| |
| |
| |
Politiek overzicht de maand mei
● Internationale samenwerking
De Europese Gemeenschap
In de kring van de Europese Gemeenschap leefde men in de maand mei tussen hoop en vrees.
Kwam de afkondiging van zware invoerrechten in Italië de vorige maand nog als een harde klap aan, in de loop van mei scheen er iets meer begrip te komen voor het standpunt van de Italiaanse regering, die met haar maatregel alleen bedoelde de binnenlandse economie van Italië te saneren om naderhand weer als een gezond medelid van de Economische Gemeenschap volop aan de doelstellingen van de Gemeenschap te kunnen gaan meewerken. Men hoopte op de eerstvolgende ministersconferentie in Luxemburg tot overeenstemming te komen over een gemeenschappelijk hulpprogramma voor Italië en daarmee zo niet een volledige opheffing dan toch een verzachting van de Italiaanse maatregelen te bereiken. Dus toch een beetje hoop.
Hoopgevend was ook de omstandigheid dat de Britse regering óók de soep niet zo heet gegeten wilde zien als zij die aanvankelijk opdiende. De Britse minister van Buitenlandse Zaken liet doorschemeren, dat op de eerstvolgende ministersconferentie van hem een meer conciliante houding mocht worden verwacht. Alweer hoop.
De gebeurtenissen in Frankrijk en West-Duitsland riepen weer twijfels op. Hoe zou de houding zijn van Frankrijks nieuwe President, Giscard d'Estaing, die kennelijk van plan is de touwtjes van het buitenlands beleid in eigen hand te houden, evenals zijn voorganger Pompidou? Hoe zou de regeringsverklaring van het kabinet Chirac ten aanzien van de Europese Gemeenschap uitvallen? En welke consequenties zou het heengaan van Willy Brandt hebben? Brandt gold als een der sterkste promotoren van de Gemeenschap. Zou zijn opvolger er net zo over denken als hij en er eventueel evenveel offers voor over hebben om de Gemeenschap in stand te houden en te versterken? Vrees.
| |
De atoomclub
Volkomen onverwachts heeft India bekend gemaakt, dat het een eerste experiment met een atoomexplosie gaat ondernemen. Weliswaar zal dit experiment een vreedzaam doel hebben - landverbetering in feite - maar niettemin hebben de andere atoom-mogendheden wel enigszins verbaasd opgekeken, dat India zich ongevraagd als zesde lid bij hun club heeft aangesloten.
| |
● Internationale conflicten
Het Midden Oosten
Nog steeds werd er in de loop van de maand mei hevig gevochten tussen Syrië en Israel. Sedert het zogenaamde ‘einde’ van de oktober-oorlog, in ruim een half jaar tijd dus, wisselden Syriërs en Israë- | |
| |
liërs niet minder dan 1200 duels met de zware artillerie.
De Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, Kissinger, liet zich echter door deze verbeten voortgezette vijandelijkheden niet ontmoedigen. Meer dan een volle maand liet hij zich op zijn State Department niet zien en reisde hij onafgebroken rond in het Midden-Oosten. In totaal legde hij in die tijd bijna 40.000 kilometer af per vliegtuig, vertoefde hij 16 maal in Jerusalem, 13 maal in Damascus en bezocht hij en passant nog zes andere hoofdsteden in dit gebied. Tussen zijn talloze besprekingen door besteedde hij in zijn hotelkamers nog ettelijke uren per dag om de telegrammen af te werken, waarmee het State Department hem van de lopende zaken op de hoogte hield en waarover hij als verantwoordelijk minister beslissingen moest nemen.
Zijn kansen op succes wisselden bijna van dag tot dag. Noch de Syriërs noch de Israëli maakten het hem erg gemakkelijk. De Syriërs vielen telkens weer van de ene stemming in de andere. Ieder ogenblik kwamen zij van de ene dag op de andere terug op concessies waar zij eerst mee akkoord waren gegaan en dan een paar dagen later waren zij weer bijgedraaid. Ook de Israëli hadden moeite met de van hen gevraagde concessies, maar tegenover hen kon Kissinger steeds weer het argument herhalen: wanneer jullie de concessies die ik voorstel, aanvaarden, kan de wereld jullie nooit de schuld geven als de onderhandelingen eventueel zouden mislukken.
Daar kwam nog bij, dat de Sovjets zich hoe langer hoe meer ongerust maakten over zijn bedrijvigheid. Zijn voortdurende aanwezigheid ter plaatse gaf hun echter niet meer de kans om onder zijn duiven te schieten, terwijl hij even was teruggekeerd naar Washington. Ten einde raad nodigde de Russische minister van Buitenlandse Zaken, Gromyko, zichzelf maar uit om naar Damascus te komen, terwijl Kissinger daar bezig was. Dermate onverwacht voor de Syriërs, dat zijn vliegtuig twintig minuten boven het vliegveld moest blijven cirkelen omdat nog in allerhaast toebereidselen voor zijn ontvangst moesten worden getroffen. Gretig aanvaardde Kissinger echter zijn ‘hulp’.
Wat aan het begin van de maand nog een onmogelijke opgaaf leek, werd door Kissinger tegen het eind van de maand volbracht. Uit zijn moeizame onderhandelingen kwam tenslotte een akkoord tot stand dat begin juni in Genève zou worden getekend. Een akkoord over de troepenscheiding. Aan weerskanten van een smalle strook niemandsland, waar de troepen van de Verenigde Naties onder bevel van een Finse generaal de orde zouden bewaren en toezicht zouden houden op de naleving van het bestand, werden drie zônes gevormd; in de eerste zouden beide landen slechts een zeer beperkt aantal troepen en wapens mogen houden; in de tweede iets meer en eerst in de derde konden zij doen en laten wat zij wilden. Israël deed afstand van een klein stuk grond dat het in 1967 op Syrië had veroverd en waar de Israëli intussen al hard aan hadden gewerkt, maar Israël behield een strategisch belangrijke positie op de berg Hermon.
Nauwelijks was een voorlopig akkoord getekend of de zware artillerie in het Golan-gebied zweeg en onmiddellijk na de definitieve ondertekening in Genève kon de uitwisseling van krijgsgevangenen beginnen.
Hoe de wereld en vooral Amerika tegen dit alles aankeek, bleek duidelijk uit de reactie van de New York Times, die verleden jaar nog ernstig bezwaar opperde tegen de toekenning van de Nobelprijs aan Kissinger wegens de twijfelachtige vrede die hij in Vietnam tot stand bracht, doch ditmaal een beschouwing over het bestand tussen Syrië en Israël afsloot met de opmerking dat Kissinger dáármee blijk had gegeven de Nobelprijs wèl te verdienen.
| |
De Palestijnen
Intussen verdriet het de Palestijnen, dat hun belangen bij dit akkoord tussen Syrië en Israël niet of nauwelijks aan bod zijn gekomen. Het gaat uiteindelijk toch om hén, menen zij. Zij weigeren overigens aan de besprekingen in Genève deel te nemen, zolang men daar de formule hanteert die in de laatste resolutie van de Verenigde Naties is vastgelegd en waarin zij als ‘vluchtelingen’ worden aangeduid.
Zij zetten de strijd voort met alle middelen van de terreur.
Zij gaven daarvan een bijzonder misdadig staaltje in het Israëlische dorp Maalot, even onder de grens van Libanon. Zij bezetten daar een schoolgebouw en hielden er een honderdtal kinderen in gijzeling. Toen de Israëliërs tenslotte, ziende dat onderhandelingen niets uit- | |
| |
haalden en dat de dreigementen van de drie terroristen steeds ernstiger werden, de aanval op het schoolgebouw openden, begon een van de drie Palestijnen in koelen bloede de kinderen met een nekschot neer te knallen. Twintig achter elkaar! Intussen probeerde een tweede met een handgranaat de hele rest om het leven te brengen, hetgeen echter mislukte omdat de Israëli tenslotte twee van hen neerschoten en ook de derde, op de vlucht geslagen, wisten te treffen.
Israël beantwoordde deze afschuwelijke wandaad aanstonds met luchtaanvallen op kampen in Libanon, waar Palestijnse terroristen werden opgeleid. Ook daarbij zouden tegen de twintig doden zijn gevallen.
| |
● Nationale politiek
Nederland
- Gemeenteraadsverkiezingen. Twee maanden na de verkiezingen voor de Provinciale Staten zijn de Nederlandse kiezers opnieuw naar de stembus geroepen, ditmaal voor de verkiezing van de Gemeenteraden. Grote verschuivingen verwachtte men er eigenlijk niet van; in twee maanden verandert er niet zoveel. Tot ieders verbazing echter kwam er wél een verrassing uit de bus. Ondanks het feit dat bij gemeenteraadsverkiezingen in het algemeen heel wat stemmen worden uitgebracht op typisch lokale partijtjes, zodat daar vaak geen peil op te trekken valt voor de landelijke politiek, lieten zich ditmaal toch heel duidelijk algemene tendensen onderkennen; de kleintjes kwamen veel minder aan bod dan bij vorige gelegenheden. Samenvattend zou men kunnen stellen, dat zich bij de kiezers een eerste aanzet tot terugvloeien naar het midden vertoonde. Hetgeen zich demonstreerde in het feit dat ten eerste de ‘progressieve’ drie met 2,2% achteruit liepen, de VVD met ongeveer 1%, terwijl de drie confessionele partijen, verenigd in het Christen Democratisch Appèl, niet minder dan ruim 3% wonnen. Dat zijn dan percentages van het totaal. Rekent men deze percentages om in percentages van het aantal ‘eigen’ kiezers die twee maanden geleden nog voor de betreffende partijen stemden, dan komt men tot een achteruitgang van de ‘progressieven’ én van de VVD beiden met ongeveer 5% en tot een winst van maar liefst 15% voor het CDA. Wat daartoe ongetwijfeld heeft bijgedragen is de omstandigheid dat in de gemeenten het samenwerkingsverband van het CDA een veel scherper omlijning heeft gekregen dan in de landelijke politiek. Duidelijk is gebleken, dat de kiezers het samengaan van de drie confessionelen in één middenblok wensen. De eerste reactie van de voorzitter van het CDA, prof. Steenkamp, was dan ook dat dit samengaan zich ook in de landelijke politiek duidelijker moet gaan manifesteren en dat er een eind
moet komen aan wat hij noemde de ‘muggenvangerij’ tussen de drie confessionele fracties in de Tweede Kamer. Terecht!
- De bestuurscolleges. De eerste taak van een nieuw gekozen gemeenteraad is de aanwijzing van de wethouders, die samen met de Burgemeester het bestuurscollege van de gemeente vormen. Reeds voor de gemeenteraadsverkiezingen bleek duidelijk, dat de Partij van de Arbeid op dit gebied een vuil politiek spelletje voorbereidde. Het behoort tot de goede gewoonten in de Nederlandse gemeenteraadspolitiek, dat het College van Burgemeester en Wethouders zodanig wordt samengesteld, dat het een zo getrouw mogelijke afspiegeling vormt van de gemeenteraad in zijn geheel; dat dus alle partijen die in voldoende mate in de Raad vertegenwoordigd zijn, over een of meer wethouderszetels kunnen beschikken, naar gelang van hun aanhang in de Raad. De Partij van de Arbeid echter hief de ogen ten hemel en verklaarde: wij willen de gemeente besturen overeenkomstig een heilig program en dáár waar wij over de meerderheid in de Raad beschikken, vormen wij dus een ‘programcollege’. waar wij de zaken alléén in bedisselen en niet alleen onze WD-opponenten maar óók onze
| |
| |
bondgenoten in de landsregering kunnen dan naar de pomp lopen! Een staaltje van brutale politieke schijnheiligheid, waar men misschien het best in Amerika modellen voor zou kunnen vinden! De lichte waarschuwing van de kiezers en de luide waarschuwingen van de katholieke en anti-revolutionaire fractieleiders in de Tweede Kamer legde de Partij van de Arbeid naast zich neer met het wederom schijnheilige smoesje, dat het landelijk partijbestuur geen bindende consignes kon geven aan de plaatselijke afdelingen en gemeenteraadsfracties. Vast stond tegen het eind van de maand, dat er ‘programmacolleges’ - lees ‘dictatuurcolleges’ - zouden komen in de provincie Noord-Holland en in de gemeente Rotterdam. Hoe de andere partijen daarop zullen reageren in die provincies en gemeenten waar zij samen een meerderheid hebben, is nog niet duidelijk. Maar dat de houding van de Partij van de Arbeid dusdoende een polarisatie in de hand werkt waar zij zelf wel eens de dupe van zou kunnen worden, lijkt niet onwaarschijnlijk, alle zoals gewoonlijk zoetsappige sussende verklaringen van de heer Den Uyl ten spijt.
- Exit D.'66. Het kleine partijtje dat een aantal jaren geleden zich zo dapper presenteerde als een heel nieuw element in de Nederlandse politiek - het element van het pragmatisme - heeft opnieuw een zware dreun gekregen bij de gemeenteraadsverkiezingen. Het heeft maar in een klein aantal gemeenten meegedaan en verwierf daar zegge en schrijve twee zetels op de vele duizenden. Zijn politieke leider, Dr. Terlouw, ziet er dan ook geen gat meer in. In de Martinihal, waar hij op de avond van de verkiezingsdag de uitslagen afwachtte, maakte hij er tenminste geen geheim van dat het voor hem voorbij is. De partij is aan het sterven en hoe eerder hij haar ten grave kan dragen hoe liever het hem is.
- De middenstand. Het verzet van de kleine ondernemers en de middenstanders tegen een regering die op haar knieën ligt zodra de vakbonden een keel opzetten, maar meteen schande roept wanneer de middenstand haar voorrekent dat zij per jaar meer dan 10% in reëel inkomen achteruitholt en daarom aan harde acties denkt, vond deze maand alvast enige ruggegraat in de actie van de kleine melkslijters, die ertegen op komen dat de grote melkfabrieken aan de grootwinkelbedrijven een lagere prijs berekenen dan aan hen; zij weigeren verhoogde prijzen te betalen. Ook de kruideniers begonnen zich te roeren. Den Haag doet er, eerlijk gezegd, niet veel aan. De Christelijk-Historische fractieleider Kruisinga deed wel een poging om de regering een duidelijk middenstands-programma af te dwingen, maar de Tweede Kamer liet hem in de kou staan. Minister Boersma van ‘sociale zaken’ - waaronder hij waarschijnlijk in hoofdzaak ‘vakbondszaken’ verstaat - zegde wel toe een ‘gesprek’ te zullen voeren met de middenstandsorganisaties en scheen bereid te zijn tot het invoeren van een soort algemene volksverzekering tegen arbeidsongeschiktheid, waar de middenstand inderdaad enigermate mee geholpen zou zijn, doch trok die bereidwilligheid met een half handje weer terug omdat inmiddels is gebleken dat de sociale wetten langzamerhand een veel te groot deel van het nationale inkomen opslokken. Het is nú al nauwelijks meer te betalen. En de middenstand maar verkommeren. Van ‘sociale zaken’ gesproken.
De vakbeweging. De federatie tussen het NVV en het NKV, die in kannen en kruiken leek, komt er voorlopig nog niet. Het werd al eerder duidelijk dat het NKV bij het aangaan van die federatie een gevoelig ledenverlies zou lijden, niet alleen van de kant van de beambten en het hogere personeel, die met hun hele bond besloten uit te treden, maar ook van individuele leden, die ervan overtuigd waren dat het NKV, eenmaal in de armen van het NW, binnen de kortste keren zou worden doodgedrukt en die zich dan maar liever wilden aansluiten bij het principieel gebleven CNV, dat de federatie van den beginne af verwierp. Deze maand kwam aan het licht dat binnen het NVV ook niet alles koek en ei is over die federatie. De grootste bond, de industriebond van Arie Groeneveld, voelt er niets voor. Het plan is nog wel niet van de baan; voorlopig is de zaak een half jaar in de ijskast gezet, maar of die daar ooit nog levend uit komt is een open vraag.
- De collegegelden. Het gesol met de collegegelden gaat nog steeds door. Minister de Brauw stelde het collegegeld indertijd op duizend gulden per jaar; een groot aantal studenten heeft dit bedrag betaald; een groot aantal niet; deze laatsten werden niet gecontroleerd, niet geweerd en niet vervolgd. Minister van Kemenade heeft nu het consent van de Kamer gekregen op een collegegeld van
| |
| |
500 gulden, maar er is geen sprake van dat de loyale studenten, die indertijd duizend gulden hebben betaald, een cent terugkrijgen of dat zelfs die 500 gulden nog wordt nagevorderd van degenen die niet betaalden. Zoiets moet een gewone arbeidersjongen eens proberen als hij de lessen op een technische school wil volgen; als hij niet prompt op tijd betaalt, vliegt hij de deur uit! Maar ja, dat is maar een gewone arbeidersjongen. En wij hebben toch zo'n verschrikkelijk sociaal voelende regering!
- Defensie. Minister Vredeling is voornemens in de komende vier jaren bijna twee miljard op de begroting van Defensie te bezuinigen. Zijn partijvoorzitter, Van der Louw, liet meteen vast te KVP weten dat zij die bezuiniging maar te slikken had en het is niet onmogelijk dat de KVP op dit punt inderdaad door de knieën gaat. Met de Anti-Revolutionairen echter schijnt de regering het moeilijker te zullen krijgen op dit punt. Veel zal ervan afhangen hoe de NATO op Vredelings bezuinigingsplannen reageert, maar de mogelijkheid van een ernstig conflict is toch niet uitgesloten, ondanks de steeds weer sussende woorden van de heer Den Uyl. (zie boven!)
- De Koninkrijksconferentie. De topconferentie van het Koninkrijk heeft plaatsgevonden. De ‘bergen’ hebben gepaard en een nietige muis gebaard! De heer Den Uyl gaf er wel hoog van op, maar in feite is er alleen uit gekomen, dat een aantal hete hangijzers in verband met de spoedige onafhankelijkheid van Suriname terug verwezen zijn naar de reeds bestaande Koninkrijkscommissie, die alleen wat haast moet gaan maken. Daar was de topconferentie niet voor nodig geweest.
| |
Verenigde Staten van Amerika
- Nixons positie. President Nixon blijft stug volharden in zijn pogingen om het Watergate schandaal zo niet van zich af te schudden, dan toch de impeachment-procedure in het Congres op de lange baan te schuiven. Gedeeltelijk is hem dat ook gelukt. Het ziet ernaar uit dat de juridische commissie uit het Congres, die de akte van beschuldiging tegen de President moet opstellen, zeker een paar maanden achterop is geraakt op haar tijdschema, omdat de President voortdurend maar blijft weigeren om het gevraagde bewijsmateriaal, dat binnen zijn bereik ligt, af te staan. Men verwacht nu, dat de akte van beschuldiging niet vóór augustus gereed zal zijn. Het Congres kan deze dan nog wel in zijn tegenwoordige samenstelling afwerken en doorsturen naar de Senaat, die uiteindelijk recht zal moeten spreken, maar of de Senaat nog in deze zittingsperiode, vóór de congresverkiezingen van november, aan het eigenlijke rechtsgeding zal beginnen, is een open vraag. De Amerikaanse juristen menen van wel. Tussen de beide huizen van het Congres bestaat namelijk een wezenlijk verschil. Het Amerikaanse volk kiest iedere twee jaren een nieuw Lagerhuis, dat men in de wandeling ‘het Congres’ noemt. Ieder Congres heeft in de Amerikaanse geschiedenis zijn nummer. Ieder Congres staat apart. Ieder Congres werkt zijn eigen zaken af; het kan zijn opvolger niet binden. Heel anders echter de Senaat. Er is in de Amerikaanse geschiedenis maar één Senaat. Een permanent lichaam, waarvan iedere twee jaren slechts een derde van de leden aftreedt en opnieuw wordt gekozen. De Senaat kan dus wèl werkzaamheden voortzetten over de grens van de twee-jaar zitting van het Congres. Het is dus niet onmogelijk dat de Senaat nog voor de verkiezingen een begin maakt met de berechting van de heer Nixon.
Nixons vertragingspolitiek heeft intussen een lelijke dreun gekregen van het Opperste Gerechtshof. De speciale aanklager Jaworski heeft zich met voorbijgaan van een lagere rechter rechtstreeks gewend tot het hoogste rechtscollege in Amerika met een verzoek om met spoed de vraag te behandelen of de President gerechtigd is bewijsmateriaal in de zaak van enkele zijner vroegere medewerkers achter te houden. Het Opperste Gerechtshof heeft beslist dat het aan dit verzoek zal voldoen en daartoe zelfs zijn gewone reces zal uitstellen. Beslist het Hof dat Nixon het gevraagde materiaal moet afstaan, dan komt de President voor een uiterst moeilijk dilemma te staan. Ofwel hij geeft de bandjes en de documenten af, die waarschijnlijk belastend materiaal voor hemzelf bevattten, ofwel hij weigert aan een bevel van het Opperste Gerechtshof te voldoen en dát alleen is reeds voldoende voor een impeachment.
Het uitzicht wordt voor hem steeds somberder. Oók al omdat het nog helemaal niet zeker is hoe het hem na een eventueel impeachment of aftreden zal vergaan. De mogelijkheid is niet uitgeslo- | |
| |
ten, dat hij dan - eenmaal uit de onschendbaarheid van het Witte Huis - aan verschillende gewone strafrechtelijke vervolgingen zal komen bloot te staan, die hem of kapitale boetes of zware gevangenisstraffen of beide kunnen opleveren.
Zijn enige toeverlaat is nu nog Kissinger, wiens successen hij naarstig op zijn eigen rekening schrijft. Hij is voornemens in de maand juni een soort van triomfale ronde te gaan maken langs alle landen van het Midden-Oosten teneinde zich als de ‘vredestichter’ te laten bejubelen.
- Fords positie. De Vice-President van de Verenigde Staten, Gerald Ford, heeft het intussen niet gemakkelijk. Als rechtgeaard Republikein kan hij de President niet afvallen, maar van de andere kant moet hij uitkijken dat hij zich niet te veel met Nixon vereenzelvigt, zich niet te veel met hem laat zien. Hij moet zijn blazoen onbesmet houden voor het geval dat hij de wacht in het Witte Huis moet overnemen. Hij moet laveren. Hij doet dat heel handig. In de eerste plaats zorgt hij dat hij zover mogelijk van het Witte Huis vandaan blijft. In het half jaar dat hij nu Vice-President is, heeft hij niet minder dan 375 spreekbeurten vervuld over héél Amerika. Daarvoor heeft hij 80.000 mijl gevlogen. Dit levert hem het extra voordeel op, dat hij in de kring van de Republikeinse partij hoe langer hoe meer bekendheid krijgt als een vriendelijke man, die weet wat hij wil. In Washington zelf, waar hij de zittingen van de Senaat moet presideren, cultiveert hij met de grootste zorg zijn goede betrekkingen zowel met de Senatoren als met de leden van het Congres en met de pers. Uiteraard beschikt hij over een fraai kantoor in de Senaatsvleugel van het Capitool, maar hij is de eerste Vice-President die zich ook een kamer heeft laten inrichten aan de Congres-zijde van het gebouw, zodat de leden van het Congres niet helemaal naar de andere kant van het gebouw hoeven te lopen om een praatje met hem te maken. In de tijd van Agnew vormden de bewakers van de Vice-President een gesloten cordon om hem heen; zij maakten korte metten met journalisten die de Vice-President trachtten te benaderen. Onder Ford is dat op slag veranderd. Ford heeft hun opdracht gegeven journalisten en bezoekers met evenveel voorkomendheid te behandelen als zij tegenover hemzelf aan de dag leggen. Dit alles markeert een verschil met Nixon dat de Amerikanen weldadig aandoet. Ford speelt zijn spel bijzonder goed.
| |
Frankrijk
Tweemaal zijn de Fransen naar de stembus geroepen voor de verkiezing van een nieuwe President. De eerste keer, op 5 mei, kregen zij de keus tussen twaalf kandidaten. Van deze twaalf verenigde de kandidaat van de linkergroepen, François Mitterand, ruim 43% van de uitgebrachte stemmen op zich; op een flinke afstand volgden Giscard d'Estaing met ruim 32% en Chaban Delmas met 15%. Aangezien volgens de Franse Grondwet de President moet worden gekozen met absolute meerderheid van stemmen, moest op 19 mei een tweede verkiezing volgen tussen de twee kandidaten die bij de eerste gelegenheid de meeste stemmen hadden verworven - tussen Mitterand dus en Giscard d'Estaing. Dit betekende dat bij de eerste stemming het onversneden Gaullisme al een zware nederlaag had geleden. Niet alleen omdat de linkse kandidaat het zo ver had geschopt maar vooral omdat de ras-zuivere Gaullist in het gezelschap, Chaban Delmas, een zo pover figuur maakte. De duidelijke voorkeur van de rechtsgezinde Fransen voor Giscard d'Estaing duidde onmiskenbaar op een afwending van het Gaullisme pur sang. Giscards sympathieen lagen wel rechts, maar hij hield zich onafhankelijk van de Gaullisten.
Gedurende de twee weken die tussen de eerste en de tweede verkiezing verstreken. steeg de spanning met de dag. Aanvankelijk voorspelden de opiniepeilingen nog een geriefelijke meerderheid voor Giscard d'Estaing, doch naarmate de datum van 19 mei naderde, steeg de aanhang van Mitterand en op het laatst waren de beide kandidaten elkaar zo dicht genaderd dat niemand meer met enige zekerheid de uitslag van de verkiezing kon voorspellen. Het werd een dubbeltje op zijn kant. Hoogtepunt in de verkiezingscampagne vormde een televisiedebat tussen Giscard en Mitterand; een debat dat op sommige momenten hoog opliep doch uiteindelijk de balans enigszins ten voordele van Giscard deed doorslaan. Vooral omdat Giscard er geen ogenblik twijfel over liet bestaan dat hij, ongeacht de grootte van zijn meerderheid, zich de President van álle Fransen zou voelen, terwijl Mitterand zich nauvvelijks kon verdedigen tegen
| |
| |
het verwijt dat hij alleen maar de arbeiders als Fransen wenste te beschouwen, voor wier belangen hij zou opkomen. Giscard beloofde ook de arbeiders sociale verbeteringen, doch op basis van een gezonde economie. Bovendien speelde Mitterands mededeling dat hij zeven communisten in zijn kabinet zou opnemen, hem bepaald niet in de kaart.
De voorspellingen van de opiniepeilers bleken ditmaal eens bewaarheid; het werd op 19 mei inderdaad een nek-aannek race tussen de twee kandidaten. Giscard d'Estaing kwam weliswaar als overwinnaar uit de bus, doch met een bijzonder kleine meerderheid van iets meer dan 400.000 stemmen op een totaal van bijna 27 miljoen.
Giscard gaf echter aanstonds te kennen dat hij zich niet als een controversiële President zou opstellen met slechts de helft van de Fransen achter zich. Hij begon met premier Messmer, de laatste keus van Pompidou, af te danken; in zijn plaats benoemde hij de Gaullist Jacques Chirac. In tegenstelling echter tot het kabinet Messmer, dat tien Gaullisten bevatte, telde het kabinet Chirac er slechts vijf. Naast deze vijf kregen de vertegenwoordigers van het Centrum belangrijke posten in het kabinet, hetgeen betekent dat Giscard in het Parlement over een ruime meerderheid kan beschikken. De sleutelposten voor het binnenlands beleid worden in het kabinet ingenomen door oude vertrouwelingen van Giscard; de post van Buitenlandse Zaken door een kleurloze beroepsdiplomaat, hetgeen erop wijst dat Giscard het buitenlands beleid waarschijnlijk vrijwel geheel in eigen hand wil houden.
Het wachten is nu op zijn regeringsverklaring.
| |
West-Duitsland
Bondskanselier Brandt heeft ontslag genomen op grond van het feit dat hij in opspraak kwam door de onthulling dat een van zijn allernaaste medewerkers, die toegang had tot vrijwel alle staatsgeheimen, een topspion van Oost-Duitsland bleek te zijn. Het is echter bij politici altijd de vraag of aanleiding en oorzaak identiek zijn. De veronderstelling is niet ongerechtvaardigd dat dit bij Brandt's aftreden niet het geval is. Het zat Brandt het laatste jaar niet mee. Zijn Oostpolitiek kon nauwelijks meer een succes worden genoemd; over zijn binnenlands beleid juichte ook niet iedereen. De jongsocialisten hingen hem met hun radicale eisen aan de benen en de middengroepen, waar hij uitdrukkelijk steun bij zocht, bleken bij de laatste verkiezingen in de deelstaten geleidelijk weer terug te vloeien naar de Christen-Democraten. De regeringsverantwoordelijkheid begon hem zienderogen steeds zwaarder te drukken en de mogelijkheid mag bepaald niet worden uitgesloten dat hij die spionage-affaire alleen maar dankbaar heeft aangegrepen om die verantwoordelijkheid van zich af te schuiven. Daarmee valt het te rijmen dat hij als partijleider (zonder regeringsverantwoordelijkheid dus) is aangebleven. Leer een staatsman als Brandt de knepen van de politiek!
Ongeveer tegelijkertijd met zijn aftreden viel het einde van de ambtstermijn voor President Heinemann. In zijn plaats werd Brandt's minister van Buitenlandse Zaken, Walter Scheel, gekozen. In de plaats van Brandt zelf trad Helmut Schmidt, minister van Financiën in het kabinet Brandt.
Schmidt geldt als een eerzuchtig politicus, die getoond heeft over grote bestuurskwaliteiten te beschikken. Hij was geen onverdeeld bewonderaar van Brandt, mede omdat deze nauwelijks enige belangstelling aan de dag legde voor de economische problemen, die Schmidt juist zeer ter harte gingen. Uitgesproken progressief is hij bepaald niet. Hij is een uiterst scherp en gewiekst debater.
Hij zal het waarschijnlijk moeilijk genoeg krijgen, omdat de oppositie haar winst in de deelstaten weliswaar nog niet kan omzetten in een meerderheid in de Bondsdag, maar straks waarschijnlijk wel in het Hogerhuis.
| |
Portugal
Het nieuwe regime in Portugal heeft zich in de loop van de maand mei enigszins gestabiliseerd. Op 15 mei werd generaal de Spínola geïnstalleerd als President van de Republiek. Op uitdrukkelijke wens van de Spínola geschiedde dit zonder enig ceremonieel vertoon; de Spínola wilde aldus te kennen geven, dat zijn presidentschap slechts een voorlopig karakter droeg. 's-Anderendaags benoemde de Spinola een nieuwe regering, die eveneens een voorlopig karakter draagt. Eerst tegen de lente van het volgend jaar is hij voornemens verkiezingen uit te schrijven. Als Minister-President benoemde hij Adelino Palma Carlos, een onafhankelijk politicus, die tijdens het
| |
| |
regime Caetano niet bekend stond als een leider van de oppositie, doch ook zorgvuldig afstand tegenover het regime bewaarde. In zijn kabinet zitten zowel socialisten en communisten als liberalen, waar zich stellig een aantal aanhangers van Caetano achter verschuilen. De belangrijkste figuur in het kabinet is Mario Soares, leider van de socialisten, die de portefeuille van Buitenlandse Zaken beheert.
Het optreden van Soares heeft vooral duidelijkheid gebracht in de voornemens van de regering ten aanzien van de koloniale oorlogen. Soares heeft zowel de Frelimo in Mozambique als de voorlopige regering van Guinee-Bissau te kennen gegeven bereid te zijn tot praten. De Frelimo heeft hij aangeboden de oorlog in Mozambique te beëindigen wanneer de Frelimo zich omzet van een gewapende verzetsbeweging in een politieke partij. Met Guinee-Bissau heeft hij besprekingen geopend op basis van erkenning van onafhankelijkheid. Het is duidelijk dat het regime vastbesloten is aan de moeilijkheden in de koloniale gebieden drastisch een eind te maken. De onderhandelingen waren aan het einde van de maand nog in gang.
De nieuwe regering is in ieder geval bezig een referendum voor te bereiden over het statuut voor de koloniën en vóór 15 november een nieuwe kieswet op te stellen. Overigens heeft zij de handen vol aan de economische problemen van het land, die door de democratische revolte van de militairen uiteraard niet werden opgelost.
| |
Noord-Ierland
De toestand in Noord-Ierland is in de loop van de maand mei nagenoeg onhoudbaar geworden. Deels door een grote stakingsactie, ontketend door de protestantse Verenigde Arbeidersraad, deels door een uiterste verscherping van de bomterreur, die zich in de loop van de maand bovendien nog op ontstellende wijze uitbreidde tot de Ierse hoofdstad Dublin, waar in het centrum van de stad vier bommen tegelijk ontploften en dertig doden en enkele honderden gewonden achterlieten. De stakingen, vooral in de elektriciteitsbedrijven, stortten het land in een volkomen chaos. Tot overmaat van ramp torpedeerden de protestanten de nieuw gevormde Raad van Noord-Ierland, waarin voor het eerst ook katholieken aan de regering van het land deelnamen. De protestanten traden massaal uit en daarmee was de Raad ter ziele. Engeland kon niet anders meer dan het bestuur van Noord-Ierland weer in eigen hand nemen - maar ook dát willen de protestanten niet. Door de stakingsactie zijn zij zich een zekere macht bewust geworden en zij willen deze kost wat kost staatkundig bevestigen. Zij willen ook geen Engels bewind meer. Zij wilen niets anders meer dan baas zijn in wat zij ‘eigen huis’ noemen. Engeland zelf voelt zich langzamerhand helemaal opgelaten met Ulster, dat nu al een vrij groot aantal Britse militairen het leven heeft gekost. Het wil ervan af. Maar hoe?
| |
Italië
Op 13 mei hebben de Italianen zich per referendum uitgesproken over het al of niet voortbestaan van de wet op de echtscheiding, die in 1970 werd ingevoerd onder hevig protest van het Vaticaan. Ondanks dit hevig protest sprak 60% van de Italianen zich uit voor de handhaving van de wet. Een ernstige nederlaag voor het Vaticaan tengevolge waarvan het concordaat met Italië zal moeten worden herzien.
Italië kreeg voorts te kampen met een ongehoorde uitbarsting van geweld van de zijde der neo-fascisten. De strijd tegen dit zwarte gevaar vormt een der grootste zorgen van het kabinet Fanfani.
| |
Israël
Aan het einde van de maand heeft mevrouw Golda Meir definitief haar ambt neergelegd en heeft Israël een nieuw kabinet gekregen onder leiding van generaal Itzhak Rabin. De meest bekende figuren uit het kabinet van Mevrouw Meir zijn niet teruggekeerd in de nieuwe regering: Dayan en Eban. De Nationale Religieuze partij heeft niet meegedaan, zodat het kabinet moet steunen op de kleinst mogelijke meerderheid in de Knesseth. Of het lang in die positie kan volharden zonder nieuwe verkiezingen, is twijfelachtig.
| |
| |
| |
België
Tindemans speelt een kleine slem
Zaterdag 8 juni heeft de C.V.P. een open partijdag gehouden over het thema: vrouw en maatschappij. Een druk bijgewoonde dag, met vooral vrouwen en een sfeer van open discussie tussen de voorstanders van de traditionele visie en de voorstanders van modernere opvattingen over partnerschap tussen man en vrouw in gezin en samenleving. De ontwerptekst was vrij progressistisch en behandelde een toekomstbeeld van gedeelde arbeid, gedeelde verantwoordelijkheid en gedeelde zorg op alle levensterreinen. Ook de politiek! Dit alles stond trouwens in fel contrast met de politieke realiteit van het ogenblik: diezelfde dag werd te Brussel de regeringsuitbreiding fel bediscussieerd door uitsluitend belangrijke mannen onder elkaar. Voorts is men reeds vrijwel klaar met het in elkaar puzzelen van het volgend sociaal-economisch vijfjarenplan zonder rekening te moeten houden met de verzuchtingen die de vrouwen op de open partijdag hebben geuit. En nog zoveel ingrijpende problemen, als de bestrijding van de inflatie bijv., die iedere vrouw in haar budget treft, zullen wel door mannen worden geklaard...
De afstand tussen mooie visies en intentieverklaringen en de concrete praktijk was wel bijzonder voelbaar. Trouwens de slotrede van voorzitter Martens kon niet doorgaan: hij had wel belangrijker ‘katers’ te geselen!
Want diezelfde dag mislukte de ultieme poging van de premier, geflankeerd door de voorzitters van de regeringspartijen, om nog meteen de grote regerings-uitbreiding tot stand te brengen. Hij zag zich die avond genoodzaakt vrede te nemen met een kleine uitbreiding in de richting van het Rassemblement Wallon.
Nochtans, sinds begin mei had Tindemans niet aflatend onderhandeld met de taalpartijen, met de sterke wil zo snel mogelijk de minderheidsregering om te vormen tot een volwaardig gezaghebbend orgaan, met liefst een twee-derde meerderheid in het parlement. Nu de Socialistische partij niet meer in aanmerking kwam als regeringspartner, moest hij dit proberen door de onverzoenbaren te verzoenen: de Volksunie, het Rassemblement Wallon en het Front des Francophones.
De belangen die op het spel stonden waren dan ook erg groot. De positie van het minderheidskabinet was niet te benijden. Het werd alleen maar geduld door de communautaire partijen, die in deze situatie meester bleven van het spel. Dit tot groot jolijt en leedvermaak in BSP-rangen.
Er waren meerdere redenen waarom men zolang getracht heeft - haast tegen beter weten in - om toch een grote verruiming tot stand te brengen. Zowel voor het afwerken van de gewestvorming als voor het eventueel in het leven roepen van een constituante en een nieuwe grondwetsherziening is twee-derde meerderheid vereist in het parlement. Dit was zeker een eerste belangrijke reden. Een tweede, o.i. niet minder belangrijke reden was het bewustzijn dat
| |
| |
er, gezien de uit de hand lopende inflatie, straks onsympathieke maatregelen zullen moeten genomen worden, bijv. van fiscale aard. Dergelijke maatregelen nemen politici het liefst met een grote groep partijen gezamenlijk, zodat meerderen medeverantwoordelijkheid dragen: kwestie van de kiezers niet té zeer te prikkelen. Een derde reden was verder dat een kleine vernieuwing, zoals zij nu bezig is tot stand te komen, wellicht in de toekomst afbreuk zal doen aan de regionale welwillendheid van de recente besprekingen. Het hernemen door bijv. de Volksunie van haar normale oppositiestijl en het opflakkeren van de daarbij horende verbale krachtpatserij zal de serene sfeer opnieuw vertroebelen.
Hoeveel redenen Tindemans ook had om hardnekkig, weken aan een stuk, te blijven onderhandelen, het heeft niet mogen baten. Eerst heeft het Franstalige front het laten afweten en onmiddellijk daarop liet Perin weten dat zijn R.W. niet kon toetreden in een regering mét VU en zonder FDF. Deze laatste kregen geen genoegdoening op hun eisen voor allerlei faciliteiten voor Franssprekenden in Vlaams Brabant, en voor een tweetalige corridor tussen Brussel en Wallonië waarmee zij de hoofdstad wilden verlossen uit het keurslijf van de 19 gemeenten. Het ‘non au carcan’ waarmee zij destijds van verkiezingszege naar verkiezingszege togen werkt nog na in de eisen van hun woordvoerders. Aan de andere zijde wordt er angstvallig over gewaakt dat een nieuwe gewestvorming van België geen federale staat met 3 maakt, waarbij Brussel scheidsrechter wordt over Vlaanderen en Wallonië.
Waarom het dan alleen maar een kleine uitbreiding wordt met het RW als nieuwe bondgenoot ligt in het reeds bestaande overwicht van Vlaamse zijde in de minderheidsregering. Perin weigerde trouwens in alle duidelijkheid toe te treden tot een regering die hij anti-Brussel noemde, d.w.z. mét VU en RW en zonder het FDF. De Volksunie is terug in de oppositie gestapt. Tindemans hoopt dat dit geen blijvende gevolgen zal hebben voor een nieuwe onderhandelingsfase in het najaar wanneer de tijden rijper zullen zijn. Wat nu juist die tijd rijp zal maken hebben wij nog niet begrepen. Speculeert men op een gistingsproces? Rekent men op het effect van de zomerzon?
In 1976 staan gemeentelijke verkiezingen op de agenda. De nationale coalitie kan best heel wat invloed hebben op de samenstelling van de gemeentelijke colleges. Jarenlange CVP-BSP regeringen - met slechts nu en dan een kleine kink in de kabel - brachten in de meeste gemeenten een stevige christen-democraten/socialisten coalitie aan de macht. Mocht de oppositiekuur van de BSP menens worden - uit vrije keuze of gedwongen - dan valt het te voorspellen dat menig gemeentelijk mandataris zich weinig gelukkig zal prijzen bij deze bedreiging van zijn plaatselijke positie. De linker BSP vleugel mag dan al geloven in de noodzaak en de uiteindelijke positieve effecten van een jarenlange oppositie tot radicalisering van de partij, zij weet best hoe het zit met haar pappenheimers en zwijgt in alle talen over deze concrete gevolgen. Maar zal dit zand strooien in de ogen van hen die zoniet alles dan toch veel te verliezen hebben?
10 juni 1974
Rita Jolie-Mulier en Ward Bosmans
|
|