan ooit binnen te dringen in de nieuwe inzichten in het wezen van de mens en de zin van de schepping en om samen te werken met de beoefenaars van de wetenschap in een onbevooroordeelde benadering van de mens en zijn werkelijk welzijn. Wetenschap en technologie van hun kant hebben evenzeer behoefte aan de morele ervaring en de ethische intuïtie van de godsdienst.
| |
Geloof en actie
Maar al te vaak bestaat er een zekere disharmonie tussen de godsdienstige overtuiging van de mens enerzijds en zijn handelen anderzijds. Conformisme in zaken van de godsdienst, deelname aan de liturgie en de eredienst zonder een daarmee overeenstemmende sociale bewogenheid, leidt vaak tot een volgzame en passieve aanvaarding van de bestaande situatie. De levensgrote problemen van de hedendaagse wereld worden niet als zodanig herkend ofwel omdat de consumptie-maatschappij bepaalde gedragspatronen vrijwel onontkoombaar maakt ofwel omdat sociale bewogenheid niet wordt aanvaard als wezenlijk deel uitmakend van godsdienst en eredienst. Met andere woorden: de micro-ethiek, de morele normen van de individuele mens, spelen een belangrijke rol in de godsdienst, maar de macro-ethiek, de bezorgdheid over de normen waarnaar de maatschappij waarin men leeft, zich richt, blijft nog te veel zeldzaamheid.
De uitdaging van de wereld van vandaag eist een verdieping van het begrip godsdienst. Onze biddende eerbied voor God mag ons de ogen niet doen afwenden van onze taak in de wereld, doch moet ons inzicht in die taak juist verscherpen. Onze bereidwilligheid om de aanwezigheid van de bovennatuur te aanvaarden moet de energie waarmee wij ons inzetten voor het belang van de mensen, veeleer versterken dan verzwakken. In feite immers
| |
| |
is de gelovige mens, wiens kijk op het leven is verfijnd door zijn intieme omgang met het mysterie van God, het best in staat om de mens in zijn totaliteit te begrijpen en hem van dienst te zijn. De kwaliteit van het menselijk leven in dit laatste kwart van deze eeuw hangt mede af van de vraag of de geest van de godsdienst, zo als deze tot uiting komt in gebed en contemplatie, in staat zal blijken een activerende binding aan te gaan met het leven zoals het is en met de karavaan der geschiedenis.
Een dergelijke positieve benadering van de hedendaagse realiteit in de wereld door de traditionele wereldgodsdiensten en door de godsdienstige beleving in het algemeen moet als een dwingende noodzaak in de wereld van vandaag worden beschouwd, vooral omdat zij gepaard moet gaan met een beter begrip voor de waardigheid, de rechten en de bestemming van de menselijke persoon en met een hartstochtelijk streven naar universele broederschap.
| |
Aangrijpingspunten voor morele betrokkenheid
Hunkering naar macht schijnt in de laatste eeuwen de beweeggrond te zijn geweest voor alle internationale betrekkingen - hunkering naar de macht van de industriële technologie, naar de macht van het economisch mechanisme en de macht van de Staat. Men zou echter in de Conferentie van Stockholm een schuchter begin kunnen zien van een andere instelling, waarin de hunkering naar macht wijkt voor de erkenning van verantwoordelijkheid. De Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties zelf riep daar in feite op tot geestelijke vernieuwing toen hij een gedragspatroon voor een nieuw-ingetreden tijdperk trachtte te omlijnen. ‘Om in het ecologische tijdperk vooruit te komen, moeten wij aan het patroon van onze samenwerking een nieuwe dimensie geven. Onze drang om elkaar voorbij te streven zullen wij aan nieuwe disciplines moeten onderwerpen. Wij zullen een heel nieuwe bereidwilligheid aan de dag moeten gaan leggen om zowel de macht en de voordelen als de verantwoordelijkheden van onze hoog-ontwikkelde technische beschaving te delen. Dit geldt zowel op het nationale als op het internationale vlak. En voor het maken van een keus uit verschillende beleidslijnen, die beslissend zijn voor het uiteindelijk lot van de mensheid, is een zekere mate van collectieve wijsheid en inzicht nodig, die alleen kan voortkomen uit een morele en geestelijke heropstanding’.
Een soortgelijke nieuwe stoot in dezelfde richting leek ook uit te gaan van de speciale zitting der Algemene Vergadering van de Verenigde Naties over het grondstoffen- en het ontwikkelingsprobleem. Aan het einde van deze zitting kon men het gevoel niet onderdrukken dat mogelijk iets heel nieuws in de lucht hing. Alle punten die aan de orde waren gekomen, waren al
| |
| |
eerder besproken; alle documenten die ter zitting werden geproduceerd, herhaalden slechts eerdere pleidooien en voorstellen. En toch moet er iets wezenlijk anders hebben plaatsgevonden. Iets, dat de Ierse afgevaardigde, Ivor Richard, aan het eind de verklaring ontlokte: ‘Alles zal nooit meer hetzelfde worden’. Het verst reikte de suggestie om nu maar eens op te houden met praten over ‘blokken’ en ‘werelden’. Wat Richard klaarblijkelijk wilde laten doorschemeren was, dat de conferentie de emotionele stoot had gegeven die nodig was om het ingewikkelde wereldpolitieke systeem te activeren - ook al was er de shock-therapie van de energiecrisis en de stijgende olieprijzen voor nodig om de landen voor deze zitting bijeen te krijgen.
Dit alles wijst hoopvol in de richting van de culturele hervorming, die Mumford in de maak meende te zien: een hervorming, die uitgaat van de erkenning dat de geld-economie bankroet is en dat de macht door haar eigen uitspattingen en overdrijvingen machteloos is geworden; dat kortom een nieuwe, op het leven gerichte economie in wording is. Barbara Ward vatte haar indruk aldus samen: ‘De kansen die thans aan de leiders van de Verenigde Naties worden geboden, zijn ontstellend groot. De machtigste landen beginnen nu te twijfelen aan de vraag of zij hun problemen nog wel alléén aan kunnen’.
Het is ongetwijfeld een ideaal, waarvan wij allen hopen dat het verwezenlijkt kan worden: dat deze leiders nu beginnen met ‘de aarde op te bouwen’.
| |
Naar een verantwoordelijkheidsbesef
Volken worden gevormd door menselijke wezens en het is onze taak vrede te planten in hun geest. Onze jonge mensen moeten zodanig worden opgevoed, dat zij geestelijk onafhankelijk en objectief kunnen oordelen, zich onbevangen op de hoogte houdend en toegewijd zoekend naar de waarheid over de problemen die zich in hun eigen land en in de landen daaromheen voordoen en waar de veiligheid en de welvaart van hun land mee gemoeid zijn. Diezelfde geest moet ook levend worden gemaakt onder de leidinggevende groepen in de maatschappij.
Er wordt in deze dagen strijd geleverd om de geesten der mensen. Alle grote ideologieën zijn met zichzelf bezig en leven in de overtuiging dat alle andere het mis hebben en gedoemd zijn tot mislukking. Daaruit wellen voortdurend wantrouwen en vrees op, die op hun beurt weer de bron vormen van al onze problemen en ten grondslag liggen aan de koude oorlog. Zelfs de huidige détente vormt daarvan een duidelijke aanwijzing, hoezeer zij moet worden toegejuicht, aangemoedigd en verder geholpen.
Een onbevooroordeeld onderzoek naar de waarheid moet de mensen leiden tot volledige aanvaarding van de éénheid van het hele mensdom, tot de
| |
| |
overtuiging dat alle mensen broeders zijn en dat zij samen moeten werken om een menswaardig leven mogelijk te maken voor allen die zich mensen mogen noemen. De wereldvrede is van groot belang, maar de grondslag daarvan moet liggen in de eenheid van de gewetensinspraak.
Het is op dit punt, dat de godsdienst positief moet gaan werken en de krachtbron moet worden voor het menselijk saamhorigheidsbesef. Dit betekent, dat wij in alle nederigheid allerlei soorten vooroordelen - religieuze, raciale, politieke, economische en ultra-patriottische - die de mensheid verdeeld houden in vijandige secten, groepen, partijen, klassen en naties, moeten afzweren. Vaderlandsliefde, hoezeer ook gewettigd, mag niet ontaarden in haat of vrees jegens alle andere naties. Het zogenaamde ‘patriottisch vooroordeel’ rust slechts op onwetendheid. Het aardoppervlak immers is in feite één groot vaderland. Iedere burger van het grote dorp dat onze wereld thans is, moet heden ten dage leren voelen en handelen als een echte wereldburger.
De dingen die mensen verenigen, zijn belangrijker dan de dingen die hen verdelen. Eenheid van gewetens-inspraak zal dan ook moeten worden verkregen en verdiept op basis van die overtuigingen die alle grote godsdiensten gemeen hebben in hun streven naar collectieve wijsheid en verlichting, waarop politieke slagvaardigheid kan bouwen.
Tot die gemeenschappelijke overtuigingen behoren stellig:
- het geloof dat de situatie van de mensheid op het ogenblik niet de grens betekent van de reële mogelijkheden;
- de overtuiging, dat de mensheid fundamenteel één grote familie vormt en dat alle menselijke wezens gelijke rechten en gelijke waardigheid bezitten;
- de erkenning van de waarde der menselijke gemeenschap en van de menselijke persoonlijkheid in die gemeenschap;
- de erkenning van de onschendbaarheid van de menselijke persoonlijkheid en 's mensen geweten;
- de erkenning, dat macht niet hetzelfde is als recht en dat de macht van de mens niet gerechtvaardigd is in zichzelf en niet absoluut is;
- de overtuiging, dat liefde, medelijden, onzelfzuchtigheid en de kracht van de geest en van de innerlijke waarachtigheid uiteindelijk machtiger zijn dan haat, vijandschap en zelfzucht;
- de erkenning van de plicht om de zijde te kiezen van de armen en verdrukten, teneinde zich zo gemeenschappelijk in te spannen voor de bevordering van vrede en van sociale, economische en politieke rechtvaardigheid;
- de erkenning van de eredienst en van het persoonlijk gebed als geestelijke disciplines, die reële waarden schragen;
| |
| |
- de overtuiging, dat de dialoog een belangrijke bijdrage vormt van de wereldgemeenschap;
- de diep-gewortelde hoop, dat de goede wil uiteindelijk zal overwinnen. De kracht om al deze dingen op te brengen moet van binnenuit komen. Vanuit dat diepste innerlijk van waaruit wij ons kunnen ontplooien tot volledige, evenwichtige mensen, in staat de volheid van het leven te genieten, zo als wij dat ook anderen toewensen - die volheid van het leven, die wij gezamenlijk en dynamisch moeten nastreven onder de naam vrede - Shalom. Dát deel van het menselijk wezen dat hem werkelijk tot een mens maakt, de vrijheid van geest, moet volledig speelruimte krijgen. Zó alleen raakt hij in staat over zijn beperkingen heen te komen en zelf vrede te worden. Wanneer de mensen, God bespeurend in het diepst van hun hart, overal in harmonie zouden leven met zichzelf, met hun gezin, hun werk en hun omgeving, dan zouden alvast in het grondvlak bruggen van goede verstandhouding worden geslagen. En dat is het stevigste anker van 's mensen hoop op een betere wereld.
Er zijn nu eenmaal op deze wereld maar twee mogelijkheden om de mens te weerhouden van het kwaad. De eerste is de wet, die het kwaad bestraft, maar dit middel werkt alleen tegen het kwaad dat in de openbaarheid komt; niet tegen de verborgen zonde. Het is de eenheid met God en de rijping van het menselijk geweten door voortdurende confrontatie met het goddelijke, waar uiteindelijk die vernieuwing van het hart en die verzoening tussen mensen uit moet voortkomen, waar een maatschappij-hervorming mee moet beginnen. Iedere godsdienst zal meewerken met het verlenen van prioriteit aan het algemeen menselijk belang van onderling respect en erkenning van elkanders waardigheid als de grondslag voor de vrede in onze harten en in onze samenleving.
Het is misschien nuttig in dit verband op te merken dat Gandhi zijn ‘geweldloze actie’ niet zozeer bedoelde als een vorm van politieke tactiek tot het bereiken van de bevrijding voor zijn land of als een middel tot vereniging van zijn volk, doch deze actie veeleer zag als de vrucht van een reeds bereikte innerlijke eenheid. De roeping der bedienaren van de godsdienst is niet in de eerste plaats om zich aan te sluiten bij anderen en hen te helpen met het verwezenlijken van structurele veranderingen in de maatschappij, doch veel meer om de mens te helpen zichzelf bewust te worden, om een innerlijke ommekeer in de mensen teweeg te brengen, een sterke en dynamische godsdienstige motivatie in hen op te roepen, hen te wijzen op de wijsheid van boven als op een baken van licht en meedogen, waaruit de kracht voortkomt om leven en geest te storten in ons gemeenschappelijk zoeken naar broederschap en vrede.
| |
| |
| |
Geestelijke ‘niet-gebondenheid’
In de samenhang van onze hedendaagse maatschappij, waarin de consumptie kunstmatig wordt aangemoedigd om de produktie op gang te houden en waarin het consumeren onwillekeurig een doel op zichzelf wordt, is het de taak van de godsdienst de boodschap uit te dragen dat de materiële rijkdom, belichaamd in ‘het goede leven’ of in ‘de welvaartsstaat’, zoals die in de hele wereld wordt nagestreefd, noch voor de individuele mens noch voor de samenleving een om zichzelf begerenswaardig goed vormt. Een hogere levensstandaard leidt niet noodzakelijkerwijs tot een betere kwaliteit van het leven. Onder de ‘maatstaven van het geluk’ verdient de morele en kwalitatieve inhoud van het leven de voorrang en niet - zelfs niet onbewust - het onbeperkt maar voort-consumeren, met alle gevolgen van dien voor de uitputting van de energiebronnen en de grondstof-voorraden. Een ‘welvaarts-economie’ komt er heel anders uit te zien wanneer zij is gericht op broederschap tussen de mensen en op internationale samenwerking.
Een ‘nieuwe levensstijl’ moet geboren worden uit een streven naar verbetering der ‘kwaliteit van het leven’, hetgeen als vanzelf meebrengt het prijsgeven der consumptie van een aantal minder noodzakelijke goederen. De ‘levensstijl’ echter waar wij aan gewend zijn, heeft een taai bestaan in een maatschappij die in hoge mate op mededinging is ingesteld en waarin iedere groep er alleen maar op uit is méér inkomen te verwerven en zijn materiële levensstandaard te verhogen. Het is hier, dat de godsdienst zich een plaats zal moeten veroveren in het leven der mensheid. Eigendom zal moeten plaats maken voor vrijheid; vrijheid van de mens om zich te onderwerpen aan zijn Schepper en dienstbaar te zijn aan zijn medemens. De vrijheid van de mens wordt in de wereld van vandaag onderdrukt door materiële waarden, die een beslissende stem hebben in alle economische en sociale activiteiten. Willen wij de mensheid een halt toeroepen op haar weg naar zelfvernietiging, dan kunnen wij er niet aan ontkomen de doelstellingen van het leven opnieuw te formuleren in die zin, dat wij niet langer een vermeerdering van onze behoeften nastreven doch - om in de woorden van Gandhi te spreken - veeleer ‘een bewuste en vrijwillige beperking daarvan’. Dit is wat men zou kunnen noemen ‘geestelijke niet-gebondenheid’, een bevrijding van de geest uit de ban van zelfzucht, hebzucht en verlangen naar macht. Willen wij het leven al zijn volheid schenken, dan kunnen wij niet volstaan met een rechtvaardiger verdeling van de rijkdom over de wereld; dan zullen wij ook andere waarden veilig moeten stellen, met name de eerbied voor de menselijke persoonlijkheid. Dan zullen wij onze bezorgdheid moeten uitstrekken tot de mens in zijn totaliteit op zijn weg naar God; dan zullen wij meeleven aan de dag moeten leggen voor alle
| |
| |
volken en hun eigen levensstijl en doelbewust broederschap in praktijk moeten brengen.
Het ligt geheel in diezelfde lijn, dat wij verzet aantekenen tegen de groeiende bedreiging van het leven en zijn kwaliteit door een soort ‘moreel imperialisme’, dat zich in verschillende landen richt tegen de bejaarden, de armen, de gevangenen en andere zwakke groepen in de samenleving. Een imperialisme, dat door sommige landen wordt geëxporteerd, soms zelfs verscholen in het pakket van ontwikkelingsprogramma's, waarvan de uitvoering wordt gebonden aan het aanvaarden van wat eufemistisch wordt omschreven als ‘eugenetische maatregelen’. Wat is dit anders dan een vorm van ideologische manipulatie van de zwakke volken door de sterke? Wat anders dan een vorm van politieke pressie? In een mechanistische levensbeschouwing, die de mens slechts kan zien als een ‘functie’ in de maatschappij, in de wereldsamenleving of in de kosmos en die geen plaats heeft voor God of voor de bovennatuur, blijft niets anders meer over dan een volkomen afbrokkeling van het recht op leven. Daarvoor gelden ten volle Alexander Solzjenitsyn's woorden: ‘Wij hebben de natuur een wonder ontnomen. Wij hebben ons vergrepen aan het meest volmaakte wezen op deze wereld, de mens; wij hebben hem veranderd in een stuk steen’.
Zullen de rijken, zich inzettend voor de bevrijding van de economisch armen in deze wereld, zichzelf kunnen bevrijden uit de ontmenselijkende invloed van hun rijkdom? Anders gezegd: kunnen wij, uitgaande van een juist begrip voor de integrale ontwikkeling van de mens en strevend naar de werkelijke ‘volheid van het leven’ de bevrijding teweeg brengen van rijken en armen beiden in een ontwikkelingsproces van een samenwerking tussen de volken, die beiden verrijkt - een proces van ‘bevrijdings-samenwerking’ om met Sarvodaya Shramadhana te spreken? Het leiden van het gebruik der rijkdommen van de wereld aan tijd, talent en materiële goederen in dergelijke banen doet recht aan wat wij van de Schpper hebben ontvangen en mag men dus eigenlijk beschouwen als een vorm van eredienst.
| |
De sociale functie van de technologie
Een ander punt dat in dit verband om kritische aandacht roept, is de sociale functie van de technologie. Zowel de pleitbezorgers als de critici van de techniek schijnen haar te beschouwen als een soort moloch, die zonder dat de mens haar ook maar enigermate in zijn macht heeft, haar eigen weg gaat en het patroon van de samenleving ombuigt ten voordele van de machine. Dit komt, zegt prof. Galbraith, doordat de technologie steunt op een geloof - het geloof in zichzelf. Of, zoals een ander vertegenwoordiger van de sociale wetenschap het uitdrukte, ‘na Hiroshima de exacte weten- | |
| |
schappen hun loyaliteit jegens de mensheid hebben prijsgegeven voor een loyaliteit jegens de waarheid - hun eigen waarheid - en zich niet meer richten op wat de mensheid goed acht, moreel, decent en menselijk, maar op de “wet van het mogelijke”. Wat technologisch mogelijk is, moet en zal de technologie verwezenlijken’. De fout van de technologie stamt volgens Galbraith uit een van haar grondstellingen, het ‘reductionisme’. De stelling, dat men een complex geheel alleen kan doorgronden wanneer men de eigenschappen bestudeert van alle delen afzonderlijk waaruit het is samengesteld. Mogelijk is deze methode voor de hedendaagse natuurwetenschappen aanvaardbaar, maar Commoner, de auteur van ‘De Sluitende Cirkel’, verzekert ons, dat zij voor de ecologie volkomen heeft gefaald. Dit reductionisme neigt er volgens hem toe de verschillende disciplines in de wetenschap van elkaar te isoleren en moet daarom onbruikbaar worden geacht voor de oplossing van de reële menselijke problemen. Daarom zullen ‘zij die geloven in de prioriteit van menselijke waarden’ volmondig instemmen met Archibald MacLeish waar deze concludeert, dat ‘de diepe en vernederende frustraties waarmee wij thans opgescheept zitten, niet van ons zullen wijken voordat wij weer in onszelf gaan geloven en de inrichting van ons leven en het beheer
van de goederen dezer aarde weer in eigen hand gaan nemen’. Waarde-oordelen over het gebruik van kernenergie, straling, bacteriologische oorlogvoering enz. zijn zaken van moraal, van sociaal en politiek beleid en behoren niet tot de competentie van de technologie.
Een soortgelijke benadering vanuit de totaliteit is eveneens noodzakelijk voor het herstel van de onderlinge samenhang tussen de mens en de natuur. Die samenhang tussen de mens en de natuur sluit wonderwel als een soort contrapunt aan bij de meer fundamentele ontdekking van de aanwezigheid Gods te midden der mensen.
Dit geldt ook bijvoorbeeld voor het wereld-bevolkingsprobleem. Een multidisciplinaire beandering van dit probleem zou moeten omvatten de fysiologie van de voortplanting, de biologie van geslacht en ras, de sociologie van het gezin en van grotere groepen, de economie van de agrarische en de industriële produktie en de structuur van de wereldhandel en de internationale politiek. Meer in het bijzonder moet men bovendien het bevolkingsvraagstuk plaatsen in het totaalbeeld van de ontwikkelings-strategie. Het maakt duidelijk deel uit van een meer-omvattend politiek vraagstuk: de verhouding tussen het rijke Noorden en het arme Zuiden en de historische ontwikkeling van deze twee reeds vanaf het koloniale tijdperk. Het motto van het Wereld Bevolkings Jaar ‘Eén wereld voor allen’ moet van harte worden toegejuicht en de verwezenlijking ervan moet worden nagestreefd met een toewijding evenredig aan de uitdaging. Het ontwikkelingsprobleem op zijn beurt kan niet worden losgemaakt van het probleem der ontwape- | |
| |
ning, omdat de enorme hoeveelheden energie en grondstoffen, die weggezogen worden in de bewapeningswedloop, kunnen en móeten worden omgeleid naar een andere bestemming: naar de verhoging van de levensstandaard en de versnelling van de economische groei, met name in de ontwikkelingslanden.
Pogingen om dit ingewikkeld samenspel van economische, sociale en politieke problemen uit de weg te gaan door elk van deze problemen afzonderlijk aan te pakken, komen neer op ‘reductionisme’ en zijn tot mislukking gedoemd. Deze massa van sociale euvelen die de mens en zijn omgeving bedreigen, is zonder enige twijfel verbijsterend. Maar macht en pressie van de sterken over de zwakken bieden daar geen oplossing voor. Een oplossing kan alleen worden gevonden in het scheppen van nieuwe, gezonde verhoudingen, waar geciviliseerde regeringen en volken zich vertrouwvol voor moeten inzetten als creatieve bondgenoten op zoek naar een nieuwe samenleving.
U Thant herinnerde er in de zestiger jaren aan, dat ‘vrede niet alleen een collectieve plicht is, maar ook een ondeelbare verantwoordelijkheid; ondeelbaar in die zin, dat de vrede niet kan worden opgedeeld in haar politieke, sociale, economische of culturele componenten in de ijdele hoop, dat men er één van kan verwezenlijken zonder de andere aan te pakken’. Godsdienst en wetenschap met name moeten elkaar hierin vinden en samenwerken. Houden wij deze twee verdeeld, dan zullen zij ons verdelen. Brengen wij ze samen in een verband van harmonische samenwerking, dan is er hoop voor de toekomst. De dialoog tussen de Oosterse en de Westerse godsdiensten en filosofieën komt thans in ernst op gang en dat is een bemoedigend verschijnsel. Het inzicht, dat een dergelijke synthese tussen wijsheid en wetenschap wenselijk is, begint te groeien. Een hoopvol teken daarvan is het feit, dat de Verenigde Naties consultatieve status hebben verleend aan de Wereldconferentie voor Godsdienst en Vrede. Het is aan de vertegenwoordigers der verschillende godsdiensten in deze Conferentie om zich in hun eigen land en overal waar zij daartoe de gelegenheid krijgen, vastberaden in te zetten voor een multi-culturele en multi-godsdienstige wereldgemeenschap.
| |
Voedsel voor miljoenen
Tenslotte nog iets over een der meest dringende problemen in de wereld van vandaag - de voedselvoorziening voor miljoenen die honger lijden. Terecht mag men stellen, dat niets de mensheid zozeer aaneen bindt als de behoefte aan voedsel. Gezien tegen de achtergrond van een weergaloze bevolkingstoename schreeuwt de bestaande onstabiele voedselsituatie
| |
| |
schrijnend urgent niet om een paniekstemming, maar om een gezamenlijke inspanning van de hele wereldgemeenschap. Het noodfonds, dat de speciale zitting van de Algemene Vergadering der Verenigde Naties eerder dit jaar in het leven heeft geroepen, kan tot zo'n massale wereldinspanning uitgroeien wanneer de thans bestaande ‘crisis-situatie’ de publieke opinie aanzet tot een gigantische doorbraak. Hopelijk bindt de tegenslag die wij allen moeten dragen tengevolge van de oliecrisis, de volken der aarde hechter aaneen in hun strijd voor een betere toekomst.
Ik stel deze bijeenkomst van de Wereldconferentie voor Godsdienst en Vrede voor, een dringend beroep te doen op de naties die straks op de Voedselconferentie in Rome bijeenkomen om een constructief Wereld Voedsel Plan te ontwerpen, dat snel kan worden uitgevoerd, om voedselreserves op te bouwen die een permanente verzekering kunnen bieden tegen voedselschaarsten en om dit alles te passen in een totale strategie van ontwikkelingshulp.
Laat ons in de naam van God en van de hele mensheid een beroep doen op alle regeringen en alle volken ter wereld, rijk en arm, ongeacht hun politieke en sociale systeem, om tot handelen over te gaan - tot samen handelen en tijdig handelen.
Vertaling Hans Hermans
|
|