| |
| |
| |
Politiek overzicht de maand maart
● Internationale samenwerking
De Europese Gemeenschap
Het is bepaald wéér een slechte maand geweest voor de Europese Economische Gemeenschap.
In de eerste plaats omdat nu eensklaps door het optreden van een Labour-regering in Engeland grote moeilijkheden met de Britten dreigen te ontstaan. Wilson heeft altijd een ietwat ambivalente houding tegenover de EEG aangenomen. Een tijd lang was hij een verklaard voorstander van Engelands toetreding maar toen de Conservatieven die toetreding verwezenlijkten sloeg hij om en verzekerde hij bij hoog en bij laag, dat hij, als hij weer aan het bewind kwam, deze toetreding ongedaan zou maken. Hij heeft deze soep wel niet zo heet opgediend als hij van plan scheen maar toch voor zijn partners in de EEG te heet om te slikken. Hij kondigde in de troonrede aan, dat hij voornemens was met de EEG in onderhandeling te treden over de voorwaarden, waaronder Engeland zich had aangesloten. Die voorwaarden moesten helemaal opnieuw op de helling. Engelands financiële verplichtingen moesten worden verminderd, het landbouwbeleid moest worden herzien, het plan om te komen tot een monetaire eenheid moest worden prijsgegeven en de landen van het Gemenebest moesten toegang tot de voordelen van de EEG krijgen. Een heel pakket eisen, dat plompverloren door zijn minister van Buitenlandse Zaken, Calaghan, op de tafel van de ministersconferentie werd geworpen. Calaghan deed dit allemaal nog in vriendelijke vorm met de verzekering, dat het niet zijn bedoeling was om per se uit de EEG te stappen maar liet in persoonlijke uitlatingen tegenover journalisten wel uitkomen, dat hij het niet meer zag zitten en zo niet hoopte dan toch vreesde, dat het uittreden van Engeland ‘onvermijdelijk’ was. Het woord is nu aan de andere leden van de Gemeenschap om op Calaghans eisen te antwoorden.
Een tweede grote moeilijkheid kwam uit Amerika.
In de loop van februari hadden de Europeanen deelgenomen aan een conferentie van alle olieverbruikende landen, die op uitnodiging van President Nixon in Washington bijeenkwam en waarop men probeerde het eens te worden over een gemeenschappelijk beleid tegenover de olieproducenten. Frankrijk was op die conferentie wel dwars gaan liggen maar had toch niet kunnen verhinderen, dat er een gemeenschappelijke verklaring uit kwam, zij het dan met enige Franse reserves. Eenmaal op eigen bodem teruggekeerd echter bleken de Europese landen toch weer voor Frankrijk door de knieën te zijn gegaan en besloten zij tot een afzonderlijk overleg met de Arabische olieproducenten. Zowel Nixon als Kissinger waren daar gloeiend nijdig over en in zijn toorn ging Nixon zo ver, dat hij openlijk dreigde de Amerikaanse steun aan de beveiliging van Europa zo niet geheel in te trekken dan toch drastisch te verminderen. Als Europa een eigen politiek wilde voeren los van Amerika en zelfs strijdig met de Amerikaanse belangen moest het ook maar voor zijn eigen defensie zorgen! Later bond de Amerikaanse President wel wat in maar zijn eenmaal uitgesproken dreigement trok toch diepe sporen in de EEG.
Het belangrijkste van al was, dat de President met dit dreigement een sterke binding legde tussen de EEG en de NATO. Dat hij, vooral onder invloed van Kissinger, de structuur van de NATO aan een grondige herziening wil onderwerpen was al lang bekend. Dit zou het hoofdonderwerp van gesprek vormen bij zijn voorgenomen bezoek aan Europa, dat overigens maar steeds werd uitgesteld. Nu echter kwam eensklaps de benauwende vraag aan de orde: mogen de landen van de Europese Gemeenschap overeenkomstig hun voornemen zelf- | |
| |
standig een gemeenschappelijk politiek beleid gaan voeren zonder gevaar te lopen de steun van Amerika aan hun gemeenschappelijke verdediging te verspelen?
Dit betekent in feite, dat de landen van de Europese Gemeenschap zich in de naaste toekomst met de grootste ernst moeten gaan bezinnen op de vraag waar zij nu eigenlijk heen willen. Blijven zij een ‘gemeenschap van staten’, zoals Frankrijk dat wil, blijven zij een gemeenschap zonder gezag, waarin ieder der aangesloten staten buiten hetgeen het verdrag van Rome over de economische samenwerking is vastgelegd, kan doen en laten wat hij wil, dan gaat hun politieke samenwerking even onherroepelijk de mist in als hun monetaire samenwerking dat in de laatste maanden is gegaan. Kunnen zij eindelijk tot werkelijke eenwording besluiten dan zullen zij zich moeten bezinnen op de samenwerking van het éne Europa met de Verenigde Staten. Als de staatslieden van Europa werkelijk de naam van staatslieden verdienen zullen zij in de allernaaste toekomst beslissingen van wereldhistorische betekenis moeten nemen. En wie weet komt Engeland dan niet met hangende pootjes terug, want één van zijn twijfelpunten over de aansluiting bij de Europese Gemeenschap ligt juist in de verhouding met Amerika.
| |
● Internationale conflicten
Het Midden-Oosten
Terwijl Israël en Egypte rustig voortgaan zich van elkaar te distanciëren willen de Syriërs nog van geen echte wapenstilstand weten. De bewegingsoorlog staat wel stil maar aan de scheidingslijn, grotendeels bepaald door Israëls gunstige positie in de hoogvlakte van Golan aan het einde van de oorlog, wordt nog steeds gevochten. In de loop van de maand maart ontwikkelen de aanvankelijk nog min of meer incidentele schietpartijen zich tot een geregeld uitwisselen van beschietingen, weken achtereen, dag in dag uit. De artillerie zweeg niet meer en in Israël, dat taai vasthoudt aan zijn bezit van de Golanheuvels, raakte men ervan overtuigd, dat de Syriërs in de loop van de maand april voornemens waren een nieuw offensief in grote stijl te openen. Men vreesde met name, dat de Syriërs, die verleden jaar het feest van Yom Kippoer hadden aangegrepen om de oorlog te beginnen, ditmaal het Paasfeest zouden kiezen en uitgebreide voorzorgen werden getroffen om een verrassing te voorkomen.
Kissinger was in het begin van de maand wel weer druk in de weer om Syrië en Israël ertoe te bewegen althans besprekingen te gaan voeren en aanvankelijk scheen hij daar ook wel succes mee te hebben, maar naderhand bleek dat toch een illusie. Tegen het eind van de maand reisde Kissinger naar Moskou om daar verschillende problemen te bespreken, die tussen Rusland en Amerika hingen. Officieel werd over het verloop van die besprekingen niets bekend gemaakt maar algemeen werd wel verondersteld, dat zij bemoeilijkt werden doordat de Russen Kissingers activiteiten en successen in het Midden-Oosten enigszins afgunstig gadesloegen. Voor de buitenwereld had het de schijn alsof de Russen er helemaal niet meer aan te pas kwamen. Als er successen uit de bus kwamen was in de publiciteit alles Kissinger wat de klok sloeg en Gromyko, die toch ook ieder ogenblik in het Midden-Oosten zat, kwam er nauwelijks meer aan te pas. Bovendien stak de Russen de toenadering tussen Amerika en Egypte - óók al het werk van Kissinger. Het vermoeden rees, dat achter Syrië's agressieve houding in feite de Sovjet-Unie schuil ging.
| |
Vietnam
Ook in Vietnam is de rust nog allesbehalve weergekeerd. Noord- en Zuid-Vietnam liggen nog steeds met elkaar in conflict en nog steeds worden er gevechten geleverd. In de maand maart waren dat zware gevechten rondom de hoofdstad van de provincie Kontum.
| |
| |
| |
● Nationale politiek
Nederland
- Verkiezingen voor de Provinciale Staten. Op 27 maart togen de Nederlandse kiezers naar de stembus om daar hun vertegenwoordigers aan te wijzen in de elf colleges der Provinciale Staten.
Het is met het bestuur der provinciën in Nederland een merkwaardige zaak. De meest glorierijke periode van de Nederlandse geschiedenis viel in een tijd toen de bestuurscolleges van zeven afzonderlijke provinciën de dienst uitmaakten. Het landsbestuur, belichaamd in de Staten Generaal, had op zichzelf niets in te brengen en was geheel afhankelijk van wat de delegaties der verschillende provinciën, allen bijeenhuizend in statige logementen rondom het Binnenhof - gebouwen, waar heden ten dage departementen in zijn ondergebracht maar die nog steeds het wapen van hun provincie in hun gevel dragen - onder elkaar beslisten. Aan die provinciale opperheerschappij hebben de grondleggers van het Koninkrijk drastisch een eind gemaakt. Zij lieten de provinciale besturen wel voortbestaan maar hun taak werd zodanig ingekrompen, dat er nauwelijks meer iets van overbleef en zij in het geheel van het staatsbestel nauwelijks meer iets van betekenis voorstelden.
Geleidelijk is daar wel enige verandering in gekomen. De taken van de Provincie zijn langzamerhand uitgebreid naarmate er meer problemen opdoken, die te groot waren voor het servet van de gemeenten en te klein voor het tafellaken van de landelijke overheid. Die ontwikkeling sprak de kiezers echter nauwelijks aan. Voor hen bleven de Provinciale Staten ietwat mistige colleges, over wier werkzaamheden zij zelden of nooit iets lazen, wat hun interesseerde of van enig belang leek.
Dat de verkiezingen voor deze colleges ditmaal niettemin grote aandacht trokken kwam doordat men er algemeen grote waarde aan hechtte als een graadmeter voor de ontwikkeling der verhoudingen in de nationale politiek.
Men had in de nationale politiek wel behoefte aan zo'n graadmeting. De positie van de twee christelijke partijen in het kabinet Den Uyl is nog steeds niet helemaal duidelijk. Den Uyl heeft hen geduld omdat hij anders geen meerderheid in de Kamer zou kunnen krijgen maar hij is ze liever vandaag kwijt dan morgen. Zij maken het hem bepaald niet gemakkelijk. Het zou hem daarom een lief ding waard zijn geweest als de verkiezingen voor de Provinciale Staten zouden uitwijzen, dat de confessionele partijen opnieuw een flink stuk waren afgebrokkeld. Dat zou de vertegenwoordigers van deze partijen in het Parlement wellicht een vingerwijzing kunnen zijn, dat zij beter een toontje lager konden zingen en niet te veel kapsones meer moesten maken.
Maar óf de verkiezingen wel een verder gaande afbrokkeling van de confessionele partijen te zien zouden geven, daar waren Den Uyl en zijn kornuiten, al de gebruikelijke kletskoek van de opiniepeilers ten spijt, toch niet zó zeker van. Zij wierpen zich wel driftig in de verkiezingsstrijd alsof het landelijke verkiezingen gold, maar hun toon tegenover de confessionelen hielden zij toch gematigd. Zo met het idee van: je kunt nooit weten. Als die piassen van opiniepeilers eens ongelijk zouden krijgen - en dat zou warempel niet de eerste keer zijn! - en áls de confessionelen zich zouden handhaven, dan was het maar beter niet te veel bonje te maken. Eerst maar eens afwachten wat de kiezers zouden gaan doen.
Ook aan de kant van de oppositie was men er blijkbaar niet zo zeker van of de confessionelen wel zo zwaar achteruit zouden gaan. Dat men daar in de blijde verwachting van grote winst verkeerde nam niet weg, dat men gedurende de verkiezingscampagne een duidelijke vrijage met de confessionelen probeerde op te zetten. Oók met het idee van je kunt nooit weten.
Binnen de kring van de confessionelen zelf rees echter de bange vraag hoe men het proces van teruggang, dat zich in de vorige jaren zo sterk had doorgezet, kon stuiten. In de KVP met name leidde dit tot een zekere spanning toen haar voorzitter, De Zeeuw, openlijk verklaarde, dat bij de volgende parlementsverkiezingen het program en het beleid van het kabinet Den Uyl voor de KVP inzet van de verkiezingscampagne moesten worden. Hij wilde dus de KVP meteen maar vast voor een volgende parlementaire periode, dus tot 1980, vastkluisteren aan
| |
| |
mijnheer Den Uyl. Zulks tot niet geringe ergernis van de fractieleider der KVP, Andriessen en van degenen, die onder leiding van Prof. Steenkamp naar een samensmelting der drie confessionele partijen in één Christen Democratisch Appèl streven. Je zult daar jaren aan het onderhandelen zijn om de drie confessionelen ondanks hun verschillende opstelling tegenover het kabinet Den Uyl bij elkaar te brengen en je dan opgescheept zien met een voorzitter, die je een steek in de rug geeft. Het scheelde dan ook niet veel of Prof. Steenkamp gooide het bijltje erbij neer. Wat hem echter een hart onder de riem stak was het feit, dat op een grote demonstratieve vergadering van de KVP in Den Haag de Christelijk Historische fractieleider Kruisinga een staande ovatie kreeg toen hij nog eens duidelijk de bereidwilligheid van zijn partij uitsprak om tot een samenbundeling in een Christen Democratisch Appèl toe te treden. Dit was duidelijk een klap in het gezicht van De Zeeuw. En toch blijft zo'n man maar rustig zitten!
De uitslag van de verkiezingen gaf een interessant beeld te zien van de politieke ontwikkeling in Nederland.
De WD boekte inderdaad de grote overwinning, waar zij op had gehoopt. Twee jaar geleden kreeg zij rond 14,5% van de uitgebrachte stemmen; ditmaal rond 19%. Winst boekte ook de Partij van de Arbeid - van bijna 26% klom zij naar bijna 28%. Maar aan die winst zat een nare bijsmaak. Telde men de stemmen van het progressieve blok, waar de Partij van de Arbeid middenin staat, bij elkaar, dan bleek dit blok op verlies te staan. Het zakte van 36,3% tot 35,9%. De drie confessionele partijen zakten tesamen ook, doch in veel mindere mate dan men aan weerskanten had gehoopt. Zij kwamen van 31,3 tot 30,9%; een minimaal verlies dus, precies even groot als dat van het progressieve blok. Uit de reacties van de confessionele partijen zelf op deze verkiezingsuitslag bleek, dat men eruit afleidde, dat de achteruitgang van de laatste jaren tot stilstand is gekomen en men dus weer op weg is naar een zekere stabiliteit in de Nederlandse politiek. De stabiliteit van een driepoot. Voor de confessionele drie terecht een reden tot voldoening. Den Uyl juichte natuurlijk ook over de vooruitgang van zijn partij, maar of zijn voldoening wel zo groot was als die van de confessionelen laat zich betwijfelen. Van zijn twee partners in het progressieve blok liet er één het lelijk afweten. D.66 tuimelde van rond 4,5% in 1972 naar beneden tot minder dan 1 %. Den Uyl zit dus nu in zijn kabinet met niet minder dan vier vertegenwoordigers van een partij, die totaal niets meer voorstelt, en die zich aanstonds na de verkiezingen aan het beraden sloeg over de vraag of het nog wel zin had verder te gaan en of men de partij niet beter maar kon opheffen inplaats van als het zoveelste splinterpartijtje het leven te rekken.
De derde partner in het progressieve blok, de PPR boekte weliswaar een kleine winst - van 4,4 naar 4,9% - maar of dat nu moest worden toegeschreven aan een groeiend aantal getrouwen dan wel aan toevallige omstandigheden, daar bestond geen zekerheid over. Een of andere scherts-commentator op de televisie rekende zijn goegemeente voor, dat er evenveel kiezers van de PPR waren weggelopen als erbij waren gekomen. Hij wist dat al met veel aplomb te vertellen toen nog geen één procent van het aantal stemmen was geteld. Hij vermeed angstvallig te vertellen hoe hij tot die conclusie was gekomen maar een paar dagen na de verkiezingen kwam de aap toch uit de mouw. Staatssecretaris Van Dam, die indertijd als aankomend ombudsman er een hobby van maakte verkiezingsuitslagen te analyseren aan de hand van ondervragingen van kiezers aan de stemlokalen, had blijkbaar achter dat televisiemannetje gezeten en nam diens ‘analyses’ over om te voorspellen, dat de PPR het ook niet lang meer zou maken en er zich maar op moest voorbereiden het lot van D.66 te gaan delen. De Partij van de Arbeid zou de buit dan wel binnenhalen. Begrijpelijkerwijs toonde de leider van de PPR, Bas de Gaay Fortmann, zich allesbehalve ingenomen met deze progressieve blokgenoot. Hij gaf duidelijk te kennen er steeds minder voor te voelen nog langer aan de leiband van de Partij van de Arbeid te blijven lopen en er hard over te denken zich bij de volgende verkiezingen nog zelfstandiger op te stellen dan bij de vorige. Het rommelt dus duchtig in het progressieve blok.
- Politiek fatsoen. Het gaat in Nederland over het algemeen heel fatsoenlijk toe bij de verkiezingscampagnes. Maar dat niet iedereen vies is van stunts met een luchtje bleek in Rotterdam, waar de Partij van de Arbeid ‘een proef’ ging
| |
| |
nemen ‘om op uiterst indringende wijze de kiezers naar de stembus te krijgen’. Vrijwilligers gingen enkele dagen lang huis aan huis aanbellen om de mensen aan te sporen van hun stemrecht gebruik te maken en dan meteen maar hun keus te bepalen op de Partij van de Arbeid. Van de antwoorden, die zij kregen werd zichtbaar aantekening gemaakt, hetgeen bij de betrokkenen de indruk wekte, dat zij in de gaten werden gehouden. Het werd allemaal als erg onschuldig voorgesteld, maar het mikte toch te duidelijk op een vorm van intimidatie, die buiten de politieke fatsoensnormen valt.
- Buitenlandse betrekkingen. De Perzische ambassadeur heeft met de hele staf Nederland verlaten. Een aantal Perzische, zich studenten noemende jongelui had de Perzische ambassade bezet, was door de politie ingerekend en kwam voor de Haagse politierechter, die een mild vonnis over hen velde, waardoor zij na een hechtenis van vier dagen in vrijheid werden gesteld. Dat de Perzische ambassadeur met dit milde vonnis niet bijster gelukkig was, maar daar kon hij met goed fatsoen toch geen grond in vinden om heen te gaan. De Nederlandse rechter velt nu eenmaal onafhankelijk van welke politieke overwegingen ook zijn vonnis. Wat de ambassadeur echter wel stak was het feit, dat zowel binnen als buiten de rechtszaal vertogen en betogingen werden toegelaten, die regelrecht op belediging van de Sjah waren gericht. Inderdaad een vreemde zaak omdat belediging van een bevriend staatshoofd krachtens de Nederlandse wet evenzeer strafbaar is als het bezetten van een ambassadegebouw. Noch de rechter noch de politie hadden dit mogen toelaten meende de ambassadeur niet ten onrechte. Minister Van der Stoel liet het allemaal maar op zijn beloop. Eerst toen het kennelijk te laat was perste hij er met moeite een niets-zeggende verontschuldiging uit. Wéér een land, waar Nederland mee overhoop is komen te liggen. Het is me je diplomaat wel, die Van der Stoel.
- Belastingbeleid. In de loop van de maand maart maakte het kabinet bekend, dat het niet alleen bewilligde in een loonsverhoging van 15 gulden per maand maar ook de belastingtarieven zou herzien en wel dermate, dat eigenlijk, gezien de inflatie, alleen de lagere inkomens daarvan zouden profiteren. Niet iedereen klonk dit als muziek in de oren. Het werd al aanstonds duidelijk, dat deze aankondiging een strijd zou ontketenen over de vraag waar nu precies de grens zou moeten liggen tussen de lagere en de hogere inkomens en tot hoever zich dus de zegeningen van deze verlaging zouden moeten uitstrekken.
| |
Verenigde Staten van Amerika
- Watergate. Het blijft maar dag aan dag Watergate wat de politieke klok in Amerika slaat.
Het meest benauwende voor de President was de vraag wat er zou gebeuren met een dikke tas vol documenten, die de Grand Jury tegelijk met haar beschuldigingen tegen zeven van Nixons voormalige medewerkers aan rechter Sirica overhandigde en die haar bevindingen over het gedrag van de President bevatte. In het openbaar en in haar beschuldigingen tegen Nixons medewerkers had zij zich zorgvuldig onthouden van een oordeel over het al of niet schuldig zijn van de President zelf. Maar alle materiaal daarover had zij in die ene dikke tas verzameld. Zij liet het aan rechter Sirica over ermee naar bevinden te handelen doch met de aanbeveling dit materiaal in handen te stellen van de juridische commissie uit het Congres, die onderzoekt of er voldoende redenen zijn om de President in staat van beschuldiging te stellen. Sirica begon met deze tas zorgvuldig op te bergen in zijn brandkast en meteen waren de advocaten van het Witte Huis er als de kippen bij om hem te bezweren de inhoud van die tas niet prijs te geven. Dat zou unfair zijn tegenover de zeven beschuldigden, die nu terecht moesten staan, beweerden zij. De documenten in deze tas immers zouden, wanneer de inhoud ervan uitlekte, door iedereen in den lande worden gelezen en het zou onmogelijk zijn dan nog een onbevooroordeelde jury te vinden voor de zeven verdachten.
Rechter Sirica liet zich echter niet van de wijs brengen. Na rijp beraad besloot hij de aanbeveling van de Grand Jury te volgen en de tas aan de juridische commissie te overhandigen.
Intussen ging ook de strijd om de bandjes door. De speciale aanklager Jaworski bleef zijn eis om bandjes en documenten die zijns inziens ter zake deden herhalen en dreigde met een beroep op de rechter. Nixon kon tenslotte niet anders meer dan op het allerlaatste nippertje de gevraagde bewijsstukken overhandigen.
En tenslotte kwam ook de financiële
| |
| |
commissie uit het Congres nog een duit in het zakje doen door uitvoerig uit de doeken te doen hoe en in welke mate de President de belastingen had ontdoken. Hij zou meer dan een derde van zijn hele vermogen aan de belasting schuldig zijn. Nixon ontkende weer iedere schuld. Zijn belastingadviseurs hadden de aangiften voor hem opgesteld en hij had ze in goed vertrouwen getekend. Maar hij zou iedere cent betalen! Hoe, mag de hemel weten. Zijn vermogen ligt voor het grootste deel in onroerende goederen, die hij niet kan verkopen omdat hij ze als presidents-residenties heeft laten ombouwen.
Nixon zelf stelt nog steeds wanhopiger pogingen in het werk om aan een impeachment te ontkomen.
Hij heeft zich in de eerste plaats de hulp verzekerd van een uitermate bekwaam advocaat, James Draper St. Clair. Een man, die zich nooit opwindt, altijd vriendelijk blijft, maar alle knepen van de rechtsvordering door en door kent. Een man, die grote triomfen heeft gevierd in de rechtszaal. Het is echter een open vraag of Nixon zijn zaak daarmee erg veel goed heeft gedaan. St. Clair heeft al een paar juridische trucjes uitgehaald, die het wel aardig doen in een rechtsgeding tegen een of andere ordinaire boef, maar als de President op dat niveau geholpen moet worden, dan helpe hem God als hij voor het tribunaal van de Senaat moet verschijnen!
In de tweede plaats probeert Nixon iets terug te winnen van zijn verloren populariteit. Overal, waar hij maar een gehoor kan vinden van mensen, die door dik en dun hem blijven volgen en wier geloof in hem ongeschokt is gebleven, gaat hij spreken en daarbij grijpt hij de gelegenheid aan om zich in gemeenzame kout onder het gewone volk te begeven, dat hij vroeger nog niet zag stáán.
Maar ook dat helpt hem niet veel. Zijn optreden naar buiten wekt onder de volksvertegenwoordigers steeds meer wrevel. Langzaam maar zeker groeit in het Congres de meerderheid, die nodig is om hem in staat van beschuldiging te stellen. Verwacht wordt nu, dat de juridische commissie eind mei haar rapport zal uitbrengen en in een aantal artikelen de verschillende punten zal vastleggen, waarop de President naar haar mening in staat van beschuldiging kan worden gesteld. Medio juni zal het Congres dan over elk van die artikelen afzonderlijk moeten stemmen en haalt er ook maar één de meerderheid dan kan Nixon niet meer ontkomen aan een proces voor de Senaat. Dat proces kan enkele maanden duren maar men neemt aan, dat de President van het Opperste Gerechtshof, die in zulke gevallen de Senaat voorzit, tegen eind september aan iedere Senator afzonderlijk de vraag zal moeten voorleggen: Schuldig of onschuldig?
Het blijft natuurlijk mogelijk, dat Nixon het zo ver niet laat komen en voor die tijd aftreedt. Onder de politieke leiders echter begint de hoop de overhand te krijgen, dat hij dit niet zal doen. Zij voelen er niets voor een herhaling te krijgen van het geval Agnew, die aftrad onder het beding, dat hij er met een kleine boete van af zou komen. Als Nixon dit foefje ook nog zou uithalen zou het leed voor de Republikeinen niet meer te overzien zijn. De tussentijdse verkiezingen bewezen al meer dan voldoende, dat het er voor de partij lelijk gaat uitzien. Onder de elf aftredende Republikeinse Senatoren is er dan ook maar één fanatieke zuiderling, die voor zijn campagne de steun van de President heeft gevraagd. De anderen hebben al duidelijk te kennen gegeven, dat zij een dergelijke steun bepaald niet op prijs stellen.
| |
Engeland
Wanneer bij een Engelse verkiezing het politiek getij omslaat wil het alles-overheersende gewoonterecht, dat de Eerste Minister aanstonds zijn ontslag en dat van zijn kabinet aanbiedt en dat de leider van de nieuwe meerderheidspartij onmiddellijk daarna ten paleize wordt ontboden om daar de handen van de Koningin te kussen en tot premier te worden benoemd. Meestal heeft deze zijn kabinet al kant en klaar. Een kabinetscrisis is dus gauw bezworen. Dat is meer een kwestie van uren dan van dagen - laat staan maanden.
Ditmaal lagen de zaken anders. Geen van de twee grote partijen behaalde een meerderheid, alle voorspellingen van de kwajongens, die de publieke opinie plegen te peilen en Heath een overwinning in het vooruitzicht stelden ten spijt. Hij verloor 44 zetels en Labour won er 20 en kwam met 5 zetels meer in het Lagerhuis dan de Conservatieven. Doch een meerderheid haalden zij geen van beiden. Heath hoopte op een bondgenootschap met de Liberalen en besloot aan te blijven. Binnen enkele dagen ech- | |
| |
ter werd het hem duidelijk, dat er voor hem met de Liberalen geen garen te spinnen viel. Wilson kon de handen van de Koningin gaan kussen - als hij dat tenminste gedaan heeft! Hij werd premier van een minderheidskabinet, zulks tot grote verontwaardiging van de Liberalen, die hadden gehoopt op een ‘nationaal kabinet’, waarin zij zelf zouden kunnen meespelen.
Wilsons eerste zorg was een eind te maken aan de mijnwerkersstaking. Hij kwam de mijnwerkers tegemoet met een loonsverhoging, die een paar honderd miljoen pond gaat kosten maar de mijnwerkers gingen weer aan het werk en met hen het hele land. Een week later opende de Koningin in een eenvoudige plechtigheid de eerste zitting van het nieuwe Parlement met een troonrede, die duidelijk te kennen gaf, dat Wilson een uiterst voorzichtig beleid wil gaan voeren. Er werden subsidies in aangekondigd voor bepaalde soorten voedsel, zulks ter voorkoming van prijsstijgingen en beteugeling van de inflatie; de sociale uitkeringen zouden worden verhoogd; het loonbeleid zou soepeler worden en de beruchte anti-stakingswet van Heath zou worden ingetrokken.
De verwachting, dat de Conservatieven en Liberalen samen het kabinet Wilson meteen bij de debatten over de troonrede de nek zouden omdraaien, ging niet in vervulling. Hun voornemen om Wilson aan te vallen met een motie, waarin de handhaving van loonbeperkende maatregelen werd geëist kon door de nieuwe minister van Arbeid worden ontkracht met de verzekering, dat de maatregelen, die Heath zelf op dit punt had genomen gehandhaafd zouden blijven tot de Regering met nieuwe voorstellen zou komen, die, zij het in soepeler vorm, terdege loonbeperkend zouden werken. De voorgenomen motie had dus geen grond meer en op een vertrouwensvotum durfden de Conservatieven en Liberalen het niet te laten aankomen uit angst voor nieuwe verkiezingen.
| |
West-Duitsland
Bondskanselier Willy Brandt kreeg in de loop van de maand maart enkele zware tegenslagen te verwerken, die weliswaar zijn positie in de Bondsdag niet aantasten maar toch weinig goeds beloven voor de toekomst. In verschillende deelstaten zijn namelijk gemeenteraadsverkiezingen gehouden en deze worden evenals de verkiezingen voor de Provinciale Staten in Nederland beschouwd als barometers voor de nationale politiek. Bij deze verkiezingen leed de partij van Brandt, de SPD, tot driemaal toe een gevoelige nederlaag. In Hamburg, in Sleeswijk-Holstein en in Rijnland-Palts boekten zijn tegenstanders, de Christen-Democraten, aanzienlijke winst. Ondanks alle moeite, die Brandt zich getroostte om den volke te verkondigen, dat zijn partij geen doctrinair-socialistisch karakter meer droeg doch een partij van het hele volk wilde zijn, wendden klaarblijkelijk talrijke kiezers uit de middenklasse, die hem bij de vorige Bondsdagverkiezingen nog hun vertrouwen schonken, zich nu van hem af om naar de Christen-Democraten terug te keren. Welke consequenties Brandt daaruit zal trekken moet nog worden afgewacht.
| |
Portugal
Premier Caetano heeft een moeilijke maand achter de rug; hij is met een ernstige crisis geconfronteerd en het is maar de vraag of hij deze crisis werkelijk heeft overwonnen.
Het rommelt al lang in Portugal. Economisch gaat het slecht. De economische ontwikkeling van het land is ver achtergebleven bij die van de andere Europese landen. Deels door de starheid van het corporatieve régime, deels door de omstandigheid, dat Portugal is verwikkeld in een koloniale oorlog, die niet minder dan 40% van het Staatsbudget opslokt. De inflatie gaat in een hollend tempo - 21% in 1973! - en de sociale toestanden zijn er erbarmelijk. Van alle kanten rijst verzet. De jonge Portugezen verafschuwen de koloniale oorlog en deserteren in massa. Het aantal hunner, dat de wijk heeft genomen naar het buitenland om aan een dienstplicht van vier en een half jaar te ontkomen, beloopt naar schatting niet minder dan honderdduizend. De kerkelijke overheden beginnen steeds ernstiger bezwaren tegen het beleid van de Regering openlijk te kennen te geven. En deze maand is er ook beroering gekomen in de hogere regionen van het leger. Een der hoogste generaals, die zelf als Gouverneur over Portugees Guinea regeerde, generaal Antonio Ribeira Spínola, publiceerde een boek, waarin hij zich weliswaar van een rechtstreekse aanval op de regering onthield, maar wél constateerde, dat de oor- | |
| |
log in Angola en Mozambique een hopeloze onderneming was. Het militair apparaat staat, volgens hem, in deze landen machteloos. Met militaire middelen is deze oorlog niet te winnen. Portugal deed beter er maar mee op te houden en zijn heil te zoeken in een meer liberaal bewind.
De chef van de Generale Staf, generaal Costa Gomez, bleek het met generaal Spinola eens te zijn. Vanzelfsprekend wekte dit grote sensatie met name onder de subalterne officieren, die deels de koloniale oorlog beu zijn maar deels ook die oorlog willen voortzetten in de hoop er een betere salariëring uit te braden. Van deze verdeeldheid in het leger heeft Caetano gebruik gemaakt. Hij heeft de beide kritische generaals ontslagen en met behulp van regeringsgetrouwe troepen dreigende ongeregeldheden de kop ingedrukt.
Naar het zich laat aanzien heeft hij daarmee niet meer dan een schijnoverwinning behaald. Hij heeft er het leven van zijn regering mee gerekt, maar gered nauwelijks.
| |
Frankrijk
Ondanks het feit, dat President Pompidou ogenschijnlijk zonder veel moeite een zware reis naar Rusland heeft ondernomen om daar met de regeringsleiders uitvoerig te confereren over de Frans-Russische samenwerking, hielden de geruchten aan, dat zijn gezondheidstoestand kritiek zou zijn. Zo kritiek, dat hij zijn ambtstermijn niet zou kunnen voltooien. Het viel inderdaad op, dat hij de laatste tijd herhaaldelijk verstek liet gaan bij officiële gelegenheden, maar uit het Elysee drong niet meer door dan dat hij veeleer door een uiterst pijnlijk ongemak dan door een ernstige ziekte zou zijn getroffen.
| |
Italië
Minister President Rumor, die in het begin van de maand aftrad, heeft inmiddels zijn vijfde kabinet gevormd, ditmaal met één partij minder dan het vorige. De Republikeinen zijn uit de boot gevallen maar hebben wel toegezegd het kabinet te zullen steunen. Hij staat in zijn eigen partij wel aan kritiek bloot van zijn linkervleugel maar aangezien die linkervleugel nergens anders naar toe kan, beperkt zij zich in de regel tot blaffen; zij bijt niet.
| |
Spanje
Sedert de moordaanslag op admiraal Carrero Blanco vertoont de nieuwe regering in Spanje een zeker dualisme in zijn beleid. De eerste verklaringen van de nieuwe premier schenen erop te wijzen, dat er iets meer souplesse in het bewind zou komen, maar de daden van de regering zijn daarmee niet in overeenstemming. De jacht op ‘anarchisten’, die de dood van Blanco op hun geweten zouden hebben, schijnt geopend en leidde reeds tot een wrede executie. In het bijzonder echter schijnt de Kerk het te moeten ontgelden. Dat begon al door te schemeren aanstonds na de moord op Blanco toen de kardinaal-aartsbisschop van Madrid onderweg naar de begrafenisplechtigheid werd uitgejouwd. In het begin van deze maand spitste de situatie zich toe om de figuur van Mgr. Añoveros, bisschop van Bilbao, die al meermalen was opgekomen voor het recht van de Basken op de erkenning van hun eigen identiteit, maar die zijn betoog nu nog eens duidelijk herhaalde in een herderlijk schrijven, dat hij van alle kansels in zijn diocees had laten voorlezen. Hij werd door de Spaanse politie gesommeerd zijn bisdom te verlaten en een enkele reis naar Rome te ondernemen. Toen hij dit weigerde en het Spaanse episcopaat zich achter hem stelde, toen hij bovendien ook nog de steun kreeg van het Vaticaan, probeerde de regering het Vaticaan te chanteren met het dreigement het Concordaat van 1953 op te zullen zeggen. Een der hoogste Vaticaanse diplomaten kwam eraan te pas om in overleg met de Spaanse bisschoppen de zaak te regelen. Het Vaticaan bleek echter niet voornemens om voor chantage te wijken. De zaak verdween na enkele weken uit de openbaarheid; hoe zij is opgelost is niet duidelijk, maar Mgr. Añoveros is nog steeds in Spanje.
| |
| |
| |
België
Stokebrand in de petroleumsector
A. Er worden enorme winsten gemaakt door de grote petroleummaatschappijen die de wereldmarkt beheersen. Dit hebben meerdere onderzoeken uitgewezen, daarover getuigde nog de eindejaarsbalans van 1973, en toch gaat de Petroleum Federatie steeds weer aan de klaagmuur staan met de bewering dat zij in België met verlies moet verkopen.
Er was een boekhoudkundig verlies maar geen werkelijk verlies zeggen de tegenstrevers van de Federatie. Zij wijzen op het feit dat de grote firma's vanaf de winning van de grondstof, over het vervoer, de raffinage tot en met de distributie alles in handen hebben. De werkelijke samenstelling van de prijs bleef niet controleerbaar omdat ook de werkelijke samenstelling van het eindprodukt geheim werd gehouden. Zo bracht Mevr. Simone Descamps uit dat zij achterhaalde dat de grote concerns tot 18% goedkoop gas in de benzine mengden, wat er op neer komt dat de grote maatschappijen voor 1,6 miljard frank aan de schatkist ontdoken en dit reeds zowat 15 jaar geleden. Bovendien hebben de Belgische raffinaderijen geheime akkoorden met de hen omringende petrochemische nijverheid. De Petroleum Federatie ontsnapte hier bijna volledig aan de controle van de prijzencommissie en onderhandelde gebruikelijk rechtstreeks met de minister wanneer er conflicten rezen.
Een eerste opflakkering van het conflict vond plaats in september 1972 toen de Belgische regering dringend 4,5 miljard frank moest vinden voor het wegenfonds. De prijs van de benzine werd verhoogd ten voordele van de schatkist en van de pomphouders, maar de maatschappijen moesten hun winst zien dalen. Er brak een rel uit met over en weer de gepaste dreigementen en na een paar dagen werd een compromis tot stand gebracht dat de prijs normaliseerde. De Belgen gingen voor de betere koop maar over de grenzen tanken.
Sindsdien zijn de rollen omgekeerd. De buitenlanders komen nu in België hun tank vullen. De crisis van het Midden-Oosten was de aanleiding voor een grootscheeps internationaal offensief van de petroleummonopolies die van de gelegenheid gebruik maakten om het vele geld binnen te rijven dat zij dringend nodig hadden om zich om te bouwen tot energiemonopolies. De verhoogde prijs aan de bron, de wijd georchestreerde schaarstepsychose deden de prijzen de hoogte ingaan en de inflatie volgde dit ritme.
Alleen België is nu nog wat achtergebleven op de buurlanden. De vertraging is vooral te wijten aan de regeringscrisis, de verkiezingen en het wachten op de komende nieuwe regering. Dit aarzelen om onpopulaire maatregelen te nemen in een overgangsperiode was meteen de gelegenheid om de discussie over het energiebeleid voor goed aan de gang te krijgen.
Voor de crisis in het Midden-Oosten losbrak hebben wij in België reeds enkele prijsverhogingen gekend. De bezuinigingsmaatregelen volgden op de dreigende boycot. De prijsverhoging van de grondstoffen in de Arabische landen her- | |
| |
opende de crisis begin 1974. De Petroleum Federatie eiste 2.000 Bfr per ton ruwe olie meer te mogen doorberekenen aan de verbruiker, zoniet was de ganse zaak verliesgevend. Wanneer er geen vlugge tegemoetkoming volgde van de zijde van de Belgische regering, dreigde zij met het stopzetten van de bevoorrading. Dit werd beantwoord met een opeisen van overheidswege.
De verschillende standpunten tekenden zich af:
De regering achtte het moment niet gunstig om ook maar iets toe te geven en rekte de besprekingen en het inwinnen van adviezen zo lang ze kon.
Het ABW en met haar de BSP wilden geen prijsverhoging toekennen. Zij wilden wel dringend controlerecht van de overheid, een open boekhouding en zagen in een overheidsinitiatief in deze sector het middel om de zaak te objectiveren.
Het ACW en met haar de voornaamste verbruikersorganisaties achtten een matige verhoging van 700 Bfr per ton gerechtvaardigd. Ook zij wilden structuurveranderingen in ruil voor deze toegeving.
Het Verbond van de Belgische Ondernemingen stelde zich op het standpunt van de Federatie en steunde haar verzoek om 2.000 Bfr verhoging. Zij kantte zich tegen elke controle maar was wel te vinden voor een overlegstructuur.
Het compromis kwam tot stand en vanaf 1 april mocht de prijs verhoogd worden tot de hoogte van 1.239 Bfr per ton ruwe olie. Ook de discussie over wie tenslotte de last zou dragen leidde tot een compromis: gemiddeld verhoogt de benzine met 1,5 fr, de zware industriële stookolie met 2 fr.
Er werd een Koninklijk Besluit opgemaakt voor het oprichten van een Controle- en Overlegcomité.
Drie dagen na datum herbegon het spel, de Federatie hernam haar vroegere eis en dreigde weer de leveringen stop te zetten, waarop de minister prompt hetzelfde wederwoord gaf en dreigde met nieuwe opeisingen in de sector.
Op dit ogenblik zijn de onafhankelijke verdelers de dupe van de machtsstrijd tussen regering en multinationals. Hun bevoorrading is niet meer volledig gewaarborgd en dit is opzet van de kant van de grote maatschappijen die de onderling verdeelde kleine firma's droog leggen en van de kaart spelen. Deze onafhankelijken vertegenwoordigen in België nochtans 65% van de markt.
B. Dat de strijd nog maar pas ten volle aan de gang is wordt aangetoond wanneer men gaat nakijken welke belangrijke zaken er op het spel staan.
De petroleumbazen beseffen heel goed dat het rijk van de petroleum een eind heeft. Daarom willen zij als quasi monopoliehouders van deze sector, zowel van de grondstoffen als van het vervoer en van de technische procédé's, hun macht tijdig overplanten op de ganse energiesector zoals deze in de toekomst zal evolueren. Maar dit vereist een enorme hoeveelheid geld om te investeren o.m. in nieuwe uitbatingen, nieuwe grondstoffen en nieuwe procédé's.
Het feit dat zij een verkopersmarkt konden organiseren laat hen toe de prijs te zetten. Hun machtige groep is volop bezig de onafhankelijken van de markt te verdrijven en zich de nodige winsten toe te eigenen die noodzakelijk zijn voor hun verdere plannen.
| |
| |
Anderzijds, van de zijde van de regeringen bekeken, is de prijs van de energie en de ganse energiepolitiek een zo fundamenteel vraagstuk dat zij ingrijpend de economische situatie van een land bepaalt. Het impact van de prijsverhoging op de inflatie is enorm. De energieverkwisting en de uitputting van de grondstoffen, het milieubederf zijn fundamentele politieke problemen. Toch moeten wij vaststellen dat de politieke organen op dit terrein, op dit ogenblik geen vat hebben op de situatie. Dergelijke situatie is politiek niet aanvaardbaar. Er is een dringend politiek probleem rond het globale energiebeleid dat terug in handen moet komen van de bevolking, ten voordele van de bevolking via politieke structuren.
Er zijn een aantal wegen mogelijk.
De Communistische Partij programmeert de nationalisatie van de energiesector en in het bijzonder van de petroleummaatschappijen.
De BSP programmeerde de controle van de energiesector met als doel de energiesector te socialiseren. ‘Zij wil op korte termijn een samenhangende energiepolitiek uitwerken door de oprichting van overheidsbedrijven (kerncentrales, raffinaderijen, pijpleidingen) en door de controle op de verschillende sectoren (elektriciteit, gas, olieprodukten, kernenergie, steenkool) zowel op het vlak van de produktie als van de distributie’. Hier kaderde o.m. het falikant afgelopen Ibramco-project, de nu geformuleerde eis van een controle- en overlegcomité, het weigeren van de prijsverhoging.
Het ACW-blok in de CVP wil de strijd aanbinden langs het middel van de structuurhervorming. Zij wil een Commissariaat voor Energiebeleid in functie van een alles omvattend gecoördineerd energiebeleid. Dit commissariaat zou geen ministerie noch een parastatale moeten zijn maar wel vallen onder voogdij van de minister. Daarbij wordt verwezen naar de bestaande controle in de gas en elektriciteitssectoren, en naar het kolendirectorium. Ook de petroleumreuzen zouden zich moeten onderwerpen aan controle, zodat planning mogelijk wordt van de bevoorrading, de stockage, de prijzen en zelfs van de milieubeveiliging in een gecoördineerd energiebeleid in het perspectief van de opbouw van een Europees beleid.
Meer en meer wint de idee veld dat tegenover een verkopersmarkt de vraag moet gebundeld worden wil men invloed hebben op de energiemarkt. Een aantal buurlanden sloegen reeds deze weg op door te kopen van land tot land, zoals Italië en Frankrijk. Het bundelen van de ganse Europese vraag lijkt uiteindelijk de weg naar het beheersen van de energiepolitiek, en structuurhervormingen zijn daartoe vereist.
Het aanvatten van het fundamentele gesprek hierover is wellicht een welgekomen nevenverschijnsel van de overigens weinig boeiende regeringscrisis van het ogenblik.
Rita Jolie-Mulier
|
|