Streven. Jaargang 27
(1973-1974)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 715]
| |
ForumEen compromis in het vooruitzicht? Israël en PalestinaOp 6 oktober 1973 (dag der grote verzoening in Israël) breekt de vierde oorlog tussen Israël en twee van zijn buren uit. Het aanvankelijk door de onverwachte Egyptische en Syrische aanval verraste Israël, weet na enkele dagen de strijd in zijn voordeel te beslechten. Syrië verliest een nieuw deel van Golan, en Egypte, dat weliswaar een smalle strook ten oosten van het Suezkanaal bezet, moet lijdzaam toezien hoe de Israëlische troepen het kanaal oversteken en gedeelten van de westelijke oever bezetten. Moeizaam slaagt een Sovjet-Amerikaanse inmenging erin na 18 dagen de vierde Israëlisch-Arabische oorlog stop te zettenGa naar voetnoot1. Kan uit deze wapenstilstand eindelijk een vrede voortkomen? Volgens ons zit er een kleine kans in, indien beide partijen tot realistische en toch voor beiden acceptabele toegevingen bereid zijn. In tegenstelling tot vele auteurs en voornamelijk Israëlische politici beschouwen wij dit Midden-Oosten-conflict als een kwestie die wezenlijk (alleen?) de Israëli's en de Palestijnen aangaatGa naar voetnoot2. Door de omvang die het probleem heeft aangenomen vergeet men al te gemakkelijk de eigenlijke kern ervan. De bondgenoten van deze twee partijen, de USA enerzijds, de Arabische landen, de Sovjet-Unie en China anderzijds (met West-Europa in een tweeslachtige positie) hebben al te zeer het conflict uit zijn initiële context gemanoeuvreerd en zijn er daardoor mede oorzaak van dat de kansen op een uiteindelijke vreedzame oplossing alsmaar kleiner worden. Zowel Israëli's als Palestijnen zouden duidelijker moeten inzien dat een steeds grotere afhankelijkheid van hun bondgenoten ook de belangen van deze laasten dient. Dit is nog eens gebleken tijdens de ‘Jom-Kipoer’ oorlog. Alleen omdat beide partijen zo afhankelijk waren van de militaire steun van hun respectievelijke bondgenoten werden zij door hun ‘geallieerden’ overgehaald (gedwongen) een meer realistische houding aan te nemen. Dit betekent niet dat wij deze interventie zonder meer betreuren (ze heeft tenminste verder bloedvergieten voorlopig voorkomen): voor de eerste keer is het de bondgenoten gelukt hun onwillige partners voor directe besprekingen bij elkaar te brengen. Er schijnt nu ook, mede dank zij de aanvankelijke militaire successen, een Arabische bereidheid te bestaan tot erkenning van de staat Israël en intussen werd een begin gemaakt met een vredesconferentie. Aan deze conferentie zouden naar onze mening zowel Israël als de Palestijnen deel moeten nemen, met uitsluiting van alle landen welke niet rechtstreeks militair bij het conflict betrokken zijn. Dit is een eerste moeilijk punt. Tegen de participatie van de Palestijnen blijven fundamentele Israëlische bezwaren bestaan. Dit vloeit | |
[pagina 716]
| |
voort uit het feit dat slechts weinige Israëli's het bestaan van een Palestijnse natie erkennenGa naar voetnoot3. Een gezamenlijke Jordaans-Palestijnse delegatie zou deze moeilijkheid voorlopig kunnen opvangen. Maar de antipathie van de P.L.O. (Palestijnse Bevrijdingsorganisatie) voor koning Hoessein staat ook deze realisatie in de weg. Zou de enig mogelijke uitweg uit deze impasse niet een plebisciet zijn onder de Palestijnse bevolking, dat zelf zijn vertegenwoordiging op de conferentie zou bepalen? Ook in dit geval echter zou nog heel veel afhangen van de (tegenover de P.L.O. erg weigerige) Israëlische houding. Aangezien de Israëli's tegenover de Palestijnen een grote verantwoordelijkheid dragen, zou de meest constructieve (zo niet de enige) oplossing van hun kant moeten/kunnen komenGa naar voetnoot4. Indien men erkent dat de Palestijnen ook recht hebben op een eigen staat, dan is o.i. de enig mogelijke oplossing dat de Israëlische regeringsleiders een deel van de bezette Arabische gebieden definitief aan de Palestijnen afstaan, nl. Gaza, Cisjordanië en eventueel de noordwestelijke strook van de Sinaïwoestijn. Wat met deze gebieden gebeurt, zou dan onder de Palestijnse verantwoordelijkheid vallen, met dien verstande dat de super-machten Israëls veiligheid blijven garanderen en dat de Palestijnse terreur tegen de Joodse staat door de (eventuele) regering van Nieuw-Palestina als een aanslag op de eigen veiligheid wordt beschouwd. Concreet zouden de Palestijnen uit drie mogelijkheden kunnen kiezen: federatie met Israël (dit is het plan van Allon, en enkel in dit geval zou Jeruzalem ook de hoofdstad van Nieuw-Palestina kunnen worden), federatie met Jordanië (dit is het plan van Kissinger en Meir, waartegen echter van de kant van het P.L.O. het hevigste verzet bestaat), gewoon een eigen Palestijnse staat (die het irrealistische denkbeeld van de vernietiging van het bestaande Israël in de Palestijnse visie moet vervangen of reeds? vervangen heeft). Volledige wederopname van alle Palestijnen in het Israël van 1973 is een om diverse redenen volledig onmogelijke oplossing. Wel zouden de Palestijnen die uit het Israël van vóór 1948 afkomstig zijn én die het uitdrukkelijk wensen eventueel terug onder Israëlisch bestuur kunnen komen, met alle consequenties van dien. De Joodse staat zou echter wel het recht hebben, teneinde een economische chaos te vermijden, jaarlijks slechts een bepaald contingent (afhankelijk van het aantal mensen die deze oplossing verkiezen) toe te laten. De nieuwe Palestijnse staat zou voor de oprichting van een eigen economische en sociale infra-structuur een beroep kunnen doen op de steun van de U.N.O.-organismen, de Westerse landen en de rijke Arabische olie-producerende staten. Verder zou hij over een ambassade en het bestuur der heilige mohammedaanse plaatsen in Jeruzalem beschikken. Israël van zijn kant zou aan de Palestijnen de keuze laten ofwel hun verloren bezittingen te vergoeden (wat door de meerderheid van hen die momenteel in een andere samenleving geïntegreerd werden, als voldoende compensatie aanvaard zou worden), ofwel hun de mogelijkheid te bezorgen naar Nieuw-Palestina terug te keren. Aangezien binnen de grenzen van het oorspronkelijk Israël ongeveer 400.000 Palestijnen verblijven, heeft deze staat het recht om evenveel Israëli's in de nieuwe Palestijnse republiek onder te brengen (t.a.v. elke nieuwe Palestijn die inwijkt geldt dezelfde regel). Tevens zouden een aantal gedemilitariseerde zones gedurende de eerstkomende jaren het oorspronkelijk wederzijds wantrouwen doen verdwijnen. Joods-Palestijnse kibboetzim (waar de leden van jongsaf samen opgevoed worden) langs de gemeenschappelijke grenzen en erkenning door de leden der Verenigde Naties zowel van de Joodse als van de Palestijnse staat zouden een brug kunnen slaan naar vre- | |
[pagina 717]
| |
de de en welstand tussen de twee volkeren die beide van oudsher in Palestina thuis horen, maar die door een reeks misverstanden steeds verder van elkaar verwijderd geraakten. In ruil voor de concessies aan de Palestijnen zou het merendeel van de overige bezette gebieden in Israëlische handen blijven. Vermits de Arabische landen grotendeels, naar hun zeggen althans, de Palestijnse zaak behartigen en de Hebreeuwse staat ruimte voor nieuwe immigranten ter beschikking moet houden (die, in overeenstemming met zijn fundamentele taakstelling en gezien de nieuwe vredeskansen, in groot aantal kunnen inwijken), is er weinig reden om nogmaals belangrijke gebiedsdelen, nu echter aan Egypte en Syrië, af te staan. Het Suez-kanaal en een smalle strook langs de oostelijke oever kan aan Egypte teruggegeven worden, maar het gedemilitariseerde Golan (ook Syrië heeft recht op veilige grenzen) mag volgens ons Israëlisch blijven. Men kan b.v. in dit gebied ook een deel van de Syrische Palestijnen, die dit zouden wensen, repatriëren. Jeruzalem, ongetwijfeld het meest emotionele probleem, moet, zo denken we, definitief Israëls hoofdstad worden, maar kan ook in de toekomst hoofdstad van de Israëlisch-Palestijnse federatie wordenGa naar voetnoot5, waartoe eventueel Jordanië kan toetreden. Niettegenstaande de bezwaren die men tegen dit plan inbrengt, lijkt het ons een politiek haalbare kaart, indien de twee volkeren van Palestina (in die zin zijn de Israëli's ook Palestijnen en omgekeerd, ‘whether they like it or not’) begrip en eerbied voor elkaar opbrengen. Dit voorstel voorziet in gedeelde concessies en houdt niet enkel met het Palestijnse politieke zelfbeschikkingsrecht rekening, maar ook met het Zionistisch concept van Israël (dat men kan betreuren, maar niet verbioden). Door de afstand van de door de Palestijnen bewoonde gebiedsdelen blijft Israël zo Joods als Frankrijk Frans is, om het in de termen van een Israëlische havik uit te drukken. Door een wederzijdse erkenning van Israël en Palestina zou het diep gekwetste en vernederde Palestijnse volk een menswaardig bestaan kunnen leiden (overigens in gebieden die onafgebroken door een deel van hen bewoond werden) en zouden Israël en zijn buren een drastische reductie van hun bewapeningsuitgaven kunnen doorvoeren ten voordele van een, via economische unie, gemeenschappelijke welvaart. Door de politieke erkenning van de Palestijnen zou de radicale vleugel binnen de P.L.O. weinig zin van bestaan hebben en zou het Joodse volk, na een strijd van eeuwen, rust vinden, m.a.w. bevrijd zijn van de zenuwslopende vrees andermaal zijn leven op het spel te moeten zetten. En nu maar uitkijken naar de volgende gebeurtenissen in het Midden-Oosten waar één verkeerd gebaar een mogelijk zo moeizaam bereikt resultaat te niet kan doen. E. Faucompret |
|