Streven. Jaargang 28
(1974-1975)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 58]
| |
Wetenschap tussen manipulatie en emancipatie
| |
[pagina 59]
| |
De Duitse filosoof Karl-Otto Apel beschrijft hoe er de laatste jaren onder Duitse studenten een verschuiving heeft plaats gevonden van een pragmatisch-nuchter-zakelijke naar een geëngageerd-kritische instelling: ‘Het intellektueel wakkere en hogeschool-politieke deel der studenten gelooft thans, juist de z.g. post-ideologische (aan expertkennis over z.g. dwang van zaken zich overleverende) mentaliteit als z.g. “ideologie der gehalveerde rationaliteit” te kunnen doorzien - als een reflectievijandige, opportunistische aanpassingsmentaliteit, welke de studenten ertoe disponeert, zich te laten vormen in universiteiten, die door economische behoeften van het laatkapitalisme gestuurd worden en hervormd zijn naar bedrijfswetenschappelijke principes der rationaliteit’Ga naar voetnoot1. Apel beschrijft hier dus, hoe studenten zich afzetten tegen de ideologie der ‘gehalveerde rationaliteit’, d.i. die ideologie in de wetenschap die doelstellingen, waarden, ethiek en politiek buiten de deur houdt en zich beperkt tot het aanreiken van middelen ter realisering van buitenwetenschappelijke doeleinden. Deze ideologie heeft lange tijd - onder invloed van een positivistische filosofie die er een enge opvatting van wetenschap op na hield - hoogtij gevierd. Dat zij momenteel terecht aangevallen wordt, komt omdat zij tot allerlei ongewenste consequenties blijkt te leiden: manipulatie (zowel van de natuur als van de mens), het tot object reduceren van de mens (in het onderwijs leidend tot dressuurtechnologie), het tot doel maken van de middelen: wat technisch mogelijk is wordt ook uitgevoerd (Schelsky), enz.. | |
Kritische theorieEen stroming die er veel toe heeft bijgedragen om het functioneren van de wetenschap in de maatschappij bewust te maken, is de kritische theorie der Frankfurter Schule. Zij wil de ongewenste gevolgen van het objectiveren (n.l. macht van mensen over mensen) wetenschappelijk reflecteren en onderzoeken hoe de emancipatie van de maatschappij als geheel te bereiken is en te institutionaliseren. De analyse van Jürgen Habermas, een van de leidende figuren van deze school, is hier erg verhelderendGa naar voetnoot2. Habermas meent dat aan verschillende vormen van wetenschap een bepaald ‘kennisleidend belang’ ten grondslag ligt: | |
[pagina 60]
| |
- aan de empirisch-analytische wetenschappen een technisch kennisbelang (beheersing van processen) - aan de historisch-hermeneutische wetenschappen een praktisch kennisbelang (d.w.z. de politiek-moreel relevante communicatie en interactie van mensen) - aan de kritische theorie een emancipatorisch kennisbelang (d.w.z. gericht op bevrijding van de mens). Het overheersen van het eerste kennisbelang heeft geleid tot ons tegenwoordige technocratische bestel, dat weliswaar een materiële bevrijding betekende (althans in de westerse landen), maar dat tegelijk ongewenste gevolgen als manipulatie, vervreemding e.d. met zich meebracht. Deze situatie is slechts op te heffen, wanneer het technisch kennisbelang wordt aangevuld door de twee andere belangen, d.w.z. dat er een intersubjectieve communicatie over doeleinden en waarden plaats vindt en nagegaan wordt, in hoeverre de emancipatie van de mens gediend wordt. De kritische theorie staat daarmee een ruimere wetenschapsopvatting voor dan de positivisten. Taak van de sociale wetenschappen is niet alleen om sociale structuren en processen te beschrijven, te analyseren en te verklaren, maar ook hoe deze structuren veranderd en deze processen gestuurd kunnen worden opdat zij de mens niet onderdrukken, maar emanciperen. Dit verschil in wetenschapsopvatting heeft aanleiding gegeven tot de z.g. derde methodenstrijd in de Duitse sociologieGa naar voetnoot3. Beperkt men zich tot de eerstgenoemde taak van de wetenschap, (door een beroep te doen op de ‘waardevrijheid’ der wetenschap), dan wordt hierdoor de status quo bevorderd - met de daaraan inherente waarden. De analyse van Habermas wijst de waardevrijheid haar eigen plaats toe: namelijk binnen de empirisch-analytische wetenschappen. Wil dit deel der wetenschap zich vrij kunnen ontwikkelen, dan mag het niet ondergeschikt worden gemaakt aan politieke doeleinden of ideologieën, zoals in de communistische landen het geval is. Alleen op deze wijze komt zij tot objectieve, betrouwbare kennis. Om dit te waarborgen is de theorie der waardevrijheid ontstaan. Alleen is deze theorie door velen aangevoerd om zich te onttrekken aan de ethische en politieke consequenties van wetenschapsbeoefening. Om te voorkomen dat wetenschap verkeerd wordt gebruikt, is politisering wel degelijk nodig - mits wetenschap wetenschap blijft, d.w.z. zich vrij moet kunnen ontwikkelenGa naar voetnoot4. Deze politisering betekent, dat men zich bewust wordt hoe wetenschap functioneert binnen bepaalde sociale, politieke en | |
[pagina 61]
| |
economische structuren, zijn eigen verantwoordelijkheid hierin beseft en op grond daarvan stelling neemt. Politisering houdt in dat er een voortdurende communicatie plaats vindt tussen wetenschappelijke deskundigen en politieke instanties, en dat doelstellingen, normen en waarden op een rationele wijze bediscussieerd worden - waarbij meerdere ideologieën, mens- en maatschappijvisies betrokken kunnen zijn. Dán pas maakt ‘gehalveerde rationaliteit’ plaats voor een ruimere rationaliteit, een rationaliteit die zich niet beperkt tot experimenteel toetsbare en technisch toepasbare kennis, tot sciëntisme. | |
Paradigma'sMet betrekking tot de vraag of er alternatieve vormen van wetenschap mogelijk zijn, is het verhelderend om eerst stil te blijven staan bij de wetenschapsanalyses van de Amerikaanse wetenschapsfilosoof Thomas KuhnGa naar voetnoot5. Deze toont in zijn veelbesproken werk, De structuur van wetenschappelijke revolutiesGa naar voetnoot6, aan, dat wetenschappelijk onderzoek altijd plaats vindt binnen het kader van een paradigma, d.i. een algemeen aanvaard systeem van vooronderstellingen, theorieën, methoden e.d. dat kenmerkend is voor die bepaalde tak van wetenschap. Gewoonlijk worden deze paradigma's niet ter discussie gesteld, ze gelden als het vanzelfsprekende raamwerk zonder welk geen gericht wetenschappelijk onderzoek mogelijk is. Pas tijdens een ‘wetenschappelijke revolutie’ wordt de geldigheid van het heersende paradigma in twijfel getrokken en maakt dit - vaak na heftige strijd - plaats voor een ander paradigma, dat beter dan haar voorganger in staat is om de problemen binnen het betreffende vakgebied op te lossen. In de geschiedenis van de wetenschap komen we veel voorbeelden hiervan tegen, bijv. de overgang van de mechanica van Newton naar de relativiteitstheorie van Einstein, welke aan het begin van deze eeuw een grote deining veroorzaakte in de wetenschappelijke wereld. Dergelijke voorbeelden zijn erg leerzaam om te ontdekken hoe de wetenschap en de wetenschappelijke denkwijze verandert en groeit. Nu zijn deze paradigma's ongetwijfeld nodig om gericht en systematisch wetenschappelijk onderzoek mogelijk te maken. Zonder een gemeenschappelijke basis, zonder een algemeen aanvaard raamwerk kan een gemeen- | |
[pagina 62]
| |
schap van wetenschappers immers niet efficiënt werken. Bedenkelijk wordt het pas, wanneer deze paradigma's verabsoluteerd worden, het karakter van een onaantastbaar dogma gaan aannemen, wanneer men alleen nog maar binnen een bepaald paradigma kan denken. Dan wordt wetenschap star en dogmatisch, en belemmert zij het ontwikkelen van alternatieve theorieën en zienswijzen. Een dergelijk conservatisme in de wetenschap - dat fnuikend is voor haar vooruitgang - komt meer voor dan men wellicht zou denken. | |
Alternatieve geneeswijzenEen heel duidelijk en sterk voorbeeld hiervan vormt de situatie in de geneeskunde, waarbij z.g. ‘alternatieve geneeswijzen’ zoals acupunctuur, homoeopathie, iriscopie, natuurgeneeswijze, antroposofische geneeskunde e.d. zich weliswaar in een toenemende belangstelling van de kant van patiënten en progressieve medische studenten mogen verheugen (ze voldoen aan wezenlijke behoeften), maar nog altijd geen voet krijgen aan de universiteiten. Hoe komt dit? Gedeeltelijk door de macht van het medisch establishment, dat haar monopoliepositie bedreigd ziet, gedeeltelijk door de belangen van de farmaceutische industrie (die haar markt niet graag verloren ziet gaan), doch niet in de laatste plaats door de eenzijdige denkwijze over ziekte en gezondheid, zoals zij aan de universiteiten gedoceerd wordt. Deze opvatting berust in hoofdzaak op de door Wilhelm Brücke en Emil du Bois-Reymond in 1842 gemaakt afspraak, dat ‘geen andere dan de algemeen fysiek-chemische krachten werkzaam zijn in het organisme’Ga naar voetnoot7. Dit paradigma is beslissend geweest voor de ontwikkeling van de geneeskunde sinds die tijd tot heden, en heeft tot gevolg gehad dat alle geneeswijzen die niet voldeden aan dit natuurwetenschappelijk criterium bestempeld werden als ‘onwetenschappelijk’ of ‘kwakzalverij’. Hier zien we dat het star blijven vasthouden aan een verouderd paradigma niet slechts een akademische kwestie betreft, maar grote praktische en maatschappelijke consequenties met zich meebrengt. Immers, de volksgezondheid wordt niet gediend, maar integendeel juist geschaad door het afwijzen van andere vormen van geneeskunst door de faculteitsgeneeskunde. Het groot aantal succesvolle genezingen binnen deze alternatieve richtingen heeft niet kunnen verhinderen dat de faculteitsgeneeskunde haar methode alleenzaligmakend blijft vinden en deze stelt boven dat waar het in laatste instantie toch om gaat: de genezing van de zieke mens, met welke methode dan ook. | |
[pagina 63]
| |
Humanistische psychologieEen tweede gebied waarbij verouderde paradigma's een verdere uitgroei der wetenschap remmen, is dat der psychologie. Toonaangevend binnen deze wetenschap is nog altijd het werken naar natuurwetenschappelijk model, d.w.z. metend, kwantificerend, objectiverend, determinerend. Het gevaar hiervan is dat de mens slechts als een object gezien wordt, als een stimulus-response mechanisme of als een bundel driften. Het is symptomatisch dat vele psychologiestudenten een sterk onbehagen voelen over hun studie, hierin niet vinden wat zij zoeken, en daarom in vele gevallen stoppen met hun studie. Toch zijn ook hier wel degelijk alternatieven. De meestbelovende hiervan is wel de z.g. humanistic psychology, die de mens centraal wil stellen, de mens die waarden kent, gevoelens, innerlijke ervaringen, unieke talenten bezit, op weg is naar zelfverwerkelijking. Abraham Maslow, een van de grondleggers van deze richting, heeft ter vervanging van de reducerende, mechanistische mensmodellen, een dynamisch model opgesteld, waarbij de mens een aantal basisbehoeften doorlooptGa naar voetnoot8. Fundamenteel in zijn motivatie is, dat er in ieder mens een tendens tot psychische groei is. Ieder mens beschikt over vele mogelijkheden en talenten, die echter lang niet altijd de kans krijgen om zich te ontplooien. Door haar eenzijdige nadruk op consumptie, produktie, efficiency e.d. werkt onze maatschappij eerder vervreemding dan zelfontplooiing in de hand. Dit sluit overigens geheel aan bij de maatschappij-analyses van Erich Fromm en Herbert Marcuse, die er op wijzen dat onze kapitalistische maatschappij wezenlijke behoeften in de mens onderdrukt. Ondanks de grote belangstelling voor de humanistische psychologie (de Nederlandse vertalingen bijv. worden goed verkocht), is zij binnen het onderwijs aan de universiteiten wel zeer karig bedeeld (alleen Groningen). Hierdoor wordt een richting die de psychologie dienstbaar wil maken aan de emancipatie en de zelfontplooiing van de mens, kort gehouden en overheerst nog altijd die richting die de mens gewild of ongewild dreigt te manipuleren door hem te determineren. Ook hier zou een bewustwording van de gangbare paradigma's kunnen bijdragen tot een vermenselijking van de wetenschap. | |
Holistisch denkenAls wij de verschillende takken van wetenschap kritisch op hun denkwijze onderzoeken, dan vallen twee kenmerken in het bijzonder op: de neiging | |
[pagina 64]
| |
om alles te willen analyseren, op te splitsen in kleinere delen, en de neiging om te reduceren (bijv. een organisme wordt gereduceerd tot fysiologische en fysisch-chemische processen, een mens tot een stimulus-response mechanisme). Hoe vruchtbaar deze aanpak in sommige opzichten ook mag zijn, men dient daarbij niet te vergeten dat: - de informatie over het geheel meer is dan de som van de informatie over de delen (Paul Weiss); - ieder niveau van de werkelijkheid (fysisch, biologisch, psychisch, sociaal, enz.) haar eigen wetmatigheid heeft en daarom niet zonder meer tot een lager niveau kan worden gereduceerd. Het holisme heeft als grondslag dit eerste punt. Het gaat dus uit van het geheel i.p.v. te trachten dit te verklaren uit de samenstellende delen. Wil men een organisme, een mens, een sociaal systeem begrijpen, dan dient men het op te vatten als een totaliteit, of, om een moderne term te gebruiken, als een systeem. Hiermee komen we terecht op de systeemtheorie, een aan betekenis winnende interdisciplinaire wetenschap, die als grondslag het holistisch begrip systeem heeft. Kenmerkend voor een systeem is dat het invariant blijft tegenover de variantie van zijn elementen. Open, concrete systemen staan in een voortdurende wisselwerking met de omgeving, waarmee materie, energie en informatie wordt uitgewisseld. Nu is het de grote verdienste van de Amerikaanse systeemtheoreticus en econoom Boulding geweest, dat hij ordening in de verschillende concrete systemen heeft gebracht door ze onder te brengen in de volgende hiërarchie: het raamwerk (atoom- en kristalstructuur, anatomie van de cel), het klokwerk (eenvoudig dynamisch systeem), de thermostaat (feedback processen), de cel, de plant, het dier, de mens, de sociale organisatie, en het transcendentale systeemGa naar voetnoot9. Deze volgorde berust op de toenemende complexiteit van de systemen en het feit dat ieder hoger systeem in de hiërarchie is samengesteld uit een aantal subsystemen van lagere klasse. Boulding noemt deze algemene systeemtheorie het ‘geraamte der wetenschap’, dat meer eenheid moet brengen tussen de verschillende wetenschappelijke disciplines en specialismen. Nu wijst prof. Lievegoed erop dat onze wetenschappelijke denkwijze in feite alleen maar geschikt is voor de laagste niveaus van deze hiërarchie van systemen. Zo is met name een mechanistische denkwijze inadequaat of in ieder geval onvolledig om psychische en sociale processen te begrijpen. Zoals wij reeds opmerkten, heeft elk niveau haar eigen wetmatigheid en dient daarom met daaraan beantwoordende methoden benaderd te worden. Voor de hogere niveaus moet onze denkwijze verruimd worden, een denken | |
[pagina 65]
| |
dat meer gericht is op totaliteiten, processen, informatie i.p.v. causaal-mechanische wetmatigheden. Aanknopingspunten hiertoe meent Lievegoed te vinden in de Goetheanistische fenomenologie en de hierop voortbouwende antroposofie, welke o.a. praktisch toegepast wordt in de Vrije School pedagogie en de biologisch-dynamische landbouwGa naar voetnoot10. De systeemtheorie en de holistische benadering zijn van grote praktische en maatschappelijke betekenis, aangezien het de laatste jaren steeds duidelijker wordt dat allerlei concrete problemen (zoals milieuvervuiling, verstoring van het biologisch evenwicht) niet los en geïsoleerd beschouwd kunnen worden, maar in een groter geheel. Het veelbesproken Rapport van de Club van Rome is een actueel voorbeeld hoe men met behulp van systeembenadering meer zicht kan krijgen op grote wereldproblemen.
Met het voorgaande wilden wij slechts enkele voorbeelden geven van mogelijke nieuwe paradigma's, nieuwe aanzetten in de wetenschap, die momenteel weliswaar nog in de kinderschoenen staan, maar waarvan het de moeite zou lonen om ze verder uit te werken en te ontwikkelen. Of men juist deze paradigma's wil aanvaarden is een andere zaak, maar dat er nieuwe, vruchtbare paradigma's moeten komen juist met het oog op een grotere relevantie van de wetenschap voor de samenleving, lijkt ons een onvermijdbare conclusie. Deze relevantie is - gezien de vitale functie die de wetenschap in onze samenleving vervult, en de noodzaak om te overleven - een zaak van primair belang, van ‘to be or not to be’. Wij hopen aangetoond te hebben, dat deze relevantie niet alleen afhangt van de wijze waarop wetenschap gebruikt wordt en functioneert binnen het maatschappelijk systeem, maar ook van de denkwijzen, methoden, enz. binnen de wetenschap. Om deze reden is het creëren van nieuwe paradigma's geen overbodige zaak, waarbij we er rekening mee moeten houden dat het aanvaarden ervan altijd tijd en strijd kost. Maar misschien dat het ditmaal onder druk van de crisissituatie waarin onze maatschappij zich momenteel bevindt vlotter zal gaan. |
|