Streven. Jaargang 27
(1973-1974)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 187]
| |
ForumDe visie van Bolland op de geschiedenisDe ondertitel van de rede die prof. dr. P. Hendrix heeft uitgesproken ter gelegenheid van de Bollandherdenking op 11 februari 1972 in het groot auditorium der rijksuniversiteit te Leiden, is minstens even belangrijk als de titel zelf. Over de eigenlijke visie van Bolland, trouwe hegeliaan na meer dan driekwart eeuw discussie onder Hegels erfgenamen, wordt weinig gepreciseerd. Het blijft bij een paar anekdoten en bij enkele algemene beweringen. Zoals het past bij een herdenking, probeert de feestredenaar de zwakke zijden van Bolland als secundair te zien. Men kent immers de antidemocratische instelling en het heftige antisemitisme van de Leidse hegeliaan. De enigszins vergoelijkende verklaring hiervoor wordt gezocht in Bollands opvatting van de gnosis, die een soort religieus antisemitisme impliceert, de verwerping namelijk van een Wereldschepper, een demiurg of hoogste God. Naast zijn persoonlijke herinneringen aan de man wiens colleges prof. Hendrix volgde, legt de feestredenaar allerlei verbanden met andere visies op de godsdienst, waarmee Bolland ten dele nooit in contact kwam, en waarmee hij in heel wat gevallen gewoon niet in contact kon komen. Deze waaier omvat zowel de patristieke tijd met Clemens en Origenes als de Russische orthodoxie met Berdjajev, Boelgakov en Evdokimov, om over O. Casel, De Lubac en Daniélou en over Barth en Bultmann tenslotte te belanden bij het tweede Vaticaans concilie en bij Schillebeeckx. De feestredenaar onderstreepte bij deze diverse vergelijkingen hoe Bolland een vermoeden had van de toekomstige problematiek, waarmee prof. Hendrix bedoelt: de ontmythologisering, de onmogelijkheid om het Jezus-beeld historisch te funderen, het zoeken naar een weg die noch met de rechtgelovigheid noch met de vrijzinnigheid samenvalt, en die Bolland in de nabijheid van O. Casel zou gebracht hebben. Voor Bolland is de godsdienst het voorvoelen van de rede, een middenfase tussen kunst en wijsbegeerte. Daarom is niet alleen de liturgie wezenlijk voor de godsdienst, maar ook de nog allegorische prediking is essentieel voor de religie. Wij laten hier achterwege of O. Casel bereid ware geweest een verwantschap te herkennen tussen Bollands opvattingen en de grondinzichten van zijn eigen mysterie-leer. We begrijpen vooral niet waarom de essentiële verbanden, die men noodzakelijk moet leggen om Bolland te verstaan, precies onbesproken blijven. Hierbij denken wij op de eerste plaats aan Hegel en meer bepaald aan zijn bewering dat de volkomen waarheid één is: dat ze enerzijds als voorstelling in de christelijke religie bevat ligt, terwijl ze anderzijds als begrip door de filosofie bereikt wordt. Het is toch duidelijk dat Bolland steeds heeft verlangd een orthodox hegeliaan te zijn. Vervolgens had het verband tussen Bolland en de posthegelianen eveneens vermeld moeten worden. Door hun diverse interpretaties van de hegeliaanse verzoening tussen godsdienst en wijsbegeerte hadden zij zich reeds in antagonistische kampen verdeeld. Erdmann's hoofdstuk die Auflösung der Hegelschen Schule in zijn meesterlijke Grundriss der Geschichte der Philosophie beschrijft deze hele achtergrond, die onontbeerlijk is eerst en vooral om Bolland te begrijpen en wellicht ook om hem te relativeren. De problematiek waarvan men Bolland als voorloper wil doen doorgaan, woedde reeds tenvolle in de uiteenvallende hegeliaanse school. Koen BoeyGa naar voetnoot1 |
|