Streven. Jaargang 27
(1973-1974)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 781]
| |
Vrijmetselarij in beeld
| |
[pagina 782]
| |
inleiding over vrijmetselarij in het algemeen. Ik wil graag proberen die te geven, al wijs ik erop dat mijn visie, zoals die van ieder vrijmetselaar, slechts een persoonlijke kan zijn. Wel is de vrijmetselarij juridisch-exact te definiëren. Zij is gesticht op 24 juni 1717 te Londen, toen daar vier loges bijeenkwamen om zich een grootmeester te kiezen, die de bevoegdheid had andere loges te erkennen. Door die erkenning wordt een loge regulier. Alleen hij is vrijmetselaar die in zo'n erkende loge op de voorgeschreven wijze als zodanig is aangenomen. Die erkende vrijmetselaren hebben een omvangrijk geheel opgebouwd van ritualen, tradities, gebruiken, parafernalia, overeenkomsten, organisaties, bepalingen en gewoonten; dat geheel vormt de vrijmetselarij. De vrijmetselarij is een orde, met in beginsel eenzelfde structuur als de orde der tempelieren of die der jezuieten. Men kan alleen lid worden op eigen initiatief, waarbij men moet voldoen aan bepaalde kwalificaties; wat de vrijmetselarij betreft zijn die samen te vatten in de formule ‘een vrij man van goede naam’. Bij toetreding belooft men het doel der orde naar beste vermogen na te streven, waarbij de leden elkaar helpen. Bovendien wordt bij toetreding de oprechte bedoeling verondersteld om lid te worden voor het leven. Vandaar de zorgvuldigheid waarmee kandidaten voor het lidmaatschap worden onderzocht op de ernst en kwaliteit van hun motieven; vandaar ook het respect dat de leden van de orde elkaar zijn verschuldigd. Het doel der orde is omschreven in de artikelen 2 en 3 van de ordegrondwet, die in zoveel geschriften (inclusief de atlas) staan afgedrukt, dat een vermelding ervan hier kan volstaan. Een nieuweling moet een leertijd doormaken, de leden kiezen een uit hun midden als ‘primus inter pares’ met in gezamenlijk overleg vastgestelde bevoegdheden, de orde is eventueel verdeeld in afdelingen waarvan elk een territorium bestrijkt. | |
Het spel-elementIn Johan Huizinga's boek Homo Ludens (1938) komt het woord vrijmetselarij niet voor. Huizinga's tweede vrouw (aan wie hij zijn boek opdroeg) was katholiek, en tussen katholicisme en vrijmetselarij gaapte in die tijd nog een diepe kloof. Ook werd in het vooroorlogse Nederland de vrijmetselarij aanzienlijk minder ludiek beoefend dan thans. Nochtans voldoet de vrijmetselarij volledig aan Huizinga's karakteristiek van het spel als element der cultuur. Vanuit de visie op de vrijmetselarij als spel-sensu-Huizinga is de platenatlas De Beoefening der Koninklijke Kunst in Nederland samengesteld. Om die reden kan ik niet beter doen dan alle punten van Huizinga's omschrijving hier de revue laten passeren, gezien in hun relatie tot de vrijmetselarij. | |
[pagina 783]
| |
Spel is een vrije handeling. Spel wordt vrijwillig aangegaan. Het woord vrijmetselaar heeft daarop overigens geen betrekking. Het Engelse woord Freemason is een inkorting van ‘free stone mason’, waaronder verstaan werd iemand die de fijnste, zachtste steen wist te bewerken, welke diende voor beelden en versieringen. Bij de aanneming tot vrijmetselaar ligt, zoals gezegd, de nadruk op de vrijwilligheid van de stap die men doet, en op de persoonlijke verantwoordelijkheid daaraan verbonden. Spel staat buiten het ‘gewone’ of ‘eigenlijke’ leven. Inderdaad hebben de bijeenkomsten van vrijmetselaren een onmiskenbaar ‘apart’ karakter, ook al ontbreken verwijzingen naar het leven buiten de loge allerminst. Spel heeft een belangeloos karakter. De vrijmetselarij zal niemand aanzien of rijkdom brengen. Dienstbaarheid aan het algemeen belang wordt gevraagd, maar niet opgelegd. Weinig bijeenkomsten vandaag de dag hebben een onschuldiger aard dan die van vrijmetselaren. Politieke en godsdienstige twistgesprekken zijn in alle loges verboden. Spel versiert het leven en vult het aan. Ook vrijmetselarij is omgeven met luister en glorie, al is deze volstrekt on-commercieel. De deelnemers kleden zich ceremonieel; er is een rijke verscheidenheid aan versierselen en gebruiksvoorwerpen; de platenatlas toont er vele. Spel bevredigt idealen van uitdrukking en samenleving. De Engelse omschrijving van vrijmetselarij als ‘a peculiar system of morality, veiled in allegory and illustrated by symbols’ legt dit aspect met alle gewenste nadruk vast. Vrijmetselarij is een gezelschap waarin deugden en stijl hoog genoteerd staan. Spel betekent iets, viert iets. De ritualen hebben betrekking op de aanneming tot leerling-, bevordering tot gezel-, of verheffing tot meester-vrijmetselaar (ziedaar al iets van een eigen jargon, kenmerkend voor alle spelgemeenschappen), of op bezinning naar aanleiding van het zomer- en wintersolstitium, of van het begin van een nieuw jaar van maçonnieke arbeid. Het maçonnieke spel raakt de deelnemers; het is ook de bedoeling dat zij zich bewust identificeren met degene die het gebeuren voor de eerste maal ondergaat. Spel heeft een begin en een einde. Een maçonnieke samenkomst wordt op ceremoniële wijze geopend en gesloten. Daartussen is er ‘beweging, heen en weer gaan, afwisseling, beurt, knoping en ontknoping’ - Huizinga's karakteristiek voldoet perfect. Spel fixeert zich terstond als cultuurvorm. Het rituaal noopt tot regie, tot vormgeving aan tekst en handeling; het is nodig om allerlei zaken te doordenken, te formuleren, vast te leggen, over te leveren. Spel voltrekt zich binnen een bepaalde, omgrensde ruimte. De ruimte die vrijmetselaren gebruiken wordt wel ‘tempel’ genoemd, in die echte beteke- | |
[pagina 784]
| |
nis van ‘datgene wat afgesneden is’, afgesneden namelijk van de buitenwereld. De platenatlas toont het interieur van elf verschillende tempels in diverse perioden. Binnen de speelruimte heerst een eigen en volstrekte orde. Dit is het geval met de tempel als zodanig - die georiënteerd is op de vier windstreken en op een bepaalde manier is ingedeeld - en in de hiërarchische opbouw van de loge zelf, met een voorzittend meester (die voor een bepaalde tijd is gekozen), twee opzieners, meesters, gezellen, leerlingen, alsmede in het vaste, overgeleverde karakter van dat wat plaats vindt. Spel heeft aesthetische kwaliteiten. Men mag een rituaal gerust vergelijken met een toneelstuk van hoge klasse. Er moet iets ‘lukken’ in een spel, zegt Huizinga: de spelers moeten het spel begrijpen, hun rol kennen, hun plaats weten. Gaat alles goed, dan werkt er iets in en door het spel, en ontstaat er een besef van schoonheid, van een zich opgenomen weten in een hogere ordening. Spel heeft regels, ten aanzien waarvan geen scepticisme mogelijk is. Men aanvaardt ze, en dan ook geheel. Van oudsher is de vrijmetselarij hierin bijzonder strikt geweest. Wie tot lid van de orde werd aangenomen, beloofde plechtig, niets van de geheimen der vrijmetselarij te zullen verraden - wat de enige manier is om ze te vrijwaren van ‘discussies’ waarin, sinds de opkomst van het rationalisme in de 18de eeuw, niets en niemand behoeft te worden gespaard. Spel bevordert gemeenschap. Dat is te ervaren door iedereen die aan een spel werkelijk deel heeft. In de vrijmetselarij wordt die gemeenschap in eerste instantie verwerkelijkt in de loges. Zij bestaan uit 20-100 leden, die elkaar vrij goed tot zeer goed kennen, en de spelgemeenschap vormen ter opvoering van de ritualen. De spelgemeenschap neigt ertoe, blijvend te worden. Het maçonnieke spel is geen doel, maar middel. Doel is, zoals het heet, om ‘mannen tot elkaar te brengen, die anders in voortdurende verwijdering van elkaar zouden zijn gebleven’. De vrijmetselarij biedt, onder andere, unieke mogelijkheden tot het maken van vrienden, in alle leeftijden. De spelgemeenschap omringt zich met een geheim. Het bestaan van een maçonnieke terminologie werd hierboven al aangestipt. Het gezamenlijk bezit van geheimen is een natuurlijke zaak in een gemeenschap die plezier heeft in bepaalde dingen welke zich voltrekken in beslotenheid. Ieder huwelijk heeft zijn geheimen, ieder goed functionerend bestuur zelfs. Dát er geheimen zijn, is belangrijk. Het belang blijkt uit het feit dat maçonnieke herkenningswoorden en -gebaren formeel worden toevertrouwd. Ik zal daar nog op terugkomen. Spel (in zijn hogere vormen) is geassocieerd met heiligheid. Het wordt op- | |
[pagina I]
| |
[pagina II]
| |
[pagina III]
| |
[pagina IV]
| |
[pagina 785]
| |
gedragen aan, of voltrokken in naam van, de hoogste macht in het universum, in casu de Opperbouwmeester des Heelals, afgebeeld op de eerste plaat van de atlas. De vrijmetselarij is zeker geen eredienst, maar aanvaarding van dit gegeven - waarvan het inhoudelijk begrip aan ieders eigen interpretatie wordt overgelaten - is essentieel voor een gemeenschappelijke beleving. | |
De tempel van SalomoTot zover iets over de vorm der vrijmetselarij. De inhoud ervan is onvervalst Bijbels. Op drie wijzen is de Bijbel in de ritualen werkzaam: 1) geen rituaal wordt opgevoerd zonder dat het boek der boeken ligt opengeslagen, 2) de meeste ritualen zijn gebaseerd op een thema uit de Bijbel, veelal oudtestamentisch, 3) veel zinswendingen in de ritualen zijn op enigerlei manier aan Bijbelteksten ontleend. Boven en behalve de algemene drie graden van leerling, gezel, en meester, kent de maçonnerie nog andere werkwijzen; deze gaan veelal uit van andere Bijbelse gegevens, sommige daarvan meer nieuwtestamentisch. Van alle themata die in de vrijmetselarij worden gebruikt is het meest algemene, het meest fundamentele, de bouw van de tempel van Salomo (zie afbeelding). Vrijmetselaars bouwen, zoals dat wordt uitgedrukt, ‘aan een onzichtbare tempel, waaraan die van Salomo ten zinnebeeld strekt’. De vrijmetselaar beschouwt zichzelf als een symbolische bouwsteen, die zo lang en zodanig moet worden bewerkt tot hij bruikbaar is voor die bouw. Een voorbeeld wordt hem voor ogen gehouden in de vorm van een goed afgewerkte, zuiver kubieke steen. Ziedaar dus een symbool dat een concrete richtlijn biedt voor handelen in het dagelijks leven. De tempel van Salomo was in de 16de en 17de eeuw een belangrijk en bekend gegeven. Koning Filips II, die geestelijk én wereldlijk vorst wilde zijn, stelde zich bij de bouw van zijn paleis-klooster in het centrum van Spanje, El Escorial (1563-1582), juist dit voorbeeld. Hij gaf opdracht aan de Jezuiet Villalpandus om van dat paleis-klooster een beschrijving te maken, die omstreeks 1608 klaar was. In deze beschrijving wordt het bouwwerk vergeleken met de tempel van Salomo naar de gegevens in de boeken Koningen en Kronieken, maar vooral ook naar die in het boek Ezechiël. Door middel van een reeks bewerkingen, vertalingen en preken (genoemd in de toelichting bij plaat 7) raakte het idee van de koninklijke tempelbouw in de tweede helft van de 17de eeuw wijd verbreid in Europa. Het beïnvloedde de ontwerpen voor de Tuilerieën, Versailles, White Hall, en vele kleinere paleizen. De trouvaille van de vrijmetselarij is de abstractie van dit gegeven, waardoor het niet alleen kon worden opgevat in overdrachtelijke zin, maar | |
[pagina 786]
| |
tevens worden gebruikt als norm en leidraad voor handelen onder eigen verantwoordelijkheid door, in principe, iedereen. Dit is de betekenis van de overgang van ‘operatieve metselarij’ tot ‘speculatieve’ (dat is: bespiegelende) vrijmetselarij. De 18de eeuw bood de burgerij nieuwe mogelijkheden tot initiatief en ontplooiing. Met herinnering aan het gildewezen liet zich in de vrijmetselarij een methode creëren om in symbolische vorm dat bouwen aan Salomo's tempel, die Koninkrijke Kunst, te beoefenen in een nieuw perspectief: ‘het bouwen aan een betere wereld, een betere leefgemeenschap’ (p. 15). Hoe die opdracht verwerkt kon worden in een rituaal, in een toneelstuk zo men wil, is een andere kwestie, thans te belichten. | |
Denken in correspondentiesHoe gaat de vrijmetselaar, die een verband zoekt tussen dat ideaal van koninlijke tempelbouw en zijn eigen persoonlijkheid, nu te werk? Bij het bezien van de vraag dient vooropgesteld dat vrijmetselarij een methode is. Tijdens het maçonniek gebeuren worden dingen genoemd en symbolen getoond welke naar die (tempel)bouw verwijzen. Het rituaal is, behalve een ludieke, ook een allusieve, dat is toespelende, handeling en tekst. Het is in de atlas gekarakteriseerd als een gebeuren ‘dat wekkend is ten aanzien van hen die daar actief aan deelnemen, en wel doordat het zinspeelt op een gegeven dat in aanleg bij alle deelnemers bekend wordt geacht en waarbij de deelnemers zich actief en bereid openstellen om zijn wekkende werking te ondergaan’ (p. 14). En de tekst gaat verder: ‘Daarin zullen zij enerzijds een persoonlijke stimulering vinden tegen de achtergrond van eigen denken gemoedsleven en religieuze verwerking, anderzijds wordt hierdoor een onderlinge verbondenheid van de deelnemers gestimuleerd als deelgenoten aan een geheim. Dit heeft een zodanig stimulerende werking dat de deelgenoten zich daardoor extra aan elkaar verbonden weten, terwijl zij er een kracht aan ontlenen die hen helpt zelfstandig voort te werken in de richting waarop het gebeuren heeft gezinspeeld binnen het kader van de eigen aanleg en vermogens’. Dit brengt mee dat de grondgegevens der vrijmetselarij multi-interpretabel zijn, en moeten zijn. Zij is, geheel en al, ondogmatisch. De ritualen zijn van voldoende breedte en diepgang om ieder der deelnemers in staat te stellen er zeer veel in te herkennen dat op zijn eigen leven en streven als vrij man van goede naam toepasbaar is; natuurlijk worden vrijmetselaars door een meer ervaren broeder in dat herkennen ook onderricht. De winkelhaak als symbool van, bijvoorbeeld, ‘de rechte verhouding’ welke dient te bestaan tussen de vrijmetselaar en zijn medemensen, is voldoende bekend. Het symbool is er: het moet herkend worden, pas dan kan men zich eraan activeren. | |
[pagina 787]
| |
Een stuk tekst, dat ik wil citeren, licht dit punt nog toe door een parallel te trekken. ‘Een prachtig voorbeeld van deze denkwijze is te vinden in het achtste couplet van het Wilhelmus, dat het volgende beeld geeft: Als David moeste vluchten voor Saul de tiran
Zo heb ik moeten zuchten met menig edelman.
Maar God heeft hem verheven, verlost uit alder nood,
Een koninkrijk gegeven in Israël zeer groot.
Hier wordt de actualiteit - de strijd tussen Willem van Oranje en Philips II - vergeleken met de strijd tussen David en Saul, maar gelijktijdig wordt hierdoor gezinspeeld op een toekomstverwachting, een belofte die de correspondentie inhoudt; immers het was niet aan Saul, maar aan David dat de uiteindelijke overwinning ten deel viel. Dit wordt dan in de laatste regels van het couplet nog nader uitgewerkt in die typische bewoording, die ogenschijnlijk alleen maar een feit uit het verleden registreert, doch in werkelijkheid moet worden gezien tegen de achtergrond van de tekst van Handelingen 13: 17-25. In deze tekst wordt n.l. niet alleen gesproken van de uitredding van het volk van Israël uit de dienstbaarheid van Egypte, maar de strijd van David tegen Saul wordt gememoreerd en ogenblikkelijk daarop wordt de Christus als heiland en koning naar voren gebracht’ (pp. 15-16). Nu mene men niet dat alle vrijmetselaars bijbelkenners zijn, noch dat velen van hen desgevraagd een soortgelijk voorbeeld zullen produceren, of dat men op een logebijeenkomst elkaar op erudiete wijze vliegen zit af te vangen. Ook de vrijmetselarij heeft theoretische en praktische kanten en ze zijn allebei rijk aan aspecten. Wat deze platenatlas duidelijk maakt is de verwevenheid van de vrijmetselarij met het Europese geestesleven, haar concreetheid, haar exactheid als cultuur-uiting, en de wijze waarop het denken in correspondenties aan haar bijzondere, specifieke werkwijze ten grondslag ligt. | |
Individueel beleven, gezamenlijk handelenDe grondgegevens zijn in verschillende landen op verschillende wijzen uitgewerkt, onder behoud van een aantal constante punten. Gelijk al gezegd, is de vrijmetselarij van Britse oorsprong. Zij raakte snel verbreid in Frankrijk, waar zij modificaties onderging. Het culturele leven in Nederland in de 18de eeuw was sterk op Frankrijk gericht, en Franse invloeden zijn in de vrijmetselarij in ons land dan ook alom aanwijsbaar, bijvoorbeeld in de namen van vele loges: La Vertu, Le Préjugé Vaincu, L'Amitié Sans Fin. De idealen waarmee de vrijmetselarij in Frankrijk verweven raakte, waren van humanitaire en cosmopolitische aard: liberté - égalité - fraternité. Deze | |
[pagina 788]
| |
idealen hadden een wijsgerige achtergrond en uitwerking; zij konden op diverse manieren worden geïnterpreteerd. Zij gingen uit van een conceptie van de mens als te zijn van nature goed, en verdroegen zich uitstekend met atheïsme. Voor al deze zaken biedt de vrijmetselarij ruimte. De aandacht valt dan vooral op de individuele mens, zijn persoonlijke verantwoordelijkheid, en zijn recht om zelfstandig te zoeken naar waarheid; minder op het rituaal als gemeenschappelijk gebeuren. De aandacht verschuift dan gemakkelijk van de opvoering naar de beleving. Vanuit de innerlijke beleving kan men een toename van inzicht in de wereldorde mogelijk achten, die men kan typeren als een toestand van verlichting. Deze opvatting van vrijmetselarij voert makkelijk tot een zekere plechtstatigheid. Het rituaal wordt dan aanleiding, voorwaarde. Naar eigen inzicht kan men er stukken uit weglaten of aan toevoegen; dat is in de Nederlandse vrijmetselarij ook gebeurd. Van de vrijmetselaar wordt dan verwacht dat hij een individueel denker is. In de Engelse maçonnieke sfeer ligt de nadruk op het gemeenschappelijk handelen, zoals dat bij traditie is vastgelegd; het rituaal staat buiten en boven alle discussie. Een eventueel eigen inzicht blijft ondergeschikt; van de spelers wordt verwacht dat zij hun rol kennen. Ook is de vrijmetselarij in Groot-Britannië geenszins atheïstisch. Zij verwacht van haar leden een inzet, een teamgeest. Wat ik hier schets als tegenovergestelde uitersten, zijn in feite gezamenlijke componenten van elk maçonniek stelsel, maar in verschillende verhouding. Zo is ook de symboliek van de vrijmetselarij van tweeërlei aard: die van de bouw en die van het licht. Wie de individuele beleving voorop stelt, zal de nadruk leggen op de lichtsymboliek. De Nederlandse vrijmetselarij is wat dat betreft een mozaïek van schakeringen. Sommige loges stellen het ‘operatieve’ element, het bouwen, centraal, andere het ‘speculatieve’ of bespiegelend element. Er is een zekere vrijheid om het rituaal te variëren, een hoge mate van interesse daarin, en een ruime tolerantie. | |
Een geheim der vrijmetselarij?Dit punt uit de opsomming hierboven mag wel iets nader worden toegelicht; in de atlas gebeurt dat op pagina 17 en 18, waar er ook op gewezen wordt dat door recent sociologisch onderzoek meer begrip is gewekt voor het typische eigen karakter van besloten gemeenschappen. Bezien tegen die achtergrond hebben de geheimen dan ook een duidelijke functie: zij stellen de deelnemers aan een rituaal in staat zich aan elkaar te legitimeren, iets wat het begin vormt van ieder ludiek gebeuren. Vandaar dat elke maçonnieke graad zijn eigen specifieke geheimen heeft. | |
[pagina 789]
| |
Op enkele platen van de atlas zijn zogenaamde tableaus afgebeeld. Een tableau is een tweedimensionale afbeelding van alle belangrijke attributen in de loge in de betreffende graad, in de vorm van symbolen. Het heeft een voorname plaats in het rituaal. Zijn die symbolen en hun betekenis nu geheim of niet? Mij dunkt van wel, tegenover iemand die vreemd tegenover alle symboliek staat. Mij dunkt van niet, tegenover iemand die zich uit interesse allang met allerhand symbolen leerde verstaan en die zodoende op het ‘geheim’ kon anticiperen, zodat de toelichting in kwestie de betekenis krijgt van een bevestiging. Met andere woorden: een geheim kan slechts worden meegedeeld aan degene die het reeds kent. Op grond daarvan kan men ook vrijmetselaars horen verklaren dat er in feite geen geheim is. De inwerking van de ritus, de eenmakende kracht ervan, dát is volgens hen het geheim. In vergelijking daarmee is het geheim-in-formele-zin bijzaak. | |
Anti-maçonnieke geschriftenVier platen van de atlas tonen respectievelijk: een Plakkaat tegen de vrijmetselarij te 's-Gravenhage (1735), de pauselijke bul ‘In eminenti’ (1738), de titelplaat van Larudans ‘Les Francs-Maçons Ecrasés’ (1747) die hier is gereproduceerd, en ‘Vrijmetselarij als Volksvijandige Organisatie’ (1941). Stof voor conflict met zowel Kerk als Staat was gegeven door het feit van de keuze van een grootmeester in 1717. Aan hem had de vrijmetselaar in het vervolg een eed af te leggen, in een dusdanige formulering dat schending ervan zou overeenkomen met hoogverraad. De straf die de vrijmetselaar daarvoor over zichzelf afriep, kwam neer op vernietiging van zijn lichaam, met als implicatie, dat bij het laatste oordeel zijn opstanding onmogelijk zou worden; dit was een onaanvaardbare zaak voor de Kerk. Wat de Staat betreft: men ging er al spoedig toe over om als grootmeester iemand te kiezen die ‘door geboorte en status inderdaad uitdrukking kon geven aan de pretentie van souverein, maar die al dra de insignia daarvan ontvangt en met de hem toekomende hommage wordt behandeld.... Dit alles klinkt wellicht thans uitermate zwaar en weinig aanlokkelijk, maar men dient wel te beseffen dat de gehele sfeer van gepretendeerde souvereine macht, welke men zou kunnen derogeren aan het recht der grotere gemeenschap van staat en kerk, terdege werd gezien in het kader van “makebelief”, van speelse vorm’ (p. 14), een visie die natuurlijk niet zonder meer door de machthebbers van Kerk en Staat werd begrepen. Het plakkaat van 1735 werd uitgevaardigd toen de vrijmetselarij zich nog maar kort in de Nederlanden had gevestigd, en snel de verdenking op zich had geladen van orangistische sympathieën - een riskante zaak in een Stadhouderloos Tijdperk. Pas naderhand, als het ludieke karakter van | |
[pagina 790]
| |
de vrijmetselarij beter bekend wordt, neemt de overheid een mildere houding aan. Haast overbodig te zeggen, dat de vrijmetselarij, evenals welke stroming ook die nadruk legt op 's mensen zelfstandigheid en zijn noodzaak om kritisch te denken, de tegenwerking zal ondervinden van elk totalitair régime, zoals dat ook tijdens Wereldoorlog II in Nederland ruimschoots is gebleken. | |
Historische ontwikkelingsgangTien platen van de atlas hebben betrekking op werken die invloed hebben gehad als bronnen van maçonnieke kennis, te beginnen met de Regius en Cooke manuscripten van omstreeks 1400, die gegevens bevatten waarmee vrijmetselaren vertrouwd zijn. In het tweede kwart van de zo ludiek ingestelde 18e eeuw breidde de vrijmetselarij zich snel uit. Een opkomende burgerij vond in haar een weg tot ongedwongen verkeer met aristocratie, tot verruiming van inzicht en ontwikkeling, alsook tot een speelse élégance in levensstijl. Een maçonniek kamerscherm, zelfs een poppenhuis met tempelruimte, zijn uit die tijd overgebleven en afgebeeld. Er ontstond voorts een grote vraag naar literatuur waaruit men over de Koninklijke Kunst kon leren. Op een bijzondere manier werd aan die vraag tegemoet gekomen. De zaken waarom het ging, waren immers officieel geheim: niemand mocht een rituaal op schrift stellen. Niettemin waren teksten nodig voor de verbreiding. Zij kwamen er ook, waarbij de schrijvers zich aandienden als verraders van deze duistere, kwalijke zaken. In sommige gevallen poogden zij inderdaad de vrijmetselarij te benadelen, zoals Larudan, van wiens werk de voorplaat hier is overgenomen. Andere ‘verradersgeschriften’ waren zo gedetailleerd en precies, dat er snel vertalingen van verschenen. Curieus bewijs voor hun betekenis en invloed wordt gevormd door oude rekeningen, waaruit blijkt dat de loges zelf ze met aantallen tegelijk inkochten. Loges waren er in Nederland tegen het einde van de 18e eeuw gesticht in de meeste grote steden en in vele garnizoensplaatsen zoals Den Briel, Kampen, en Zierikzee. Platen van Wetboeken, liederenbundels, schootsvellen, diploma's en zogenaamde bijoux ofwel onderscheidingstekenen voor de officianten figureren in de atlas. Omstreeks 1800 zet dan het proces in, dat later is aangeduid als verburgerlijking, waarbij dan wel ‘... moet worden gewezen op de oorspronkelijke betekenis van het woord “burgerlijk” en dat niet bij uitbreiding moet worden betrokken bij het begrip kleinburgerlijk, dat zeker in onze dagen nogal eens het mikpunt van kritiek pleegt te zijn. Het gaat hier om het onderkennen van de rechten en de plichten van de burger: de bewuste | |
[pagina 791]
| |
deelgenoot in het staatsbestel, strevende naar bevordering van het algemeen welzijn en daarbij vrijheid opeisend voor zichzelf, in de medemens geen meerderen of minderen erkennend dan die in zedelijke waarde boven of beneden hem staan. Juist door de nadruk te leggen op de “zedelijke” waarde, wordt een subjectief element ingevoerd daar waar eenmaal een vast patroon van verhoudingen bepalend was. Daarmee wordt een enorm stuk zekerheid prijsgegeven en een sterke mate van individualisme bevorderd, en dat wel in het bijzonder ten aanzien van de verhoudingen in staatsen geloofsgemeenschap, waardoor men een nieuw evenwicht moest leren vinden. Bij dit alles wordt de Rede zo centraal gesteld, dat het schier onredelijk wordt tegen deze ontwikkeling in te gaan’ (p. 31). In de Nederlandse vrijmetselarij van die dagen is de centrale figuur Prins Frederik geweest, tweede zoon van Koning Willem I, grootmeester van de orde van 1816 tot 1881. In de loop van de 19e eeuw verwierven zich vrijwel alle loges een eigen gebouw, wat leidde tot grotere frequentie der bijeenkomsten, eerst eens per maand, toen eens per week. De daardoor meer te vullen tijd werd besteed aan gedachtenwisseling over allerlei onderwerpen, terwijl men poogde de vrijmetselarij te bestuderen in het kader van godsdienst-fenomenologisch onderzoek. Allerlei details uit de eigen werkwijze werden vergeleken met handelingen van rituele aard en inwijdingen uit andere tijden en culturen, waarbij men zelfs parallellen meende te kunnen vinden met het oude Egypte. Het heeft veel tijd en inspanning gekost om de studie van de vrijmetselarij op betere grondslagen te plaatsen gedurende een periode van her-oriëntatie, die omstreeks 1905 werd ingezet en die in feite nog voortduurt. In dat jaar werd een vereniging opgericht tot studie van symboliek en ritus, in 1931 gevolgd door een vereniging die zich met vormgeving en bouw bezighield. Als voorbeeld van de activiteiten van laatsgenoemde moge het hierbij afgebeelde ontwerp dienen, dat nooit is uitgevoerd, maar dat wel een goede indruk geeft van een maçonnieke tempel. De atlas toont een aanzienlijk aantal andere voorbeelden van maçonnieke tempels, waarin naast essentieel overeenkomstige zaken, toch steeds de sfeer van de bouwperiode tot uitdrukking komt. Op de tweede wereldoorlog volgde wederopbouw, en nieuw onderzoek. Gestadig werd bij het zoeken naar datgene wat werkelijk van oudsher het eigene, authentieke van de vrijmetselarij uitmaakt, een kritisch apparaat opgebouwd, nodig om de referentiekaders in de diverse perioden en stromingen te onderkennen, te onderscheiden en de bijbehorende begrippen adaequaat te omschrijven. De beide genoemde verenigingen werden in een stichting ‘Ritus en Tempelbouw’ verenigd, welke grote en heilzame vernieuwingen in de Nederlandse vrijmetselarij heeft teweeggebracht. De pla- | |
[pagina 792]
| |
ten 66 tot 94 illustreren deze gehele periode: gebouwen in Nederland, maar ook in de Oost en in de West, portretten, gedenktekenen, enzovoorts. De laatste plaat in de atlas toont het bijou van de officiële vertegenwoordiger der Grootloge van Engeland. Vooral op dat land, dat het spelelement der vrijmetselarij zo voortreffelijk bewaard heeft, is de her-oriëntatie gericht geweest. Het effect maakte zich voelbaar in een herleving van dat spelelement, een nieuwe aandacht voor de waarde van het gezamenlijk handelen. De versatiliteit van de vrijmetselarij is hierdoor vergroot. Zo geeft de betreffende plaat opnieuw stof voor het denken in correspondenties. | |
Attractie van de vrijmetselarijDeze laatste paragraaf ontstond op instigatie van de redacteur van dit tijdschrift, die graag de slotpassage van de inleiding, welke spreekt over de mogelijke betekenis van de orde voor de jonge mens, wat nader toegelicht wilde zien. In dit verband kan ik de uitspraak niet voor me houden van een bekend vrijmetselaar die veel te maken heeft met drug-patiënten: ‘van een rituaal krijg je minstens zo'n kick als van een trip!’. Waaruit men onder meer mag proeven dat ook vrijmetselarij een verslavende werking kan hebben. Hoewel een wereld op zich, is de vrijmetselarij nochtans bepaald geen doel in zichzelf. Haar gegevens zijn bestemd voor overdracht, vertaling, omrekening naar ieders persoonlijkheid en activiteit, waar hij zich ook bevindt. De vrijmetselarij is een leerschool doordrenkt van een drang tot vormgeving, niet alleen aan de voorwerpen die de atlas laat zien, maar aan houding, gebaar, woord en gedachte. Dat alles geschiedt belangeloos. Wie vrijmetselaar is, bemerkt al spoedig dat hij bij zijn broeders toegang heeft op een andere wijze dan via de gewone maatschappelijke of vriendschappelijke of ideologische contacten. Men komt binnen door een speciaal deurtje, een feit dat in overeenstemming is met de afwezigheid in de loge van maatschappelijke ambities, standsverschillen en wrijvingen, en van politieke tegenstellingen. De vrijmetselarij ontsnapt aan die tegenstellingen. In allerlei sectoren van de samenleving heeft in recente tijd een spontane opbloei plaatsgehad van speelse elementen, die velen de ogen geopend heeft voor meer traditionele cultuurgegevens en hun ludiek karakter. Wie lid is geweest van een studentenvereniging zal het bijzonder gemakkelijk vallen bepaalde trekken daarvan in de vrijmetselarij te herkennen. Maar de vrijmetselarij kent geen intellectueel plafond. Wie ogen heeft om te zien, raakt er zijn leven lang niet uitgekeken. Al is de vrijmetselarij geen godsdienstig noch een mystiek gezelschap, men kan er wel mensen ontmoeten met een diepe belangstelling voor bijbel, godsdienst, en mystiek. Hetzelfde geldt ten | |
[pagina 793]
| |
aanzien van activiteiten op charitatief gebied. Ook biedt de vrijmetselarij als vereniging ontplooiingsmogelijkheden aan hen die graag organiseren en goed administratie kunnen voeren, en een zeker (hoog) percentage der leden vindt geneugt in de gezamenlijke consumptie van spijs en drank met ongedwongen conversatie en welsprekendheid. Stellig heeft de wijde verspreiding van de vrijmetselarij over de wereld een grote praktische waarde voor hen die nogal eens van verblijfplaats wisselen. Nergens beter dan in den vreemde beseft men de waarde van de broederschap, waarom het allemaal is begonnen. Het is dit gedachtegoed: vrijheid, gelijkheid, en broederschap, dat in optima forma, ongevulgariseerd, door de vrijmetselarij bewaard werd en in praktijk gebracht. Dit is het vignet van de Maçonnieke Stichting Ritus en Tempelbouw, die de platenatlas uitgaf. Het stelt een zogenaamde ‘wolf’ voor, waaraan men zware stenen op hun plaats kan laten zakken ook als daarnaast geen ruimte meer is. In de steen moet een gat worden geboord van dezelfde vorm als de wolf, die zonder de middelste spie in het gat gebracht wordt. Als vervolgens de spie tussen de beide helften wordt geslagen zit de wolf vast. Het Engelse woord ervoor is ‘lewis’. Regit et Tollit (met dezelfde beginletters als Ritus en Tempelbouw) betekent: zij stuurt en heft op.
|
|