| |
| |
| |
Politiek overzicht de maand oktober
● Internationale samenwerking
Verenigde Naties
Verreweg het belangrijkste punt op de agenda van de Verenigde Naties deze maand was uiteraard de vierde oorlog in het Midden-Oosten. Aanstonds na het uitbreken van dit conflict deed Amerika een poging om in de Veiligheidsraad een resolutie aangenomen te krijgen waarin de strijdende partijen werd gelast zich terug te trekken op hun posities van vóór 6 oktober. Dit initiatief werd echter getorpedeerd door Rusland, dat aan geen enkele nieuwe resolutie wilde meewerken zolang Israël niet bereid bleek alle gebieden die het in 1967 had bezet, te ontruimen. Kissinger verklaarde daarop, dat een onverantwoordelijke actie van Rusland in het conflict de détente, waar hij samen met de Russen zo hard aan had gewerkt, in stukken zou doen vallen. Brezjnev legde aanstonds daarop een verzoenende verklaring af en werkte uiteindelijk mee aan een gezamenlijk initiatief met Amerika om in het Midden-Oosten te bemiddelen. (Zie Internationale Conflicten). Gezamenlijk dienden Amerika en Rusland toen op 22 oktober een resolutie in, waarin werd opgeroepen tot een bestand. Tegen deze resolutie verzette zich alleen China, dat echter geen gebruik maakte van zijn vetorecht. Zij werd aangenomen. Zij hield niet alleen een oproep in om het vuren te staken maar ook een verwijzing naar de befaamde resolutie 242, die in 1967 werd aangenomen, alsmede een besluit dat onmiddellijk en gelijktijdig met de wapenstilstand directe onderhandelingen tussen de oorlogvoerende partijen moesten beginnen. In dit alles vormde de verwijzing naar resolutie 242 van 1967 het meest breekbare punt. Deze resolutie is namelijk voor tweeërlei uitleg vatbaar. Zij eist de terugtrekking van de Israëlische strijdkrachten uit ‘gebieden’ die tijdens de oorlog van 1967 werden bezet. In de Franse tekst echter staat ‘de gebieden’ en wordt dus gesteld, dat Israël álle destijds bezette gebieden moet prijsgeven, terwijl de Engelse versie de
mogelijkheid open laat voor een herziening van de grenzen die vóór de oorlog van 1967 bestonden.
Een internationale strijdmacht zou de naleving van het bestand gaan controleren. De grote mogendheden zouden aan de samenstelling van deze strijdmacht niet mogen bijdragen. Tegen het einde van de maand waren de eerste eenheden van deze strijdmacht reeds naar het Midden-Oosten overgebracht.
Ook hadden voor het eerst regelrechte onderhandelingen plaatsgevonden tussen de strijdende partijen, zij het nog pas op het niveau van lagere militaire bevelhebbers. Hogerop leek er nog niet veel schot in te komen.
Een twistpunt in de Verenigde Naties bleek de toelating van Zuid-Afrika. Reeds drie jaren lang heeft de Algemene Vergadering de goedkeuring van de geloofsbrieven der Zuidafrikaanse vertegenwoordigers tegengehouden, doch zonder ze af te keuren. De voorzitters hebben zich steeds op het standpunt gesteld, dat Zuid-Afrika niettemin lid van de Verenigde Naties blijft en aan de werkzaamheden der organisatie kan blijven deelnemen. Ditmaal werden de geloofsbrieven geweigerd, doch de voorzitter besliste overeenkomstig de besluiten van zijn voorgangers. De Afrikaanse landen hebben zich daarbij neergelegd, doch in het vooruitzicht gesteld dat zij de consequenties van een en ander nader onder het ook zullen zien.
| |
De Europese Gemeenschap
De negen landen van de EEG hebben bij monde van de Duitse onder-minister van Buitenlandse Zaken in Washington overleg gepleegd met Kissinger over de grondslagen van diens Atlantisch Hand- | |
| |
vest. Daarbij schijnen nogal scherpe verschillen van inzicht aan het licht te zijn gekomen en mogelijk is daardoor het aangekondigde bezoek van Nixon aan Europa uitgesteld; Nixon wilde graag die grondslagen vóór zijn bezoek aanvaard hebben.
Binnen de EEG spant het weer eens tussen het Europees Parlement en de Europese Commissie. Het Europees Parlement wil uitbreiding van zijn bevoegdheden met name op het terrein van de begroting. Een conflict lijkt niet uitgesloten.
De Britse Labour-leider Wilson heeft op het congres van zijn partij verklaard, dat wanneer hij aan de macht komt hij de aansluiting van Engeland bij de EEG opnieuw aan het oordeel van de kiezers wil onderwerpen. Hij wil in ieder geval opnieuw onderhandelen over de voorwaarden waaronder Engeland in de EEG wil blijven. Binnen de EEG wordt dit beschouwd als een politieke uitspraak, die Wilson noch binnen het verband van de EEG noch tegenover zijn achterban waar zal kunnen maken. Verwacht wordt, dat hij door zijn achterban zal worden gedwongen om nog vóór de volgende verkiezingen een harder standpunt in te nemen tegen de EEG.
| |
De Nobelprijs voor de vrede
Alfred Nobel heeft indertijd bepaald, dat een der naar hem genoemde prijzen zou worden toegekend als een eerbetoon aan diegenen ‘die het meeste of het beste werk hebben geleverd ter bevordering van de broederschap tussen de volken, voor de afschaffing of inkrimping van de staande legers en voor het houden en de bevordering van vredescongressen’. Als zodanig zijn in het verleden figuren aangewezen als Ralph Bunche, Dag Hammerskjöld en Albert Schweitzer. Ditmaal werd de prijs toegekend aan Kissinger en Le Duc Tho, die als actief onderhandelende diplomaten een dubieuze overeenkomst in Vietnam tot stand brachten. Dat dit verdrag een werkelijke vrede heeft gebracht, is op zijn minst twijfelachtig. De wereld heeft dan ook een groot vraagteken achter deze prijs gezet. Le Duc Tho heeft inmiddels bekend gemaakt de prijs niet te zullen aanvaarden en Kissinger zal bij de uitreiking verstek laten gaan.
| |
● Internationale conflicten
Midden-Oosten
Midden in de heilige maand Ramadan van de Islamieten en op de dag van het Joodse hoogfeest Yom Kippoer zijn Egypte en Syrië overgegaan tot de oorlog tegen Israel, de vergeldingsoorlog waar de Egyptische President Sadat al enkele jaren mee heeft gedreigd, maar waartoe hij de besluitvaardigheid niet scheen te kunnen opbrengen. De vierde oorlog tussen Israël en de Arabieren.
Israël werd door het Arabisch offensief nagenoeg volkomen overvallen. Op zaterdag 6 oktober om 10 uur 's morgens, toen de viering van Grote Verzoendag in volle gang was, riep de Israëlische opperbevelhebber zijn reservisten onder de wapenen omdat hem massale Arabische versterkingen aan de overzijde van de grenzen waren gemeld. Drie uren later startte het Syrisch offensief op de hoogvlakte van Golan en trokken Egyptische troepen het Suezkanaal over. Veel weerstand ontmoetten zij niet. Israël had alleen zijn parate troepen op de been, merendeels bestaande uit jonge soldaten, nog in opleiding. Pas de volgende dag kon Israël zich volledig inzetten maar toen hadden de Egyptenaren al de hele oostelijke oever van het Suezkanaal bezet en hadden de Syriërs de berg Hermon veroverd. Israël bleek zich misrekend te hebben in het kaliber en het moreel van de Arabische troepen en in de kwaliteit van het Russische oorlogsmateriaal, dat hun ter beschikking stond. Het zag er aanvankelijk slecht uit voor Israël. Tegen het einde van de week echter keerden de kansen. Op donderdag 11 oktober slaagden de Israëlische troepen erin door de Syrische linies heen te breken en kon de Israëlische defensie-minister Dayan triomfantelijk meedelen, dat de weg naar de Syrische hoofdstad Damascus voor zijn legers open lag. In de week daarna rukten de Israëlische legers nog tot hal- | |
| |
verwege Damascus op maar met volle kracht wierpen zij zich nu op de Egyptenaren. Aan het einde van de tweede oorlogsweek werd bekend gemaakt, dat de Israëlische legers erin waren geslaagd ook van hun kant het Suezkanaal over te steken en reeds met een vrij sterke macht aan de Egyptische kant stonden, waar zij naar Suez oprukten en bezig waren het derde Egyptische leger in te sluiten. Op de zeventiende dag voltooiden zij deze insluiting en bereikten zij de buitenwijken van Suez.
Rondom deze vierde oorlog in het Midden-Oosten ontwikkelde zich grote activiteit, met name van de twee grote mogendheden die er zijdelings bij waren betrokken. Zowel Rusland als Amerika achtten zich verplicht met de grootst mogelijke snelheid de enorme verliezen aan oorlogsmateriaal, die aan beide kanten werden geleden, weer aan te vullen. Rusland stuurde wapens overzee via de Middellandse Zee naar de Arabische landen; Amerika bouwde in de kortste keren een luchtbrug naar Israel, hetgeen tot een zekere irritatie tussen de Verenigde Staten en Europa leidde omdat, op Portugal na, geen der Europese staten toestemming voor tussenlandingen van deze luchtbrug wilde geven. Een ogenblik scheen er erger op komst te zijn, toen President Nixon opeens een verhoogde paraatheid voor alle Amerikaanse strijdkrachten afkondigde, zulks op grond van een bericht dat de Sovjet-Unie troepen naar het Midden-Oosten zou gaan sturen teneinde mede een totale vernietiging van Israël te bewerkstelligen. Allerwege echter werd dit als loos alarm beschouwd, kunstmatig door Nixon opgeroepen teneinde de aandacht af te leiden van zijn binnenlandse moeilijkheden. (Zie Nationale politiek).
Ook diplomatieke bedrijvigheid kwam onmiddellijk op gang. Op uitdrukkelijk verzoek van Moskou reisde de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, Henry Kissinger, naar Rusland teneinde met partijleider Brezjnev de situatie in het Midden-Oosten te bespreken en overleg te plegen omtrent een gezamenlijk vredesoffensief. Van Moskou uit reisde Kissinger naar Israël en Brezjnev naar Cairo teneinde de regeringen van de oorlogvoerende landen te bewegen tot medewerking aan een wapenstilstand, die de vertegenwoordigers van Amerika en Rusland nog diezelfde dag in de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties zouden voorstellen. Kennelijk onder zware druk aanvaardden beiden op 22 oktober de resolutie van de Veiligheidsraad en staakten zij het vuren. Aanvankelijk alleen Israël en Egypte; eerst later ook Syrië.
Een algehele oplossing van het probleem betekende dit niet.
Bronnen van moeilijkheden bleven de uitwisseling van gewonde krijgsgevangenen en de fouragering van het ingesloten derde leger van Egypte. Tegen het eind van de maand viel nog niet te overzien hoe duurzaam de wapenstilstand zou zijn en op welke wijze de weg naar een werkelijke vrede zou worden ingeslagen. Aan speculaties over de motieven van de Arabieren om deze vierde oorlog te beginnen heerste geen gebrek. Het meest waarschijnlijk lijkt, dat zij bevreesd waren voor het grote vredesplan, dat Kissinger samen met de Russische leiders aan het uitbroeden was en waar, als het eenmaal ter tafel zou worden gelegd, geen wrikken meer aan mogelijk zou zijn wanneer het ten nadele van de Arabieren zou uitvallen. Kennelijk hebben zij erop vertrouwd, dat hun legers ditmaal beter uit de strijd zouden komen dan in 1967. - Het olie-offensief. Kennelijk zijn de Arabische staten in hun voornemen om de oorlog met Israel te beginnen gesterkt door de bereidwilligheid van de olieleveranciers onder hen om hun economische macht in de strijd te werpen. Zij dreigden daar de westelijke wereld reeds eerder mee; zij hebben deze maand aan dit dreigement uitvoering gegeven. Reeds geruime tijd waren zij bezig de olieprijzen omhoog te voeren; nu begonnen zij ook met het dichtdraaien van de oliekraan. Zij maakten bekend, dat zij de olieproduktie iedere maand met 5% zouden verminderen, zolang Israël niet is gedwongen de gebieden terug te geven die het in 1967 heeft veroverd. In feite verminderden verschillende landen, waaronder Saoedi-Arabië, de produktie deze eerste maand reeds met aanzienlijk meer dan deze aangekondigde 5%. In het bijzonder richtte zich dit olie-offensief tegen die landen die naar het oordeel van de Arabieren duidelijk voor Israël partij hadden gekozen. Dat waren uiteraard de Verenigde Staten van Amerika en... Nederland, wiens minister van Buitenlandse Zaken ál te duidelijk zijn sympathie jegens Israël te kennen had gegeven
en daarbij eveneens duidelijk werd gesteund door de publieke opinie. (Zie hierover Nationale Politiek). Voor de Verenigde Staten is dit geen zware slag;
| |
| |
zij betrekken slechts een klein deel van hun olie-invoer uit de Arabische landen. Nederland echter kan door deze olieboycot in ernstige moeilijkheden geraken. Aan het eind van deze maand valt nog niet te overzien hoe ernstig deze moeilijkheden zullen zijn.
| |
● Nationale politiek
Nederland
- Het kabinet Den Uyl. Gedurende drie dagen hebben de fractieleiders en de financiële specialisten van de Tweede Kamer het kabinet Den Uyl aan de tand gevoeld in de Algemene Beschouwingen over de Rijksbegroting. Tot een spectaculair debat is het daarbij niet gekomen. Men mocht ook nauwelijks anders verwachten, gezien het feit dat de Kamer haar kruit al min of meer had verschoten in de beschouwingen die zij nog maar enkele maanden tevoren ten beste had gegeven over de regeringsverklaring van ditzelfde kabinet onmiddellijk na zijn optreden. Wiegel probeerde wel wat leven in de brouwerij te brengen door met een alternatieve begroting voor de dag te komen, die enkele honderden miljoenen lager uitkwam dan die van de Minister van Financiën, maar erg veel indruk maakte hij daarmee niet. De Minister van Financiën had er weinig moeite mee om dit stukje huisvlijt onder de groene tafel te werken. Daarmee is het nog niet definitief van de baan. Bij de behandeling van de verschillende begrotingen zal Wiegel nog wel op onderdelen ervan terugkomen, maar dat geldt ook voor de detailkritiek die uit andere hoeken van de Kamer op de regeringsplannen werd geleverd en die in een vrij groot aantal ten dele aangenomen moties werd vastgelegd. Meer dan schoten voor de boeg waren deze moties echter niet. Een raak schot was er niet bij. De fracties spaarden hun kruit nog. Het ziet er echter wel naar uit, dat de strijd in de toekomst hoofdzakelijk zal gaan over de positie van de middengroepen in de samenleving - en dat wordt voor Den Uyl een moeilijke zaak, wanneer hij evenals bijvoorbeeld Rijkskanselier Brandt zijn partij naar de richting van het midden wil laten oprukken. Zijn tegenstanders mikken duidelijk op dat midden, waar hij een eventuele meerderheid uit moet zien te plukken.
Tegenover een matte Kamer stond in deze debatten ook een matte Minister-President, die er kennelijk nogal moeite mee had om vier uren lang alles aan de Kamer uit te leggen. Van de snedige oppositieleider was niet veel meer over en een groot staatsman zat er kennelijk niet in. Evenmin als de vaderfiguur van zijn grote voorganger Drees.
- Het buitenlands beleid. Een Minister van Buitenlandse Zaken wordt verondersteld tegenover het buitenland op te komen voor de belangen van zijn eigen land. Dát is diplomatie. Maar om die taak goed te volbrengen moet zo'n minister in de allereerste plaats diplomaat zijn. Dit betekent, dat hij boven alles zijn wendbaarheid veilig moet stellen. Hij kan buitenlandse regeringen nu eenmaal niet de wet stellen - dat zou trouwens puur kolonialisme zijn; hij moet afwachten wat het buitenland doet, zorgen dat hij er zo goed mogelijk over wordt geïnformeerd en voorzichtig langs diplomatieke wegen ófwel trachten het beleid van andere landen zodanig te beinvloeden dat de belangen van zijn eigen land er niet door worden aangetast, ófwel - wanneer dat beleid in kracht van gewijsde is gegaan - ertegen in verzet komen wanneer het de belangen van het eigen land schaadt. Hij moet in het buitenland een sfeer van vertrouwen en van welwillendheid opbouwen. Daarbij moet hij de handen vrij houden. Zowel van partijpolitieke als van parlementaire bindingen. Doet hij dat niet, dan beperkt hij niet alleen zijn eigen vrijheid van handelen, maar ook die van de partijen en het parlement. De kracht van partijen en parlement ligt in de omstandigheid dat zij vrijelijk uiting kunnen geven aan de publieke opinie over gebeurtenissen in het buitenland zonder dat zij daarbij ieder woord op een goudschaaltje hoeven te leggen vanwege de diplomatieke gevolgen. Laat een Minister van Buitenlandse Zaken dáárdoor echter zijn beleid
| |
| |
uitstippelen, beschouwt hij zich als een boodschappenjongen van het parlement of van de partij, dan laadt hij in feite zijn verantwoordelijkheid op het parlement of - nog erger - de onverantwoordelijke partij. Dan beperkt hij in feite de vrije uitwisseling van meningen binnenslands. Van Kleffens moest daar vlak voor de Tweede Wereldoorlog wel op aandringen vanwege de overgrote gevoeligheid van de Hitler-regering, maar onder meer normale omstandigheden als waaronder wij thans leven, mag een Minister van Buitenlandse Zaken de kamers geen diplomatieke verantwoordelijkheid opladen.
De Nederlandse Minister van Buitenlandse Zaken ziet dat klaarblijkelijk anders. De heer Van der Stoel kan zich niet alleen moeilijk losmaken van zijn partijpolitieke inzichten, maar hij heeft bovendien in zijn optreden iets van een schoolmeester van de oude stempel Altijd klaar om 't vermanende vingertje op te heffen en de stoute kindertjes in het buitenland haarfijn uit te leggen wat ze allemaal fout doen en waarom ze van de meester strafregeltjes moeten schrijven.
Dat is direct na zijn optreden al begonnen met het uitdelen van lesjes aan Portugal en aan de Griekse kolonels. Deze maand werd het de Chileense junta en de regering van Brazilië. Hoeveel vrienden Nederland op die manier nog overhoudt in de wereld moeten wij maar afwachten, maar de Arabische landen hebben nu al duidelijk laten zien, dat zij er bitter weinig voor voelen om in het klasje van meester Van der Stoel in de hoek te moeten staan. Zij hebben teruggeslagen nadat de minister vier van hun ambassadeurs bij zich had laten komen om hun, zijn gewoonte getrouw, de les te lezen over de Arabische aanval op Israël. In het kader van hun algemeen beleid om de olie te gaan gebruiken als politiek wapen - een voornemen, dat zij al lang te kennen hadden gegeven en waar meester Van der Stoel vanaf moest weten - gingen de Arabische landen van hun kant Nederland aanpakken. Dat zij de oliekraan voor Amerika zouden dichtdraaien, lag in de lijn der verwachting. Zij voegden daar echter één ander land aan toe: Nederland. Het Nederland van meester Van der Stoel. Uitdrukkelijk verklaarde minister Abdel Aziz Hoessein van Koeweit aan een der Nederlandse bladen, dat het onderhoud van Van der Stoel met die vier ambassadeurs de doorslag had gegeven tot de oliestop, waar Algiers mee begon, doch waar alle andere Arabische oliesheiks zich een voor een bij aansloten. Een zware klap voor Nederland, dat al aanstonds begonnen is met autoloze zondagen in te voeren en dat zijn hart mag vasthouden voor het lot van de Rotterdamse haven, die voor het grootste deel op de in- en doorvoer van olie en olieprodukten steunt. Wat deze schoolmeester het land gaat kosten. is nog niet bij benadering te becijferen, Maar zoals iedere schoolmeester heeft hij - naar zijn eigen mening althans - het grootste gelijk van de vismarkt. Het parlement had zich immers uitgesproken tegen het optreden van de Arabieren en mocht hij dan als minister de aanwijzingen van het parlement in de
wind slaan? Bovendien: die Arabieren waren tóch al van plan Europa te treffen; het ging niet tegen Nederland maar tegen de EEG. Opnieuw wekte hij met deze laatste opmerking de verontwaardiging van de Arabische landen. Op grond waarvan durfde Van der Stoel beweren, dat zij iets anders beoogden dan zij zelf zeiden? Als zij Europa wilden treffen zouden zij dat zelf wel aankondigen; daar hadden zij Van der Stoel niet voor nodig.
Enfin: het kabinet van Den Uyl moet deze kwestie maar zelf regelen. Het zal voorlopig wel blunderen blijven en Nederland zal de rekening wel moeten betalen. Voor het vermanende vingertje. - Afwachten maar wat Brazilië gaat doen - met de koffie of zo. Het voorbeeld van de sheiks, die hun macht toonden, kon wel eens aanstekelijk werken.
- Partij-verhoudingen. Bij een tussentijdse verkiezing in de nieuwe gemeente Zaanstad zijn cijfers uit de bus gekomen die nogal opschudding hebben gewekt in het politieke leven van Nederland. Dat de Partij van de Arbeid enigszins zou groeien en evenzo de VVD, lag in de lijn der verwachting. Zo is nu eenmaal de loop van het nog steeds in gang zijnde polarisatieproces. Maar wat niet werd verwacht was, dat binnen de ‘progressieve drie’ de éne partij die zich van haar pragmatisch uitgangspunt losmaakte om zich bij de hoe langer hoe meer naar dogmatisme neigende Partij van de Arbeid aan te sluiten, de partij die zich D.'66 noemde, D(reun)'73 zou krijgen. Reeds bij de kamerverkiezingen van verleden jaar moest deze partij een veer laten. In Zaanstad had zij zich nog am- | |
| |
per op een percentage van 5.1 weten te handhaven. Ditmaal echter viel zij terug op een percentage van 1,4. Onder de verhoudingen van de kamerverkiezingen zou D.'66 nog drie zetels in de nieuwe raad hebben gekregen; zij kreeg er nu geeneen. Binnen de partij leidde dit tot grote verwarring. Verschillende afdelingen gaven het voornemen te kennen af te gaan nokken. Daar kwam nog bij, dat de partij zich in grote financiële moeilijkheden bevindt.
Binnen het verband der drie confessionele partijen botert het ook nog niet. De verkiezingen in Zaanstad gaven geen duidelijke indicatie voor wat hun te wachten staat. De KVP boekte een kleine winst; de AR en CHU samen een klein verlies. De tegenzin vooral van de Christelijk Historische Unie om met de beide anderen voortaan gezamenlijk de verkiezingen in te gaan, wordt groter. Bij de komende Statenverkiezingen zullen de drie confessionele partijen in zes provincies gescheiden uitkomen. Slechts in twee provincies is een nauwe samenwerking tot stand gekomen. Het moet klaarblijkelijk allemaal nog zijn tijd hebben.
- Benoemingen. Tegen het einde van de maand heeft het kabinet een aantal burgemeesters- en commissarissen-vacatures vervuld. Grote verontwaardiging wekte de benoeming van een uitgesproken Partij van de Arbeid-figuur tot burgemeester van Eindhoven. Dezelfde heer Den Uyl, die in zijn beginselprogramma had staan dat gemeenteraden inspraak moesten krijgen bij dergelijke benoemingen, lapte dit hele idee aan zijn laars toen hij de kans zag om in deze katholieke gemeente een partijgenoot burgemeester te maken. Aan de gemeenteraad werd niets gevraagd. Zij moest uit de krant vernemen wie er was benoemd. Met grote meerderheid nam zij een motie van afkeuring aan. Een motie die prompt tot een debat in de Tweede Kamer leidde, waar eveneens een scherpe motie van afkeuring werd ingediend. Minister de Gaay Fortman probeerde wel olie op de golven te gooien, maar of het hem lukken zal die motie verworpen te krijgen is aan het eind van de maand nog een open vraag. - Nederlandse Antillen. Het vlot niet erg met de kabinetsformatie in de Nederlandse Antillen. Er is een formateur benoemd, maar de versplintering in het partijwezen schijnt zulke afmetingen aan te nemen dat er heel wat smeed- en eventueel ander werk zal moeten worden verricht wil er een enigszins samenhangende regering uit de bus komen. Het ergst is de Democratische Partij in de versukkeling geraakt. Eenmaal met Efraim Jonckheer aan de spits, Ciro Kroon aan zijn zijde en met de partij van Yrausquin op Aruba als bondgenoot in een nauwelijks aanvechtbare machtspositie, ligt zij thans in splinters. Kroon heeft zich al eerder afgescheiden en ging met een eigen lijst de verkiezingen in, overtuigd dat hij zijn greep op de massa van de democratische aanhang nog steeds niet had verloren. Hij moest de wisselvalligheden van de politiek aan den lijve ondervinden; al zijn onbetwistbare bekwaamheid ten spijt werd hij niet gekozen in de Staten. Het afbrokkelingsproces is sindsdien verder
voortgegaan. De demissionaire ministerpresident Isa en de gevolmachtigd minister in Nederland, Rozendal, hebben slaande ruzie gekregen. Rozendal, altijd al een willig werktuig in de handen van de Jonckheers, wilde ten tijde van de kabinetsformatie niet te ver van het vuur zitten, maar Isa gaf hem geen toestemming om naar de Antillen te komen tenzij op eigen kosten. In een bewogen vergadering van de DP namen zowel Isa als de twee andere Democratische ministers de benen en zegden zij hun lidmaatschap van de partij op. Rozendal werd tot voorzitter gekozen, doch Isa verklaarde de vergadering onwettig en beval Rozendal naar Nederland terug te keren. Toen deze weigerde, werd hij als gevolmachtigd minister ontslagen. Hij heeft inmiddels afscheid van Nederland genomen. Ook op Aruba is de macht van de Democratische Partij gebroken door een eclatante overwinning van een nieuwe partij, die de afscheiding van Aruba uit het verband van de Nederlandse Antillen nastreeft. Er kwam in de maand oktober nog geen antwoord op de vraag hoe ze daar de brokken aan elkaar gaan lijmen. Ze hebben geen Lijmen Jan.
| |
Verenigde Staten van Amerika
- Exit Agnew. Toen Nixon vijf jaar geleden de toenmalige Gouverneur van Maryland als kandidaat voor het vice-presidentschap naast zich stelde, gaf hij de Democraten de vraag in de mond: Spiro Who? Spiro Agnew, zoon van een Griekse emigrant, die met een groentekarretje door de straten van Baltimore had gelopen, was op het nationale politieke vlak inderdaad een volslagen onbekende figuur. Men vroeg zich af wat Nixon in hem zag. Een ontdekking, zoals
| |
| |
Truman er een was geweest van Roosevelt? Het leek er allerminst op. Agnev. ontpopte zich als een aartsconservatieve houwdegen, die met de ogen ten hernel geslagen geweld eiste tegen de misdaad, tegen de communisten, tegen de studenten en tegen alles wat tegen de deugden van het oude Amerika der Founding Fathers indruiste - het dragen van bretels vermoedelijk inbegrepen. Een Amerikaanse uitgave van Savonarola. - En uitgerekend déze man bleek zich als Gouverneur van Maryland én vermoedelijk nog in zijn functie van Vice-President aan het aannemen van steekpenningen en zelfs aan het afpersen daarvan te hebben schuldig gemaakt. Nixon bleef zich over deze affaire in nevelen hullen. Hij liet zijn advocaat wel onderhandelen met de autoriteiten van de justitie over een compromis, maar liet aan de andere kant toch Agnew telkens weer een voldoende eind touw om uit te lopen en uit te schieten inplaats van zich op te hangen. Een spelletje van kat en muis. Eerst op het laatste moment werd het touw dichtgetrokken. Agnew aanvaardde een ‘compromis’, krachtens hetwelk hij zich schuldig verklaarde uitsluitend aan belastingontduiking en deswege uitsluitend een geldboete van 10.000 dollar kreeg opgelegd. Hij trad af als Vice-President in ruil voor niet-vervolging wegens andere feiten, waarvoor hij zware gevangenisstraffen zou hebben gekregen. Het ministerie van Justitie behield zich echter wel het recht voor het tegen hem verzamelde bewijsmateriaal aan de openbaarheid prijs te geven. Hij nam in een bewogen televisie-rede afscheid van het Amerikaanse volk en van de President, die zich overigens niet de moeite gaf om naar hem te luisteren omdat hij aan tafel zat. Het is de vraag of hijzelf wel goed heeft begrepen wat er met hem was gebeurd. Hij was ervan overtuigd, dat de praktijken waaraan hij zich schuldig maakte, tot de normale politieke spelregels in Amerika behoorden. ‘Ze hebben de spelregels veranderd’, zuchtte hij, toen
alles was afgelopen.
- Exit Nixon? De strijd om de Watergate affaire spitste zich deze maand geheel en al toe op een strijd om het al of niet afstaan van de geluidsbandjes. waarop Nixon de gesprekken met zijn medewerkers over deze affaire liet vastleggen. In eerste termijn had rechter Sirica reeds beslist dat deze bandjes aan hem moesten worden afgestaan. Nixon accepteerde deze uitspraak niet en ging in hoger beroep. Ook daar viel de beslissing tegen hem uit. Hij probeerde nu met de Senaatscommissie en met de door hemzelf benoemde aanklager Cox tot een compromis te komen. Hij zou een samenvatting van de bandjes laten maken en deze ter beschikking stellen. Sam Ervin liet zich een ogenblik omverpraten, maar Cox hield voet bij stuk, voornamelijk op grond van de overweging dat dergelijke samenvattingen in een rechtsgeding niet als bewijs kunnen worden aanvaard. Hij kondigde aan in hoger beroep te zullen gaan bij het Opperste Gerechtshof. Nixon gaf prompt aan een der ambtenaren van het Ministrie van Justitie opdracht Cox te ontslaan. Toen deze weigerde, werd hij zelf ontslagen en ontsloeg de President Cox persoonlijk. Verontwaardigd over deze daad bood de Minister van Justitie, Richardson, een van de weinige ‘fatsoenlijke’ adviseurs die Nixon nog om zich heen had, zijn ontslag aan. Nixon nam het aan en liet de bureau van Cox verzegelen. Nu werd het zowel de publieke opinie als het Congres toch te gortig. Serieus begon het Congres nu te overwegen de ‘impeachment’-procedure tegen Nixon in gang te zetten. Nixon reageerde wederom prompt met de mededeling dat hij de bandjes zou afstaan! Het Congres liet zich echter niet meer van de wijs brengen en zette de eerste stap naar een ‘impeachment’ met een opdracht aan zijn juridische commissie om na te gaan op welke gronden Nixon kon worden aangeklaagd. Nixon raakte hoe langer hoe meer in het nauw en probeerde wederom een afleidingsmanoeuvre. De oorlog in het Midden-Oosten scheen hem
daartoe een mogelijkheid te bieden. Hij liet bekend maken dat Rusland van plan was om zich in deze oorlog te mengen teneinde Israël volkomen te vernietigen en kondigde in antwoord op deze plannen een lichte graad van paraatheid af voor alle Amerikaanse strijdkrachten. Kennelijk hoopte hij daarmee hetzelfde effect te bereiken als Kennedy indertijd bereikte toen hij de Amerikaanse strijdkrachten in paraatheid bracht tegen de Russische plannen om op Cuba een raket-basis te vestigen. Dit had Kennedy immers de roep verzekerd van een groot staatsman te zijn. Nixon echter lukte het niet. Niemand in Amerika nam de Russische plannen of Nixons ‘tegenmaatregel’ au sérieux. Men zag er niets anders in dan wederom een afleidingsmanoeuvre, die opnieuw de onbetrouwbaarheid van Nixon bevestigde. Blijkbaar was hij
| |
| |
zelfs bereid om ook de buitenlandse politiek op te offeren aan zijn persoonlijke belangen. Toen kwam ongeveer tegelijkertijd met deze manoeuvre nog het bericht dat er met de opgevraagde bandjes zelf iets mis was. De twee belangrijkste, waarop gesprekken met John Dean en oud-minister Mitchell waren vastgelegd, bleken niet te bestaan. Bij het ene gesprek bleek de technische installatie te hebben gehaperd, zodat er niets op het bandje stond en het andere zou zijn gevoerd vanuit een kamer die niet bij de afluisterinstallatie was aangesloten. Wéér zakte de geloofwaardigheid van de President een flink stuk. Bij al deze ellende kwam nog, dat Nixon bleek staatsgeld te hebben gebruikt voor het opknappen en duchtig in waarde vermeerderen van twee egien woningen in Californië en in Florida en dat hij het - door gebruik te maken van een naar leugen riekend trucje - had klaargespeeld over twee jaren zegge en schrijve iets meer dan 800 dollar belasting te betalen over een inkomen van 200.000 dollar per jaar!
Het werd langzamerhand een beangstigend gezicht. Een correspondent van de Britse Observer vergeleek het met een lavastroom die hij ooit uit de Vesuvius had zien komen en die langzaam maar zeker een der dorpjes op de helling van de berg omsloot om het geleidelijk in zijn greep te verstikken. Van alle kanten raakte Nixon in het nauw. Een voor een lieten zijn trouwste palladijnen in zijn eigen partij het afweten. Kranten die hem in de Watergate-affaire door dik en dun hadden gesteund, keerden zich tegen hem. Hij slaagde er nog wel in een paar ‘fatsoenlijke’ mensen aan te trekken - voor het vice-presidentschap, voor het ministerschap van Justitie en voor de opvolging van Cox - maar deze mensen werden prompt argwanend bekeken alleen omdat zij door hém waren uitgezocht. En het Congres liet zich niet meer vermurwen. Het onderzoek naar de mogelijkheden van een impeachment ging door.
Met het oog op de mogelijkheid van een impeachment-procedure wilde het Congres ook haast maken met de goedkeuring van een benoeming van Gerald Ford tot Vice-President. Ford was weliswaar door Nixon uitgezocht en een vrij onbeduidende man, helemaal ‘His Masters Voice’, maar het was tenminste geen Agnew. Anders dan Nixon, die waarschijnlijk hoopte dat Fords onbeduidendheid het Congres ervan zou weerhouden hemzelf af te zetten, beschouwde het Congres Ford als aanvaardbare reserve voor het geval dat Nixon moest verdwijnen.
Tegen het einde van de maand zat heel de wereld in gespannen verwachting of Nixon vrijwillig zou heengaan of niet. Agnew kreeg een duwtje van Nixon, maar wie moet Nixon zelf het duwtje en vrijwaring van gerechtelijke vervolging geven?
| |
Canada
De verkiezingen in de Staat Quebec hebben de liberalen onder Robert Bourassa een eclatante overwinning bezorgd. Hun voornaamste tegenstanders, die de afscheiding van Quebec voorstonden, kregen niet meer dan 30% van de stemmen; Bourassa kende aan deze stemming het karakter van een referendum toe; de afscheiding acht hij nu voorgoed van de baan.
| |
Portugal
Op 28 oktober werden in Portugal parlementsverkiezingen gehouden. Reeds bij voorbaat stond vast dat de Nationale Volks Partij van Premier Gaetano als overwinnaar uit de bus zou komen, al ware het slechts omdat de oppositie zich kort voor de verkiezingen uit de arena terugtrok. Zulks omdat Gaetano haar strenge beperkingen ten aanzien van haar verkiezingspropaganda had opgelegd. Gaetano won inderdaad een overgrote meerderheid in het parlement, wat die dan ook waard was.
| |
Turkije
Bij de verkiezingen in Turkije op 14 oktober verloor de Partij der Gerechtigheid van premier Suleyman Demirel de absolute meerderheid, die zij bij twee vorige verkiezingen wist te veroveren. De socialistisch geïnspireerde Republikeinse Volkspartij werd de grootste in het parlement, doch zonder absolute meerderheid. Haar leider, Bulent Ecevit, werd belast met de vorming van een nieuw kabinet, dat echter alleen in coalitieverband voldoende steun kon verwerven.
| |
Siam
Wijd om zich heen grijpende studenten- | |
| |
oproeren, waar ook burgers zich bij aansloten en die door de militairen bloedig werden onderdrukt, leidden ertoe, dat de militairen voor het eerst sedert twintig jaren de regering aan burgers hebben overgedragen. Thamassak werd premier, maar of hij de afgetreden militairen voldoende onder de duim heeft om hen van verdere acties tegen studenten en andere roerige elementen te weerhouden, is nog een open vraag. Hij heeft een grondwet in het vooruitzicht gesteld. Maar wanneer?
| |
België
1. | De regering leverde in oktober een enorm spektakel. Negen leden vlogen de deur uit, en er kwam één nieuwe binnen. Er resten toch nog altijd 22 ministers en 6 staatssecretarissen.
Heel de operatie geeft de indruk te moeten dienen als camouflage rond het ontslag van minister Anseele. Die moest weg, maar hij wou niet. Ook zijn partij wilde in geen geval het schandaal erkennen rond de man die de profeten en aartsvaders van de BSP verzinnebeeldt. Een pakket ontslagen maken rond Anseele redde de schijn. En aangezien iedereen altijd al had gezegd dat het aantal regeringsleden onverantwoord groot was, lag een alibi onmiddellijk voorhanden.
Die weigerachtigheid van de socialisten de fout van Anseele te erkennen geeft blijk van een eigenaardige opvatting over politieke onkreukbaarheid. Anseele was onmiskenbaar verantwoordelijk voor een enorme verspilling in de RTT. Hij had zichzelf echter daarmee niet verrijkt zei men, en dus was er geen reden tot schande en schaamte. De moraal slaat alleen maar op het privé-leven. Stelen mag dus niet. Voor het collectieve is er geen moraal. Voor honderden miljoenen computers bestellen die niet kunnen gebruikt worden? Tja wat wil je... Het feit dat het een katholieke krant was die het RTT-schandaal uitbracht, onderhield en aanwakkerde tot het bittere einde, maakte er niet alleen een politiek, maar zelfs een ideologisch probleem van.
Eén van de klassieke argumenten van conservatieve zijde tegen collectivisatie is immers dat al deze administraties niet werken. Nu waren er aan de top van de RTT-administratie eindelijk eens enkele bijzonder dynamische mensen die de traditionele sleur doorbraken. Het management van deze socialisten maakt van een grote administratie een grote onderneming. Er is visie, durf en initiatief. En nu komt zulke krant, verdediger van het privé-belang, bewijzen dat de oude administratie veel goedkoper en degelijker werkte, en dat dit moderne, socialistische management niets anders was dan grootheidswaanzin op Staatskosten. Dat alleszins de ambtenaren zich vermoedelijk flink hebben te goed gedaan op de rug van de gemeenschap, vormt dan het element dat de aanklacht sluitend maakt.
Voor het socialisme van de BSP is het een zware klap. Dit is immers geen socialisme dat tegenover het principe van het privé-belang staat, maar een dat de collectieve structuren nodig heeft om zichzelf privé te maken. Er is een type
|
| |
| |
| BSP-er, dat niet van huize uit liberaal is, en het dus enkel kan worden bij middel van het algemeen belang. De BSP wil eigenlijk niet privé collectiviseren, maar het collectieve privatiseren in haar handen. En daarom is het ook zo erg voor hen, dat juist de conservatieven bewijzen dat de klassieke staatsadministratie zo veel goedkoper en zelfs efficiënter is dan de privé. |
2. | In oktober congresseerden BSP, CVP en PSC.
Het BSP-congres in het begin van de maand was niet van aard om de hoop van de linksen in deze partij te bevestigen dat er nieuw leven komt binnen hun structuur. Belangrijke statutenwijzigingen i.v.m. leeftijdsgrenzen en cumulaties kwamen niet aan bod wegens tijdsgebrek. Voorzitter Van Eynde verdedigde het voorstel het geheel van deze voorstellen uit te stellen tot een volgend congres. Hij zei het zelf wel begrepen te hebben: hij zal geen kandidaat meer zijn, noch voor het voorzitterschap van de partij, noch voor een zetel in het parlement. Anders was het gesteld met de congressen van CVP en PSC op het einde van de maand. Het gaat niet zozeer om de inhoud, want daar sprak niemand nog over twee weken na de betreffende happenings. Wat bijzonder opviel naar aanleiding van beide congressen is dat de christen-democratie in haar politieke restauratie wil doen geloven.
De PSC heeft de jongste tijd zeer veel gediscussieerd over ideologie. Het zal wel wat op zijn Frans zijn: veel mooie volzinnen, maar zonder waarborg dat er ooit iets van komt.
De CVP kan momenteel alleszins bogen op een goede administratieve heraanpak. Alle tijdschriften kregen een nieuw kleedje, er worden moderne lettertypes gebruikt en vermoedelijk zijn ook de stofferige fichesdozen aangepast. Er komt veel volk naar congressen en open-partijdagen, en ze zien er allemaal goed uit.
In de katholieke pers wordt de CVP dan ook flink opgehemeld, naar ons gevoel zelfs opgepept. De partij doet het weer, heffen we het glas!
De bedoeling lijkt dubbel te zijn.
De eerste is van onmiddellijk politiek belang. Men weet het nu wel stilaan in de CVP dat het een vergissing was Eyskens op te offeren om de premier-zetel aan de socialisten als losprijs te kunnen aanbieden voor hun medewerking aan de staatshervorming. Met het huidige concept is immers niets aan te vangen. En nu wordt Tindemans naar voor geschoven. Hij is erfgenaam van Eyskens. Partij-ideoloog. Onkreukbaar. De tegenpool van Leburton. De eerste onder de CVP-ministers. De CVP heeft opnieuw aspiraties voor het Eerste-ministerschap, en Tindemans is de kandidaat. Of de operatie moet gebeuren na verkiezingen, óf de drieledige coalitie zal verdwijnen voor een nieuw klassiek huwelijk tussen CVP-PSC en BSP, dat schijnt nog niet beslist.
De tweede bedoeling is klaarblijkelijk opnieuw te doen geloven in de CVP en in wat doorgaat als de politieke idee van christen-democratie. Merkwaardig genoeg wordt geen enkele poging ondernomen om te doen geloven dat het om een andere CVP dan de vroegere gaat. Nee, nee. Het is de klassieke CVP, de
|
| |
| |
| standenorganisatiepartij, het is de traditionele christen-democratie, die geacht worden het opnieuw te doen. Alleen is de partij verjongd, en de organisatietechnieken zijn nu up to date. Het is dus echt de restauratie.
De CVP hoopt die operatie klaar te spelen met het aantrekken van zoveel mogelijk zo jong mogelijk talent. Iedereen die wil zwijgen over zijn contestatair verleden mag komen meedoen.
Wat daar uit voort kan komen is erg dubieus. De CVP, evenmin als de PSC, slaagt er niet in om ook maar één nieuwe idee of ideologisch aantrekkingspunt te formuleren. Ze verleidt met het argument van de macht. Zal dat jonge talent op die basis bereid gevonden worden tot echte trouw aan klassieke ideeën? Om wat te doen? Of wordt het hoop en al een wat geforceerde flirt, om de oude tante in de steek te laten zogauw er een alternatief is? |
3. | Buiten het terrein van de politieke structuren waren er twee belangrijke gebeurtenissen: de actie tegen Brasil-Export, en de V-dag voor vrouwen.
De actie tegen de handelstentoonstelling van Brazilië te Brussel is waarschijnlijk het eerste voorbeeld van een belangrijk samenoptreden van actiegroepen en individuen buiten de structuren. De actie werd zeer breed gesteund, op de partijcongressen werd aangedrongen dat de ministers zouden wegblijven van de tentoonstelling, radio, tv en geschreven pers besteedden er ruime aandacht aan. De nationale betoging die op 10 november doorging kende een groot succes: 10.000 deelnemers.
Aangezien dit stuk werd geschreven op 11 november, kunnen we moeilijk een evaluatie geven van de weerslag van de betoging en de actie. Wordt dit, gezien de grote massa betogers, het begin van reeksen dergelijke acties? Krijgt de buitenparlementaire politieke strategie stilaan vorm? Of wordt het integendeel opnieuw een bevestiging van het gevoel van machteloosheid? Want er waren wel 10.000 betogers, maar de tentoonstelling ging door, en zal wellicht een groot succes genoemd worden.
Op de tweede Vrouwen-Dag, voor de Vlamingen te Antwerpen en voor de Francofone te Brussel, trof men gelijkaardige thema's, opkomst en stemming aan als op de 11 november happening van 1972. Ook deze V-Dag richtte zich vooral op de bewustwording van de vrouwen. Dit keer stelden zij zich agressiever op tegenover de actuele politiek. De recente afdanking van alle vrouwelijke regeringsleden (2) en het inlijven van het staatssecretariaat voor het gezin bij Volksgezondheid was olie op het vuur.
Algemeen was men van mening dat de vrouwen nu verder moeten gaan en eens en voor goed concreet moeten worden. |
11 november 1973
Ward Bosmans, Rita Jolie-Mulier
|
|