Streven. Jaargang 27
(1973-1974)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 554]
| |||||||||||||
Waarom buitenlandse werknemers marginalen blijven
| |||||||||||||
[pagina 555]
| |||||||||||||
Dat het Zwitsers politiek bewustzijn door deze zaak fel in beroering wordt gebracht, valt niet te betwijfelen. De buitenlandse aanwezigheid wordt ontegensprekelijk als een acuut maatschappelijk probleem ervaren. (Zie o.m. pp. 138-150). Men kan zich echter afvragen of dit nóg eens geconstateerd en bevestigd moest worden aan de hand van een opinie-onderzoek en een individuele bevraging van een duizendtal personen. Moest Hoffmann-Nowotny's onderzoek niet noodzakelijkerwijze leiden tot een bevestiging van wat velen sinds de laatste volkstemming reeds wisten? Is hier niet eens te meer een socioloog aan het werk geweest die veel geld en tijd gespendeerd heeft om gemeenplaatsen op wetenschappelijke wijze te bevestigen? En inderdaad, talrijke resultaten van dit werk zijn allerminst een verrassing. Zo wordt b.v. geconstateerd dat de kwaliteit van de Duitse taalkennis bij de Italianen grotendeels afhangt van het voordien genoten onderwijs en van het volgen van Duitse taalcursussen; dat een goede taalkennis bij Italianen de omgang met Zwitsers bevordert; dat Italianen die reeds een langere tijd in Zwitserland verblijven, een inkomen genieten dat hoger ligt dan dat van hen die pas aangekomen zijn...; dat het meestal die Zwitsers zijn welke weinig onderwijs genoten hebben en over een geringer inkomen beschikken, die zich het meest bedreigd voelen door de ‘buitenlandse overheersing’; dat deze angst ook in sterke mate voorkomt bij Zwitsers die weinig of niet met buitenlanders in contact komen, enz.. Dit alles is slechts een bevestiging van wat in talrijke andere studies over assimilatie en integratie van verschillende cultuurgemeenschappen reeds duidelijk werd aangetoond. In hoofdzaak kan men deze bevindingen samenbrengen in twee stellingen:
| |||||||||||||
Wat staat de assimilatie en de integratie in de weg?Hoffmann-Nowotny's bijdrage gaat echter wel verder dan deze vaststellingen. Zijn grote verdienste bestaat erin dat hij ze ook poogt te verklaren. Daartoe breidt hij zijn onderzoeksveld uit in twee richtingen:
| |||||||||||||
[pagina 556]
| |||||||||||||
De immigratie van buitenlandse werknemers (Italianen) brengt zowel bepaalde autochtone als buitenlandse bevolkingsgroepen in een uiterst ‘anomische’ situatieGa naar voetnoot3. Deze bevolkingsgroepen komen terecht in een sociale positie waarvan zij de maatschappelijke normen en regels die het gedrag in deze sociale positie regelen en bepalen, niet kennen. Bij hun aankomst nemen de immigranten de laagste professionele en sociale posities in. Zodoende vormen zij een nieuwe sociale laag, onder de bestaande stratificatiestructuur in het gastland. Dit heeft tot gevolg dat de lagere laag van de Zwitserse bevolking hoger op de sociale ladder geduwd wordt. Dit gebeurt echter niet op een uniforme en evenwichtige wijze. Binnen een gestratificeerde samenleving brengt dit grote spanningen teweeg, die dan voornamelijk door de autochtonen die weinig of niet van de nieuwe mobiliteitskansen konden genieten, op de machteloze buitenlandse minderheid worden geprojecteerd. Deze lagere groepen van de inlandse bevolking voelen zich dan ook onmiddellijk door de buitenlandse werknemers bedreigd. Dit gevoel van bedreiging alsmede de onduidelijkheid en de sociale desintegratie - gevolgen van een niet gewilde of niet begrepen sociale verandering - plaatsen de autochtonen in een anomische situatie. Om hieraan het hoofd te bieden ontwikkelen de autochtonen verschillende strategieën die de toegang tot hun gemeenschap versperren, zodat integratie en professionele mobiliteit voor de buitenlanders uitgesloten worden. De aankomst van buitenlanders brengt dus een belangrijke sociale ontreddering teweeg precies in die autochtone bevolkingsgroepen welke op de laagste treden van de sociale ladder staan. Ten voordele van deze bevolkingsgroepen worden dan vaak heel artificiële en schijnbaar opwaartse mobiliteitskanalen ontworpen, maar het geheel blijft voor de betrokkenen onvoorspelbaar en oncontroleerbaar. Daardoor heerst er bij hen een grote status-onzekerheid en een gevoel van onmacht die op de nieuwkomers worden afgereageerd. De immigratie van buitenlandse werknemers veroorzaakt evenwel niet alleen binnen de autochtone bevolkingsstructuur, maar ook bij de inwijkelingen zelf, anomische spanningen. De invoer van buitenlandse arbeidskrachten heeft inderdaad tot gevolg dat er op het Zwitsers grondgebied mensen leven voor wie de Zwitserse cultuur | |||||||||||||
[pagina 557]
| |||||||||||||
en samenleving vreemd zijn. Een dergelijk gebrek aan vertrouwdheid met normen, zeden, gewoonten en alledaagse gedragingen geeft eveneens aanleiding tot onzekerheid en anomie in de immigrantengroep. In feite verkeren zij in een marginale positie: zij ‘participeren’ niet. Volgens Hoffmann-Nowotny kan de participatie of niet-participatie (marginaliteit) betrekking hebben op twee dimensies van de sociale realiteit, nl. op
Participatie aan de cultuur noemt hij assimilatie, participatie aan de maatschappij integratie.
Bij de verdere analyse van de participatie-intensiteit en -mogelijkheden van de Italianen in Zwitserland komt de auteur tot drie constataties:
Hoffmann-Nowotny constateert het volgende:
| |||||||||||||
[pagina 558]
| |||||||||||||
Bovendien wordt de discriminatoire behandeling waarvan men het slachtoffer is, als rechtvaardig beschouwd en als dusdanig aanvaard. Italianen die zich passief of actief daartegen verzetten, keren naar hun geboorteland terug. De (vaak bewuste en gewilde) aanvaarding van de discriminatie is de prijs die de buitenlander nu eenmaal moet betalen om van een hogere levensstandaard te genieten. | |||||||||||||
BesluitHet lijdt geen twijfel dat Hoffmann-Nowotny's werk een belangrijke bijdrage betekent tot een beter begrip van de maatschappelijke reacties en verschuivingen die door de immigratie van buitenlandse werknemers worden veroorzaakt. De analyse van de sociale structuur en van die verschuivingen en de gelijktijdige bevraging van de twee partijen (Italiaanse immigranten en autochtone Zwitsers) laten toe talrijke stereotypen te doorbreken. Belangrijke verbanden worden ontdekt en de sociologische theorie over de immigratie wordt duidelijker en zekerder. Toch moet men zich afvragen of de vele constataties en verklaringen een zo algemeen karakter hebben als de auteur het soms wil doen voorkomen. Naar onze mening mogen de onderzoeksresultaten niet te vlug veralgemeend worden. Men dient namelijk rekening te houden met de aard zelf van de onderzoekstechniek: de individuele, mondelinge bevraging op grond van een vragenlijst met talrijke gesloten vragen. Het is duidelijk dat de onderzoeksresultaten afhankelijk zijn van de methode en de meetinstrumenten die de onderzoeker gebruikt. Het resultaat van de meting wordt bepaald door de meter die men hanteert. Wanneer Hoffmann-Nowotny de immigratie in Zwitserland - en de socia- | |||||||||||||
[pagina 559]
| |||||||||||||
le problemen die daarmee gepaard gaan - onderzoekt aan de hand van mondelinge interviews, verzamelt hij een aantal individuele uitspraken en opinies. De vragen die de interviewer stelt, kunnen wel worden geselecteerd en ingepast in een bredere sociologische theorie; maar deze theorie zegt ons niet waarom nog zo wijd verspreide maar toch individuele opinies ineens vereenvoudigd worden in unieke collectieve symbolen, die op hun beurt aanleiding geven tot collectieve, publieke, zelfs politieke acties. Inderdaad, de politieke context of achtergrond waarin deze 2 × 500 interviews werden afgenomen is voor de Zwitsers en voor de Italianen verschillend. Bij de Zwitsers leeft er rond het vreemdelingenprobleem een collectief bewustzijn; bij de Italianen (nog) niet. Bij de interpretatie van de bekomen antwoorden is dit doorslaggevend. De vraag dient dus gesteld, waarom de collectieve actie tegen de buitenlandse overheersing onder Zwitsers wel plaats vindt, terwijl een collectieve reactie bij de Italianen niet voorkomt. De geschiedenis van de arbeidersbeweging leert ons toch dat het vaak de slachtoffers van de discriminatie zijn die in opstand komen. In Zwitserland is dit blijkbaar (nog) niet het geval. Hier zijn het juist de (autochtone) sociale categorieën die, dank zij de immigratie, een hogere sociale status bereiken, die de kans krijgen hun onmacht en hun vrees op een collectieve wijze te formuleren. Waarom gebeurt dit niet eveneens bij de Italianen? De verklaringen die Hoffmann-Nowotny in dit verband geeft (b.v. de neo-feodale aanpassing; de autoritaire persoonlijkheid van vele immigranten) zijn niet overtuigend en komen vaak over als ‘ad hoc’ interpretaties van de verkregen antwoorden. Om de eventuele collectieve opstelling en revendicaties bij de Italianen te ontdekken, had men echter andere meetinstrumenten moeten gebruiken. Dit is niet gebeurd, en daarom mag men niet concluderen - zoals de auteur doet - dat deze collectieve actie onder de immigranten afwezig of zelfs onmogelijk is. Een historische analyse van de buitenlandse immigratie in Zwitserland zou wel eens tot verschillende conclusies kunnen leiden. |
|