Streven. Jaargang 27
(1973-1974)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1066]
| |
Boekarest.... en dan?
| |
[pagina 1067]
| |
realiteitswaarde te krijgen. Maar pas wanneer ieder getal een menselijk gezicht krijgt, een persoonlijk bestaan, en wanneer we onze eigen gevoelens, verwachtingen, genegenheden en lijden identificeren met slechts één van de slachtoffers, bestaat er enige hoop dat de kloof die gevormd wordt door onze tekortschietende verbeelding, enigszins overbrugd wordt. Mensen verhongeren, wanhopen en bloeden niet in abstracte getallen, zij doen dat als individuele personen, wat ook hun geloofsovertuiging, hun huidskleur of hun land moge zijn. Een Engelse arts vertelde mij eens, sprekend over vrouwen op Borneo: ‘Mensen in Engeland schijnen te denken dat, omdat kindersterfte hier zo hoog is, de moeders het niet zo erg vinden hun baby's te verliezen. Maar zij vinden het wel erg. Zij herinneren zich iedere zwangerschap en ieder kind dat ze gedragen hebben’. Voor mij is, na talloze gesprekken zowel in de Eerste als in de Derde Wereld gedurende de afgelopen anderhalf jaar, dit gebrek aan verbeeldingskracht het voornaamste obstakel dat een besef van de omvang van het bevolkingsvraagstuk in de weg staat en daarmee ook het soort efficiënte acties dat de gevaren ervan zou kunnen verminderen. Velen die geconfronteerd worden met de getallen die aangeven dat tegen het eind van deze eeuw de wereldbevolking zal zijn verdubbeld, kunnen daar geen werkelijke betekenis aan geven. Anderen, die zich bewust zijn van wat dit betekent, en die bovendien de wil en de capaciteiten hebben om de loop der gebeurtenissen te beïnvloeden, voeren een beleid dat, zonder dat men zich dat uitdrukkelijk bewust wordt, inhoudt dat grote aantallen menselijke wezens er minder op aan komen, minder voelen en er minder om geven dan hun medemensen. Het kan waar zijn dat degenen die de macht en de middelen hebben om een beleid op te zetten en te leiden, schuldig zijn aan arrogantie, kwaad opzet of bewuste onmenselijkheid, maar een gebrek aan verbeeldingskracht verklaart voldoende de meeste fouten die in bevolkingsbeleid en bevolkingsprogramma's worden gemaakt. En dat is een tekort dat vele, zeer uiteenlopende groepen treft. Er zijn mensen die niet kunnen geloven dat er een echt bevolkingsvraagstuk is en dat het een reële bedreiging vormt voor het voortbestaan van miljoenen menselijke wezens, ook een bedreiging voor het leven in beschaving zoals wij die kennen. Er zijn goedbedoelende familyplanning enthousiasten die er zich niet van bewust zijn dat hun lapmiddelen ofwel belachelijk of beledigend zijn in de ogen van hen die zij graag ‘acceptors’ noemen. Er zijn even goedbedoelende geestelijken die zelfs nog niet beginnen te begrijpen wat hun veroordelingen van ‘kunstmatige’ geboortebeperking concreet in de praktijk betekenen. Er zijn groepen in de Derde Wereld die zich de moeilijkheden niet kunnen indenken waar politici en industriëlen in de Eerste Wereld voor staan en die kwaad opzet veronderstellen waar | |
[pagina 1068]
| |
slechts warboel is. Maar boven alles is er de onmogelijkheid van zoveel mensen in de Eerste Wereld om te beseffen dat de armen van de Derde Wereld even menselijk zijn als zij zelf. Precies zoals in een oorlog menselijke wezens van hun menselijkheid ontdaan worden en aangeduid als spleetogen, moffen, wops (Italianen die naar Amerika geëmigreerd zijn) om daardoor het doden gemakkelijker te maken, zo wordt het bevolkingsbeleid vertroebeld door de voortdurende bekoring om te denken over arme zwarten, bruinen en gelen als tweederangs mensen, die men kan manipuleren en bewerken zonder dat ze tegenstand bieden of het erg vinden. Terwijl toch, wat er ook voor verschil moge zijn in huidskleur, overtuiging, taal en bezit - de fundamentele behoeften en verlangens van het menselijk leven dezelfde zijn voor allen: voedsel, beschutting, werk, opvoeding en medische zorg, genegenheid, veiligheid en de hoop op een beter leven. ‘Als ik geprikt word, bloed ik dan niet?’ Deze klacht van Shylock zou met veel nut gedrukt kunnen worden op elk vel papier dat uitgaat van de Wereld Conferentie over Bevolking te Boekarest, deze maand. Het zou ons er voortdurend aan herinneren dat alle rassen broeders zijn als men iets dieper gaat dan de huidskleur, dat de gouden regel niet alleen voor de blanken opgaat. En het zou de aandacht vestigen op de fundamentele oorzaak waarom elk bevolkingsprogram tot nu toe gefaald heeft, en op de wezenlijke eis die gesteld moet worden, als men de problemen van de wereldbevolking tenminste wil begrijpen. | |
Drie gevarenBevolkingsproblemen. De bevolkingsexploise is slechts een van de drie. Ze is reëel genoeg en de cijfers zijn overal gepubliceerd in dit lopende Wereld Bevolkings Jaar. Op het ogenblik gaat de totale bevolking van de wereld naar de 4.000.000.000 toe en als ze even hard blijft groeien, zal ze minstens tweemaal zo groot zijn tegen het jaar 2000. Maar de druk die deze groei teweegbrengt, raakt niet ieder land op dezelfde manier. Sommige landen, zoals Thailand, hebben een groeipercentage van bijna 3,5; andere, zoals Groot-Brittannië, beginnen stabiel te blijven of zelfs af te nemen. Sommige landen, zoals Brazilië, zijn erop uit hun bevolking te vermeerderen, andere, zoals Japan, zoeken dringend ze te verminderen. Heel weinig landen denken aan het mondiale probleem en stemmen daar hun eigen beleid op af; een van de voornaamste doeleinden van de Wereld Conferentie zal zijn het besef van internationale verantwoordelijkheid en wederzijdse afhankelijkheid te verhogen - maar nationalisme sterft moeilijk. Angst om overspoeld te worden door grotere buren, of het verlangen naar macht en aanzien die verbonden zijn aan een talrijke bevolking, dreigt het gemeenschappelijke | |
[pagina 1069]
| |
goed van de mensheid te verdrukken. Maar dit kan niet gezegd worden van de vier landen waar het bevolkingsvraagstuk het meest kritiek is: India, Pakistan, Bangladesj en Indonesië. Alle vier zouden ze graag akkoord gaan met kleinere aantallen als ze maar een acceptabel en effectief middel tot reductie konden vinden; en van hun succes of mislukking hangt de oplossing van het mondiale probleem af, want zij met hun vieren leveren het grootste aandeel van het op hol zijnde jaarlijkse groeicijfer. China, waarvan men ooit dacht dat het niet meer te controleren en zeker niet meer te helpen was, heeft zijn bevolkingsgroei met meer succes gestabiliseerd dan welk ander land ook en andere (kleine) landen met ongewoon hoge groeicijfers maken niet zoveel uit op de wereldbevolking als geheel. Het tweede probleem is de bevolkingsimplosie, dwz. de bevolkingsconcentratie in steden en supersteden. De trek naar de steden is nu een voortsnellende stroom geworden en hoewel het de bevolking raakt zowel in de rijke als in de arme landen zijn het toch de arme die er het ergst door getroffen worden. In het Westen zal de stedelijke bevolking waarschijnlijk stijgen van 500 miljoen tot 1000 miljoen tegen het jaar 2000; in de Derde Wereld zal de toename zijn van 500 miljoen tot 2200 miljoen. En terwijl gedurende de industriële hoogconjunctuur in Europa mensen in steden bijeen kwamen om aan de vraag naar arbeidskrachten te voldoen van reeds bestaande industrieën, komen de migranten van vandaag daar eerst aan en vinden dan geen werk. Nog helemaal afgezien van de normale moeilijkheden om voedsel, water, sanitaire voorzieningen, onderdak en andere essentiële openbare voorzieningen te verschaffen aan het toenemende aantal stadsbewoners, worden regeringen in de Derde Wereld boven hun krachten beproefd door de moeilijkheid om werk te vinden voor honderdduizenden boeren die van het land naar de steden stromen. In sommige landen is het werkeloosheidscijfer opgelopen tot 30 à 50% en het is onmogelijk te zeggen welke psychologische en economische consequenties dit zal hebben. Menselijke zwijgzaamheid is wonderbaarlijk: mensen kunnen overleven in de meest ongunstige omstandigheden en ze doen dat ook, maar niemand die nog een sprankje gevoel heeft, kan in gemoedsrust stedelijke agglomeraties zien waarin twee, drie of meer miljoen mensen leven boven op elkaar, ondervoed, zonder werk en blootgesteld aan veel voorkomende epidemieën. Het derde bevolkingsprobleem is de bevolkingsdisplosie: de toenemende ongelijksoortigheid van volken op het terrein van cultuur, taal, godsdienst, gewoonten, etc., die hetzelfde geografische gebied delen en dezelfde sociale, politieke en economische activiteiten. Evenals de bevolkingsimplosie is ze voornamelijk het gevolg van interne of externe migratie. De komende Wereld Conferentie zal noch de meeste regeringen die deelnemen - het is de meest representatieve conferentie in haar soort die ooit | |
[pagina 1070]
| |
heeft plaats gehad - noch de vele niet-regeringsorganisaties die tegelijk bijeen zullen komen in de aan de conferentie verbonden Tribune, behoeven te overtuigen dat deze problemen reëel en dringend zijn. Ook is het niet de bedoeling van de Conferentie de regeringen er toe te brengen een bevolkingsbeleid en bevolkingsprogramma's aan te nemen. Degenen die er het meest ernstig mee te maken hebben, zijn al overtuigd van de noodzaak en slechts een klein deel van de landen is uitgesproken vijandig tegenover het aanvaarden van zo'n beleid en zulke programma's. Waarom dan nog een Conferentie houden? Op de eerste plaats, om het algemene bewustzijn te verhogen dat bevolking een wereldprobleem is, dat het niet opgelost of verminderd kan worden door eng nationalistisch beleid; ten tweede, om alle ter zake doende informatie bijeen te brengen en te komen tot een beter begrip van de complexe oorzaken en mogelijke oplossingen van het probleem; en ten derde, om aan te sporen tot aanvaarding van een Wereld Plan van Actie, waarvan men hoopt dat het een gezamenlijke inspanning zal betekenen om een mogelijke ramp af te wenden. Dit laatste is het doel dat vermoedelijk het gemakkelijkst bereikt zal worden. Het Wereld Plan is te uit en te na besproken met regeringen, experts en andere geïnteresseerde groepen. Het heeft al de beloofde steun van de meeste regeringen. Het is een niet gewoon resultaat voor de UNO een zo algemeen verspreide steun te verkrijgen en het is even ongewoon voor de opstellers van zulk een document dat ze weerstand hebben kunnen bieden aan pogingen om de opzet verder te verbreden dan het onderwerp onder bespreking vereiste. Van de andere kant geloven veel critici dat de opstellers van de Verenigde Naties naar overeenstemming hebben gestreefd ten koste van de inhoud, zo vèrgaande dat zowel voor- als anti-geboorteregelings regeringen er een aanmoediging in kunnen lezen voor hun eigen, contradictorisch, beleid. | |
Het belang van het bevolkingsvraagstukEen veel scherper kritiek komt naar voren uit een conflict van opvattingen die het hart van het bevolkingsvraagstuk raken. Het is de kritiek dat ‘overbevolking’ slechts één variabele is tussen twintig of dertig andere die de sociale, economische en politieke ontwikkeling beïnvloeden, en dat het helemaal verkeerd is de overbevolking te isoleren als ware ze de overheersende factor. Ralph Potter, professor of Ethics and Population aan de Harvard University, heeft gezegd: ‘Wanneer men de wederzijdse beïnvloeding van een veel wijdere groep van demografische factoren met een onbeperkt aantal niet-demografische variabelen meer tot zijn recht laat komen, wordt het bijzonder moeilijk om welke verandering dan ook in de levensvoorwaarden terug te voeren tot een specifiek demografische oorzaak’. | |
[pagina 1071]
| |
Om het argument wat vierkanter te stellen: als men iemand zegt dat twintig mensen een brood moeten delen, is het duidelijk dat ieder minder zal krijgen dan wanneer er tien mensen waren. Maar de informatie zegt niets over de oorzaak waardoor er maar één brood is; of men meer broden zou hebben kunnen krijgen; of de mensen niet meer konden krijgen of de moeite niet wilden nemen meer te krijgen. In meer algemene termen: een toenemend of afnemend aantal mensen zegt ons op zichzelf niets over de sociale, politieke en economische condities waaronder zij leven. Sommige economen beredeneren dat de grootte van de bevolking rechtstreeks de sociale, politieke en economische voorwaarden beïnvloedt. Anderen vinden dat die voorwaarden rechtstreeks de grootte van de bevolking beïnvloeden. Nog weer anderen zijn van mening dat elk van beide de ander beïnvloedt, maar dat het nog niet mogelijk is precies vast te stellen op welke manier. Elke theorie heeft haar aanhangers en het zou dwaasheid zijn te stellen dat allen spreken in een geest van koele wetenschappelijke objectiviteit. De directe oorsprong van de Wereld Conferentie (verder terug is er de Adam van de bevolkingstheorie, Malthus) is een boek van A.J. Coale en E.M. Hoover, getiteld Population Growth and Economie Development in Low Income Countries, verschenen in 1958, waarin wordt gesteld dat de snelste en goedkoopste manier om ontwikkeling te stimuleren gelegen is in het reduceren van de bevolking door middel van familyplanning en daardoor het inkomen per hoofd te verhogen. Hoe minder mensen er zijn om het brood te delen, des te meer brood zal er voor ieder zijn. Deze theorie werd aangehangen door veel organisaties en enkelingen, vooral Amerikanen, die de dreiging onderkend hebben die gelegen is in de huidige exponentiële bevolkingsgroei. De theorie heeft een sterke invloed gehad op het beleid van de Amerikaanse hulpverlening in de zestiger jaren en werd keihard en ongelukkig samengevat door Lyndon Johnson, die zei: ‘Vijf dollars geïnvesteerd in bevolkingsplanning zijn evenveel waard als honderd dollars geïnvesteerd in economische groei’. Deze theorie werd ook aangehangen door een zeer uiteenlopende groep enthousiasten, waarvan de motieven varieerden van idealistisch tot eenvoudig onwaardig: militaire strategen, die de gedachte helemaal niet leuk vonden dat grote massa's bruine, zwarte en gele volken zonder enige controle de wereld rond zouden sjokken, en die men zelfs niet met een dozijn atoombommen in toom zou kunnen houden; politici en industriëlen, die de gedachte niet leuk vonden van 'n radicale sociale of economische verandering in een systeem waar zij zich zelf heel goed bij voelden; producenten van middelen voor geboortebeperking, die geweldige nieuwe markten konden gaan bestrijken, hun winsten vergroten en zichzelf op de borst slaan omdat zij hun aandeel leverden in de zaak van de ontwikkeling der | |
[pagina 1072]
| |
mensheid; en humaan ingestelde mensen, die verlangend waren om het lijden te verlichten van vrouwen die te dikwijls zwanger werden, en van kinderen die niet gewenst waren, met ziekten besmet, ondervoed en maar al te vaak een paar weken na hun geboorte dood. Het is geen te boude bewering dat zonder deze theorie en de pressie van haar aanhangers de Wereld Conferentie nooit het licht zou hebben gezien. Maar de beste plannen van muizen en mensen... Door een ironische wending van het lot heeft het bijeenroepen van de Wereld Conferentie de interesse opgewekt van vele andere enkelingen en organisaties, die zich niet primair bezig hielden met familyplanning programma's en die geneigd waren heel wat kritischer de werken van Coale, Hoover en anderen te bekijken. Heel plotseling zagen de bevolkingsspecialisten zich belegerd door een leger van ontwikkelingsspecalisten, die spoedig zwakke plekken ontdekten in de verdediging van de bevolkingsmensen. Zij legden spoedig de vinger op de zwakste plek van allemaal, nl. dat geen enkel familyplanning programma dat niet verbonden was met nogal radicale sociale en economische veranderingen, waar ook in de wereld enige belangrijke invloed heeft gehad op de bevolkingsgroei. En de reden daarvoor is, naar hun zeggen, dat mensen niet minder kinderen willen tenzij dat duidelijk in hun belang is. Alleen maar aantallen besnoeien geeft geen enkele garantie voor een verbetering in het leven van degenen die al bestaan. Als het brood naar tien mensen gaat in plaats van naar twintig en twee van de tien eten driekwart van het brood op, zijn de andere acht niet beter af dan tevoren. In economische termen: het feit dat een land een groeiend Bruto Nationaal Produkt heeft, zegt niets over waar het extra inkomen naar toe gaat. Misschien maakt het degenen die al welvarend zijn, nog welvarender en laat het de armen praktisch onveranderd. In plaats van een kleinere bevolking die leidt tot een grotere welvaart voor allen, is de enige verandering die plaats vindt in zo'n situatie dat er misschien twintig miljoen mensen vechten voor survival in plaats van veertig miljoen. Maar zo'n verandering maakt helemaal geen verschil voor de armen die er het nauwst bij betrokken zijn. Daarom stellen de ontwikkelingsspecialisten dat verdeling van welvaart een eerste vereiste is voor het slagen van programma's om de bevolking te reduceren; en gegeven het zware overwicht dat het Westerse economische systeem geeft ten gunste van de rijkere landen en de rijke elites in de armere landen, vraagt dit een belangrijke economische en sociale - en politieke - structurele hervorming. Mensen zullen minder kinderen krijgen als ze tastbare bewijzen zien dat dit hun lot verbetert én het lot van de kinderen die ze willen hebben. Ze zullen veel kinderen willen hebben, als veel kinderen een economisch voordeel lijkt te zijn. En dit tastbaar bewijs moet de vorm aannemen van | |
[pagina 1073]
| |
hoger inkomen, betere voeding, meer werkgelegenheid, verbeterde opvoeding, enzovoort. Ook deze stelling is aangehangen door verschillende ideologen die niet volledig het welzijn van de armen van de wereld op het oog hebben; geestelijken die de stelling beschouwen als een hele nette manier om het bevolkingsvraagstuk als zodanig uit de weg te gaan en om hinderlijke disputen over methoden voor familyplanning te vermijden, hoewel de meest conservatieven onder hen even weinig geneigdheid tonen tot sociale hervorming als tot het aanvaarden van realistische manieren om geboorten te beperken; anti-Amerikanen, die niet kunnen geloven dat er uit Washington iets goeds kan komen; en bepaalde soorten Marxisten, die ieder spoor van kapitalisme willen vernietigen, dat zij beschouwen als de oorsprong van alle kwaad. Als de twee legers en hun gevarieerde groep aanhangers elkaar zullen ontmoeten op het slagveld van Boekarest, zal de slag waarschijnlijk hevig worden. Aan de kant van de bevolkingsmensen zal er heel wat macht, geld en geïnvesteerde belangen zijn, hoewel het Wereld Plan van Actie de benadering van het vraagstuk al verruimd heeft op een manier die niet helemaal naar hun zin is. Het brengt bevolking in verband met onderwerpen als gezin, menselijke waarden, milieu en hulpbronnen, en heel speciaal met economische en sociale ontwikkeling, hetgeen helpen zal om in het debat de buitengewone ingewikkeldheid van het probleem aan het licht te brengen. Aan de kant van de ontwikkeling zullen opgesteld zijn de organisaties voor ontwikkeling, de meerderheid van de experts uit de landen van de Derde Wereld, maar vooral heel wat degelijke bewijzen die in hun voordeel getuigen. Niet alleen negatieve bewijzen zoals de onlangs gedane erkenning van India's Vice-President dat het massale programma voor familyplanning in zijn land, dat gebaseerd was op een enge geboortebeperkings aanpak, een mislukking is geworden; maar de positieve bewijzen dat overal waar pogingen om de bevolkingsgroei te reduceren succes hebben gehad, de familyplanning hulp geïntegreerd was in een veel verder reikend program voor sociale verandering. Zo concludeert William Rich in een studie die gepubliceerd is door de Overseas Development Council, 1973, dat veel landen die een betrekkelijk laag niveau hebben van nationale produktie, toch in staat zijn de vruchtbaarheidsgroei te beïnvloeden als er betrekkelijk redelijke modellen voor de verdeling van dat inkomen bestaan. ‘Redelijke’ landen, zoals Taiwan en Zuid-Korea, kunnen als voorbeeld genomen worden tegenover ‘niet-redelijke’ gemeenschappen, zoals Brazilië, Mexico of de Philippijnen. In Taiwan bv. daalde de verhouding tussen het inkomen van de 20% top-inkomens en dat van de onderste 20% van 15:1 in 1953 tot 5:1 in 1969. In Brazilië steeg die verhouding van 22:1 in 1960 tot 25:1 in 1970. In Taiwan hebben de armste mensen in de laatste twintig jaar een | |
[pagina 1074]
| |
inkomensverbetering gekend van 200%, terwijl in Brazilië de verbetering te verwaarlozen is. Efficiënte landverkaveling, elektrificatie op het platteland, het opzetten van boeren-coöperatieven hebben allemaal een rol gespeeld in Taiwan en Korea even goed als familyplanning programma's; in Brazilië is geen enkele van deze maatregelen op enigszins belangrijke schaal genomen. Het geboortecijfer is in Taiwan en Korea sterk gedaald in de laatste twintig jaar; in Brazilië en de andere bovengenoemde landen is het praktisch gelijk gebleven. In Europa en in de Verenigde Staten is men allang tot het inzicht gekomen dat als het levensniveau stijgt, mensen de neiging vertonen tot kleinere gezinnen. Wat nieuw is, is het besef dat betrekkelijk kleine verbeteringen in levensstandaard hetzelfde effect kunnen hebben - mits, natuurlijk, de noodzakelijke voorlichting en de middelen tot gezinsbeperking aanwezig zijn. Maar het argument van de ontwikkelingsmensen wordt nog versterkt door de grondige bezwaren van mensen in de Derde Wereld tegen de opvattingen en de houding van degenen die familyplanning hebben gepropageerd los van andere factoren. Bij het ontbreken van het inzicht dat over heel de wereld de verlangens en de gevoelens van de mensen praktisch dezelfde zijn, komt nog het gebrek aan inzicht in de verschillen in de waardering van gezin, gemeenschap en cultuur. Overal in Latijns-Amerika, Afrika en Azië is er een groeiende weerstand tegen de voortsluipende verwestelijking en een sterk verlangen om inheemse culturen te bevorderen. Dat verlangen heeft betrekking op elk aspect van het leven, van kleding tot opvoeding. Maar al te vaak zijn de familyplanners dwars tegen dit verlangen in gegaan, in sommige gevallen gebruik makend van drugs, stimulantia en reclame die in het Westen niet zou zijn toegelaten, in plaats van te werken via de waarden die dierbaar zijn aan de mensen onder wie zij werken. Soms heeft men hen zeer welgemanierd afgewezen en met een grotere goedmoedigheid dan ze zelf bezaten; maar in bepaalde gevallen hebben ze ook gevoelens van wrok teweeggebracht die nog wel enige tijd zullen doorwerken. | |
Een kwestie van waardenDe noodzaak om goed te letten op fundamentele waarden is een volgend thema dat de ontwikkelingsmensen in Boekarest zullen benadrukken. Achter de afzonderlijke doeleinden en middelen waarover men discussieert ligt noodzakelijkerwijs een hele visie op menselijkheid en menselijk leven. Elke verandering die blijvend wil zijn, moet voortkomen uit thans bestaande waarden of het resultaat zijn van een verandering in waarden. Zoals Professor Willis Harman heeft gezegd, een deel-benadering zal geen effect | |
[pagina 1075]
| |
hebben: ‘Deze duidelijke problemen lijken in zekere zin symptomen van dieper liggende omstandigheden, die in al deze problemen doorwerken en niet zo gemakkelijk te objectiveren zijn. Op een ander niveau liggen deze problemen in de institutie van de maatschappij, in ingebouwde machtsverdelingen, in de traditionele rollen waarvoor mensen getraind zijn, in door de tijd gesanctioneerde structuren en processen. Op een nog dieper niveau omvatten zij ook de meest fundamentele opvattingen, attitudes en doorleefde waarden die het individu erop na houdt en die bevorderd worden door de cultuur. De meest zorgvuldig uitgekiende sociale maatregelen zullen niet hun verlangde doel bereiken, tenzij zij niet slechts rationeel opgezette programma's en structuren bevatten, maar ook veranderingen in diepgewortelde overtuigingen, waarden, denkwijzen en gedragspatronen, zowel van de afzonderlijke personen die de “probleembevolkingen” uitmaken, als van de farizeïsche anderen, die ervan uitgaan dat zij niet in het geding zijn’. Onder deze fundamentele waarden zijn er op zijn minst vier waarop men zeker de nadruk zal leggen in Boekarest, vooral de niet-regeringsorganisaties die deelnemen. Dat zijn: erkenning van de fundamentele gelijkheid en waardigheid van de menselijke persoon; het recht op zelfdeterminatie en vrijheid van keuze, hoewel die gerealiseerd wordt binnen een bepaalde sociale context; eerbied voor de verschillen tussen enkelingen, landen en culturen; en de wederzijdse afhankelijkheid van enkelingen en landen in de moderne wereld. In deze discussie zouden de officiële vertegenwoordigers van de Kerk en van de deelnemende organisaties die met de Kerk verbonden zijn, een krachtige stem kunnen laten horen, hoewel er helaas tekenen zijn van over heel de wereld die er op wijzen dat het officiële beleid inzake de methodes van geboortenregeling het aanzien van de Kerk als scheidsrechter in gewetenszaken ernstig heeft aangetast. De verkeerde veldslagen zijn geleverd op de verkeerde fronten. Maar hoe dat ook moge wezen, de Kerk heeft nog altijd heel wat te zeggen over menselijk leven, menselijke waardigheid, liefde, medelijden, vergeving en zelfopoffering, heel wat te zeggen over de eisen van rechtvaardigheid, dat door velen die niet behoren tot haar zichtbare gemeenschap, met vreugde zal worden begroet en als een bemoediging ervaren. De Kerk zou ook kunnen helpen door zonder enige dubbelzinnigheid haar eerbied uit te spreken voor het geweten van alle mensen in gemeenschappen die uit meerdere culturen bestaan, en door een intercultureel onderzoek naar huwelijk, seks en gezin te bevorderen. Misschien kan het meest verrassende en meest hoopvolle vooruitzicht voor de Conferentie van Boekarest zijn dat het de grove tekortkomingen van de UNCTAD-Conferentie in Santiago kan goedmaken. Toen was er zo'n openlijk vertoon van de onverzoenlijke hebzucht en zelfzucht van de rijkere Westelijke machten dat het onvermijdelijk leek dat jaren van bittere con- | |
[pagina 1076]
| |
frontatie tussen de rijkere en de armere landen zouden volgen. Intussen hebben internationale gebeurtenissen, vooral de oliecrisis en het wankelen van vele zekerheden die de Noordamerikaanse en Europese gemeenschappen schragen, aanleiding gegeven tot een nederiger en minder eigenmachtige houding. De nieuwe opvattingen zetten alles op losse schroeven. De verschillende bedreigingen van het simpele voortbestaan van het mensdom, atoomoorlog, milieubederf, economische ineenstorting, sociale anarchie tengevolge van armoede, dit alles wordt nog onheilspellender gemaakt door nationalistische en sectarische belangen. Een nieuwe geest van internationale samenwerking is nodig als we deze dreigingen willen afwenden; een nieuwe vastbeslotenheid dat de hulpbronnen van de aarde eerlijk verdeeld zullen worden, zodat iedere mens tenminste de fundamenteel noodzakelijke dingen voor zijn leven heeft; een nieuwe politieke, sociale en economische opzet is nodig om deze geest efficiënt tot uitdrukking te brengen. Christelijk geloof in de erfzonde kan waarschuwen voor een te gemakkelijk optimisme dat deze geest zal ontwaken en deze opzet zal worden gevonden in de korte tijd die beschikbaar is; maar de Christelijke hoop, gebaseerd op de verrijzenis van Christus en op een gerust vertrouwen op Gods macht en aanwezigheid die onder de mensen werkzaam zijn, kan de eerste wezenlijke voorwaarde scheppen voor een verlichte en volhardende menselijke activiteit: hoop. De rampen en doodsangsten van de wereld van vandaag zijn het resultaat van menselijke regelingen; die regelingen kunnen worden veranderd door menselijke activiteit. Als de Conferentie van Boekarest zich strikt zal beperken tot de bespreking van hoe en waar familyplanning hulp overal kan worden gegeven, zal ze de meest saaie vertoning ter wereld worden. Maar als ze een forum wordt waar gediscussieerd kan worden over de internationale structuren, zowel de sociale, de politieke als de economische, ten gevolge waarvan miljoenen mensen omkomen temidden van overvloed en miljoenen anderen op handen en voeten kruipen als dieren tengevolge van de lasten die ze te dragen hebben, dan zou ze een keerpunt kunnen worden, een kans ter elfder ure om de problemen van deze eeuw aan te pakken in plaats van die van de vorige eeuw. Het zou nuttig zijn, als onder de deelnemers hele hordes uitgehongerden, zieken, werkelozen, analfabeten, daklozen en gewonden zouden zijn, die hun zwijgend getuigenis door de straten zouden dragen. Zij zouden een blijvende, wezenlijke vraag kunnen stellen in de gedachten van degenen die binnen zitten te discussiëren: ‘Zouden jullie dit jezelf aandoen?’ |
|