| |
| |
| |
Politiek overzicht de maand april
● Internationale samenwerking
Verenigde Naties
Op initiatief van de Algerijnse President Boumedienne kwamen de Verenigde Naties begin april in een speciale zitting bijeen om het probleem van de grondstoffen en de welvaart te bespreken.
Op de openingszitting vatte Secretaris Generaal Waldheim het probleem in zes punten samen:
1. Er is geen scherper aanklacht tegen de hedendaagse beschaving mogelijk dan de constatering van het feit, dat twee derde van de wereld nauwelijks anders kent dan de meest totale armoede.
2. Gedurende de drie weken, dat deze zitting zal duren, groeit de wereldbevolking met vier miljoen mensen.
3. De wereld-voedselvoorraden zijn nog nooit zo laag geweest als thans.
4. De wereld is zich in de laatste maanden eensklaps bewust geworden van de precaire toestand op het gebied van de energievoorziening en het is van het grootste belang tesamen uit te zien naar middelen om de energiebronnen zo goed mogelijk te conserveren en te benutten.
5. Gedurende de drie weken, die deze bezinning gaat duren, zullen 14 miljard dollar worden uitgegeven aan bewapening.
6. Het wordt steeds duidelijker, dat het monetaire systeem van de wereld niet naar behoren functioneert en dat er in onderlinge samenwerking iets moet worden gedaan aan het probleem van de inflatie.
President Boumedienne belichtte deze hele problematiek nog eens vanuit het gezichtspunt der ontwikkelingslanden. Kennelijk geïnspireerd door het optreden van de olieproducerende andere Arabische landen, stelde hij, dat de ontwikkelingslanden de exploitatie van hun grondstofvoorraden niet langer meer in handen moeten laten van de industrielanden doch deze zelf in de hand moeten gaan nemen. Zij zullen de produktie van grondstoffen moeten gaan nationaliseren. Niet uit een soort socialistische ideologie doch puur uit pragmatische overwegingen. Op die manier kunnen de onderontwikkelde landen de prijzen van de grondstoffen, die zij aan de wereld leveren, zelf in de hand houden. De oliegebruikende landen klagen nu wel over de verhoging van de olieprijzen, maar zij kijken gevoeglijk een andere kant op wanneer de ontwikkelingslanden klagen over de verhoging van hún prijzen voor industrieprodukten. Op deze manier kunnen de ontwikkelingslanden ook tot een geleidelijke en harmonische ontwikkeling van hun eigen industrie geraken. Daarbij zullen de industrielanden gezamelijk hulp moeten verlenen. Daartoe zal een speciale strategie moeten worden ontwikkeld.
De Westduitse minister Scheel beantwoordde deze uitdaging met een voorstel om een soort raad van wijze mannen in het leven te roepen, die een nieuwe strategie van economische samenwerking zou moeten ontwerpen.
Ook minister Van der Stoel sprak op deze zitting doch bleek zich nog maar nauwelijks vertrouwd te hebben gemaakt met het idee van Boumedienne en nog altijd min of meer vast te zitten aan het oude idee van een soort arbeidsverdeling tussen grondstofproducerende en grondstofverwerkende landen. Zijn rede ademde meer de sfeer van Den Haag dan die van deze internationale ontmoeting. Boumedienne noemde het probleem, waar deze zitting aan was gewijd, de prioriteit der prioriteiten. En waarschijnlijk heeft hij gelijk.
| |
De Europese Gemeenschap
Op de laatste dag van de maand heeft de Europese Gemeenschap weer een
| |
| |
nieuwe klap gekregen. Gedwongen door de nood heeft Italië zijn grenzen gesloten voor de invoer van alle produkten uit Europa, zulks met dien verstande, dat invoer nog wel mogelijk blijft doch dat er in feite een heffing van 50% op komt te liggen. Daarmee heeft Italië zich in feite uit het Europese samenwerkingsverband teruggetrokken. Men erkent in Europa wel, dat Italië met uitzonderlijk grote economische moeilijkheden te kampen heeft, moeilijkheden, die tot deze wanhoopsdaad konden leiden, maar hoe men nu nog de Europese douane-unie kan redden is een zaak, die in de loop van mei ernstig onder ogen moet worden gezien.
| |
● Internationale conflicten
Het Midden Oosten
Gedurende de hele maand april is de strijd aan het Golan-front tussen Syrië en Israël voortgezet. Kolonel Khaddafi wil van geen ophouden en van geen troepenscheiding weten.
Het werd in de loop van de maand april steeds duidelijker, dat hij bij het aannemen van deze starre houding steun in de rug krijgt van de Sovjet-Unie, die, enigszins verbitterd over het tanen van haar vriendschap met Egypte, en jaloers op de successen van de Amerikaanse minister Kissinger, Syrië van wapens blijft voorzien en stijft in zijn afwijzing van iedere poging om tot troepenscheiding te geraken.
Kissinger echter schijnt de moed niet op te geven. Hij heeft het voornemen te kennen gegeven om zich begin mei opnieuw naar het Midden-Oosten te begeven en na enig voorafgaand overleg met zijn Russische ambtgenoot wederom te proberen ook aan het Golanfront tenminste een wapenstilstand te bewerkstelligen. Daarbij is het natuurlijk de vraag wat voor concessies hij aan de Russen zal moeten doen om hun gezicht te redden. Het kan die Russen wat schelen of er mensenlevens vallen in het Midden-Oosten als hun eer maar wordt gered!
| |
● Nationale politiek
Nederland
- De politieke partijen. Het gerommel binnen de verschillende partijen is in de loop van de maand april een beetje bedaard. Even de adem inhouden voor de gemeenteraadsverkiezingen, die tegen eind mei op de agenda staan.
Alleen in de kring van D.66 bleek de klap van de Provinciale Staten verkiezingen te hard te zijn aangekomen om de onrust te snel te doen verstommen. In sommige gemeenten voelde de partij er helemaal niet meer voor om nog aan de raadsverkiezingen deel te nemen; in andere zette men zich schrap om er toch iets beters van te gaan maken. Maar in de hogere regionen gaven toch ettelijke leiders er blijk van het niet meer te zien zitten. De partij kon zich beter maar opheffen, vonden zij. Daar wilde echter de top zo maar ineens niet van weten. Men zou er wel een congres voor bijeenroepen maar om dat nog vóór de gemeenteraadsverkiezingen klaar te krijgen, dat
| |
| |
was te veel gevraagd. Dat zal dus wel juni worden.
Men was bovendien enigszins bevreesd voor de consequenties van een opheffing der partij. Welke status hadden dan de éne minister en de drie staatssecretarissen van D.66 nog in het kabinet? Bewindslieden zonder partij? Of moesten zij maar met pak en zak overlopen naar de Partij van de Arbeid? Maar hoe kwam het dan met de verhoudingen tussen de partijen onderling in het kabinet te liggen? Moest dan niet een totale herstructurering volgen? Ze zijn er nog niet uit.
- De buitenlandse politiek. Minister Van der Stoel is weer actief bezig geweest - met vingertje en al. Hij heeft Rusland de eer van een bezoek aangedaan. Tjonge, jonge, wat waren ze blij in Moskou! Vooral met het vingertje, dat natuurlijk weer even omhoog moest voor de Russische dissidenten. Héél lofwaardig, maar volkomen een slag in de lucht. Dat weet minister Van der Stoel even gode als iedere burger, doch dat verhindert hem niet zijn hele diplomatieke beleid steeds maar weer te richten op het najagen van luchtspiegelingen.
Ook tegen Engeland heeft hij het vingertje opgeheven over de verzwakking van de EEG. En niet te vergeten in de Verenigde Naties, waar hij over ontwikkelingshulp sprak.
Intussen is hij druk bezig zijn aanvankelijke blunders tegenover de olielanden te herstellen o.a. door steeds dichter naar het Franse standpunt over te hellen en bereidwilligheid aan de dag te leggen financieel mee te gaan helpen aan de industriële ontwikkeling van deze landen. Hij verzekert nu aan iedereen die horen wil, dat de lucht tussen Nederland en de Arabieren begint op te klaren.
- De Middenstand. De zelfstandige middenstand wordt een levensgroot probleem in de Nederlandse economische politiek. De organisaties van de middenstand hebben hun Economisch Instituut laten uitrekenen, dat de middenstand met het jaar verder achteruit holt. Het inkomen van de kleine en middelgrote zelfstandigen daalt langzaam maar zeker. Met een of een paar procent ieder jaar, maar dat betekent, dat de sterke stijging van de levenskosten daar nog eens bovenop komen. Terwijl het kabinet alles doet om de arbeiders toch vooral niet in reëel inkomen achteruit te doen gaan, tuimelt de middenstand in reëel inkomen met tien procent en meer achteruit. Dat kán zo niet langer. Dat moet tot opstand leiden, zeggen de bonden. De Regering verwijt hen wel, dat zij de middenstand tot opstand aanspoort, maar dit verwijt wijzen zij rustig van de hand. Wij constateren slechts het feit, dat er opstand broeit, zeggen zij en wij begrijpen dat, gezien de cijfers, maar al te goed. Als de bom tot barsten komt is de Regering, die geen hand uitsteekt naar de middenstand, de grote schuldige. En gelijk hebben zij.
- De vakbonden. De federatie van het NVV en het NKV, die in de loop van de maand juni haar beslag zou moeten krijgen, komt steeds meer op de tocht te staan. Niet alleen dreigen de bonden van overheidspersoneel uit het NKV te stappen, maar ook de Industriebonden voelen zich niet gelukkig met het bereikte ‘akkoord’. Voorzitter Spit van het NKV bleef zich tot het eind van de maand nog wel stevig vastklemmen aan zijn vriendjes van het NVV, maar hij deed er toch al heel wat minder triomfantelijk over. In mei zal wel blijken wat er uiteindelijk van terecht komt.
- Het Koninkrijk. Premier Den Uyl houdt koppig vol aan zijn domme idee van een ‘topconferentie’ en uiteindelijk is de Antilliaanse premier Evertsz er ook maar mee akkoord gegaan. In Suriname zelf begint de oppositie zich te weren tegen het idee van een geforceerde onafhankelijkheid en in de Antillen stelt men zich onverschillig op. Als die Surinamers dan zo graag willen mogen zij ophoepelen maar wij blijven! Maar hoe? De beweging Aruba los van Curaçao heeft nu een tegenhanger gekregen in de vroegere Democratische partij met aan het hoofd de oud-premier Isa, die nu de leus verkondigt: Curaçao los van Aruba! De ‘toppen’ voor de topconferentie komen steeds lager te liggen!
| |
Verenigde Staten van Amerika
President Nixon doet nog steeds wanhopige pogingen om aan de omarming van de Watergate-octopus te ontkomen.
Zijn eerste daad aan het begin van de maand was een toezegging, dat hij het hele bedrag zou betalen, dat hem door de financiële commissie uit het Congres was voorgerekend aan achterstallige belastingschuld. Hij had zo ver niet hoeven te gaan en zich van een deel van deze schuld kunnen afmaken op grond van verjaring; maar dat durfde hij niet meer. Hij moest vóór alles zijn figuur redden;
| |
| |
dat was hem meer waard dan zijn geld. Een tweede poging om zijn figuur te redden deed hij in de loop van de maand april door ostentatief te gaan deelnemen aan de verkiezingscampagne van een republikeins congreslid in Michigan. Hij ging voor deze politieke vriend de boer op om den volke te tonen, dat hij nog altijd in staat was om een verkiezingscampagne met succes te voeren en dat de Republikeinse partij niet bang hoefde te zijn voor een nederlaag wanneer hij hoogstpersoonlijk kwam opdraven. Hij ging letterlijk de boer op. De steden vermeed hij zorgvuldig; hij sprak alleen dáár waar hij er zeker van was, dat men hem tenminste zonder protest zou aanhoren. Maar zelfs dat lukte niet. Hij kon de demonstraties en spandoeken tegen hem ook op het platteland niet ontlopen. Zijn politieke vriend leed een nederlaag. Voor de vierde maal in enkele maanden tijds ging een volkomen veilig geachte zetel voor de Republikeinen in het Congres verloren.
Intussen liepen twee gerechtelijke procedures, een van het Congres en een van de speciale aanklager Jaworski, die beiden een aantal bandjes en documenten opvroegen. De rechter had de uiterste datum vastgesteld waarop aan deze eisen moest zijn voldaan, maar Nixon liet txogenblik verstek gaan en niet merken wat hij van plan was te doen. Enkele uren voordat de gestelde termijn verstreek echter verscheen hij eensklaps voor de televisie om een uur lang nog eens zijn onschuld te betogen en mee te delen, dat hij de inhoud van een aantal der opgevraagde bandjes had laten vastleggen op papier en dat deze teksten aan het Congres en aan de speciale aanklager zouden worden overhandigd niet alleen, maar ook vrij zouden worden gegeven voor publikatie. Op hetzelfde moment verscheen bij de landsdrukkerij een boekdeel van meer dan duizend bladzijden, waarin een groot aantal gesprekken van Nixon met zijn naaste medewerkers was afgedrukt. De Chicago Tribune, die zich altijd vriendelijk tegenover Nixon was blijven opstellen, had blijkbaar een vriendelijkheidje van de President gekregen en drukte reeds de volgende ochtend, enkele uren dus na het verschijnen van dit boekdeel, de héle tekst in een speciaal nummer af. Veertig volle krantenbladzijden! Voor 15 cents! De andere kranten deden het kalmer aan maar drukten toch ook de hele tekst af, zij het niet helemaal in één enkel nummer.
Dit was niet minder dan een grootse stunt. Een poging om het Congres te overdonderen met een beroep op het volk. Het volk moest nu maar oordelen! Aanvankelijk scheen Nixon met deze stunt wel enig succes te oogsten. Zijn aanhangers verkondigden luid, dat hij nu toch wel voldoende blijk van goede wil had gegeven. De eerste reacties in Republikeinse kring klonken enigszins opgewekt.
Die opflikkering van hoop duurde echter maar héél kort.
Toen men zich eenmaal aan het lezen zette, bleek al gauw, dat de President zich met deze publikatie lelijk in de vingers had gesneden.
In de eerste plaats omdat de gepubliceerde woordelijke verslagen van zijn gesprekken, hoezeer ook door zijn hele staf en door hemzelf gekuist, een niet minder ontstellend beeld gaven van het niveau, waarop zich de gesprekken in de ovale werkkamer van de President bewogen. De hele gepubliceerde tekst bleek letterlijk doorspekt met weglatingen van vloeken, schelwoorden en andere vormen van smerige taal. Overal waar dit soort woorden werden gebruikt staat er in de gedrukte tekst tussen haakjes ‘expletive deleted’ hetgeen niet meer betekent dan dat er een ‘sterke uitdrukking’ is weggelaten, maar uit de context valt niet moeilijk af te leiden wat voor ‘sterke uitdrukkingen’ met name de President gebruikte, bijwijze van spreken om de andere zin.
Ook in ander opzicht bleek het niveau van deze gesprekken bedroevend. Nixon bleek over de uiterst belangrijke zaken, die hij erin behandelde in en uit te kletsen, af en toe volkomen stuurloos, niet wetend welke lijn hij moest volgen en zich vast te klampen aan allerlei juridische onzin om toch maar vooral de deksel op het Watergate-schandaal te houden. Van de krachtige beleidsfiguur, die hij pretendeert te zijn, bleef niets meer over.
In de tweede plaats bleek al heel gauw, dat hij bij vorige gelegenheden vierkant had gelogen. In het openbaar verklaarde hij, dat zijn adviseur Dean hem pas vrij laat op de hoogte had gesteld van wat er gaande was rondom het Watergateschandaal en dat hij toen meteen een halt had toegeroepen aan iedere poging om het te verdoezelen. Thans blijkt, dat hij wel degelijk eerder op de hoogte was gebracht en ronduit met zijn medewer- | |
| |
kers erover sprak lang vóór het moment, waarop hijzelf zei op de hoogte te zijn gebracht. Weliswaar probeerde zijn advocaat, St. Clair, in een uitvoerig memorandum aan de Congresleden een uitleg aan de gepubliceerde gesprekken te geven die voor de President gunstig uitviel, maar zijn weergave van wat er in feite werd gezegd, was dermate gekunsteld, dat niemand daar ook maar enige waarde aan hechtte.
In de derde plaats bleek Nixon niet alleen een man zonder enige innerlijke beschaving te zijn maar ook een man zonder trouw. Telkens opnieuw peilde hij in de gepubliceerde gesprekken de mogelijkheid om een van zijn ‘vrienden’ voor het Watergate-schandaal te laten opdraaien.
In de vierde plaats brachten de leden van het onderzoekteam dat de onderzoekscommissie in het Congres bijstaat, aan het licht, dat de gepubliceerde teksten voor zover zij betrekking hadden op gesprekken, waarvan de bandopnamen wél ter beschikking van het Congres en van Jaworski waren gesteld, niet overal klopten met wat er werkelijk op de bandjes stond. In de gepubliceerde tekst stond herhaaldelijk op punten waar het nou net op aan kwam ‘tekst onduidelijk’, terwijl degenen, die de bandjes hadden beluisterd daar helemaal geen onduidelijkheid in hadden gevonden. Van drieën één dus: ófwel de afluisterapparatuur van het Witte Huis deugt niet, ófwel er is met de bandjes geknoeid ófwel de gepubliceerde tekst is doelbewust onjuist weergegeven. Hetgeen de Congrescommissie tot het besluit bracht ondanks alles tóch de bandjes te blijven opvragen zodat zij door technische experts kunnen worden bekeken.
Naarmate dit alles duidelijker werd keerde publieke opinie weer in het nadeel van Nixon om. Kranten, die het tot dusverre nog met hem hadden gehouden, gingen nu mede zijn aftreden of zijn impeachment eisen. Het begint er steeds lelijker voor hem uit te zien.
| |
Frankrijk
- Exit Pompidou. Het vermoeden, dat de geruststellende berichten uit het Elysee over de gezondheidstoestand van de Franse President, Georges Pompidou, niet overeenstemden met de werkelijkheid, werd op 2 april bevestigd. Volkomen onverwachts werden 't Franse volk en de wereld overvallen met het bericht. dat Pompidou was overleden. Hij was reeds in alle stilte begraven toen op zaterdag 6 mei staatslieden uit de hele wereld - de Russische en de Amerikaanse presidenten inbegrepen - een plechtige en zeer indrukwekkende rouwdienst in de Parijse Notre Dame bijwoonden.
Georges Pompidou was een man, die met vasthoudendheid en voorzichtigheid - de eigenschappen bij uitstek van de Franse boerengeslachten - de top bereikte. Toen generaal de Gaulle in 1944 zijn triomfale intocht hield in Parijs stond hij als een onbekende leraar in de klassieke talen en in het Frans midden tussen de menigte, die de generaal op de Champs Elysées toejuichte. Kort nadien verliet hij het onderwijs en kwam hij in het administratieve apparaat terecht, aanvankelijk op kleine posten, doch wél dicht bij de Gaulle, die hem spoedig leerde kennen als een man, die praktische problemen vooral van materiële aard wist op te lossen. Een partijman was hij niet maar wel een loyaal dienaar. De Gaulle honoreerde dit opvallend toen hij in 1959 opnieuw Parijs binnentrok, ditmaal als de stichter van de Vijfde Republiek. Hij zag de oude, eerbiedwaardige René Coty, die hem als President van de Vierde Republiek voorafging, nauwelijks staan doch liet op een wenk die onbekende leraar naast zich plaatsnemen in de statieauto. Pompidou werd zijn rechterhand. Pompidou kreeg een werkkamer in het Elysee en was de enige, die onaangekondigd de kamer van de President mocht binnengaan. Hij groeide al werkend met en voor de President uit tot een staatsman en verkreeg dienovereenkomstig ook aanzien in Frankrijk. Te veel aanzien tenslotte voor de Gaulle, die hem als rechtgeaard dictator liet vallen toen hij in 1967 de moeilijkheden, die onder de studenten en arbeiders waren gerezen, niet meer aan kon en zijn referendum mislukte. Pompidou kreeg de schuld en verdween uit de omgeving van de President. Tijdelijk trad hij op in de directie van een bank van de Rothschilds maar hij liet aanstonds weten, dat dit voor hem geen afscheid betekende van de politiek en dat hij, indien de Gaulle om een of andere reden het presidentschap zou neerleggen, zichzelf als kandidaat voor de opvolging beschouwde. De Gaulle beschouwde dit als verraad en heeft hem nadien nooit meer
willen zien. Toen Pompidou na de Gaulle's aftreden inderdaad tot President van de Franse Republiek werd gekozen,
| |
| |
kreeg hij zelfs de kans niet meer hem na zijn dood nog te aanschouwen. Toen Madame de Gaulle bericht kreeg, dat de President van de Republiek naar het sterfhuis van haar man zou komen om een laatste groet aan de overledene te brengen, liet zij ogenblikkelijk de kist sluiten! Niettemin aanvaardde Pompidou de erfenis van de Gaulle, zij het dat hij vooral in zijn buitenlands beleid een zeer persoonlijk beleid voerde. Een persoonlijk beleid, dat vooral zijn weerklank vond in de Europese Gemeenschap, die hij weliswaar - anders dan de Gaulle - openstelde voor Engeland, maar waar hij toch evenmin als de Gaulle een werkelijk staatkundige eenheid van wilde maken. De zelfstandigheid van zijn beleid kwam ook sterk tot uiting in zijn optreden jegens Amerika en jegens de landen van het Oostblok. Zijn heengaan riep tal van vraagtekens op over de toekomst van Europa en van de wereld in haar geheel.
- En wie nu? Een week na het overlijden van Pompidou barstte de strijd om de opvolging los. De voorlopige President, de voorzitter van de Senaat, Alain Poher, bepaalde de verkiezing van een nieuwe President in eerste termijn op 5 mei. Zou dan geen kandidaat met een absolute meerderheid uit de bus komen dan zouden veertien dagen later opnieuw verkiezingen plaats vinden tussen de twee kandidaten die met de meeste stemmen uit de strijd tevoorschijn waren gekomen.
Van den beginne af aan was het duidelijk, dat de gaullisten de meeste moeite zouden hebben een kandidaat naar voren te brengen. Klaarblijkelijk zelf niet voldoende voorbereid op zijn snel naderend einde, had Pompidou eigenlijk geen voorkeur voor zijn opvolging te kennen gegeven. Een ‘kroonprins’ wás er niet. Premier Messmer, die in de loop van de laatste maanden nog een onverwacht teken van vertrouwen van Pompidou had gekregen door zijn herbenoeming tot premier, probeerde zich aanvankelijk wel als kroonprins op te werpen en de eis te stellen, dat hij als de gaullistische kandidaat zou worden erkend, maar werd weggehoond. Hij verknoeide er zijn politieke carrière in feite mee. Er was echter geen sprake van, dat een ander als de kandidaat bij uitstek van de gaullisten kon optreden. Het was echter wel duidelijk, dat er twee favorieten in het veld zouden komen: Chaban Delmas, de ras-gaullist en Giscard d'Estaing, de leider van de onafhankelijke republikeinen. Beiden ervaren politici en beiden beschikkend over een bekwame aanhang. De linkergroeperingen hadden minder moeite met het vinden van een kandidaat. Zij hadden hun krachten gebundeld in een coalitie van socialisten en communisten, die tesamen Mitterand als enige kandidaat stelden.
Daarnaast meldden zich nog een paar kleintjes, die geen schijn van kans hadden, maar toch graag wilden meedoen. Tegen het einde van de maand, een kleine week voor de eerste verkiezing, wezen de opiniepeilingen uit, dat Mitterand waarschijnlijk wel met het grootste aantal stemmen uit de bus zou komen maar dat hij de absolute meerderheid niet zou halen. Op 5 mei zou dus moeten worden uitgemaakt wie veertien dagen later als énige kandidaat van de rechterzijde tegen Mitterand moest uitkomen. Naar alle waarschijnlijkheid zou dat Giscard d'Estaing worden; Chaban Delmas bleek tijdens de campagne zienderogen terrein te verliezen.
| |
Portugal
Generaal de Spínola, die reeds in de loop van de maand maart van zich deed spreken doordat hij in een door hem geschreven boek scherpe kritiek had geleverd op de koloniale politiek van de regering Caetano, heeft het niet bij zijn boek gelaten. Hij werd door Caetano ontslagen, maar op 25 april keerde hij terug aan het hoofd van een rebellerend leger, dat Caetano en de leden van zijn regering arresteerde, afzette en - overigens zonder gebruik van geweld - verbande naar een Portugees eiland in de Atlantische Oceaan. De Spinola trad op als hoofd van 'n militaire junta, die voorlopig de regering van Portugal vormt. Aanvankelijk bleek nog niet duidelijk in hoeverre deze nieuwe regering een ander beleid zou gaan voeren dan de oude. De junta liet daar echter maar heel kort twijfel over bestaan. Zij begon vrijwel aanstonds met een aantal maatregelen, die er duidelijk op waren gericht de dictatuur te beëindigen. Voor een groot aantal politieke gevangenen gingen de gevangenisdeuren meteen open. Het verbod van politieke partijen werd opgeheven. De leiders met name van de linkse partijen, die naar het buitenland waren gevlucht, konden vrij terugkeren. De censuur op de pers werd afgeschaft. De junta bleek toegankelijk voor journalis- | |
| |
ten van allerlei slag. De grote leiders van de socialisten werden minzaam ontvangen. Kortom het leek haast te mooi om waar te zijn. Portugal stortte zich in een lange roes van feestvreugde.
Tegen het eind van de maand was het nog steeds aan die roes bezig. Het was echter nog niet helemaal duidelijk hoe het land als democratische staat zou worden opgebouwd zonder enige ervaring met de democratie. Zestig jaar dictatuur waren het volk niet in de koude kleren gaan zitten. Ook was het nog niet helemaal duidelijk welke gevolgen de staatsgreep zou hebben voor de koloniale oorlog, die nog steeds in de Portugese gebieden woedde. Het moet allemaal nog helder worden.
| |
West-Duitsland
Tegen het einde van de maand werd bekend, dat een der naaste medewerkers van Willy Brandt, een zekere Gunter Guilleaume, een spion was voor Oost-Duitsland en vrijwel zeker belangrijke geheime documenten door het ijzeren gordijn heeft gesmokkeld. De man werd gearresteerd. Brandt zelf probeerde de moeilijkheid wel ietwat luchtig af te doen, maar of hem dat lukken zou was aan het eind van de maand nog een open vraag.
| |
Israël
Terwijl aan het Golan-front nog steeds de kanonnen spreken, ziet Israël zich gestort in een kabinetscrisis. Mevrouw Golda Meïr heeft het niet langer kunnen houden en het bijltje erbij neergelegd. Zij is demissionair nog aangebleven maar vastbesloten niet meer terug te keren wanneer eenmaal een nieuwe premier is gevonden. Zelfs met een oorlog onder handen hebben de Israëlische ideologen hun verzet tegen haar socialistische partij niet willen opgeven. De socialistische partij heeft generaal Rabin wel kandidaat gesteld voor de opvolging, maar of deze erin zal salgen een nieuw kabinet te vormen is een open vraag. Het ziet ernaar uit, dat alleen nieuwe verkiezingen een oplossing kunnen brengen.
| |
Ethiopië
De situatie in Addis Abeba is nog steeds onduidelijk.
Vast staat wel, dat het leger een belangrijke rol speelt in de onlusten, die er heersen. Maar welke rol? Het schijnt wel achter de Keizer te staan, maar van hem te eisen, dat hij zich ontdoet van een aantal militaire en politieke vertrouwelingen. Een aantal daarvan is in de laatste dagen van de maand april door het leger in hechtenis genomen, van anderen, die in het keizerlijk paleis hun toevlucht hadden genomen, eist het leger uitlevering en afzetting uit hun functies. Alles draait eigenlijk om de opvolging van Haille Selassie, die nu langzamerhand een leeftijd heeft bereikt, waarop wel vaststaat, dat hij binnen korte tijd zal moeten worden opgevolgd.
| |
België
De minderheidsregering
Na haar verkiezingen op 10 maart was het duidelijk dat de CVP alleen nog Tindemans als formateur naar voren kon schuiven. De slogan: ‘met deze man wordt het anders’ was meer dan een belofte, het werd er op of er onder. In Wallonië haalden de Waalse socialisten zege met hun harde koers, die na de breuk met de vorige regering, logischerwijs moest uitmonden in een oppositiekuur.
De posities lagen moeilijk. De partijen waren haast alle innerlijk verdeeld en
| |
| |
onduidelijk naar buiten. De tegenstellingen en de verbale distantiëringen bevuilden het klimaat.
Na een korte informatieopdracht aan Minister Van Elslande - kwestie van te voelen hoe heet de brij wel was - werd op 21 maart Leo Tindemans aangeduid als formateur.
Tindemans vatte dit karwei aan met een poging, pro forma, om de verongelukte tripartite terug op de been te helpen. Zoals verwacht mislukte deze poging gezien op dat ogenblik het BSP-congres in geen geval een nieuwe driepartijenregering kon goedkeuren. Op 29 maart werden de gesprekken heropend tussen de christen-democraten en de socialisten. Zij duurden tot na Pasen. Terwijl de geïnteresseerden de kansen berekenden voor een meer linkse Tindemans-Glinne ploeg aan de ene kant of een meer rechtse Claes-Vanden Boeynants-regering, geraakten de onderhandelingen maar moeilijk op dreef. Er werd over vele punten getwist, zowel naar inhoud als naar methode. Elk enthousiasme ontbrak en vooral de Waalse P.S.B., mede onder inspiratie van Debunne van het socialistisch vakverbond, remde elke toenadering tijdens de discussie.
Tindemans legde vooral de nadruk op de vier traditionele knelpunten: de gewestvorming, het vrij onderwijs, de abortus en het industrieel overheidsinitiatief. Debunne schoof de inflatiebestrijding naar voren en de nood aan hervormingen in de banksector. Daarmee ondersteunde hij de linkse Waalse vleugel van de BSP, die het tenslotte haalde op de grotere regeringsbereidheid van de Brusselse en Vlaamse socialisten. Op 11 april kwam het tot een open breuk. Zij bleek definitief.
Tindemans keerde terug naar de wachtende liberalen, die hem eerst door verwezen naar de communautaire partijen in de hoop dat er alsnog een meerderheidsregering te vinden was. Deze zegden niet nee. Zo werden voor het eerst in de Belgische geschiedenis regeringsonderhandelingen gevoerd met als eerste programmapunt: de omvorming van België tot een federalistische staat. Getrouw aan onze bekende voorliefde voor verzoeningsconclaven in gerestaureerde kastelen met een klinkende naam, trokken CVP - PSC en PVV - PLP zich terug te Steenokkerzeel in het kasteel van Ham op 19 april, om met het Rassemblement Wallon en het Front des Francophones en met de Volksunie te zoeken naar een gemeenschappelijk platform. Zij vonden dit ruimschoots op veel punten, behalve wanneer het punt van de begrenzing van Brussel ter sprake kwam. Dit met buskruit geladen struikelblok verbrak het overleg nog dezelfde avond.
Op maandag 22 april sloten de christen-democraten met de liberalen het akkoord voor een minderheidsregering. Het was de laatst overgebleven mogelijkheid voor Leo Tindemans.
Een minderheidskabinet is uitzonderlijk in België. (In 1958 was er een kortstondige minderheidsregering Eyskens die later werd uitgebreid tot een CVP-liberale meerderheid).
Met de oogluikende toestemming van de federalistische partijen schonken Kamer en Senaat achtereenvolgens het vertrouwen aan de nieuwe ploeg. De ver- | |
| |
worvenheden van Steenokkerzeel staan in het programma. Zo vlug mogelijk zal het gesprek hernomen worden met de ‘communautairen’ die dan wellicht om en rond het zomerreces de regering zullen verruimen. Lukt dit niet, dan blijft nog de mogelijkheid dat de regeringsgezinde socialisten op hun stappen terugkeren in de herfst. Maar wát, als de harde vleugel in samenwerking met de socialistische vakbond het been stijfhoudt en een jarenlange oppositie plant, die het aangezicht van België moet wijzigen om een vernieuwde politiek mogelijk te maken? Met Tindemans wordt het anders...
| |
Bah, die socialisten!
1. Tijdens de ganse onderhandelingsperiode heeft de katholieke pers haar beste beentje voorgezet om alle min of meer christene zielen op te hitsen tegen de socialistische vakbond. De incarnatie van het kwaad werd Georges Debunne, algemeen secretaris van het ABVV. Als we voor waar aannemen wat er in de katholieke bladen werd gedrukt, dan moet hij zowat de opperbevelhebber zijn geworden van de gezamenlijke legerscharen van BSP en ABVV. In ieder geval werd het als volkomen ongepast voorgesteld dat de socialistische vakbondsleider een reële invloed zou hebben in de socialistische partij.
De voorbeeldige Jef Houthuys daarentegen, voorzitter van de christelijke vakbond, heeft volgaarne voldaan aan de in hem gestelde verwachtingen door bij herhaling te verklaren dat de vakbond zich aan geen enkele politieke partij mag binden.
De lezers moeten zich wellicht herinneren dat er een formeel onderscheid kan gemaakt worden tussen de band ABVV - BSP van de ene kant en ACV - CVP van de andere kant. De secretaris generaal van het ABVV zit met raadgevende stem in het BSP-bureau. Langs christelijke zijde is er een naam meer tussen: de christelijke vakbond behoort tot het christelijk werkersverbond (ACW) en dit behoort politiek gezien tot de CVP. Alhoewel er talloze syndicale leiders en vrijgestelden van het ACV in alle mogelijke besturen van de CVP zetelen, is het wel zo dat in het bureau van de CVP er enkel vertegenwoordigers van het ACW hun macht uitoefenen en niet van het ACV (wel ex-ACV). Evenzeer dient toegegeven te worden dat in het weekblad van de christelijke arbeidersbeweging de rechtstreekse propaganda voor de CVP en de ACV-berichten wel in dezelfde nummers staan, maar zelden op dezelfde bladzijde.
Wanneer men ziet hoeveel moeite er in de christelijke zuil gedaan wordt om deze dubbelzinnigheid in stand te houden en de mensen in het ongewisse te laten over de relatie christelijke vakbond - christelijke partij, dan moet men wel concluderen dat dit toch wel erg belangrijk moet zijn. Waarom houdt zelfs de meest burgerlijke katholieke krant die leugen in stand? Omdat enerzijds de dominante aanwezigheid van het ACW in de CVP niet kan toegegeven worden, en omdat ze anderzijds weten dat de CVP zonder het ACW geen dominante partij kan zijn. Waarom speelt de christelijke arbeidersbeweging de komedie? Omdat voor haar het katholieke belang zwaarder doorweegt dan de arbeiders- | |
| |
solidariteit, wat ze evenmin openlijk kan toegeven. We stoten hier op een fenomeen dat tot nu toe zeker onvoldoende werd geanalyseerd: in de christelijke zuil wordt het onderscheid tussen schijn en werkelijkheid bewust gehanteerd. Ze willen anders lijken dan ze zijn. Het moet anders overkomen dan het is.
Waarom? Omdat er tegenstrijdigheden zitten in de verwachtingen en belangen. Niemand kan tegelijkertijd volledig tot het katholieke blok behoren en volledig tot de arbeidersgroep. Als je toch tot beide wilt behoren wordt het onvermijdelijk schipperen. En dat geldt zeker niet alleen voor de arbeidersgroep, noch voor het politieke terrein alleen.
2. De BSP heeft regeringsdeelname afgewezen. Welke zijn de motieven? Grosso modo kan gezegd worden dat de BSP in Vlaanderen eerder pro regeringsdeelname is en in Wallonië contra.
In Wallonië leeft nog de droom van Renard: in de Waalse regio het socialistisch model realiseren. Cools sluit hier dicht bij aan. Daarom was voor hem en zijn geestesgenoten regeringsdeelname slechts mogelijk mits de staatshervorming tot volkomen autonome gewesten zou leiden: aparte verkiezingen voor de gewesten met eigen vertegenwoordigers die niet zetelen in het nationale parlement, en een autonome uitvoerende macht. Tindemans wil echter dezelfde mensen belasten én met nationale én met regionale bevoegdheid, zodat de regio's kunnen behouden blijven in één staatsverband. De Vlaamse BSP van haar kant denkt nog sterk unitaristisch, tenminste toch officieel. Bovendien zijn partij en vakbond er veel pragmatischer, en gewoon van te werken vanuit een minderheidspositie. Het linkse radicalisme neemt er zo geen vaart. De fundamentele hervormingen zijn er het terrein van de oppositie in de partij.
De Vlaamse BSP had echter een ander motief: de eenheid van de partij. Hoezeer Claes en Geldolf ook naar de ministerportefeuilles hunkeren, een uiteendrijven van de Vlaamse en Waalse vleugels van de partij is voor de BSP zeker niet interessant.
Vermoedelijk liggen de verwachtingen nochtans ver uit elkaar. De Vlamingen hopen in de herfst toch nog in de regering te geraken, terwijl de Walen een revanche voorbereiden op de grote (mislukte) staking van 1960.
3. Wat staat er ons te wachten?
Het zal er natuurlijk van af hangen of de socialisten in de herfst een deel krijgen van de ministerportefeuilles of niet. Wij achten dit niet zo waarschijnlijk. Waarom zouden Cools en Co. hun strategie wijzigen?
De strategie van Cools en Co. heeft tot doel door middel van een revolte der arbeiders een socialistische structuur-hervorming af te dwingen, minstens in Wallonië. We mogen ons dus na de vakantie verwachten aan een escalatie van sociale moeilijkheden.
Het ACW weet dit ook, en kan niet anders dan te trachten met de regeringskar zodanig voor de socialisten uit te rijden, dat allerlei sociale verbeteringen een stootblok vormen voor de ABVV-troepen. De vraag is dan in welke mate dit kan. De liberalen zijn gekend om hun enorme toeschietelijkheid als het er op aankomt ministerportefeuilles te bekomen of te behouden. Maar ze kunnen
| |
| |
moeilijk laten raken aan het privékarakter van de economie, en voor wie denken aan nieuwe sociale voordelen dient gezegd te worden dat de schatkist leeg is. We mogen ons dus verwachten aan de economische hervormingen die de overheid verder in dienst stellen van de ‘vrije’ economie (vrij omdat de producent vrij is), en aan nieuwe sociale voordelen waarbij de groep die de voordelen ontvangt ze ook zelf betaalt.
De liberalen en de christen-democraten kunnen elkaar vinden in een nieuwe gezamenlijke filosofie; de bewust gewilde centrumpolitiek: de produktiekracht van het kapitalisme behouden en een stukje van de opbrengst ervan gebruiken voor het zgn. ‘welzijn’. Of m.a.w.: economie en sociale politiek scheiden. Wie daarvoor is noemt dit: het kapitalisme een ander gezicht geven. Wij zouden eerder zeggen: het kapitalisme een sociaal masker opzetten.
Wij hebben er geen goed oog in. Debunne heeft o.i. gelijk. Een fundamentele hervorming van (o.a.) de economie is nodig, en dit kan slechts door een syndicaal front. Het ACW zal zich steeds dieper nestelen in de regering en de CVP, en zal dus verplicht worden de socialisten te trachten de pas af te snijden. Onvermijdelijk gaat dit opnieuw de richting uit van 1960: de beide vakbonden zullen tegen elkaar worden opgezet, en het gevaar is groot dat de christelijke vakbond eens te meer zal gebruikt worden om de actie der socialistische arbeiders te blokkeren.
11-5-1974
Rita Jolie-Mulier en Ward Bosmans
|
|