Streven. Jaargang 28
(1974-1975)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 146]
| |
Gedachten rond de pauselijke diplomatie
| |
[pagina 147]
| |
dubbel standpunt benaderd worden. De soort van mensen die dit ambacht beoefenen, zijn niettegenstaande gunstige uitzonderingen te vaak te veel Italiaan, te curialistisch, te weinig imponerend. Opleiding en keuze van de diplomatieke staf maken geen adequate indruk. De andere kant van dit bezwaar aangaande personen en organisatie van de pauselijke diplomatieke dienst uit zich in het ongenoegen en de heftige discussies die de dubbelfunctie van deze prelaten betreffen. Zij hebben een taak bij het rapporteren over binnenkerkelijke aangelegenheden in het land waar zij geaccrediteerd zijn, en als het daar nog maar bij bleef. Blijkbaar hebben zij het oor van de Romeinse curie met uitsluiting van de eigen nationale stemmen, maar erger wordt het wanneer hun invloed wordt aangewend om dat nationale kerkelijke beleid te beïnvloeden, benoemingen door te voeren of althans pogingen daartoe aanwenden. Doorkruisen zij daarmee niet te zeer de autonomie van de lokale kerk? Het lijkt niet nodig deze bezwaren met voorbeelden te illustreren: voor wie ze niet direct bij de hand heeft, is het ongenoegen met de pauselijke diplomatie voldoende bekend om de opgesomde bezwaren geheel of gedeeltelijk te onderschrijven. Bij een dergelijke stand van zaken kan het toch niet overbodig zijn enkele beschouwingen te wijden aan dit onderwerp. Men lijkt over het algemeen beter geïnformeerd over de feilen van deze diplomatie dan over haar eigenlijke aard. Misschien hebben wij te doen met een betreurenswaardige lacune in het vroegere godsdienstonderwijs, toen dit soort meer institutionele kanten van de kerk nooit werd aangeraakt, terwijl het huidige eerder de indruk geeft ze niet aan te wìllen raken. | |
Huidige redenKan het zijn dat de Vaticaanse diplomatie het slachtoffer is van zijn eigen beleid van geheimhouding, die sommigen zullen interpreteren als geheimzinnigheid? Onbekend maakt onbemind. Het heeft er alle schijn van. Evenmin als ministers van buitenlandse zaken zich nog aan parlementaire controle kunnen onttrekken door de toverformule dat geheimhouding nodig is voor een goed beleid, zo kan ook het Vaticaan dit niet meer. Men kan slechts constateren, dat zonder een effectieve ‘parlementaire’ druk het staatssecretariaat zich maar moeizaam uit zijn tent laat lokken of een beredeneerd inzicht geeft in het waarom van zijn acties. Daarvoor bestaat wel een aparte reden. De belangrijke beslissingen worden persoonlijk door de paus genomen of gedekt, zo luidt het officiële standpunt, en men gaat er (gemakshalve?) vanuit, dat nadere verklaringen of verdedigingen een inbreuk op zijn persoonlijke positie in de kerk betekenen of niet in overeenstemming zijn met de eerbied e.d. die men aan zijn persoon verschuldigd is. | |
[pagina 148]
| |
Zonder te willen ontkennen, dat een dergelijke redenering om later te noemen redenen zijn waarde kan hebben, ligt één van de redenen van het onbehagen toch in het gemak waarmee aan een lange traditie wordt vastgehouden. Een andere oorzaak voor het gegroeide onbehagen ligt in de mondigheid van het kerkvolk. De pauselijke diplomatie bestond voordat de huidige interesse van langzamerhand talloos velen aan de oppervlakte kwam. Maar met een meer publieke belangstelling groeit onvermijdelijk de pluriformiteit van meningen, zeker op een gebied waar de grenzen tussen geestelijk en wereldlijk, kerk en politiek warrig zijn en bovendien nog onderhevig aan een grondige herwaardering. Men kan wijzen op het negatieve feit dat de paus, ons gemakshalve even tot zijn persoon beperkend, het onmogelijk iedereen naar de zin kan maken, ieder standpunt tot het zijne kan maken. Als het kerkvolk verdeeld is over een bepaalde kwestie en daarvan luidkeels blijk geeft, kan de paus niet anders dan het bij 'n belangrijk deel ervan verknoeien. De eigenlijke vraag dient wellicht niet zozeer te zijn of men het het wel eens is met de pauselijke diplomatie, want op dit gebied is een verschil van mening binnen alle grenzen van orthodoxie best te verdedigen. Nee, die vraag dient veeleer te luiden of met de huidige, duidelijk geprononceerde politieke meningsvorming binnen de Kerk de pauselijke diplomatie niet een andere weg op moet op straffe van ongeloofwaardig te worden, dat betekent hier dan precies, niet meer gesteund door, of overeenkomend met, het kerkbegrip van een groot deel der gelovigen. De intense belangstelling voor politieke vraagstukken en de ideologische geëngageerdheid van de kerkleden kunnen, indien een bijna contradictoire polarisatie op dit punt kenmerkend voor de katholieken zou blijven, een belangrijk stuk grond aan de kerkelijke diplomatie ontnemen. Een kerkelijke positiename die ofwel door velen radicaal wordt afgewezen ofwel als ten enenmale onvoldoende wordt aangemerkt, is om die reden alleen al geen volwaardige of geloofwaardige meer. | |
Ontwikkeling van de pauselijke diplomatieDe huidige pauselijke diplomatie is het gevolg van een historische groei. Tenzij men zo naïef is te menen, dat geschiedenis ons niets meer te zeggen heeft of dat onze tijd zo nieuw is dat geen enkele traditionele oplossing meer gelding heeft, kan zulk een verleden verhelderend werken op onze probleemstelling. Men kan beginnen met de opmerking dat er tijden zijn geweest in de kerk die het zonder diplomatie hebben gesteld, hoewel het apostolaat van Paulus reeds uitdrukkelijk gemotiveerd wordt met een verwijzing naar het ver- | |
[pagina 149]
| |
schijnen voor koningen (Hand. 9:15). Er is natuurlijk een fundamenteel verschil tussen een houding tegenover de overheid, waarbij Paulus nogal aandrong op gehoorzaamheid en het boek Openbaring een kennelijk wat negatiever standpunt innam, ten tijde van vervolgingen, en de houding die de kerk moest gaan aannemen toen het politieke gezag de Kerk tot staatskerk gemaakt had. Het maakt natuurlijk ook veel verschil uit of men, in een gegeven tijdperk, meent het te moeten gooien op kruistochten of de verdediging tegen de Turken of ketters te samen met hun regeringen of dat men van mening is dat de taak der kerk, politiek gezien, een meer spirituele dimensie heeft. Feit is in ieder geval dat de wortels van de huidige pauselijke diplomatie reeds een aantal eeuwen terug reiken. Er kan weinig twijfel over bestaan, dat de oorsprong van de huidige pauselijke diplomatie ligt in de tijd dat de pauselijke bezittingen zich gingen ontwikkelen tot een staat. De positie van de paus als staatshoofd heeft zijn functie als algemeen heerser over de hele christenheid aangetast, maar toch niet geheel onderdrukt. De wereldlijke soevereiniteit werd gezien als een vanzelfsprekende garantie voor de onafhankelijkheid van zijn persoon en zijn werk. Vooral de vorige eeuw geeft de nodige voorbeelden, dat buitenlandse troepen de pauselijke staat kwamen beschermen tegen aanvallen van andere landen om een te eenzijdige overheersing en manipulatie van de geestelijke invloed van de paus tegen te gaan. Vooral het Italiaanse eenheidsstreven riep een dergelijke bescherming op, maar toen de Franse troepen werden teruggetrokken in verband met de Frans-Duitse oorlog van 1870, had Italië de hand vrij om tot volledige inlijving over te gaan. De inlijving door Italië bracht de Romeinse kwestie op het tapijt. Het normale gevolg van de Italiaanse inbezitname zou met zich meebrengen dat de paus geheel aan de civiele en strafrechtelijke jurisdictie van Italië zou zijn onderworpen, dat klachten tegen de curiale administratie slechts voor Italiaanse rechtbanken zouden kunnen worden behandeld en dat Italië het diplomatieke verkeer van de paus, en vooral de bij de paus geaccrediteerde gezanten, lam zou hebben kunnen leggen. Vooral in de eerste wereldoorlog kwamen de defecten van deze status niettegenstaande de Italiaanse garantiewet van 13 mei 1871 tot uiting. Italië werd toen in een oorlog gewikkeld tegen de centrale mogendheden en prompt werden de adviseurs van de paus en een aantal orde-oversten, die vanwege hun nationaliteit als vijandige onderdanen konden worden aangemerkt, uit het land gezet en kwam de kwestie op of de gezanten van de vijandige mogendheden wel in Rome konden blijven. Immers men gaat er meestal van uit, dat zulke gezanten onder de bescherming van hun immuniteit spionage kunnen verrichten. De garantie-wet was een eenzijdige Italiaanse wet, die niet door de pausen erkend werd. Dat kon ook moeilijk, aangezien de volkenrechtelijke per- | |
[pagina 150]
| |
soonlijkheid van de paus niet door een eenzijdige nationale wet kan worden gegrondvest, maar moet afhangen van de erkenning door een voldoend groot aantal staten. Hoogstens kan men aanvoeren dat bedoelde wet een uiting was van de door Italië erkende internationale situatie, waarin het diplomatieke verkeer van de paus, het sluiten van concordaten en het passief en actief gezantschapsrecht als gegeven werkelijkheid werden aanvaard. De pauselijke weigering tot erkenning van die wet moet dan gezien worden als een verzet tegen het onvoldoende internationale karakter van zo'n procedure en de te geringe garantie, met name internationale garantie, die zo'n wet bood. Daarin hebben, zoals gezegd, latere ontwikkelingen de pausen gelijk gegeven. Juist het gebrekkige karakter van een nationale wet werd gewraakt. Een wet is een eenzijdig te veranderen en op te heffen statuut, dat bovendien de eenzijdige garantie geheel legt bij de staat die eerst zijn totale minachting voor de internationale onafhankelijkheid van de paus getoond heeft door hem zijn bescherming totaal te ontnemen. | |
Huidige standNiettemin heeft deze juridisch gebrekkige regeling niet verhinderd dat de pauselijke diplomatie juist een veel zuiverder internationale strekking kreeg. Door het gebrek aan enigerlei grondbezit kon men de paus moeilijk karakteriseren als een neutrale mogendheid in de zin waarin de neutraliteit juist in de vorige eeuw zo'n vlucht nam. De paus werd duidelijker erkend als een boven de partijen staande instantie en de hem nu ten dienste staande middelen konden op geen enkele manier meer worden uitgelegd als pressiemiddelen voor een of andere machtspolitiek. Deze ontwikkeling moet men tevens zien tegen de achtergrond van een andere ontwikkeling, namelijk de voortgaande scheiding van kerk en staat. Concreet heeft deze betekend, dat vooreerst de paus niet meer gezien werd als degene die de volheid van aardse macht doorgaf aan de aardse vorsten. Vervolgens werd ook de indirecte aardse macht van de paus opgegeven, zoals die bleek uit pogingen om niet-katholieke vorsten te dwingen in het katholieke gareel terug te keren door middel van censuren, excommunicaties en dergelijke. Deze ontwikkeling van de scheiding tussen kerk en staat heeft bij paus Leo XIII zijn klassieke uitdrukking gevonden in de omschrijving van twee volmaakte, ieder op zijn doel gerichte gemeenschappen, ieder met zijn eigen middelen voorzien. Deze ontwikkeling schijnt met name met zich mee te brengen, dat de kerk niet meer in de beoordeling van de rechtmatigheid van enig regime wenst te treden en voor zichzelf feitelijke onafhankelijkheid opeist. Men moet hierbij opmerken dat in dit diplomatieke verkeer de kerk is aangewezen op het volkenrechtelijk instituut van erkenning, waarmee slechts de feitelijkheid van een nieuwe staat, en eventueel een regering, | |
[pagina 151]
| |
wordt aanvaard. In feite kan het niet-erkennen een soort van veroordeling inhouden, maar strikt juridisch gesproken is dat niet het geval, omdat er geen verplichting tot erkenning bestaat en, met name voor de kerk, erkenning slechts tot stand komt door de noodzaak om zakelijke betrekkingen aan te knopen. Men kan zich afvragen of sommige huidige pressies op het Vaticaan om regimes te veroordelen niet een drastische wijziging van deze gang van zaken inhouden. Nu is het tegenwoordig duidelijk meer te doen gebruikelijk om zijn mening over het doen en laten van andere regeringen niet onder stoelen of banken te schuiven, maar zo'n politiek heeft niet van doen met erkenning. Wel kunnen als uiterste middel diplomatieke betrekkingen worden verbroken, die overigens een later weer aanknopen niet onmogelijk maken. Vooral bij Arabische landen is dit een tamelijk vaak gebruikt middel. De kerk is evenwel hier gehandicapt om twee redenen. Vooreerst kan het voor de kerk veel moeilijker zijn om later weer tot aanknopen van betrekkingen te komen: gezien het weinige politieke gewicht van het Vaticaan zouden de gevraagde offers wel eens onevenredig groot kunnen zijn. Vervolgens kan het ene land een ander vragen zijn zakelijke betrekkingen waar te nemen en dit gebeurt praktisch steeds. Voor het Vaticaan is het moeiijlker om zijn specifieke kwesties door andere staten te laten behandelen, tenzij voor enige eigendomskwesties van nuntiaturen en dergelijke. Een werkelijk politieke veroordeling, of een veroordeling die een te duidelijke politieke inslag heeft, of als zodanig kan worden uitgelegd, blijft daarom voor het Vaticaan riskant en dit risico schijnt men doorgaans te onderschatten. De vrijheid die de kerk voor zich opeist, strekt zich wel uit tot veroordelingen van concrete daden, casu quo een bepaalde politiek, voorzover die de vrijheid en de rechten van de kerk aantast. Men moet hier nog een stap verder gaan. De algemeen erkende bemoeienissen van de paus met de internationale vrede en het daardoor erkende recht om zich ook over concrete zaken de vrede betreffende uit te laten kan de veroordeling van een hele buitenlandse politiek inhouden. Mit brennender Sorge van Pius XI en de veroordeling van het communisme door Pius XII zijn voorbeelden van dergelijke meer algemene veroordelingen van de interne, en deels ook de internationale, politiek van de betrokken landen. Wanneer het gaat om oordelen of veroordelingen van meer concrete gevallen moet men tevens aannemen dat er een diplomatieke marge van beoordeling bestaat ten aanzien van de te gebruiken middelen: openlijk, meer geheim, onderhandelingen en bemiddeling of eenzijdige verklaringen. In deze zin bestaat er natuurlijk wel degelijk een Vaticaanse politiek, die met politieke effecten en situaties zich bezig houdt, berekent, evalueert en zo nu en dan onvermijdelijk ook de plank misslaat. | |
[pagina 152]
| |
De vraag die men hier kan stellen is of de tegenwoordig geroemde evangelische openheid wel te rijmen valt met dit soort politiek. Doch, zoals gezegd, het Vaticaan zal toch moeten voorkomen alle schepen achter zich te verbranden, zeker als een onduidelijke situatie inhoudt, dat de kerk meer kan bereiken door een zekere accomodatie dan door een steriele veroordeling die de plaatselijke kerk aan repressie blootstelt. | |
VaticaanstadHet wegvallen van de pauselijke staat heeft, tesamen met de ontwikkeling in de opvattingen over de scheiding tussen kerk en staat, de pauselijke internationale activiteit een meer algemeen internationaal en ‘geestelijk’ karakter gegeven. Het tot stand komen van het verdrag van Lateranen (11 - 5 - 1929) heeft deze situatie niet wezenlijk veranderd, tenzij dat de meeste tekortkomingen van de Garantie-wet daardoor zijn opgeheven. Het ontstaan van Vaticaanstad heeft niets van doen met enigerlei pauselijke staat, maar moet gezien worden als het enige effectieve middel om de exterritorialiteit van de paus te garanderen, waardoor hij ongehinderd zijn internationale activiteit kan uitoefenen alsook, hetgeen even belangrijk, zo niet belangrijker kan zijn, zijn geestelijke activiteit tegenover de kerk kan waarnemen. Een regeringswisseling in Italië zou anders te gemakkelijk kunnen leiden tot het weigeren van visa aan bezoekende bisschoppen, het verbieden van audienties op grond van ongeoorloofde samenscholingen, en zou de communicatie van de paus met de kerk vrijwel lam kunnen leggen. Natuurlijk biedt 't bestaan van een volstrekt machteloze Vaticaanstad geen enkele garantie tegen een staatsmacht die het Vaticaan gewoon inlijft, maar de zo geboden veiligheid heeft tijdens de tweede wereldoorlog alles bij elkaar goed gefunctioneerd, niettegenstaande Duitse plannen, en slechts Mussolini heeft, toen hij bevrijd was door de Duitsers en een onmachtige regering gevormd had, met opheffing van het complex van de Lateranen-verdragen gedreigd. Evenwel biedt Vaticaanstad een tamelijk goede jurisdictionele bescherming tegen een vijandige regering in Italië, vooral ook voor een mogelijk niet-Italiaanse paus. | |
Het statuut van nuntiiDe geschetste ontwikkeling heeft het systeem van de vroegere nuntii en andere soortgelijke pauselijke afgezanten geenszins overbodig gemaakt. Een van de belangrijkste gronden voor het voortbestaan van 's pausen internationale rechtspersoonlijkheid in 1870 is het actief en passief gezantschapsrecht geweest. Er bestaat nu eenmaal geen andere vorm in het vol- | |
[pagina 153]
| |
kenrecht voor de officiële betrekkingen tussen landen dan door de daartoe aangewezen personen als gezanten te behandelen, mensen dus met officiële bevoegdheid om namens hun staat, en in dit geval namens de kerk, te spreken. Mensen ook, die beschermd worden door het statuut van diplomatieke immuniteit om hun persoon, en daarmee de macht die zij vertegenwoordigen, te beschermen. Men hecht een absolute waarde aan deze immuniteit, omdat anders het mogelijk zou zijn om diplomaten subtiel onder druk te zetten en ze zo tot stappen of toezeggingen te bewegen waartoe zij niet door hun eigen staat gemachtigd zijn. | |
Internationale versus nationale vertegenwoordigingMaar, zo kan men toch vragen, kunnen bisschoppen of aartsbisschoppen of dergelijke dan niet aangewezen worden? Er zijn een tweetal moeilijkheden op juridisch gebied die daartegen pleiten. Vooreerst wordt aan een eigen nationaal nooit immuniteit verleend in deze diplomatieke en dus absolute zin. Parlementaire immuniteit is ten enenmale onvoldoende, zoals de gebeurtenissen bij vrijwel elke revolutie bewijzen. Juist een niet-nationaal wordt gedekt, en rechtens gedekt, door de staat of macht die hem zendt, en als niet-nationaal heeft hij praktisch steeds een buitenlands toevluchtsoord, iets wat de nationaal nu juist ontbreekt. De bescherming gegeven door de diplomatieke immuniteit is praktisch waterdicht gebleken onder alle omstandigheden, behoudens de tegenwoordig opduikende praktijk van ontvoering van diplomaten. Het is juist deze veiligheid in alle omstandigheden die de echte vrijheid van de gezanten garandeert: zij hoeven niet te leven in zorg dat iedere handeling hun op een of ander moment kan opbreken. Het zou natuurlijk bijzonder fraai zijn - of niet? - wanneer iedereen een onverschrokkenheid aan de dag zou leggen die dit soort beveiliging overbodig maakt, maar de chicanes tegen plaatselijke bisschoppen bewijzen wel, dat hun diplomatieke rol met relatief eenvoudige en onschuldige middelen lamgelegd zou kunnen worden. Eigen nationalen kunnen moeilijk de diplomatieke immuniteit verleend krijgen om nog een andere reden. Stel een land als het onze met zijn veelheid van kerken. Geeft men, zeg: de aartsbisschop, immuniteit, omdat hij de paus moet vertegenwoordigen, wat zou dan de reactie van andere kerkgenootschappen zijn? In meer katholieke landen zou zulks misschien minder opgeld doen, maar daar zou een ander aspect naar voren komen: men eist immune personen om eigen minoritaire groepen te beschermen. Al zulke soorten immuniteit zouden, in een democratisch werkende staat, gegeven moeten worden aan groeperingen met eigen vertegenwoordigers, terwijl in een land zonder deze traditie en rechten geen enkele immuniteit aan natio- | |
[pagina 154]
| |
nalen verleend zal worden. Het eigene van ieder autoritair regime is juist het wegbreken van iedere tegenstand in de beheersing van de bevolking. Vandaar dat juist ook autoritaire katholieke landen nuntii nodig hebben. Men moet hieraan onmiddellijk toevoegen, dat men óf het instituut van nuntii voor alle landen waar dit mogelijk is handhaaft, óf voor geen een. Immers stel dat wij in Nederland de nuntius afschaffen omdat hij weinig om handen heeft, er geen vrijheden van de kerk te verdedigen zijn e.d., kan men dan aan bijvoorbeeld Spanje verkopen dat zo'n instituut wel nodig is? Zou zo'n discriminatie niet terecht door de betroffen landen verworpen worden als blijk van wantrouwen? Juist daar waar eigen bisschoppen de positie van de kerk moeten verdedigen blijkt de gewenstheid van pauselijke gezanten. Dacht men bijv. ooit een immune pauselijke gezant in totalitaire landen geaccrediteerd te krijgen, wanneer het instituut van nuntii niet een internationaal geaccepteerd instituut zou zijn? Dacht men dat het onmogelijke instituut van immuniteit aan eigen nationalen daar zou werken of dat bepaalde bisschoppen, er door beschermd, niet in gevangenissen terecht zouden komen? En hoe zou die immuniteit geformuleerd moeten worden? Het heeft weinig zin iemand functioneel immuun te verklaren voor doen en zeggen in verband met die bepaalde taak en hem dan in de gevangenis te stoppen of door allerlei administratieve methoden te achtervolgen voor allerhande zaken die dan niet met zijn ‘pauselijk’ doen en laten te maken zouden hebben. Er bestaat natuurlijk een andere even doorslaggevende reden om waar mogelijk nationale figuren niet tot nuntii in eigen land te maken. Het eigene van een pauselijke gezant is, dat hij bij een regering opkomt voor dé Kerk en wel voorzover die ene wereldwijde kerk ook belichaamd is in deze ter plaatse bestaande kerk. Iemand die krachtens zijn functie hoofd is, of althans voor dat doeleinde geacht wordt te zijn, van de plaatselijke kerk, lijkt juist daardoor uitgesloten om afstand van die kerk te nemen en zich concreet op het standpunt van de wereldkerk te stellen. De stroeve communicatie tussen Nederland en Rome lijkt zo'n oplossing al heel weinig perspectief te bieden. Daar komt nog bij, dat de betrokken persoon, zeg de aartsbisschop van Utrecht, van de ene kant niet meer zou zijn dan een primus inter pares, voorzitter van de nationale bisschoppen-conferentie, maar anderzijds boven zijn collega's zou staan. Pogingen om gezamenlijk tot een beleid te komen door één van hen bij de regering vertegenwoordigd, zouden even weinig doeltreffend zijn als zeven verschillende figuren een dergelijke opdracht geven, tenzij men verzekerd kon zijn van rigoureuze uniformiteit. Is dat in overeenstemming met de fel beleden vormen van pluriformiteit en bisschoppelijke collegialiteit? Maar afgezien daarvan kan men zich afvragen wat plaatselijke, nationale | |
[pagina 155]
| |
figuren kunnen vertegenwoordigen en welk gewicht zij in de schaal kunnen leggen. De dubbel-functie van nationale en internationale vertegenwoordiging zal juist bestreden worden in die landen waar men poogt om van de kerk een dociel instrument voor de nationale politiek te maken. Het lijkt ook moeilijk om te besluiten welke vertegenwoordiger van een ‘nationale’ kerk bij een andere regering zou kunnen interveniëren. Juist permanente vertegenwoordigers zijn in staat om in tijden van moeilijkheden direct op te treden en zij beschikken daartoe over het net van opgebouwde relaties en van toegang tot het regeringsapparaat, die door de diplomatieke privileges wordt beschermd. Als men de moeilijkheden beziet die soms gepaard gaan - zoals in ons land het geval geweest is - met het oprichten van een diplomatieke pauselijke missie, dan wordt duidelijk hoe moeilijk, zo niet onmogelijk het kan zijn om een post ad hoc te creëren of om zich op diplomatiek niveau toegang te verschaffen ten tijde van spanningen. Het instituut van de pauselijke diplomatie kan slechts goed werken op basis van permanente vertegenwoordigingen, die bovendien gepaard gaan met nationale vertegenwoordigingen bij het Vaticaan. Ook ad hoc missies zullen slechts mogelijk zijn vanuit het Vaticaan als de Kerk vertegenwoordigend. | |
Internationale kerk en plaatselijke kerkHeel het instituut van de pauselijke diplomatie staat of valt met het gegeven van de wereldkerk. Indien plaatselijke kerken geen boodschap meer hebben aan de internationale kerk, valt natuurlijk iedere reden weg om die kerk diplomatiek vertegenwoordigd te laten zijn en vervalt voor de staat de reden om anders dan door interne politieke kanalen zich met zo'n kerk in verbinding te stellen. De mogelijke bescherming van de wereldkerk zou ook op slag vervallen. Die bescherming is niet bedoeld om katholieken een uitzonderingspositie te geven, maar om er voor te waken dat de voor die gelovigen heilige normen van godsdienstvrijheid zoveel mogelijk worden toegepast. Het schamele resultaat dat ondanks het instituut van de pauselijke diplomatie bereikt wordt toont eerder aan hoe nodig een dergelijk instituut is. Het instituut van nuntii heeft op meer nationale vertegenwoordigers bovendien voor, dat het Vaticaan over een niet te onderschatten apparaat beschikt voor het inwinnen van informaties beveiligd door het systeem van diplomatieke communicatie. Als gezant heeft hij rechtens toegang tot de regeringen en als ‘neutrale’ figuur kan hij inlichtingen krijgen, mede geprivilegiëerd door de goed werkende Vaticaanse geheimhouding, die andere gezanten, en zeker nationale kerkleiders, niet zo makkelijk verkrijgen. Dit systeem wordt aangevuld door de directe communicatie met de lokale | |
[pagina 156]
| |
kerken en dit alles maakt het Vaticaan een bij uitstek gewaardeerd centrum voor informatie en een kanaal voor diplomatiek overleg, dat door zijn objectiviteit, geheimhouding en machtspolitieke neutraliteit belangrijke diensten kan bewijzen, en bewijst, voor overleg met name in delicate kwesties van vredesvraagstukken - een terrein dat het Vaticaan, met de instemming van vrijwel alle landen - als behorend tot zijn morele missie beschouwt. Een van de grootste bezwaren tegen de pauselijke diplomatie is de zgn. dubbelfunctie van de pauselijke vertegenwoordigers. Niet alleen houden zij zich bezig met kwesties van internationale politiek en de betrekkingen tussen kerk en staat maar ook met de nationale en interne aspecten van de plaatselijke kerken. Dit laatste brengt de internationale dimensie van de plaatselijke kerk tot uitdrukking, maar heeft als weerkant dat de pauselijke afgevaardigde ook de schijf wordt voor een goed stuk communicatie tussen deze kerk en het Vaticaan, en vice versa. Juist deze taak en de daarmee gepaard gaande invloed op de plaatselijke kerk is voor velen een van de meest hinderlijke kanten van het instituut der pauselijke diplomatie. Men dient te bedenken, dat het een verkeerde voorstelling van zaken is - afgezien van dogmatische opvattingen - om de kerk van Rome uit te spelen tegen de plaatselijke kerk. De stem van de wereldkerk hangt dwingend af van het feit, dat overal ter wereld belangrijke groeperingen zich tot deze kerk bekennen en de opvattingen en het streven van deze ene kerk, die zij mede zelf zijn, ondersteunen. Slechts daardoor kan de kerk een stem laten horen die enig politiek gewicht in de schaal legt. De mededeling van deze of gene, dat zijns inziens het (zuivere) evangelie dit of dat gebiedt of verbiedt is een mededeling die, hoe evangelisch ook, juist daarom weinig of geen gewicht in de schaal zal leggen bij regeringen voor wie het evangelie als zodanig niet relevant is. Zoals het instituut nu reilt en zeilt is het onder het huidig pontificaat van Paulus VI in aantal verdubbeld. Dat het systeem van de pauselijke diplomatie de communicatie met de plaatselijke kerk niet missen kan moge blijken uit de officiële stellingname die de huidige Paus in een Motu Proprio van 24 juni 1964 heeft neergelegd. Het eerste en meest eigene doel van de pauselijke gezant, zo wordt daar betoogd, bestaat in het steeds nauwer aanhalen van de banden die de Apostolische Stoel met de lokale kerken verbinden. (IV - 1) Bovendien moet de gezant de bezorgdheid van de Paus tot uitdrukking brengen voor het welzijn van het land waar hij zijn functies uitoefent. (IV - 2) Op hem rust de plicht om, in overeenstemming met de bisschoppen ter plaatse, de zending van de Kerk en de Heilige Stoel te beschermen tegenover de burgerlijke overheid. (IV - 3) De eigen jurisdictie van de plaatselijke bisschoppen wordt nadrukkelijk aangegeven en de pauselijke gezant - die verschillende rangen kan bezitten - dient die te respecteren. (VIII - 1) De officiële communicatie | |
[pagina 157]
| |
met Rome loopt over deze gezant, hetgeen niet wegneemt, dat bisschoppen, of hun colleges, hun eigen vertegenwoordiger of zaakgelastigde kunnen hebben bij de Heilige Stoel. Deze bezorgdheid voor de plaatselijke kerk geeft de Heilige Stoel de kans om niet in het vage of in het domein van algemene principes te blijven steken. Immers, plaatselijke kerken hebben het gevaar van plaatselijke kerken: zij kunnen plaatselijk onder druk worden gezet en zij kunnen zichzelf te plaatselijk opstellen, meestal geleid door uitermate universele overwegingen, waarvan zij de uitermate plaatselijke interpretatie niet doorzien. Het zou onzin zijn te beweren dat Nederlanders zich uitstekend in de huid van Afrikanen kunnen verplaatsen, van Chilenen of Chinezen, en dat hún standpunt invariabel het juiste, enig algemene en geldende standpunt is, dat dan voor de hele kerk zou dienen te gelden. Juist omdat de kerk in staat is geweest om de internationale stem van de verscheidene plaatselijke kerken als één stem te laten klinken, heeft de pauselijke diplomatie zijn kans en bestaansrecht gekregen als enige van alle kerken. Wanneer wij echter een verdergaande ontwikkeling meemaken van allerhande bisschoppen of metropolieten, die het tot hun taak gaan rekenen om vanuit plaatselijke gezichtshoeken de wereld kond te doen van hun diepere evangelische inzichten op politiek terrein, dan kan men met een grondige verzwakking van de pauselijke diplomatie rekenen. Daarmee ook, zo moet men ten stelligste vrezen, met een grondige verzwakking van de katholieke kerk, die haar grond van bestaan als gezondene tot de hele wereld dan geloochend ziet uit zorg voor de plaatselijke pluriformiteit. Bovendien, zo moet men zich afvragen, wat vertegenwoordigt iemand die zijn verantwoording en politieke gewicht ontleent aan zijn functie van plaatselijke vertegenwoordiger van een plaatselijke kerk? Wanneer hij spreekt op dezelfde manier als al zijn buitenlandse collega's, dan wordt het een bijdrage tot een indrukwekkend getuigenis, waarvan de kerk steeds de belichaming heeft gezien in de Heilige Stoel. Maar wanneer wij hier een scherpe veroordeling horen over een land en derzelver kerk-houding en het hoofd van die kerk geeft blijk van een heel andere visie, wel zijn wij dan met onze evangelische visies niet afgegleden naar ordinaire ideologische politiek en een weinig evangelisch nietes-welles spelletje, dat met duidelijkheid demonstreert, dat men zich slechts plaatselijk en niet katholiek wenst op te stellen? De Fransen zouden zeggen: la question mérite d'être posée. | |
Waarborgen van de pauselijke diplomatieEen van de sterkste punten van de pauselijke diplomatie lijkt te zijn, dat de paus in zijn stellingname moet uitgaan van zijn zorg voor de plaatselijke | |
[pagina 158]
| |
kerk. Hij kan het moeilijk waarmaken, wanneer hij in zijn stellingnames aan zijn bezorgdheid voor het welzijn van plaatselijke gelovigen geen aandacht zou schenken. Dit houdt in, dat veroordelingen vaak minder hard zullen zijn dan de buitenstaander, die een gemakkelijke positie van stuurman aan de wal heeft, zou wensen; het houdt ook in dat hij onnodig door een foutieve berekening gelovigen in de knel kan brengen. Op het gebied van de diplomatie, in de goede zin van het woord, is de pauselijke curie en de paus evenzeer feilbaar als andere diplomatieke instanties, maar toch zijn er enige waarborgen ingebouwd, die misschien mede kunnen verklaren waarom staten het instituut van de pauselijke diplomatie reeds niet lang hebben afgeschaft. Een eerste waarborg is, dat de paus geen been heeft om op te staan voor het bedrijven van enige machtspolitiek. Hij kan niet boycotten, geen oliekranen dichtdraaien, geen wapens leveren of legers op de been brengen, geen grondstoffen leveren of gastarbeiders, geen economisch voordeel opleveren of concessies doen, kortom hij mist totaal het arsenaal waarmee machtspolitiek gevoerd wordt. Wanneer hij dus onaangename dingen te zeggen heeft, dan kan hij dat juist gemakkelijker doen en wel onverdacht. Hij hoeft niet in het materiële gevlei te komen. Zijn zogenaamde rijkdommen zijn weinig interessant voor het bedrijven van internationale politiek en ze op het spel zetten zou wel eens het einde kunnen betekenen van zijn hele diplomatie, die toch ook betaald moet worden. Humanitaire hulp door hem verleend is te klein om politiek tot pressie-middel te kunnen worden, kortom, de pauselijke diplomatie heeft het unieke voordeel dat zij zich als los van materiële en politieke oogmerken kan opstellenGa naar voetnoot1. Als zij in een schoolstrijd met een regering gewikkeld is, dan wordt zij er nu juist niet beter op, wel de plaatselijke kerk, die zich bij zulke gelegenheden dan ook graag achter de nuntius als onderhandelaar verschuilt. Een tweede waarborg is de kwetsbaarheid van de kerk in de plaatselijke kerk. Een land dat zich de veroordeling van de paus op de hals haalt, weet dat het een makkelijk middel heeft door de uitlatingen van de Heilige Stoel op de plaatselijke kerk te verhalen. Het weet daarom tevens, dat de Heilige Stoel niet makkelijk zijn boekje te buiten zal gaan door er maar eens ver- | |
[pagina 159]
| |
oordelend op los te hakken. Een dergelijke veroordeling wordt daarom internationaal ook als van gewicht geacht vanwege de a-politieke achtergrond en kan juist daarom als een pressie-middel gelden, hoe weinig de uitwerking ter plaatse ook mag zijn. Wanneer men de eenzijdigheid en politieke berekening kent die steeds meespelen in de beoordelingen door staten uitgegeven, dan staat de pauselijke diplomatie op vrij eenzame hoogte. Wellicht moet daarom het Vaticaan ervoor waken zich met zijn stem niet té eenzijdig in een bepaald koor te mengen op straffe anders aangezien te worden als in alliantie met bepaalde machten tegen andere. De paus wordt er niet beter van, zo zou men de kracht van zijn diplomatie kunnen noemen en haar onverdachtheid. Juist omdat de paus slechts steunt op de plaatselijke kerken, die tezamen de eigenlijke kerk vormen. Wanneer deze plaatselijke kerken niet meer het wondere fenomeen kunnen opbrengen om zich in de stem en door de stem van de paus terug te vinden en hun eigen identiteit als plaatselijke kerk, afstraling van de universele kerk, daarin niet meer kunnen vinden, dan houdt uiteraard iedere pauselijke diplomatie op. Het is bekend hoe in de uiterst moeizame onderhandelingen die het Vaticaan voerde om tot een vrede in Vietnam te komen, een kink van twee jaren optrad, omdat de toenmalige Amerikaanse kardinaal Spellman een uitlating deed die door Noord-Vietnam werd uitgelegd als een teken van achterbaksheid of dubbelzinnigheid van de kant van het Vaticaan. De regering meende dat een dergelijke belangrijke figuur niet zo'n opmerking kon maken als hij daarin door het Vaticaan niet gedekt werd. In het op groot vertrouwen gebaseerde diplomatieke verkeer van het Vaticaan moeten niet al te veel zulke voorvallen voorkomen of deze diplomatie wordt machteloos gemaakt. Zou de kerk werkelijk beter zijn zonder deze ‘diplomatie’? Juist de politiek gesproken uiterst gebrekkige achtergrond van de kerk als machtsinstituut maakt haar evangelische overtuiging duidelijker. Een pauselijke diplomatie die niet meer te bieden zou hebben of die goeddeels zou bestaan uit de normale politieke en ideologische stellingnames die regeringen ook bedrijven, zou op slag ontkracht zijn. Men vraagt zich daarom af, of vele bezwaren tegen die diplomatie niet voortkomen uit een onjuiste verwarring van politiek en evangelie, uit een politieke visie die men ten onrechte met de heiligheid van het evangelie wil dekken.
Alleen de pauselijke diplomatie is doorgedrongen tot een internationale status, omdat zij kennelijk erkend is als gebaseerd op een universele geloofsovertuiging, die de beperktheid en verkleuring van nationale belijdenissen heeft overstegen. Het lijkt alleszins de moeite waard om deze vorm van evangelisch getuigen in de wereld van harde politiek en nationalistische tendensen te blijven handhaven. |
|