Streven. Jaargang 27
(1973-1974)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1097]
| ||||||||||||||
Over engagementDoor zeer velen wordt vandaag maar al te graag beweerd dat het ‘engagement’ in de literatuur (en in de kunst zonder meer) afgedaan heeft. Daartoe bestaat één zeer goede reden: het engagement is niet meer in de mode. Tegenover deze algemene tendens, dat je je er niet meer over moet bekommeren of je wel ‘links genoeg’ bent, staat een uitgebouwde organisatie zoals de Werkkreis Literatur der Arbeitswelt: tegenover de mode staat een serieuze bekommernis. Dat het engagement afgedaan heeft in de mode-literatuur, wordt afdoende bewezen in het Harry-Mulisch-nummer van De Vlaamse Gids (mei 1974). Niemand minder dan de intelligente criticus Peter Berger beweert er: ‘Het volgende werk van Mulisch is poëzie. Het afscheid van elke zweem van engagement’. Nog veel logischer geeft de maar al te gretig op met-engagement bedachte Hugo Bousset zijn stuk over Mulisch de titel mee: ‘Een anti-roman over het engagement’. Zeer intelligent betoogt Hugo Bousset, dat de roman van Mulisch De toekomst van gisteren niets anders is dan ‘precies een boek over de onmogelijkheid nog een geëngageerde roman te schrijven, het is inderdaad een anti-roman van het engagement, die echter niet vrij is van een diep heimwee naar deze (voorbije) sociologische en literaire fase, waarin alles mogelijk leek’ (ibidem). Allemaal heel mooi. Ik neem - samen met de lezer van dit stuk - kennis van het feit dat, naar Peter Berger en Hugo Bousset beweren, het engagement er in de ‘literatuur’ niet meer toe doet. Dat we daaraan voorbij zijn. Dat er vandaag de dag wat anders kan en moet aangeboden worden door de mensen die boeken schrijven en wensen dat wij die boeken lezen. Dit thema werd ook besproken op de algemene vergadering van alle 30 | ||||||||||||||
[pagina 1098]
| ||||||||||||||
Werkstätten van de Werkkreis Literatur der Arbeitswelt (inclusief de werkgroep uit West-Berlijn), die plaats had in mei 1974 te Dortmund. In zijn ‘Politiek Referaat’ sprak bv. Jürgen Albers in zeer bittere termen over de huidige houding van Günter Grasz. Hij was vooral geërgerd door de waarschuwing van Grasz voor elke samenwerking met ‘communisten’. We kennen Grasz als verkiezingspropagandist voor Willy Brandt en de SPD (socialisten). In het referaat van Albers werd hij gesitueerd in de context van de na-oorlogse (West-)Duitse literatuur. Samen met Böll was Grasz immers één van die burgerlijk-humanistische auteurs die wilden afrekenen met het nazi-verleden. In hun burgerlijk-humanistische visie zijn ze echter meer en meer afgegleden van de radicale poging om door het creatieve schrijven bij te dragen tot het maatschappelijke bewustzijn van de Duitse burger; meer en meer zijn ze teruggeschrokken voor het radicalisme van o.m. de communisten. ‘Welnu, zei Albers ongeveer, met dat soort engagement kunnen we niet meer verder gaan’. Hij ging ervan uit, dat de literaire auteur mee verantwoordelijk is voor de ontwikkelingsgraad van de burger, dat hij dus ook een politieke verantwoordelijkheid blijft dragen. In die redenering lijkt een vorm van samenwerking tussen linksen van allerlei pluimage, zoals die in de Werkkreis inderdaad bestaat, evident; een auteur die waarschuwt voor ‘samenwerking met communisten’ is dan niet meer geëngageerd. Herhaaldelijk werd ook gezegd, dat niemand van de ‘arbeiders-schrijvers’ zich illusies diende te maken over de vergankelijkheid van de ‘mode’ van de arbeidersliteratuur. ‘We leven in een arbeiders-hoogconjunctuur’, zei één van de deelnemers, ‘maar we willen ook binnenkort in een laagconjunctuur overleven en verder werken’. Dit is een heel andere taal dan het masochistisch vaststellen van het ‘einde van het engagement’; dit is niet de taal van louter individuen, maar die van een collectief; deze groep wil door het creatieve schrijven het maatschappelijk bewustzijn opdrijven, vormen, oriënteren. Dat is een collectieve taak, en een taak van lange adem. | ||||||||||||||
Consumptivitis, mode en engagementWaarschijnlijk uit ontgoocheling over de eigen onmacht gaan de meeste literaire commentatoren niet verder dan de vaststelling: ‘Engagement is niet meer modieus’. Dit leidt dan weldra tot de verabsolutering: ‘Geëngageerde literatuur is niet meer mogelijk’. Om die absolute geloofsverkondiging te staven roept men dan de bekende mythen in: ‘alle strekkingen kennen een ontstaan, een bloei en een verval; ook het engagement’; ‘altijd maar engagement gaat vervelen’ (alsof het inderdaad alleen om een modieus spelletje | ||||||||||||||
[pagina 1099]
| ||||||||||||||
ging!); of men zanikt over de onmacht van het Westerse intellect tegenover super-powers en multinationals; of men vlucht in de superioriteit van het l'art pour l'art: al die ‘geëngageerden’ noemt men dan al gauw talenfloze, ongeïnspireerde en kankerende mislukkelingen. De geloofwaardigheid van dergelijke commentaren wordt al uitgehold door het débâcle van zowat alle kunsten dat we vandaag meemaken: de verbluffende vitaliteit van de vijftiger jaren, de fantasierijke vormen van engagement in de zestiger jaren van onze eeuw zijn ontaard tot de schrille leegte van modes zonder inhoud, snobismes zonder toekomst en een zucht naar sensaties die geen nieuwe vormen meer vindt. Over de zinloos geworden snobistische kieskeurigheden en sensationele selectheid van een Günter Sachs, een Jocelyn Lane, een Prins Alfonso tot Hohenlohe en een Vorstin van Bismarck bericht bv. Peter Brügge in Der Spiegel (nr. 22/1974). In hetzelfde nummer vind je een artikel over de miljonairsdochter Patricia Hearst, die door het Symbionese Bevrijdingsleger werd ontvoerd en die nu lijkt mee te doen met deze links-terroristische groepering; nog in hetzelfde nummer zegt een politieman, dat de brutale uitroeiing van de top van dit Symbionese Bevrijdingsleger was ‘als in Vietnam’: het huis waarin de terroristen zich verschanst hadden, werd opgeblazen en met kogels doorzeefd, zoals een Vietnamees dorp van onwetende boeren door napalm wordt uitgeroeid. In de krankzinnige jacht naar bevrijding uit de eigen zinloosheid, zien Westduitse burgers zich het pad opgedreven van playboy en snob Günter Sachs, of het pad van de linkse terroristen van de Rote Armee Fraktion (Baader-Meinhof), of - in iets minder sensationele vorm - het pad van de consument die nu eens lekker geniet van het geëngageerde spektakel (Patricia Hearst of Baader-Meinhof), dan weer iets wil van de snobistisch geperverteerde uitspattingen van onze reactionaire consumentenélite. In dit verband kan je ook - dichter bij huis - vaststellen, hoe tegelijk met de ‘afgang van het engagement’ in de media er een afgang is van de reactionaire, snobistische schokeffecten; ik denk hierbij aan bv. de homofiele shows van Gerard (Cornelis van het) Reve of aan de antiklerikale schandaalshow van Hugo Claus, Masscheroen. Beide shows waren vijf jaar geleden nog een extreme kitteling van de oververwende consument van cultuurgoederen; vandaag hebben ze geen enkel schokeffect meer; evenmin als geëngageerde kunstuitingen nog per se als schok ervaren worden. De consumptivitis heeft niet alleen het engagement, maar ook de sensatie verzwolgen, verteerd en gedegradeerd. Zolang de consumptie ook op cultureel gebied toonaangevend is, zullen de modes elkaar zo snel en verbluffend afwisselen, dat ze elke stimulerende werking verliezen. Er is dus geen sprake van een soort ‘dood van het engagement’; er is alleen | ||||||||||||||
[pagina 1100]
| ||||||||||||||
sprake van een moord op elke reële cultuur door de consumptivitis, door de geestelijke ziekte die onze media kenmerkt, en die erin bestaat, altijd maar ‘nieuws’, ‘ander’, ‘beter’ cultuurvoer te willen brengen. Van een ontvoogdende werking kan daarbij geen sprake zijn: het éne ideaal (zoveel mogelijk cultuurgoederen van een zo verfijnd mogelijke soort verorberen, d.i. de best-laatste films zien, het meest dramatische toneelstuk kennen, de meest opgemerkte roman lezen, de meest denderende tv-reportage niet missen) staat diametraal tegenover het andere (zoveel mogelijk zichzelf redden uit dit moeras van oppervlakkigheid, zoveel mogelijk zichzelf emanciperen dank zij de beschikbare informatie). Allicht komt er - dank zij onze onverzadigbare informatiemedia - vroeg of laat opnieuw een mode van ‘geengageerde kunst’, zoals er nu een wegebbende mode is van religiositeit, pseudo-diepzinnigheid, oosters en westers mysticisme, kortom: reactionaire vlucht in de eigen ziel-igheid. Wie daaraan wil meedoen, kan vandaag de afgang van het engagement en morgen de ondergang van het mysticisme constateren; daarover gaat het echter niet. Wie nagaat wat onze samenleving, onze mensen: onze Baaders, Meinhofs, Patricia's Hearst én onze maoisten, trotskisten, vakbondsafgevaardigden, medeburgers, scholieren, noem maar op, nodig hebben, die stelt zichzelf automatisch boven de culturele modes. Wie begaan is met de strijd om meer vrijheid en meer verantwoordelijkheid, om meer menselijkheid (of noem het desnoods met een ergerlijke schoolmeestersterm ‘meer levenskwaliteit’), die weet, dat de nood aan geëngageerde literatuur onverminderd hoog is gebleven, zoals ook de nood aan een individuele verkenning van de totaal-menselijke ervaring (zoals die in de traditionele roman bv. gebeurt) onverminderd belangrijk blijft voor talloze medemensen. Het grote debat tussen transcendentele en materialistische levensopvattingen, tussen communistische en commercieel geïnspireerde economische stelsels, tussen alleswetende en niet-autoritaire opvoeders, tussen verkrampte seksuele fatsoensrakkers en Reichiaanse/psychoanalytische/losgeslagen voorstanders van een seksuele zelf-regulatie, dat grote debat gaat immers nog altijd door. In vakbladen, in populariserende magazines, in politieke bladen, in kranten en illustrés blijft het opduiken. Niet ten onrechte: de mensen van vandaag zijn nog steeds - intenser dan velen schijnen te denken - op zoek naar een gelukkiger manier van leven en naar menswaardiger samenlevingsvormen. | ||||||||||||||
De rode opaDe Werkkreis heeft een indrukwekkende reeks publikaties op zijn actief, zowel bij de klassieke uitgevers Rowohlt, Piper en Fischer, als in een eigen | ||||||||||||||
[pagina 1101]
| ||||||||||||||
serie en in lokale publikaties van een of andere Werkstatt. Het is dus onmogelijk hier alle uitgaven te bespreken. Een op het eerste gezicht nogal romantisch initiatief is het Fischerboekje Der rote Groszvater erzählt. Erasmus Schöfer licht de bedoeling toe: ‘De twintigjarige geschiedenis van de Bondsrepubliek - die tegelijk de geschiedenis is van de restauratie van het kapitalisme in Westduitsland - had voltooid wat door de dertienjarige heerschappij van het nationaal-socialisme al voorbereid was: er bestond geen herinnering meer aan vroegere bloeiperioden van proletarische, klassebewuste literatuur en openbaarheid’ (p. 7). Naast Schöfer zelf, die vele oude communisten ging opzoeken om hen naar hun ervaringen uit de Hitlertijd te vragen, stond vooral de meer dan zeventigjarige taale ‘rode opa’, Carl Wüsthoff. ‘Hij vertelde niet bij pot en pint over de goede oude tijd van de “echte” klassenstrijd, maar hij bracht tijdens een Werkkreisdiscussie verslag uit over onze huidige problemen van de realistische literatuur, en bezorgde ons voor vandaag: ervaring, humor en voorstellingskracht’ (7). Wüsthoff ligt aan de basis van het hele project; hij leverde de meeste teksten. Hiermee is de verdenking van ‘romantische terugblik’ afgeweerd: de terugblik is niet alleen historisch interessant, maar hij trekt de draad door van het verleden naar de toekomst; hij plaatst het begrip ‘geëngageerde literatuur’ in de context die ik hierboven heb trachten te schetsen. Het bestaan zelf van de ‘rode opa's’ uit dit boek weerlegt stilzwijgend de bewering dat het engagement dood of onmogelijk zou zijn. | ||||||||||||||
Kölner LesebuchHet ‘Keuls leesboek’ van de Werkstatt Köln, grimmig versierd met illustraties van de grafische medewerkers, geeft een beeld van wat lokaal engagement vandaag betekent. Beter dan een bespreking is wellicht de volgende vertaling van een gedicht van de Griekse gastarbeider en auteur Panos Voglis (naar aanleiding van ‘wilde’ stakingen).
Wie is wild?
Wild is het opdrijven der prijzen
wild is de woeker op stukwerk
en normaal zijn de stakingen
Wild zijn de ontslagbrieven
voor stakende arbeiders
en normaal zijn hun stakingen
Wild zijn de belastingverhogingen
wild zijn de legeruitgaven
en normaal zijn de stakingen
| ||||||||||||||
[pagina 1102]
| ||||||||||||||
Wild zijn de grote firma's
wild zijn de bazen
en normaal zijn de stakingen
Wild en leugenachtig zijn de reportages
van de schrijfmachinesoldaten van het kapitaal
als ze de normale stakingen
als wild belasteren.
Met de romantiek van de mooie (stinkende) Rijn heeft dit ‘Keuls leesboek’ dus niets te maken. Dat het motief van het romantische toeristendom gebruikt wordt voor satire op de bouwpolitiek van de stad, was wel onvermijdelijk. Het boekje bevat een erg scherpe prent van Gerhild Erbe. Ze stelt de Dom van Keulen voor; op één van de torenspitsen staat een tv-antenne; aan dezelfde toren hangt een vlag met de namen: Gerling en Kaussen. Het Gerling-concern is een verzekeringsbedrijf, dat door de industrie-reporter Günter Wallraff in zijn boek Ihr da oben - wir da unten is beschreven; Wallraff trad er in dienst als bode en leerde zo de geplogenheden van het bedrijf kennen; de laatste dagen van zijn dienst ging hij tartend meeeten in de kantine voor de hogere bedienden, men weigerde hem te bedienen, maar wou niet zo onbeleefd zijn hem eruit te gooien. Totdat bleek wie die vreemde bode was. Kaussen is de firma die oude huizen opkoopt en ze dan, zonder er herstellingen uit te voeren, aan gepensioneerden, gastarbeiders en andere weerlozen verhuurt tegen woekerprijzen. Harry Böseke schrijft daarover in het ‘Keuls Leesboek’: ‘Zijn huizenreeks heeft hij zich door bedrog verworven. Door omgekochte experts laat hij zijn huizen te hoog schatten. De kredieten die hij zo loswrikt, overtreffen ver de waarde van de huizen. Met deze kredieten koopt hij meer huizen. De geldschieters weten dat ze bedrogen worden. Maar het interesseert hun niet, Kaussen zijn werk af te nemen. Ze speculeren erop dat hij zijn schulden betaalt. Bij faling zouden ze slechts een klein deel van het geleende geld terugkrijgen. Derhalve is het voor de eigenaars van de geld- en verzekeringsinstellingen (Bedoeld is ongetwijfeld het Gerling-concern) normaal, dat Kaussen verder zaken doet’. Geen wonder dat op Gerhild Erbe's prent in de vensters van de Dom geen glasramen prijken, maar talloze gezichten. Die gezichten beschrijft Böseke als volgt: ‘Vooral oudere mensen worden getroffen. Op hun weerloosheid rekent Kaussen. Kaussen is al herhaaldelijk aangeklaagd voor huur-woeker. Met zijn miljoenen trekt hij zich daar niks van aan’. Een voorbeeld van die woeker geeft Böseke eveneens: ‘In het Roergebied verhoogde hij de maandhuur voor een appartement van 89 DM tot 258 DM’. De tekst bij de prent luidt: ‘Nadat in het jaar 2000 de Dom door de industriegassen zo ingevreten | ||||||||||||||
[pagina 1103]
| ||||||||||||||
was, dat de lieve god er niet meer wilde wonen, werd hij door twee bekende Keulse makelaars gekocht. Ze veranderden hem in een onderkomen voor gastarbeiders’. Uiteraard hoort er bij Böseke's tekst een oproep tot huurdersverzet, een vorm van burgeractie die bv. in Frankfurt al tot gewelddadige onderdrukking door de politie heeft geleid. Deze militante houding van enkele teksten wordt in dit leesboek nog aangevuld door de pogingen van literaire schrijvers om de subjectieve ervaring te verbinden met de objectieve maatschappelijke analyse. Wat ik onder ‘consumptivitis, mode en engagement’ beschreven heb - zowel het strijdbare informeren over maatschappelijke noden als het avantgardistische experimenteren met grensoverschrijdingen, het zogeheten schokeffect - is dus in dit boekje aanwezig. Horst Werder, een vijfendertigjarige ‘Bankkaufmann’, vertelt in Menschen am Strom op nogal onbeholpen wijze het verhaal van een liefdesaffaire: het meisje is erg militant en hard; de jongen neigt tot melancholie en zelfmoord; het gaat erom, deze melancholische neiging tot zelfvernietiigng om te zetten in een strijdbare houding die aan de maatschappelijke structuren (die de melancholie hebben veroorzaakt en ze stimuleren) iets wil veranderen. Minder programmatisch, grappiger ook en goed verteld, is het verhaal van Frits Kahler, een veertigjarige metselaar, over een bouwvakker die een rare gewoonte heeft. Nadat hij toevallig een entreekaartje gevonden had voor de chiquere carnavalsviering in Keulen, gaat hij elk jaar opnieuw naar dit ‘niet voor arbeiders’-carnaval; hij draagt dan witte handschoenen om zijn geschonden koolschoppen van handen te verbergen. Totdat hij door een meisje meegenomen wordt naar haar erg duur ouderlijk huis. Bij de uitkleedpartij vallen zijn handen op. Ze gooit hem het bed uit. Hij maakt haar bang, wil zelf niet meer met haar naar bed maar vertelt haar, waar elk lidteken op zijn grote handen vandaan komt. En gooit daarna de deur met een smak dicht. Nooit meer gaat de bouwvakker zich op het dure carnavalsfeest amuseren. Zijn psychologische ‘tic’ is door het inzicht in de sociale relaties genezen. | ||||||||||||||
Beste medewerksterDe Duitsers hebben de afschuwelijke term ‘Herr Kollege’ van de public-relations-diensten overgenomen en noemen nu iedereen die in een bedrijf werkt ‘Kollege’ of ‘Kollegin’ in plaats van arbeider. Vandaar de titel van een boek over huisvrouwen en werkende vrouwen: Liebe Kollegin. Deze Fischer-uitgave (1379) is opgevat als een ‘open brief aan de vrouwen’, | ||||||||||||||
[pagina 1104]
| ||||||||||||||
maar dan minder onnozel dan het hier te lande nogal eens gebeurt. Ze bevat verslagen van huisvrouwen en arbeidsters en geeft zodoende een indringend beeld van de emancipatieproblemen die vrouwen hebben. De volgende stellingname van de samenstellers van het boek laat over de aard van hun engagement geen twijfel bestaan: ‘De man de schuld geven van onze ondergeschikte positie in gezin en samenleving zou bewijzen dat we door al onze minderwaardigheidscomplexen niet meer helder kunnen denken. Een of andere zondebok is altijd makkelijk te vinden, en in ons geval zou hij een verkeerde uitleg opleveren voor onze problemen. We moeten de oorzaken zoeken van het feit dat de vrouw in onze samenleving de rol speelt van alleen-maar-huisvrouw of onderbetaalde werknemer. Ook de man moet zijn rol spelen, al is het dan een andere dan die van de vrouw; maar ook hem wordt ze opgedrongen’. Ondanks deze - voor mannen wellicht geruststellende - opvatting is één van de eerste teksten het verslag van een stakende huisvrouw: ze wil meer zakgeld en één avond per week om bv. naar het theater te gaan, iets wat haar echtgenoot verfoeit. Uiteraard geeft dit een zo gespannen verhouding dat weinig vrouwen die zouden aankunnen; maar de vrouw in kwestie haalt haar slag thuis: meer zakgeld en één theateravond per week. Van dit boek, dat zowat alle nuanceringen tussen persoonlijke ervaring en sociaal-politieke stellingname bevat, verschijnt eerlang een Spaanse vertaling op de Argentijnse markt. | ||||||||||||||
Günter WallraffAl is hij met zijn reportages voor 't ter ziele gegane seks-politieke blad Konkret en zijn beruchte vermommingspolitiek een buitenbeentje, ook Günter Wallraff behoort tot de kring van de Werkkreis. Hij is er mede-stichter van. Zijn reportages over hoe het er in een bedrijf aan toe gaat vanuit werknemersstandpunt, zijn nu in drie-vier boekdelen gebundeld. Een Nederlandse vertaling van enkele reportages, waaronder die over de Melitta-koffiezakjesfabriek, verscheen onder de titel Het Gewone Kapitalisme bij Van Gennep in Amsterdam. Het reeds geciteerde werk Ihr da oben - wir da unten is in een speciale oplage onder vakbondsleden verdeeld en wordt gebruikt als discussiestof op vormingsavonden. Al bestaat er een signalement van Wallraff dat door de industriebonzen aan alle grote bedrijven is doorgegeven, hij blijft erin slagen, zich als nogal onnozel uitziende arbeider te laten aanwerven. De hulp van talloze anonieme arbeiders, die allicht ook zijn boeken kopen - de oplage is zeer hoog voor dit soort werk (120.000 ex.) - wordt hem spontaan aangeboden: hij heeft meer last met het uitkiezen van een interessant bedrijf dan met het | ||||||||||||||
[pagina 1105]
| ||||||||||||||
zoeken naar eventuele vermommingen en vacatures: die worden hem, zoals gezegd, spontaan aangebracht. Op het ogenblik dat dit artikel geschreven wordt, zit Günter Wallraff in een Griekse gevangenis wegens het uitdelen van pamfletten die voor meer demokratie en meer rechtszekerheid in dat land pleitten. Een bewijs te meer dat het hier om een soort engagement gaat dat niets twijfelachtigs heeft. Van Wallraffs vriend en mede-uitgever van Das Da, (de opvolger van het sex- politieke blad Konkret), Röhl, verneem ik dat de algemene verwachting is dat de Griekse kolonels hun lastige bezoeker zullen uitwijzen vóór hij zijn 14 maanden gevangenis erop heeft zitten. | ||||||||||||||
Het pluralisme van de WerkkreisUit eigen ervaring heb ik op de vergadering te Dortmund in mei 1974 kunnen vaststellen, dat alle mogelijke schakeringen van ‘links’ in de Werkkreis vertegenwoordigd zijn. Opvallend was ook de realistische afkeer van extremisten: men wil zijn publiek, de arbeider, bereiken en daarom alleen al is het tactisch nodig dat men met en dank zij de vakbonden kan publiceren. Nog altijd worden lezingen bv. hoger gewaardeerd door deze arbeiders-auteurs dan élitaire publikaties in ‘echte’ uitgeverijen. Zo is er een alternatieve vorm van meningsuiting en beïnvloeding gegroeid, die gunstig afsteekt tegen de publiciteitsmedia met hun verdommende inkleding in lekkere reclame en nauwelijks verholen gewinzucht. In deze optiek noemde Albers in zijn politiek referaat de Werkkreis een pluralistisch politiek platform, dat een wegbereider kan zijn voor een linkse frontvorming; al werd er nog lang gediscussieerd over de term ‘volksfront’ of ‘Volkseenheid’ (waarbij uiteraard naar Chili verwezen werd), toch bleek bij allen een eensgezinde wil aanwezig om de strijd voor meer arbeidersbewustzijn te stellen boven elke ideologische of partijpolitieke binding. Dat is veelbelovend in het Duitsland van de Prinzipienreiterei, die er nog altijd even levendig is als vóór Hitler. Als voorbeelden van deze pluralistisch-linkse sfeer kunnen gelden: het feit dat de Werkkreis meegewerkt heeft aan de voorbereidende organisatie van het Jeugdfestival in Oost-Berlijn en aan talloze Chili-demonstraties, het feit dat er in Hamburg met de Communistische Partij wordt samengewerkt en zowat overal met de grote vakbonden. Dat deze pluralistische strategie niet tot halfzachtheid leidt, kan je in alle publikaties van de Werkkreis of de diverse Werkstätten nalezen. | ||||||||||||||
Contactadressen:
| ||||||||||||||
[pagina 1106]
| ||||||||||||||
| ||||||||||||||
Uitgaven:
|
|