| |
| |
| |
Sovjet-objectieven en de ontwapening
Henry M.V. Buntinx
Wapensystemen zijn altijd een beroerd punt geweest binnen het internationale verkeer. Ze zijn er nog steeds en toch heeft men er altijd liefst van weg gewild. Het is bovendien een eeuwenlange strijdvraag of het bestaan van wapens de oorzaak is van oorlogen dan wel of de bewapening de vrede in stand houdt doordat dergelijke utensiliën bij potentiële agressoren een zeker afschrikkingseffect sorteren. Sinds de aanvang van het nucleaire tijdperk is die vraagstelling nog acuter zoniet beklemmender geworden. Maar aan een algemeen acceptabele beantwoording is men - ondanks de proliferatie van de polemologie - nog op verre na niet toe.
Ondanks al die theoretische moeilijkheden pretendeert toch zowat elke staat dat er aan de stand van de bewapening iets moet worden gedaan. Maar wat dat ‘iets’ precies behoort te zijn, is op zijn beurt een punt van discussie zoniet van onenigheid. Het volstaat een paar trefwoorden op een rijtje te zetten: ontwapening, algemene dan wel partiële; wapencontrole; bevriezing; limitering; wapenvrije zones; en zo kan men verder gaan. Ook de Sovj et-Unie doet - wanneer dat past - mee aan het internationaal psalmodiëren over ontwapening en wereldvrede. Nu eens gaat het de weg op van het algemeen ontwapenen tout court, dan weer wordt de voorkeur gegeven aan wapencontrole.
De Sovjet-Unie leeft - zoals alle anderen staten - binnen een feitelijke internationale context. Zoiets betekent dat zij wel verplicht is rekening te houden met het onomkeerbare feit dat de statengemeenschap bewapend is. En omdat zij binnen dat feitelijke systeem - evenals alle andere staten - recht heeft op eigen veiligheid, is het normaal dat zij zich aan de ‘feitelijkheid’ aanpast, ergo zich bewapent. Het evenzeer bewapende Westen kan het Kremlin zoiets bezwaarlijk kwalijk nemen.
Wanneer de Sovjet-Unie over ontwapening spreekt, zal zij twee elementen incalculeren: haar eigen staatkundige veiligheid en de objectieven die zij zich stelt. Datzelfde vinden wij ook terug bij die andere supermacht, de USA. Beide kunnen er niet onderuit zowel materiële als ideologische objectieven na te streven. Dat brengt nu eenmaal hun status van supermacht met zich mee.
| |
| |
| |
Staatkundige objectieven
Grof gezegd kan men stellen, dat de Sovjet-Unie aan het einde van Wereldoorlog II de meeste van haar nationale objectieven heeft bereikt. Er werd een veiligheidsgordel rond het vaderland gelegd. Op dat stuk hebben de communisten consequent de politiek der Tsaren voortgezet. Dat hoeft niet te verwonderen, aangezien de nationale politiek voor een groot gedeelte wordt bepaald door de constanten van het menselijk en fysisch milieu.
Er is vooreerst de panslavische droom van de vereniging van de Slavische volkerenfamilie. Men weet dat Rusland nooit geaarzeld heeft stukken Slavisch gebied aan te hechten, hetzij bij gelegenheid van de talrijke opdelingen van Polen of als gevolg van de napoleontische oorlogen. Na Wereldoorlog I ving de Sovjet-Unie bot maar dat werd op zijn beurt goed gemaakt vanaf 1945. Eén schakel nochtans ontbreekt in het geheel, nl. Joegoslavië. Vandaar de labiele positie waarin dit land zich momenteel nog altijd bevindt. Ietwat oneerbiedig kan men stellen dat de opvolging van Tito al open verklaard is en het is opvallend hoe de Kremlinleiders de jongste tijd indringender in de richting van Belgrado zijn gaan turen. Men zou kunnen zeggen dat zij Joegoslavië altijd in gedachten hebben zonder erover te spreken. Een forse vinger in de Joegoslavische pap is uitermate aantrekkelijk: verzekerde aanwezigheid in de Adriatische Zee, doorlopende landverbindingen met de Middellandse Zee en - niet te vergeten - lijfelijke aanwezigheid aan de grenzen van Albanië.
Een tweede oeroude droom is de toegang tot de ijsvrije zeeën. De Sovjet-Unie wil los uit de continentale gebondenheid; ook op dat vlak wil zij pariteit met de maritieme macht USA en in dat licht moet de enorme uitbouw van de martieme vlooteenheden worden gezien. De Baltische Zee is nog wel geen exclusieve Sovjet-regio maar het gaat er toch al aardig op lijken. In de Middellandse Zee circuleren indrukwekkende smaldelen van de Rode Vloot maar Istamboel is nog niet bij het imperium ingelijfd. Waar Turkije om zo te zeggen in de weg staat, zou Joegoslavië de oplossing kunnen bieden.
De staatkundige objectieven van de Sovjet-Unie hebben alle te maken met de attributen van een wereldmacht. Die situatie is voor het Kremlin heilig en men mag aannemen dat elke externe macht, die daaraan iets zou proberen te veranderen, een casus belli uitlokt. De USA hebben dat ietwat laattijdig begrepen maar betrekken nu toch de internationale status quo in hun diplomatieke berekeningen.
| |
Ideologische objectieven
Die zijn niet zo complex. Vooreerst instauratie van het communisme in de Sovjet-Unie en in de aangrenzende invloedssfeer; daarna vernietiging van
| |
| |
het kapitalisme op wereldschaal. Om die objectieven op lange termijn te bereiken, moeten enkele tussenstadia doorlopen worden.
Het instaureren van het communisme begint met de vorming van de nieuwe mens en door het achter de hand hebben van materiële macht. De macht is het produkt van twee factoren: het moreel en het materieel. De nieuwe mens moet derhalve zó worden gevormd dat hij tot een macht uitgroeit; hij moet een betrouwbaar drager van het communisme worden. Hij moet deelnemen aan de realisering van wat wordt genoemd: de materiële basis van het communisme. Die basis moet zó worden uitgebouwd dat zij superieur is ten overstaan van die van het kapitalisme. Lukt dat, dan zal de communistische mens zich ten eeuwigen dage gelukkig voelen. Dat was te zijner tijd de redenering van Lenin.
Bovendien vindt de Sovjet-Unie ook dat zij bepaalde morele verantwoordelijkheden draagt. Zij moet de verworvenheden van de oktoberrevolutie verdedigen. Hetgeen betekent dat de communistische maatschappijvorm in zijn integraliteit moet worden verdedigd. En om dat te doen, moet permanent een aangepaste legermacht op de been worden gehouden. In alle officiële communiqués in verband met het Warschaupakt wordt daarop zwaar de nadruk gelegd, iets wat dan weer grof contrasteert met de vrij pacifieke zinssneden welke voorkomen in officiële documenten over de Veiligheid in Europa en dies meer. Men zou dus kunnen zeggen dat er aan de politiek van de Sovjet-Unie ergens een offensief aspect vastzit. Dat is juist, maar men mag niet vergeten dat er ook nog een defensief aspect valt te onderscheiden.
Inderdaad, bij het nastreven van haar ambities is de Sovjet-Unie op weerstanden gestuit, waarvan zij voorheen wellicht het bestaan niet vermoedde, nl. de ideeën. Zij had wel steeds haar opvattingen over wat ideeën behoorden te zijn, nl. orthodoxe marxistische ideeën die de zegen hadden van de Kremlinleiders. Maar in de geschiedenis is geen enkel geval bekend van een ideologie of quasi-religie die niet haar eigen heresieën kweekte. Ook het marxisme - al noemt het zich een wetenschappelijke theorie - is niet daaraan ontsnapt. Door zelf de studie en de verspreiding van het marxisme te bevorderen, heeft de Sovjet-Unie - zonder het zelf te willen - meer en meer exegeten ten tonele gevoerd die zich niet laten muilbanden door de dogmatiek van het Kremlin. Men stelt overigens in de wereld vast dat het Moskou-communisme stagneert. Het wordt stilaan in het defensief gedrongen door allerlei vormen van creatief marxisme. Zoiets kwetst de Sovjetrussische eigenliefde en tast de weerbaarheid aan. In plaats van het offensief te moeten voeren tegen één welbepaalde vijand - nl. het kapitalisme - heeft men nu met een veelheid van vijanden te doen: revisionisten van rechts en van links, gauchisten, trotzkisten, maoïsten en noem maar op. Dat
| |
| |
is een groot gevaar. Niet zomaar enkel omdat de eenheid van de doctrine wordt bedreigd, maar ook die van de communistische mens zoals Moskou hem wenst te zien. En dat laatste is zeker nog belangrijker dan het eerste.
| |
Ontwapening: wat is dat?
Het is binnen de dialectiek van de staatkundige en ideologische objectieven aan de ene kant en de weerstanden die beide oproepen aan de andere kant dat de Sovjet-Unie zich een concept moet uitwerken van wat ontwapening kan zijn en welke grenzen daaraan moeten worden gesteld. Uit het voorafgaande kan gemakkelijk worden afgeleid dat de Sovjet-Unie er inzake ontwapening geen simplistische ideeën op na kan houden; zoiets in de aard van: laat ons gezamenlijk alle wapens op één internationale vuilnisbelt gooien en er bij manier van spreken het vuur onder steken. Het heeft ook maar weinig zin zich af te vragen of de Sovjet-Unie zich m.b.t. het probleem van de ontwapening zal gedragen als nationale staat dan wel als communistisch missioneringscentrum. Staatsraison en marxistische dogmatiek zijn op dit punt eng in elkaar gestrengeld.
Lenin heeft nooit geloofd dat de Sovjet-Unie de westerse wereld er toe zou kunnen overhalen een sluitend ontwapeningsakkoord af te sluiten. Maar van de andere kant veroordeelde hij af en toe de ontwapening en het pacifisme als zogenaamde bourgeoisdromen. Hij was ervan overtuigd dat sociale veranderingen enkel mogelijk waren door gewelddadige revolutie en dat de wereldvrede pas tot stand zou komen na de oprichting van een klasseloze maatschappij. Tot daar de theorie.
Dat alles belette niet dat de Sovjetdiplomaten al vanaf 1922 op internationale conferenties begonnen te pleiten voor ontwapening. In 1928 verbaasde de Sovjet-afgevaardigde Maxim Litvinov alle deelnemers aan de ontwapeningsconferentie van de Volkenbond met zijn voorstel de algemene ontwapening binnen de duur van één jaar te voleindigen. Datzelfde voorstel kwam telkens terug tijdens de 30-er jaren. Men is algemeen van opvatting dat het voorstel bedoeld was als een defensief mechanisme. Men zocht naar afweer: ten eerste tegen een mogelijke nieuwe interventie van de westersen in de Sovjet-Unie en ten tweede tegen de opkomst van het nazisme.
Na Wereldoorlog II wilde Moskou opnieuw de rol spelen van leider in de strijd voor vrede en ontwapening. Maar toen was de situatie volkomen verschillend. De Sovjet-Unie had Oost-Europa onder de voet gelopen en Stalin was wel verplicht zijn aanwinsten te consolideren. De USA beschikten over het monopolie van de atoomenergie met als gevolg dat de Sovjets een campagne op touw zetten die tot doel had het belang van atoomwapens te minimaliseren.
| |
| |
Vanaf 1955 tot het begin der 60-er jaren waren de Sovjets de hardnekkige advocaten van de algemene en totale ontwapening. Het Westen wierp op dat Moskou ontwapening wilde zonder voldoende controlemaatregelen terwijl het Kremlin repliceerde door te stellen dat het Westen net het omgekeerde nastreefde. Het dient gezegd dat de Sovjets bij al dat heen en weer gepraat een panische angst aan de dag legden tegenover het probleem van de inspectie-ter-plaatse. Anderzijds moet ook worden toegegeven dat tijdens die hele periode de Sovjet-Unie technologisch bij het Westen achterlag, hetgeen nu precies geen aansporing was om Ameriaanse inspecteurs op zijn grondgebied toe te laten. Er bestaat dus reden om te geloven dat de Sovjets het tijdens die periode niet ernstig meenden wanneer zij verbale propaganda maakten voor algemene en totale ontwapening. Sommige commentatoren gaan nog verder en opperen de gedachte dat de Sovjets toentertijd zelfs geen diepgaande studie hebben gemaakt van de geweldige implicaties van algemene en totale ontwapening. Eenvoudigweg omdat zij die toch niet ernstig namen. Een frappant voorbeeld is wel dat de Sovjets zich in die tijd steeds onthielden telkens als het punt van de algemene en totale ontwapening in de UNO ter sprake kwam. Dezelfde houding namen zij aan ten overstaan van de UNO-vredesmachten, iets wat algemeen wordt aangezien als voorloper van een vorm van ontwapening.
Indien nu wordt aangenomen dat de Sovjets weinig om totale ontwapening geven, wat denken zij er dan bij te winnen door daarvoor toch te blijven pleiten? Lenin, die ontwapeningsonderhandelingen aanvankelijk veroordeelde als zijnde een illusie, zou ze nadien gaan beschouwen als een bruikbaar middel om de invloed van de pacifisten in het Westen op te vijzelen en de onenigheid tussen de westerse regeringen aan te wakkeren. Het spreekt vanzelf dat de Sovjetleiders sinds Chroesjtsjov een meer ernstige houding zijn gaan aannemen, niet in het minst onder de druk van de moderne wapentechnologie. Maar ofschoon de huidige leiders de gevaren van accidentele en andere vormen van niet-gewilde oorlogen niet kunnen uitsluiten, schijnt voor hen het gevaar niet zo enorm te zijn dat zij zich verplicht zien van de ontwapening een eersterangs-voorwerp van hun buitenlands beleid te maken.
Door niettemin te blijven timmeren op de gedachte van totale ontwapening, hopen de Sovjets inderdaad bepaalde voordelen binnen te rijven. Men tracht uiteraard de internationale publieke opinie te sensibiliseren zodat zij - vooral dan in het Westen - zwaar zou gaan doordrukken op de respectievelijke regeringen. Zoiets kan gemakkelijker in het Westen dan in het Oosten. Door het initiatief in handen te houden, geven de Sovjets vooral in bepaalde ontwikkelingslanden de indruk dat zij de dynamische internationale partij zijn. Er zijn ontwikkelingslanden die geloven dat elk stuk ont- | |
| |
wapening van de supermachten rechtstreeks evenredig is met de aangroei van de ontwikkelingshulp die zij dan mogen verwachten.
Dat alles betekent nu weer niet dat er iets sinisters steekt in de Sovjet-propaganda voor totale ontwapening. Een dergelijke politiek helpt een politiek klimaat te creëren waarbinnen het hen mogelijk is een zekere invloed uit te oefenen op de strategische doelstellingen van het economisch en technologisch superieure Westen. Een pacifistische en pro-ontwapenings atmosfeer maken het internationale environment veiliger voor het voeren van het Sovjetrussische buitenlandse beleid.
| |
Wapencontrole: concreet iets doen
Ontwapening is altijd zowat een abstract begrip geweest. Bovendien is de realisering ervan zo enorm moeilijk dat het schermen met de term als vanzelf aan propaganda doet denken. Het is dus niet te verwonderen dat de staten uiteindelijk van dat begrip af moesten om te komen tot het uitdokteren van concrete maatregelen.
Indien met recht kan worden gesteld dat de Sovjet-Unie momenteel geen ontwapende wereld wil, dan betekent dit niet dat zij geen belangstelling heeft voor akkoorden omtrent wapenbeperking. Maar deze ommezwaai is van vrij recente datum. Tot in het begin van de 60er jaren beschouwde Moskou de wapencontrole als weinig meer dan een ‘kapitalistische truc bedoeld om het behoud en de groei van het militaire establishment te vrijwaren’. Na de Cuba-crisis kwam daarin verandering. Moskou begon te aanvaarden dat partiële maatregelen van ontwapening wel iets goeds in zich hadden, op voorwaarde nochtans dat zij werden gezien in het perspectief van de algemene en totale ontwapening. De interesse voor wapencontrole vergrootte tevens naarmate de Sovjettechnologen meer en meer vertrouwd geraakten met de westerse opvattingen terzake. Terloops gezegd: sinds het eind van Wereldoorlog II zijn de Sovjetopvattingen inzake militaire politiek en strategie altijd de evolutie der gebeurtenissen achterna gehinkt. Maar de interesse voor partiële maatregelen nam ook toe naarmate de Sovjets verplicht werden in te zien dat budgetten voor defensie niet eindeloos in de hoogte kunnen worden getrokken.
Men kan nu opnieuw de vraag stellen of de Sovjetpropaganda voor wapen-controle (als vorm van partiële ontwapening) wel ernstig bedoeld is. M.a.w. wil men echt iets aan ontwapening gaan doen of is het slechts de bedoeling tot akkoorden te komen met de USA en het Westen? Door op dit stuk samen te werken met de USA hebben de Sovjets zich verwijten van de kant van de Chinezen op de hals gehaald. Deze laatsten spreken van een ‘samenheulen met de leiders van de kapitalistische en imperialistische reactie’.
| |
| |
Hoe dan ook, Moskou wil zoveel mogelijk de onzekerheid wegwerken die het nog steeds heeft m.b.t. de Amerikaanse plannen voor nieuwe wapen-systemen. Bovendien voelt het minder en minder voor een keiharde wapenwedloop die in de toekomst nog enormer fondsen zou opslorpen. Men wil het liever houden bij een maximale zekerheid omtrent de eigen veiligheid. Zoiets is gemakkelijk te realiseren wanneer men niet steeds beducht moet zijn voor explosies van militaire technologie in het andere kamp. Maar anderzijds moet Moskou Peking in het oog houden. Alles gebeurt zowat op dezelfde manier als toen Groot-Brittannië en de USA na Wereldoorlog I hun onderlinge maritieme rivaliteit bijlegden terwijl zij beide Japan in de gaten hielden.
Waarschijnlijk is het zo dat de Sovjets het conflict tussen contradictorische krachten en verlangens beginnen te voelen. Of hun vrees gerechtvaardigd is of niet, toch zien zij bezorgd uit naar hun toekomstige betrekkingen met China, een land waarmee zij een grens van 4.000 km delen. Westerse analisten hebben lange tijd volgehouden dat de Sovjetleiders in Europa een détente zoeken om op die manier hun westerse achterhoede te beveiligen wanneer de spanningen met Peking mochten toenemen. Een dergelijke argumentatie past heel goed in de klassieke Russische strategie, die steeds poogde een gelijktijdig conflict op twee verschillende fronten af te weren. Maar men kan de zaak ook omkeren. Dan zouden de Sovjets met opzet een harde houding aannemen tegen de nucleaire dwerg China om hun oosterflank te beveiligen en om zodoende in staat te zijn in Europa een meer dynamische politiek te gaan voeren. Welke interpretatie ook de juiste is, het blijft een feit dat de mogelijke bedreiging die van China in de toekomst kan uitgaan, bepaalde grenzen stelt aan het soort ontwapeningsakkoorden dat Moskou met Washington wil afsluiten, en dit nog afgezien van het belang dat het Kremlin bij een détente in Europa kan hebben.
Ook de Europese scène ligt voor de Sovjets bezaaid met dubbelzinnigheden. Jaren geleden eisten de Sovjets de liquidatie van de US-bases in Europa, de ontmanteling van de NATO, de terugtrekking van de US-troepen en een nonagressiepakt tussen Oost en West. Vandaag staan zij op het punt enkele van hun geliefde objectieven binnen te halen. De USA hebben in West-Europa aan invloed ingeboet en Bonn heeft zich neergelegd bij de meeste eisen die door de Sovjets werden gesteld. Met de politieke en militaire éénmaking van West-Europa is het meer dan slecht gesteld.
Dit alles kan gedeeltelijk verklaren waarom de Sovjets na jarenlange weigeringen uiteindelijk zijn ingegaan op het westerse voorstel van de MBFR (Mutual and Balanced Force Reductions). Zij zijn zich terdege bewust van de politieke en economische druk die in de USA is ontstaan om de US-troepen eenzijdig uit Europa terug te trekken. Al is het best mogelijk dat zij
| |
| |
voor dit laatste helemaal niets voelen: het zou immers de politieke en militaire éénmaking van West-Europa in de hand kunnen werken, een vooruitzicht dat de Sovjets nog minder bevalt. MBFR kunnen dan dienen om het éne te bekomen (terugtrekking van de US-troepen) en terzelfdertijd het andere te vermijden (Westeuropese éénmaking).
| |
Twee punten: pariteit en MBFR
Het probleem van de strategische pariteit is voor het eerst in het nucleaire tijdperk een belangrijke rol gaan spelen in de Sovjet - USA verhoudingen. Sinds medio 1965 hebben de USA de aanbouw van bijkomende raketinstallaties stopgezet en wel met de bedoeling om na te gaan hoe de Sovjets daarop zouden reageren, en om uit te kijken naar het gunstige moment om tot onderhandelingen over te gaan. De Sovjets maakten van de gelegenheid gebruik om hun achterstand bij te benen maar bleven op dat punt niet staan. Zij stootten door totdat zij een overwicht bereikten inzake land- en zeeraketten. Waarop de USA dan weer reageerden met een begin van aanbouw van een antiraketsysteem en de uitrusting van een gedeelte van hun raketten met meervoudige kernkoppen. De cruciale vraag voor de USA was dus: voor hoe lang kan er nog sprake zijn van relatieve pariteit waarbij inferioriteit in kwantiteit wordt geneutraliseerd door superioriteit in kwaliteit en vice versa? Het moeizame voortslepen van de SALT besprekingen bewijst dat het om een ingewikkelde materie gaat.
Stellen de Sovjets zich met de pariteit tevreden? Wat betekent dit begrip voor hen? In de Sovjetrussische strategische literatuur komt het begrip nooit voor. Daaruit hebben bepaalde US-strategen het besluit getrokken dat de Sovjet-Unie uit is op superioriteit. Het is een feit dat de Sovjets onlangs ook hun kwalitatieve inferioriteit fors zijn gaan optrekken, wat de stelling van de US-strategen ietwat geloofwaardiger maakt. Hetzelfde kan worden afgeleid uit het feit dat Maarschalk Gretsjko het onlangs heeft klaar gespeeld het Politbureau ertoe te bewegen de SALT II besprekingen voorlopig op een zijspoor te rangeren.
Zijn er nu elementen die de Sovjets ertoe kunnen dwingen hun superioriteit niet al te hoog op te drijven? Vooreerst voelen zij weinig voor het vooruitzicht van een operationeel antiraketsysteem in de USA voor het geval SALT II mocht mislukken. De clausules van SALT I zouden zoiets niet kunnen beletten. Vervolgens beseffen de Sovjets wel dat zij het gevaar lopen de spiraal van de bewapeningswedloop extra snel te doen oplopen; zij cultiveren toch nog altijd een respect voor de mogelijkheden van het superieure US-researchwerk. De Sovjetrussische publieke opinie komt bij dat alles niet aan bod.
| |
| |
Al kan het waar zijn dat de Sovjets bewust streven naar een zekere graad van superioriteit tegenover de USA, dan mogen daarbij toch twee elementen niet uit het oog worden verloren. Ten eerste is het zó dat - laat ons zeggen - ‘een beetje meer’ nucleaire vuurkracht weinig of geen gewicht legt in de schaal van de wederzijdse afschrikking. Kissinger heeft trouwens zelf gesteld dat 'n ‘sufficiency’ aan tegenstoot-capaciteit voldoende is om 'n potentiële tegenstander die ‘over net iets meer beschikt’ ervan te weerhouden fratsen uit te halen. De Franse nucleaire doctrine steunt trouwens op dezelfde redenering. Vervolgens is er de vraag wat de Sovjets met hun superioriteit willen doen; waartoe zouden ze die willen aanwenden, in de veronderstelling dát ze voor iets kan worden aangewend? In de nucleaire logica geldt dat een gevoelige superioriteit van het kernarsenaal de bezitter ervan in staat stelt een eerste slag te slaan zonder dat hij bevreesd hoeft te zijn voor 'n al te grote tegenstoot. Dat geldt natuurlijk in de veronderstelling dat de bezitter van het superieure arsenaal onredelijk genoeg is om die eerste slag te willen wagen en de risico's negeert. Maar kan men zoiets geredelijk van de Sovjets verwachten? Het antwoord daarop is niet gemakkelijk. Om allerhande redenen lijkt het toch onwaarschijnlijk. Het lijkt waarschijnlijker dat de Sovjets die superioriteit zouden aanwenden om naar buiten een sterk politiek image te projecteren - vooral dan in Europa -, het image nl. van 's werelds sterkste macht waartegen de US-invloed minder en minder zou zijn opgewassen.
Staat bij de SALT besprekingen het begrip pariteit centraal, dan is dat bij de MBFR het duo symmetrie - asymmetrie. Zoals bekend gaan bijna alle westerse voorstellen uit van het begrip asymmetrie. Dat betekent grosso modo dat men stelt dat er momenteel in Europa geen militair evenwicht bestaat tussen de NATO en het Warschaupakt. Daarom - aldus de westerse modellen - moet het Warschaupakt tijdens de eerste reductiefase meer troepen en bewapening afzadelen dan het Westen, zodat er op het einde van die operatie zoiets als een pariteit is ontstaan. Voor wat die momenteel bestaande asymmetrie betreft, verwijzen de westerse modellen naar de bekende elementen: troepen, tanks, verschil in geografische diepte en zo meer. Daarmee gaat de Sovjet-Unie niet akkoord en zij stelt het principe van de symmetrie; van af het begin dienen beide allianties een even groot pakket militaire capaciteit op te ruimen.
Vooreerst wordt er op gewezen dat de westersen uitgaan van willekeurige cijfers over troepen, bewapening en dies meer. Vervolgens wordt gesteld dat het inroepen van de zgn. ‘geografische factor’ geen enkele zin heeft. Het feit dat de Sovjet-Unie het gemakkelijker heeft troepen naar Europa te brengen dan dit het geval is vanuit de USA wordt niet als valabel argument gehonoreerd. Verwezen wordt naar het feit dat de USA over een grotere
| |
| |
transportcapaciteit beschikt alsook over een aantal vliegvelden in Europa. En daartegenover plaatst men het feit dat de Sovjet-Unie niet enkel een grens in Europa heeft te bewaken maar ook nog een tegenover China. De ‘geografische factor’, aldus de Sovjets, moet niet worden ingepast in het Europese kader maar in dat van de tegenstelling Nato-Warschaupakt.
Ook de westerse visie volgens dewelke MBFR moet beperkt blijven tot Centraal-Europa, wordt niet aanvaard; de noordelijke en zuidelijke flanken moeten er vroeg of laat bij betrokken worden en wel omdat elk eventueel conflict in Europa niet kan beperkt blijven tot Midden-Europa. Waaruit blijkt dat de Sovjetstrategen - in tegenstelling tot sommigen in het Westen - ervan overtuigd zijn dat geen enkel conflict in Europa beperkt kan blijven maar onvermijdelijk tot escalatie leidt.
Men geeft van Sovjetzijde wel toe dat het uitermate moeilijk is een algemene balans op te maken van alle typen van voertuigen in beide kampen. Met als gevolg dat het uitermate precair is precieze vergelijkingen op te stellen. Met als gevolg dat het westerse argument inzake een overwicht van het Warschaupakt inzake bv. tanks, luchtafweer en zware artillerie wordt weggewuifd. En alsof de zaak als dusdanig nog niet complex genoeg was, willen de Sovjets bij de MBFR mordicus het probleem van de vliegtuigen en de tactisch-nucleaire wapens betrekken.
De Sovjets vinden dat het geen zin heeft te discussiëren over bestaand militair ‘onevenwicht’ op het gebied van de conventionele bewapening noch over de noodzaak van asymmetrische reducties en wel omdat er enerzijds pariteit bestaat op het stuk van de strategisch-nucleaire bewapening en omdat anderzijds de rol van de conventionele bewapening meer en meer degradeert. In een dergelijke context - aldus de Sovjets - kan een verschuiving in het evenwicht de ‘vitale veiligheidsbelangen van de tegenpartij’ niet schaden. Daarom kan er in de MBFR maar van één principe sprake zijn, dat van de evenredige reductie.
In verband met de SALT besprekingen is het mogelijk dat Moskou zal trachten nog een tijdlang de nadruk te leggen op het begrip pariteit en op het verwerpen van het westerse voorstel inzake asymmetrische reducties. Zo te zien zitten de MBFR besprekingen muurvast. Maar uit de praktijk van de SALT besprekingen heeft het Westen toch iets kunnen leren in verband met de Sovjettactiek. Bij SALT is namelijk gebleken dat de Sovjets bereid zijn in zekere sectoren een kleine inferioriteit te aanvaarden op voorwaarde dat zij hun objectieven in andere sectoren kunnen doordrukken. Het is niet uitgesloten dat zoiets ook bij de MBFR besprekingen kan gebeuren.
|
|