| |
| |
| |
Boekbespreking
Binnengekomen boeken, aan het begin van iedere rubriek vermeld, worden besproken naar mogelijkheid
| |
Gedragswetenschappen
Back, Jan de - Taal en afwijkend gedrag. - Boom, Meppel / Denis, Borgerhout, 1973, 155 pp., f 14,50, BF. 220. |
Berg, Prof. Dr. J.H. van den - Kroniel de psychologie. - Callenbach, Nijkerk, 19733, 59 pp., f 19,50. |
Beyst, Stefaan - Mensen voor morgen. - Acco, Leuven, 1973, 232 pp., BF. 215. |
Cassee. Ewout Th. - Naar de dokter. - Boom, Meppel, / Denis, Borgerhout, 1973, 191 pp., f 16.-, BF. 235. |
Daalen, P. van - Bestuur voor mensen. - Boom, Meppel / Denis, Borgerhout, 1973, 193 pp., f 19,50, BF. 295. |
Doorenmalen, Prof. Dr. W.J. van - De ooievaar ontmaskerd. - Levensrecht, De Ram, Amstelveen, 1973, 72 pp., f 4,50, diaserie f 25,-. |
Doorn, J.A.A. - Met man en macht. - Boom, Meppel / Denis, Borgerhout, 1973, 203 pp., f 15,50, BF. 235. |
Dupuis, P.J.F. - Geniet het leven. - Ten Have, Baarn, 1973, 219 pp., f 16,50. |
Gent, B. van - Andragologie en voorlichting. - Boom, Meppel / Denis, Borgerhout, 1973, 214 pp., f 15,-, BF. 225. |
Gerhardt, Kurt - Aggression und Rassismus - elementare Verhaltensweise? - (Reihe Doppelpunkt), Kösel Verlag, München, 1973, 77 pp., DM. 9,-. |
Illich, Ivan - Naar een nieuwe levensstijl.- (Anatomie der toekomst), Wereldvenster, Baarn, 1973, 162 pp., f 12,50. |
Korsten, H., H. Meertens en A. Reijnen - Werken aan de basis. - Dekker & v.d. Vegt, Nijmegen / Van Gorcum, Assen, 1973, 156 pp., f 17,-. |
Mitchell, Juliet - Vrouw en vrijheid. - Boom, Meppel / Denis, Borgerhout, 1973, 185 pp., f 10,-, BF. 150. |
Mitscherlick, Margarete - Mocten wij haten? - Ambo, Bilthoven, 1973. 250 pp., f 17,50. |
Smallegange, G.J - Agologie in drievoud - Boom. Meppel Denis. Borgerhout, 1973, 52 pp.. f 6,-, BF. 90. |
| |
Dr A.H Chapman
Kinderen spélen met ouders De weg - via beter begrijpen - naar gezonde gezinsverhoudingen
Lemniscaat, Rotterdam / Denis, Borgerhout, 1972, 246 pp..
Dit is een werk- en materialenboek, zowel met betrekking tot de schrijver als tot de lozer.
Voor de schrijver is het een werkboek, omdat het 25 jaar praktijk van psychologische hulpverlening aan kinderen, adolescenten en ouders in overzichtelijke gehelen bundelt. Het is tevens een werkboek, omdat de schrijver zich bewust beperkt tot de praktijk en geen theorieën en speculaties naar voren brengt.
Voor de lezer is het een werkboek, waarmee deze aan de hand van de vele uitgewerkte praktijkgevallen, die illustreren hoe tussen kinderen en ouders ontwrichtende gezinspatronen aanwezig kunnen zijn, eigen situaties, analoog aan de beschreven intermenselijke ‘spelletjes’ herkennend kan verwerken en in voorkomende situaties uitwerken.
Het bewustmaken van wat er gespeeld kan worden op intermenselijk terrein, op het gebied van o.a. lustervaringen en drugproblemen, maakt duidelijk wat bij de voorkomende daagse problemen op het spel staat. Een zeer leesbaar boek in een goede Nederlandse vertaling, waarbij één opmer- | |
| |
king hier bijzondere aandacht verdient zowel voor de collega-wetenschapper als de lekelezer:
‘Een jongen die bijvoorbeeld door ondeugdelijke betrekkingen met zijn ouders tussen een heteroseksuele en een homoseksuele oriëntatie weifelt, kan door hechte vriendschap met een oudere homoseksuele adolescent gedurende zijn puberteit en adolescentie definitief een homoseksuele richting inslaan. Maar door goede betrekkingen met heteroseksueel georiënteerde personen kan dezelfde jongen tot een nadrukkelijk heteroseksueel patroon worden gebracht. De rol van zulke toevallige gebeurtenissen (toevallig in de zin dat ze het resultaat zijn van toevallige ontmoetingen en verschillende andere onvoorspelbare menselijke situaties) heeft waarschijnlijk niet voldoende nadruk van psychiaters en beoefenaars der sociale wetenschappen gekregen’ (p. 159).
G. Wilkens
| |
A. Montagu
De tastzin
(Aula) Spectrum, Utrecht/Antwerpen, 1972, 296 pp., f 7,50, BF. 123.
Montagu heeft vele publikaties op zijn naam staan, die zich in hoofdzaak concentreren op dat gebied van de biologie dat de ontwikkeling van de mens bestudeert. De presentatie daarvan beweegt zich tussen het populaire en het meer gedegen genre. Het onderhavige boek is een combinatie van beide. Vanaf de 40-er jaren heeft S. het verwaarloosde gebied van de menselijke huid nader bestudeerd. Belangwekkend is het uitgangspunt, dat de menselijke huid behalve als scheiding tussen intern en extern milieu ook als communicatiekanaal tussen beide kan dienen.
Zowel experimenteel als speculatief wordt nagegaan welke invloeden ervaringen met de tastzin op de gedragsontwikkeling hebben. In een periode waarin de psychologie steeds meer inspiratie kan ontlenen aan de dierengedragsleer (ethologie), is een dergelijk onderzoek zondermeer wenselijk. Zijn lichamelijke contacten zoals likken, strelen enz. noodzakelijk voor een gezonde ontwikkeling? Met name de eerste vier hoofdstukken zullen m.i. voor ouders met kleine kinderen erg interessant zijn. Extrapolaties van gegevens uit de dierenwereld moeten uiteraard met voorzichtigheid gehanteerd worden, maar ‘geven in ieder geval te denken’. Ze worden bovendien geplaatst in een bredere biologische context van lichamelijke ontwikkeling.
In de tweede helft van ‘Touching’ wordt de communicatie met de buitenwereld toegespitst op seksuele communicatie. Vergelijkend onderzoek over de verschillende wijzen waarop lichamelijke contacten cultureel uitgewerkt kunnen zijn, vertoont wellicht meer dan wenselijk is een speculatieve benadering; maar ook deze gegevens geven te denken. Amerikaanse antropologen denken sterker dan wij in termen van fysische en culturele interactie. Kortom, een bron van gegevens en zienswijzen over lichamelijke contacten.
G. Verschuuren
| |
Rapport over Pornografie
Spectrum, Utrecht/Antwerpen, 1972, 261 pp., f 7,50, BF. 123.
Prof. dr. W. Simon en Prof. dr. J.H. Gagnon
Seksuele zijwegen
Spectrum, Utrecht/Antwerpen, 1972, 150 pp., f 5,50, BF. 90.
Het eerstgenoemde boek is de vertaling van een officieel Amerikaans rapport dat president Nixon met verontwaardiging naast zich heeft neergelegd. Het tweede werkje is uit het Duits vertaald en behandelt behalve pornografie ook homofilie en prostitutie. Deze studie is vooral wat het laatste betreft, in ons land volkomen achterhaald door de praktische onderzoekingen van Groothuyse.
Beide werkjes staan evenals de recente studie in ons land van Dr. Tom Schalken op het standpunt van de tolerantie. Bij de pornografie komt het eigenlijk hierop neer dat men stelt: laat ze nu hun gang maar gaan, dan verdwijnt het van zelf wel. In feite ligt dus een morele afkeuring, immers een hoop op verdwijnen aan deze tolerantie ten grondslag. Men kan er nog niet toe komen om aan de pornografie en wat men verder wel perversiteiten heeft genoemd, ook een positieve kant te ontdekken. Toch is die er wel degelijk. Wij hebben namelijk een zeer ambivalente houding tegenover ons eigen lichaam. Gedeeltelijk is het ‘zelf’ en gedeeltelijk ‘buitenwereld’; ik zal zeggen dat ik pijn heb in mijn maag. In de lichamelijkheid is het subject object voor zich zelf. Kennis van die lichamelijkheid zal dus leiden tot zelf-kennis, dat wil dus zeggen tot een hogere mate van zelf-zijn. Mens zijn is immers zelfbewustzijn en dus is het menszijn hoger ontwikkeld naar mate het zelfbewustzijn hoger wordt ontwikkeld. Over het algemeen echter ontwikkelen wij het zelfbewustzijn alleen maar als een be- | |
| |
wustzijn van relaties tot de buitenwereld: ik ben hier, ik doe dat, ik waardeer zo, enz.. In de kennis van ons lichaam is dat bewustzijn middellijk op het subject zelf betrokken. Nu kan men die kennis van het lichaam natuurlijk gedeeltelijk door sport, dans en ballet verwerven, maar er bestaat geen enkele reden om de kennis die men door de erotiek verkrijgt, uit te sluiten.
Nu geldt ook voor de erotiek wat voor ieder gebied geldt: men kan zich alleen die beelden opbouwen in de verbeelding waarvoor men materialen heeft in de herinnering. Er is op dit punt dus voorlichting en gesprek nodig. Die voorlichting kan rechtstreeks zijn zoals in ‘Variaties’ het geval is, maar kan ook plaats vinden door de uitbeelding van situaties waarin men zich in kan leven. Dat is wat men tot nu toe pornografie heeft genoemd.
Door de half tolerante houding die men er de laatste tijd tegenover aanneemt, wordt inderdaad de pornografie in de hoek van de misdadigheid gedrukt. Iets wat op zich zelf niet misdadig is, zoals bijvoorbeeld het uitzenden van muziek door middel van radio, kan als men het verbiedt, tot misdrijf, bijvoorbeeld zeeroverij voeren. Hetzelfde is het geval met de pornografie. Doordat het nog steeds alleen maar getolereerd is, bevindt het zich nog in een halfmisdadige sfeer, zodat een verdere ontwikkeling, waaraan ook de bonafide uitgeverij haar aandeel moet hebben, stagneert.
C. J. Boschheurne
| |
Dr. C.J. Schuurman
Ik luister en antwoord Fundamentele psychische problemen in binnen- en buitenwereld I. Een introspectieve reis II. Zin en waarde van ons dagelijks leven
ANKH-Hermes, Deventer, 1972, 194 pp., f 15,-.
Dit boek is het zesde van de psychiater Schuurman bij deze drukkerij. Het is gebaseerd op 2 series lezingen, gehouden op de school voor wijsbegeerte te Amersfoort. Het is een coctail van existentiële filosofie, culturele antropologie, theologie, psychiatrie en een paar eigen ideeën. De laatste bijvoorbeeld over de opbouw van de persoonlijkheid als een soort van onder open vaas met links de egotiek en rechts de erotiek (p. 29). De schrijver is geneigd ook verbaal te reïficeren in begrippen als Ik, Zelf, etc.. Hij is ook essentialist. Hij gelooft in een creatief centrum in de diepte van de psyche. Hij ziet analogieën tussen ik-structuren en regeringsvorm (p. 85), net als de primitieven analogieën zien, zoals hij aangeeft in zijn eerste hoofdstuk. Die vormen zijn dan: autocratie, democratie en tenslotte aristodemocratie of holocratie.
Zijn waarde-concepten ontleent hij aan Maslow; een zichzelf opofferende revolutionair zou dit volgens de schrijver doen om een spectaculaire daad te stellen ‘omdat zijn verdere leven zo volkomen waardeloos is’. We hebben pessimistische, constructieve, aggressieve, progressieve en optimistische creatieven volgens de schrijver. De oermens had geen moraal, etc., etc..
De introspectieve reis is geen introspectie in de gewone zin geworden, maar een soort reis à la Dante.
Het geheel heeft een impliciete dialectiek, die toch vooral aan filosofen zoals Hegel doet denken.
Misschien is de Soefi-beweging wel blij met dit boek.
J.H. van Meurs
| |
Wolfgang Deichsel
Frankenstein Aus dem Leben der Angestellten
Verlag Klaus Wagenbach, Berlin, 1972, 70 pp..
Het beeld van de psychiatrische patiënt is de lezer in de laatste tijd vertrouwd geworden. Szasz, Fontaine, van Eijk-Osterholt en vele anderen schreven boeken die bestsellers werden, zodat men postuum het veel meer literaire werk op dit gebied van Hanlo nog liet uit komen. Belangstelling voor een duidelijk gediscrimineerde groep, die weinig of niets voor de verbetering van het eigen lot kan doen. Ook Duitsland kent vele werken van dezelfde aard.
Deichsel gebruikt nu het beeld van mensen met waandenkbeelden in de korte, vaak zeer korte verhaaltjes die in dit boek zijn samengebracht. Zij hebben allen waandenkbeelden, vooral het waandenkbeeld dat een of andere geheimzinnige macht van uit de verte iedere handeling van hen op elektronische of andere wijze bestuurt. En daartegen verzetten zij zich. De schrijver wil zeggen dat het waar is wat deze kleine beambten denken: ze worden gemanipuleerd en spelen een rol bij het manipuleren van anderen.
C.J. Boschheurne
| |
| |
| |
Politiek
Agenor - Links laat Europa rechts liggen. Hoe lang nog? II. - Katernen 2000, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1973/7, 23 pp., f 3,-. |
Burgerlijke ongehoorzaamheid. - Kernvraag. Geest. Verzorging Krijgsmacht, Den Haag, 1973, 88 pp.. |
Waesberge, Robert van - Zuidelijk Afrika op weg naar de bevrijding. - Angola Comité, Amsterdam, 1973, 40 pp.. |
| |
Paul Van De Meerssche
Europa van morgen: integratie of desintegratie?
Standaard Uitgeverij en Davidsfonds-editie, 1972, 295 pp., BF. 90.
De auteur zet in dit boek zijn studie voort over de voortschrijdende integratie van Europa die hij begonnen was in een eerste deel onder de titel De Europese integratie 1945-'70. Hij bestudeert de Europese problematiek zoals deze zich voordeed in de jaren '70 en '71 en van daaruit wil hij een visie geven op de toekomst: verdere integratie of desintegratie? In een eerste deel behandelt S. de crisis en de relance van het Europese integratieproces, waar in grote lijnen drie problemen aan bod komen; het definitieve totstandkomen van de douane-unie, de monetaire problemen en de onderhandelingen over het toetreden van Groot-Brittannië tot de Gemeenschap. Het tweede deel is gewijd aan het Europa van de gemeenschappelijke problemen, met een onderzoek naar de gevolgen van de toetreding van Engeland, de economische en monetaire problemen die blijven voortduren, de sociale vraagstukken, de problemen van het leefmilieu en de loutere politieke problemen. Tenslotte komt een deel bijlagen met allerlei documenten, die elders niet altijd gemakkelijk terug te vinden zijn.
In de inlieding schrijft de auteur: ‘Meer dan ooit verhindert het Europese bos de bomen en het licht te zien’. Daarom werd reeds vroeger op allerlei congressen de vraag gesteld naar een werk dat de Europese problematiek in een duidelijk schema zou zetten; maar wie zou dat werk ondernemen? Hier hebben we dan zo'n studie en daarmee heeft de auteur baanbrekend werk geleverd. In de letterlijke zin: een standaardwerk op het gebied van de eigentijdse geschiedenis. Temeer daar de auteur een overvloedige literatuur vermeldt. Verplichte lectuur voor elke Europeaan.
A. Van Peteghem
| |
Dom Helder Camara
De structuren van het onrecht
Orion, Brugge, 1973, 129 pp..
Hier zijn een paar toespraken gebundeld welke aartsbisschop Camara gehouden heeft bij zijn tour in Engeland en Duitsland medio 1972. Ze worden ingeleid met een meditatie welke dezelfde in april van dat jaar maakte voor de Driebergen-conferentie georganiseerd door het Amsterdamse Luther King-Centrum, Pax Christi en het protestantse Kerk en Wereld. Als epiloog nogmaals een toespraak welke samen met de getuigenissen van Raoul Follereau, Roger Schutz een driedaags congres van tienduizenden jongeren besloot te Firenze, een openluchtmis waar Dom Helder Camara de evangelieperikoop parafraseerde ‘Want Ik had honger en gij hebt Mij te eten gegeven’.
S. De Smet
| |
J.W. Stalin
Over dialectisch en historisch materialisme
Pegasus, Amsterdam, 1972, 51 pp..
Commentaar behoeft dit in 1938 verschenen hoofdstuk uit de geschiedenis van de communistische partij zelf natuurlijk nauwelijks meer. Leerzaam is het toch nog wel om door te lezen, omdat er duidelijk door wordt dat Stalin bij lange na niet zo slecht dialecticus was als A. Solsjenitzyn in In de eerste cirkel suggereert.
Ook is het duidelijk dat de CPN zich door deze uitgave (door een van haar zeer afhankelijke uitgeverij) afzet tegen de C.P.S.S.. In de Sovjet-Unie worden de werken van Stalin niet meer verkocht. Officieel zal men zijn naam, met uitzondering van Georgië, waar vorig jaar weer een park en een kade naar hem werden genoemd, niet meer vinden. Officieus en illegaal worden in de randrepublieken zijn portretten nog vereerd en onder tafel verkocht. Voor deze mensen heeft de naam Stalin een betekenis die wij buitenstaanders er niet makkelijk mee verbinden: zekerheid en eigen ontwikkeling van de nationaliteiten. Stalins tijd is voor hen de goede oude tijd toen alles nog zeker was en ordelijk verliep en er in staat en partij geen sprake was van experimenten, die de dagelijkse zekerheid verstoren. Stalins tijd betekent voor veel Sovjetburgers ‘Law and order’. Misschien ziet de CPN hem ook zo: als symbool voor een stabiel communisme dat de verschillende nationaliteiten vrijheid geeft.
C.J. Boschheurne
| |
| |
| |
Hans Adolf Jacobsen, Wolfgan Mallmann, Christian Meier
Sicherheit und Zusammenarbeit in Europa (KSZE).
Analyse und Dokumentation
Wissenschaft und Politik, Köln, 1973, 472 pp., DM.48,-.
Een omvangrijk werk, dat zes delen omvat: 1) Een inleiding door H.A. Jacobsen die een algemeen wereldomvattend en evolutionair overzicht geeft van het denken over en de pacten in verband met veiligheid en vrede. 2) Een inleiding over de houding van de landen-leden van het pact van Warschau over veiligheid en ontwapening in Europa, door Meier. 3) De houding van de landen-leden van de Nato terzake. 4) De houding van de neutralen in Europa terzake. Delen drie en vier worden ingeleid door Mallmann. 5) Deze houdingen worden gestaafd door de inlassing van 132 documenten in verband met de veiligheid en de vrede in Europa. Het eerste is een document over de Deense veiligheidspolitiek, voorgelegd aan de Nato in juni 1966; het laatste, een artikel van de Westduitse minister van buitenlandse zaken Scheel in de Süddeutsche Zeitung van 20 januari onder de titel ‘Keine Entspannung ohne menschliche Kontakte’. 6) Een chronologisch overzicht van de ontspanningsproblematiek vanaf 14 december 1964 met de rede van de toenmalige Poolse minister van buitenlandse Zaken Rapacky over een mogelijke Europese conferentie in verband met veiligheidsproblemen tot de dag waarop nietofficiële contactnamen begonnen tussen de Nato en het Warschaupact over de wederzijdse troepenvermindering, 31 januari 1973. In de loop van de tekst wordt een omvangrijke bibliografie opgebouwd in verband met de behandelde problemen. Het boek blijft echter beperkt tot Europa, Canada en de Verenigde Staten. Een zeer belangrijk en een onmisbaar werkdocument.
A. Van Peteghem
| |
Alfred Donnes, Hrsg.
Ost West Polarität
Wissenschaft und Politik, Köln, 1972, 256 pp., DM. 14,50.
Onderhavig werk bevat de referaten die gehouden werden op een congres van de studievereniging voor de problemen van de samenwerking tussen de midden- en de oost-europese landen in Rockville, USA, in 1971 met als thema de verhoudingen tussen West en Oost.
De inhoud is zeer divers. In feite komt hij neer op een analyse van volgende problemen: de binnenlandse politiek van de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten in het internationale kader; de betekenis van de economie in de krachtenverhouding tussen oost en west; de betekenis van de culturele stromingen in de verhouding tussen oost en west; de militaire betekenis van de Nato en haar uitwerking op de Sovjet-Unie; de betekenis van de internationale instellingen. Over elk probleem komen een paar wereldbekende geleerden aan het woord. In feite wordt de dreiging besproken die uit het Oosten komt, de mogelijkheid waarop het Westen kan reageren en de veranderingen in de Oost-West verhoudingen. De auteurs komen tot zeer verschillende mogelijkheden waarin Oost en West verkeren om politieke en economische beslissingen te nemen, de manier waarop Oost en West tot de vaststellingen van hun doelstellingen komen en de manier waarop een coördinatie van de verschillende blokken op militair en economisch gebied tot stand komt. Belangrijk lijkt mij de opmerking op p. 245: ‘Wenn es uns im Westen nicht gelingt die wahre Bedeutung unserer westlichen kulturellen Grundlagen zu erkennen und sie zu einem lebendigen Bestandteil unserers Systems zu machen... dann ist uns der Osten, ist uns die Sovjetunion überlegen. Es ist dem Osten gelungen politische Probleme in angemessener Weise zu lösen weit besser als es uns möglich war weil uns die kulturelle Grundlage fehlt’.
A. Van Peteghem
| |
Balint Balla
Kaderverwaltung. Versuch zur Idealtypisierung der ‘Bürokratie’ sowjetisch-volksdemokratisch en Typs
Ferdinand Enke Verlag, Stuttgart, 1972, 282 pp., DM. 49,-.
Prof. Balint Balla van Berlijn heeft hier een studie geschreven over een begrip dat nogal in de mond ligt van iedereen die zich bezighoudt met de studie van de problemen van Oost- en Centraal-Europa, maar waarvan de inhoud niet zo goed vaststaat, nl. de bureaucratie als typologisch verschijnsel in de Sovjet-Unie en de andere volksdemocratieën. Daarvoor voerde hij zelf een nieuw begrip in, nl. ‘Kaderverwaltung’, om de bureaucratie in de oostbloklanden te onderscheiden van die in de westelijke landen. Het werk is streng wetenschappelijk opgevat, met een uitvoerige bibliografie. Uiteraard is het geen gemakkelijk te verteren studie en slechts toegankelijk voor degenen die een sociologische vorming achter de rug hebben met een brede visie op de maatschappij van het oostblok.
A. Van Peteghem
| |
| |
| |
Geschiedenis
Gordon, Lew. S. - Studiën zur plebejischdemokratischen Tradition in der französischen Aufklärung. - Rütten & Loening, Berlin, 1972, 371 pp., M. 24,-. |
Hemels, Dr. Joan - Van perschef tot overheidsvoorlichter. - Samsom, Alphen a/d Rijn, 1973, 63 pp., f 9,50. |
Joll, James - Europe since 1870. An International History. - Weidenfeld & Nicolson, 1973, 541 pp., £ 6,20. |
Lamberty, Max - De Vlaamse opstanding 2. 1914 tot heden. - Davidsfonds, Leuven, 1973, 96 pp., 310 ill., BF. 375. |
Plas, Michel van der, en Jan Roes, - De kerk gaat uit. - Ambo, Bilthoven, 1973, 239 pp., ill., f 15,-. |
Treadgold, Donald W. - The West in Russia and China. I. Russia 1472-1917. II. China. 1582-1949. - Cambridge Univ. Press, London, 1973, 324 en 251 pp., £ 4,60 per deel, paperback £ 1.90 per deel. |
| |
C. Smit
Nederland in de Eerste Wereldoorlog (1899-1919) Tweede deel: 1914-1917. Derde deel: 1917-1919.
Wolters-Noordhoff, Groningen, 1972-1973, 207 en 173 pp., ill., krtn., per deel f 37,50, 3 dln. compleet f 100,-.
Het gaat hier, zoals in het eerste deel (bespreking Streven 26 (1972-73) p. 99-100), om een verwerking van door de auteur uitgegeven bronnen in een doorlopend geheel. Ook nu wordt er uitsluitend gesproken over de verhouding van Nederland met de andere mogendheden; dat had in de titel van het boek eigenlijk wel naar voren kunnen komen; nu worden er meer verwachtingen gewekt.
De buitenlandse politiek van Nederland in de Eerste Wereldoorlog wordt uiteraard bepaald door het streven een strikte neutraliteit te bewaren. Tal van moeilijkheden geeft dit met de belligerenten. Op al deze moeilijkheden wordt ingegaan, waarbij veel aandacht wordt besteed aan de problemen van in- en uitvoer. Aan bewondering voor het krachtig optreden van de regering ontkomt men niet, zeker niet als men rekening houdt met de kwetsbare positie van ons land in die tijd. Opmerkelijke gegevens zijn de germanofiele instelling van minister-president Cort van der Linden, de daadwerkelijke bemoeienis van Koningin Wilhelmina met de politiek en de hoop die lang geleefd heeft, dat Den Haag de plaats voor de Vredesconferentie zou zijn. Aan zelfonderschatting lijdt ons land niet in die jaren.
Marcel Chappin
| |
Alexander McKee
De race naar de Rijnbruggen. 1940-1944-1945
Vertaald door Elisabeth Swildens m.m.v. majoor E.H. Brongers.
Hollandia, Baarn, 1972, 414 pp., ill., krtn., f 24,50.
Het is een hachelijke zaak om bepaalde krijgsoperaties uit een oorlog tot in details te willen beschrijven. Je moet aankomen met zeer vele gegevens en die dan nog tot een overzichtelijk geheel maken. Alleen al de geografische kennis die verondersteld wordt om tot een daadwerkelijke voorstelling van het gebeurde te komen zal een ernstig struikelblok vormen om een reële indruk van het verloop te krijgen. Het is mij dan ook niet ten volle gelukt met het verhaal in dit boek. Door het gelukkige toeval iets af te weten van de plattegrond van Nijmegen, en ook nog wel wat van die van Arnhem, ging het voor de operaties in september 1944 nog wel het beste. Bij de veelheid van details is het natuurlijk ook met mogelijk onnauwkeurigheden na te gaan. Wel weet ik dat Nijmegen niet in 1943, maar in 1944 gebombardeerd is (p. 89).
Maar misschien is de onmogelijkheid je het hele verloop van de operaties voor te stellen niet zo erg. Wat wel blijft als indruk, juist ook door de vele persoonlijke getuigenissen in dit boek verwerkt, is wat er aan angst, dapperheid, onwetendheid, wreedheid, menselijke tekorten, grootmoedigheid in een oorlog meespeelt. Dit boek maakt van de oorlog geen roman, van de overwinnaars geen feilloze helden, van de vijanden niet alleen maar baarlijke duivels.
Marcel Chappin
| |
Daniel Olivier
Het proces Luther.
Ingeleid door H.A.M. Fiolet, vert.: Henri van der Burght, Bilthoven, 1973, 223 pp., f 14,50.
Hoe goed ook geschreven, dit boek over Luther is misleidend. De schrijver beperkt zich tot een verslag van de steeds moeizamer wordende ‘dialoog’ tussen Maarten Luther en de kerkelijke overheden in de jaren 1517/1521. Aan beide kanten worden dan fouten gemaakt, van beide kanten blijkt er plaats voor redelijkheid. In de houding van Luther heeft er een ‘omslag’ plaats: is
| |
| |
hij in 1518 roomser dan de paus, in 1520 al preekt hij een christendom zonder paus.
Hier ligt natuurlijk een enorm probleem en daar wordt niet op ingegaan. Hoe goed de chronologie over deze jaren ook is, we komen zo toch niet in het hart van de kwestie. Dan moeten we eerst meer over Luther weten, over zijn ontwikkeling voor en na de periode 1517/1521. Dan moeten we meer weten van anderen die ook op hervormingen hebben aangedrongen, maar binnen de Moederkerk zijn gebleven.
Op grond van deze studie kan ik daarom niet de inleider Fiolet volgen die meent nu Luther te kunnen rehabiliteren: maar misschien wil Fiolet, die alleen maar over ‘schisma’ spreekt alsof er niet meer aan de hand is, dat ook wel op heel andere gronden.
Marcel Chappin
| |
Richard Friedenthal
Ketzer und Rebell. Jan Hus und das Jahrhundert der Revolutionskriege
R. Piper & Co Verlag, München, 1972, 448 pp., DM. 29,80.
Richard Friedenthal die op het gebied van de historische biografie reeds zijn sporen verdiende met werken over Goethe (1963), Luther (1967) en Montaigne, Pascal en Diderot (1969), presenteert in dit boek weer een geheel andere hoofdpersoon. Op boeiende, verantwoorde wijze wordt een beeld gegeven van wetenschap en cultuur, ketterij en oorlog in een verwarde en verwarrende tijd, als decor voor de intrigerende figuur van Jan Hus (ca. 1370-1415), die voelde hoe in en rond hem de strijd diende uitgevochten te worden tussen gezag en individu. Een strijd die zich afspeelde op alle niveaus, kloven verbreedde, verbonden smeedde, dood en leven bracht. Een geweldig boek, dat bovendien nog behulpzame landkaarten, tabellen van data en vorsten, geselecteerde literatuur en een register bevat.
P. Begheyn
| |
Heinrich Bacht
Das Vermächtnis des Ursprungs. Studien zur frühen Mönchtum I
Echter Verlag, Würzburg, 1972, 291 pp., DM. 42,-.
Een studie over de vroegmonastieke spiritualiteit, geschreven door een specialist van naam, en in hoofdzaak te savoureren door de eveneens specialistisch geïnteresseerde lezer. In dit eerste deel van een door de schrijver geplande driedelige uitgave van de resultaten van zijn jarenlange studies, komt de tweede opvolger van Pachomius, stichter van de cenobitische leefwijze in het monnikendom, Horsiesius, op de voorgrond.
Na een korte beschrijving van leven en karakter van Horsiesius bestaat een groot deel van deze studie uit een verzorgde uitgave en Duitse vertaling van het ‘Liber Orsiesii’, waarin de vader van de kloostergemeenschap bij zijn sterven aan zijn zonen als een testament een groot aantal opwekkingen en aansporingen nalaat die moeten bijdragen tot trouw aan het overgeleverde ideaal.
Enige detailstudies over Orsiesius betreffende diens gebruik van de H. Schrift, waarbij belezenheid en persoonlijke verwerking opvallend zijn, over zijn verhouding tot ‘onze Vader Pachomius’ en zijn armoedeopvatting besluiten, met een ‘Exkurs’ over het gebruik van de term ‘meditatio’ in de oude bronnen, deze studie.
Op hoog wetenschappelijk niveau brengt de auteur de hiertoe gemotiveerde en van enige kennis van zaken voorziene lezer tot een beter verstaan van het vroege monnikendom en de daarvan uitgaande historische invloed.
G. Wilkens
| |
August Franzen
Bischof und Reformation. Erzbischof Hermann von Wied in Köln vor der Entscheidung zwischen Reform und Reformation
Aschendorff, Münster, 19722, 111 pp., DM. 11,-.
Over de beginjaren van de Reformatie verschijnt de laatste jaren een groot aantal publikaties, die gebaseerd zijn op de oorspronkelijke bronnen. Daarvan zijn er de nodige gepubliceerd in de serie Katholisches Leben und Kirchenreform im Zeitalter der Glaubensspaltung; deze publikatie van Franzen is het 31e deel. De hoofdpersoon in deze studie is de Keulse aartsbisschop Von Wied (1515-1547), onder wiens bestuursperiode de beslissing viel vóór of tegen de Reformatie. Aanvankelijk veeleer functionerend als rijksvorst dan als geestelijk opperherder, wijdde hij zich nadien, op advies van zijn raadgevers (onder wie Johann Gropper), aan een intensieve binnenkerkelijke reformatie, bekroond met het Provinciaal Concilie van Keulen (1536). Tenslotte begon hij, na een periode van aarzeling, met medewerking van Heinrich Butzer aan de ‘bijbelse reformatie’ van zijn gebied, die vastliep op felle tegenstand van de katholieke krachten in Keulen (onder wie wederom Gropper) en leidde tot Von Wied's afzetting in 1547, een beslissing die verstrekkende gevolgen had voor de poli- | |
| |
tieke en kerkelijke toekomst van het gehele rijk.
De eerlijke poging om de Kerk uit een impasse te halen, moest wel stranden, gezien de zeer magere theologische ondergrond van de aartsbisschop, die de dogmatische problemen en de gevolgen ervan te weinig overzag en zodoende aan de geloofsverschillen voorbijging om de eenheid der Kerk te redden. Terecht heeft Franzen onderscheid gemaakt tussen Reform en Reformation; dat is een van de redenen om zeer voorzichtig te zijn met het signaleren van hedendaagse parallellen.
Deze zeer nauwgezette studie is ook voor onze vaderlandse kerkgeschiedschrijving van belang, ofschoon Schr. daaromtrent erg summier is gebleven. Overigens is het onbegrijpelijk dat ook nu nog een dergelijk wetenschappelijk werk verschijnt zonder literatuurlijst en register!
P. Begheyn
| |
Lewis Mumford
The city in history. Its origins, its transformations, and its prospects
(Pelican) Penguin Books, Harmondsworth, 19732, 696 pp., ill., £ 1,60.
Al van voor de oorlog dateert Mumfords belangstelling voor het verschijnsel stad. In deze heruitgave van zijn boek uit 1961 vindt men derhalve de neerslag van vele jaren studie, observatie en overweging. Deze studie van de stad ‘door de eeuwen heen’ (wellicht een goede titel voor een vertaling in het Nederlands) zoekt op vele terreinen van de wetenschap haar weg: psychologie, sociologie, economie, architectuur, ecologie, de geschiedenis zelf - het zijn evenzovele vakgebieden die in de vaak verrassende beschouwingen van de auteur betrokken worden. Misschien doet de schr. inderdaad recht aan de sociale psychologie door de stad onze moeder te noemen. Het verbinden van een bepaalde sekse aan een bepaalde cultuuruiting komt bij mij meestal geforceerd over. Beter te volgen valt de auteur waar hij ontmaskerend te werk gaat en heilige huisjes als bouwsels van bordpapier omverwerpt. Zo toont hij aan dat wat algemeen achterlijke ‘Middeleeuwse’ toestanden in huizenbouw en stadsplanning wordt genoemd, stamt uit de tijd erna en dat verlichte eeuwen als de achttiende en de negentiende veel ongezonder gebouwd hebben. Misschien dat de Middeleeuwen wel iets teveel verheerlijkt worden in dit boek, maar indien men de verdere analyse van de stadsontwikkeling volgt tot in onze tijd, moet men daar welhaast toe komen. Dat in onze dagen alle verhoudingen uit het oog verloren zijn geraakt, wordt duidelijk wanneer men de cijfers ziet over de verhouding tussen bebouwd areaal en toegangs-, resp. uitvalswegen in de geürbaniseerde gebieden.
Dit boek is een noodzakelijke lectuur voor allen die dwepen met de Stad van de Mens: de door sommige oppervlakkigen zo hevig geprezen urbanisatie heeft ons tot nu toe eerder gebracht in Babylon, de grote Hoer, dan in het nieuwe Jerusalem, waar het zo menselijk is dat er ook voor God plaats is.
Marcel Chappin
| |
Pierre Goubert
The Ancien Régime. French Society 1600-1750
Weidenfeld and Nicolson, London, 1973, 292 pp., £4,25, paperback £2,45.
Een eerste kenmerk van dit werk is helderheid. Zonder theoretische verantwoording voor- of achteraf (deze wordt bewust afgewezen: ‘May the author add that most of the theories and systems are, in his opinion, the very negation of historical endeavour and even of intelligence? p. xvi) probeert Goubert aan te tonen hoe de Franse samenleving er uit heeft gezien in de periode 1600-1750. Begonnen wordt met een begripsbepaling van ‘Ancien Régime’. Alleen al de wijze waarop hij dit doet, mag gelden als schoolvoorbeeld van systematisch historisch werken, waarbij de vrijheid ten opzichte van ideologieën bewaard wordt. Vervolgens wordt op de samenleving zelf ingegaan: de demografische gegevens (Goubert is de leidende historische demograaf van dit moment), de middelen van bestaan (de samenleving is fundamenteel agrarisch), de verschillende bevolkingsgroepen. Daarbij blijkt het tweede kenmerk van dit boek: eruditie. Goubert is thuis in de archieven en in de literatuur; zelf heeft hij onderzoek gedaan over bepaalde streken (Beauvais en omgeving). Ook al moet hij generaliseren en simplificeren, door vele opmerkingen tussendoor weet hij toch te laten zien dat alles ingewikkelder en onregelmatiger is dan hij in kort bestek kan beschrijven en dat in de beschreven anderhalve eeuw zich ontwikkelingen voordoen (ook al is verstarring evenzeer een kenmerk van het Ancien Régime).
Uittreksels uit documenten en verwijzingen naar verdere literatuur zijn waardevolle onderdelen van dit werk.
Een tweede deel over de Franse staat in die tijd is in voorbereiding. Dat is iets om vol verwachting naar uit te zien.
Marcel Chappin
| |
| |
| |
Wijsbegeerte
Berk, Dr. Jaak van der - De dingen en hun wetenschap. - Callenbach, Nijkerk, z.j. (1973), 159 pp., f 19,50. |
Boulding, Kenneth E. - Inleiding tot de sociale dynamica. - Boom, Meppel, Denis, Borgerhout, 1973, 143 pp., f 15,50, BF. 235. |
Grundlagen der Methodik der Philosophieausbildung. - Deutscher Verlag der Wissenschaften, Berlin, 1973, 294 pp., M. 12,-. |
Marski, I.S. - Dialektischer Widerspruch und Erkenntnislogik. - Deutscher Verlag der Wissenschaften, Berlin, 1973, 440 pp., M. 22,-. |
Polten, Eric P. - Critique of the psychophysical identity theory. - Mouton, The Hague / Paris, 1973, 290 pp., f 34,-. |
| |
John Lyons
Noam Chomsky
Meulenhof, Amsterdam, 1973, 89 pp., f 12,50.
J.P.B. Allen en Paul Buren Chomsky Over Taal
(Aula) Spectrum, Utrecht/Antwerpen, 1973, 218 pp., f 6,50, BF. 106.
Deze twee boekjes samen geven een helder inzicht in de opvattingen van de modedenker van dit ogenblik Noam Chomsky. Het eerste geeft vooral ook de ontwikkeling van zijn denken weer, het tweede geeft een totaal overzicht, hoofdzakelijk bestaande uit geselecteerde geschriften van de grote man zelf. Nu Lyons stelt dat Chomsky niet meer helemaal achter zijn eerste opvattingen staat en Allen en Van Buren artikelen uit verschillende perioden door elkaar heen gebruiken, moet men wel enige voorzichtigheid bij de interpretatie betrachten. Dit te meer nu van beide werkjes wordt gesteld dat Chomsky het manuscript doorgelezen heeft. Men kan echter de hoofdlijnen van de leer er uit op maken. Chomsky wil een systeem ontwerpen waarmee alle zinnen van een taal beschreven kunnen worden en niet meer. Een taal en niet de taal. Wat taal nu precies is, maakt hij op uit de intuïtieve aanvaarding van een zin door de gemiddelde taalgebruiker. Accepteert die de zin, dan is hij grammaticaal juist. Hier zit al een eerste zwakheid van de theorie: de zin ‘paarden zonder haver vis zonder gelei bloemen zonder honing o wat zijn we blij’ geuit tegen de bestuurder van lijn 1, brengt mij met de ggd in aanraking, terwijl ze het in een surrealistische gedichtenbundel prima zou doen. Hieruit blijkt al een belangrijke zwakheid van deze leer. De fonologie wordt behandeld als een op zich zelf staand verschijnsel. Taal gaat altijd gepaard met mimiek, stembuiging, cursivering, etc..
Buitendien geeft Chomsky alleen een beschrijving van de taal zoals ze is en houdt hij geen rekening met veranderingen in de grammatica, in zijn systeem zouden die zelfs niet plaats kunnen vinden. Toch worden we geconfronteerd met verdwijning van dualis en futurum, zwak worden van werkwoordsvormen en vele andere grammatica-veranderingen. Voor de beschrijving van een levende taal zijn die essentieel.
Chomsky kan ook wel aantonen dat een zin als ‘Hij viel in het grote bed’ kan worden gevormd, maar niet dat deze zin een totaal andere betekenis heeft in het verhaal over een vermoeide reiziger in een dorpsherberg en in een roman over een alcoholische aspergekweker.
In het kader van de psychologie wordt het mentalisme bepleit in strijd met het behaviourisme, in de filosofie het rationalisme in strijd met het empirisme. We laten in het midden dat de laatste strijd eigenlijk sinds Kant tot een goed einde was gekomen en totaal overbodig in de twintiger jaren van deze eeuw door Angelsaksische denkers uit de mottenballen is gehaald. Erger is eigenlijk de pretentie dat het rationalisme hier op empirische gronden is bewezen. Men meent namelijk zijn stellingen op het gebied van deze twee wetenschappen te bewijzen uit het feit dat alle talen zekere overeenkomsten hebben. Nu moet er eerst worden vastgesteld dat Chomsky c.s. bij benadering niet alle talen hebben onderzocht. Veel belangrijker is, dat men ook zonder onderzoek wel kon zeggen dat er overeenkomsten tussen alle talen moeten bestaan. Immers alle zinnen zijn mededelingen van iemand aan iemand van iets over iets. Dat geldt ook voor een vraag waarin ik mededeling doe van mijn verlangen dat er iets gebeurt of van mijn verlangen ergens kennis van te nemen. Ook voor het bevel, dat een mededeling inhoudt van een door machtsmiddelen geschraagd verlangen. Steeds wordt iets van iets meegedeeld, geformaliseerd tot Fx. Het is de taak van de logica de hieruit voortvloeiende universele grammatica uit te werken en te ontdekken. Men kan deze namelijk alleen ontdekken indien men doordringt tot het wezen van de taal. Dat wezen is niet alleen de vorm, zoals Chomsky schijnt te denken, maar ze wordt bepaald door de functie van de taal. Die functie is in de eerste plaats communicatiemiddel.
C.J. Boschheurne
| |
| |
| |
Theologie
Rad, Gerhard von - Gesammelte Studien zum Alten Testament II. - Chr. Kaiser Verlag, München, 1973, 328 pp., DM. 24,-. |
Verburg, Dr. J. - Adam. - H. Veerman & Zn, Wageningen, 1973, 289 pp., f 17,50. |
| |
Hans Uis von Balthasar
Die Wahrheit ist symphonisch. Aspekte des christlichen Pluralismus
Johannes Verlag, Einsiedeln, 1972, 165 pp., DM. 9,50.
Geen mens zal willen ontkennen dat het probleem der pluriformiteit er een is waarmee de Kerk in hoge mate heeft te maken. Hoe omvattend is de ene waarheid van de ene Heer in de ene Kerk, luidt de theologische vraag bij de gewone vraag of alles kan en mag. Het uitgangspunt van de bekende theoloog en schrijver is de situatie waarin men ongeduldig rukt aan de tralies die een ogenschijnlijke uniformiteit en eenheid met zich mee brengen en waar men zich bevrijd voelt in een vrije opstelling ten opzichte van een bindende, niet meer als boeiend genoeg ondervonden hiërarchische kerk. Wil men werkelijk een symfonie en samenklank, die aan de waarheid eigen is, of eist men een unisono-uitvoering op, als een naar zich toe trekken van een onfeilbaarheid, die ontroofd wordt aan die plaats waar de eenheid met Christus, de Heer der Kerk, gegarandeerd is? Het eerste deel van dit boekje bevat een behandeling van het theoloigsche pluralisme, dat in een tweede gedeelte geillustreerd wordt aan de hand van concrete uitwerkingen met betrekking tot kerk en wereld, geloven en handelen, vreugde en kruis, ambt en leven. De achtergrondsmelodie in dit boek is de opvatting van de schrijver dat er geen instantie is die bestaat in een ideale kerk, waarbij men in beroep kan gaan als men zich aan de concrete historische kerk en haar structuren ergert. Een partiële identificatie is een halve waarheid, waar de gehele waarheid niet aanvaard wordt. Of de teneur van dit werk een lievelingsmelodie is voor degenen die een eerste viool willen spelen, blijft te bezien. Ook al kan men een minder gezwollen stijl en een doorzichtiger uiteenzetting van de inhoud wensen, de toon die uit deze studie spreekt - en die toch de muziek maakt - is van dien aard dat men de gedachten van de schrijver ter overdenking én overweging van harte kan aanbevelen.
G. Wilkens
| |
Karl Rahner, Hrsg.
Herders Theologisches Taschenlexikon
in acht Bänden.
Herder, Freiburg/Basel/Wien, 1972/73, ± 400 pp. p. dl., compleet DM. 98,-.
Dit ‘Taschenlexikon’ is samengesteld uit materiaal dat reeds aanwezig was in uitgaven die al vroeger verschenen waren, ‘Lexikon für Theologie und Kirche’ en ‘Sacramentum mundi’. Bij vergelijking is mij gebleken, dat vooral uit het laatste lexikon geput is. Dit heeft twee onmiskenbare voordelen: ‘Sacramentum mundi’ is het meest actueel, en men heeft nu dit voortreffelijk lexikon tegen een beslist kleine prijs. Praktisch is, dat literatuur-opgaven aan het eind van het 8e deel zijn toegevoegd; daardoor blijft de mogelijkheid open ze in heruitgaven gemakkelijk aan te vullen. Aanbevolen; ook al zal men zich moeten instellen op een echt ‘Theologisches Lexikon’.
S. Trooster
| |
Bo Reicke
Die zehn Worte in Geschichte und Gegenwart
(Beiträge zur Geschichte der biblischen Exegese) J.C.B. Mohr (Paul Siebeck) Tübingen 1973, 73 pp., DM. 19,50.
De onderhavige studie is geschreven naar aanleiding van een kerkhistorische vraag. Die vraag luidt: waarom verdelen enerzijds de Latijnse en Lutherse, anderzijds de Griekse en Gereformeerde katechismussen en ten derde de Joodse leerboeken de twee Sinai-tafels met de ‘Tien Woorden’ ofwel in drie plus zeven geboden op, ofwel in vier plus zes geboden ofwel in vijf plus vijf geboden? De tweede kwestie die in dit boekje wordt onderzocht is: waarom dragen de Tien Woorden in de verschillende groepen steeds andere tellingen? Zo is bijv. het gebod tegen onkuisheid in de katholieke kerk het 6e gebod, maar in de Gereformeerde Kerken en het Jodendom het 7e.
In het eerste hoofdstuk geeft de auteur uiterst beknopt de huidige tekst weer in een zo letterlijk mogelijke vertaling, met daarbij een zeer overzichtelijk schema van de diverse tellingen. Het tweede hoofdstuk - dat zeer uitgebreid is - biedt zeer veel historisch materiaal: citaten uit de Kerkvaders, samenvattingen van zeer oude katechismussen (waaronder alle beroemde) en enkele Joodse bronnen. Het derde hoofdstuk besluit met een overzicht van de Tien Woorden, zoals ze in het Nieuwe Testament worden geciteerd en gehanteerd. Het werkje bezit een bijbelplaatsen- en een namenregister.
Panc Beentjes
| |
| |
| |
Godsdienst
Enomiya Lassalle, H.M. - Meditatie en godservaring. - (Spiritualiteit) B. Gottmer, Nijmegen, 1973, 95 pp., f 9,-. |
Holl, A. - De laatste vraag. Wat komt er na de dood? - Ambo, Bilthoven, 1973, 230 pp., f 14,50. |
Korherr, Edgar Josef u. Gottfried Hierzenberger, Hrs. - Praktisches Wörterbuch der Religionspädagogik und Katechetik. - Herder, Wien, Freiburg, Basel, 1973, 1115 pp., DM. 49,-, öS 294, na 1.1.1974: DM. 54,-, ÖS. 324. |
Leitner, Rupert u. Ludwig Wuchse - Neue Wege des Religionsunterrichts, 1/2 Schuljahr. Elternhilfe. - Herder, Wien, 1973, 65 pp., DM. 7,20, öS. 45. |
Penning de Vries, Dr. P. - Geestelijk leven vandaag. - B. Gottmer, Nijmegen, 287 pp., f 20,-. |
Pokrandt, Anneliese - Elementarbibel I. Geschichten von Abraham, Isaak und Jakob. - Kösel Verlag, München / Ernst Kaufmann, Lahr, 1973, 88 pp.. |
Sudbrack, Josef - Meditatie in theorie en praktijk. - (Spiritualiteit) B. Gottmer, Nijmegen, 1973, 180 pp., f 17,50. |
| |
Ter Herkenning
Tijdschrift voor christenen en joden
1e jaargang, 1973, nummer 2 en 3
Het tweede nummer van Ter Herkenning (zie Streven, augustus 1973, pp. 1144-1145) is verschenen bij de viering van het 25-jarig bestaan van de Staat Israël. Deze aflevering mag dan ook niet gezien worden als een weergave van een gezamenlijk standpunt of van het toekomstig karakter van het blad, maar eerder als enkele uitingen in een forum, waarin niet ieder voldoende aan bod komt.
Over de toch altijd weer delicate kwestie van de stichting van de Staat Israël schrijft prof. M. Boertien. Hij plaatst enkele kanttekeningen bij de Onafhankelijkheidsverklaring van 14 mei 1948. Zijn bijdrage is de moeite van het lezen waard. Prof. H. Berkhof mijmert over Israël aan de hand van de geschiedenis van de Wereldraad van Kerken. A.C. Ramselaar bespreekt onder de titel ‘Israël, licht der volken’ het verschijnsel dat dit land zich niet op eigen erf heeft teruggetrokken, maar een teken is voor de wereld; een beslissend uur voor de mensheid heeft geslagen.
Het derde nummer (juli 1973) biedt een mijns inziens goed artikel over de Frans-joodse wijsgeer Henri Bergson: Mystiek en profetisme bij Bergson. Hoewel de auteur, emeritus-hoogleraar L. van Holk, tot de conclusie komt dat Bergson wel een uiterst summiere en ontoereikende beschouwing over profetisme en mystiek geeft, is het artikel in zijn geheel uiterst waardevol. De Leuvense hoogleraar L. Dequeker plaatst, zoals hij het zelf noemt, kanttekeningen bij een opstel van Lucas Grollenberg: ‘Was Jezus een schriftgeleerde?’, een artikel dat verschenen is in Tijdschrift voor Theologie, 1973, pp. 3-199. Het lijken mij meer dan kanttekeningen, al zegt de auteur uitdrukkelijk dat het niet de bedoeling van zijn artikel is over dit onderwerp een polemiek te beginnen. Het zou uiterst onjuist zijn op deze plaats een uittreksel van Grollenbergs artikel te geven. Wel moet ons van het hart dat de opmerking: ‘Jezus hoefde de Schrift ook niet te kennen, want hij handelde vanuit zijn Godservaring’ een wel wat simplistisch katholiek standpunt van Grollenberg weerspiegelt. Mijns inziens trekt Dequeker terecht van leer; als hij Grollenbergs artikel goed heeft samengevat, zijn er inderdaad veel vragen bij diens opstel te plaatsen, m.n. bij Grollenbergs vooronderstellingen. Naast het zelf bestuderen van Grollenbergs artikel raad ik iedereen aan tenminste de laatste alinea van Dequekers bijdrage te lezen. Hij is te lang om hier geciteerd te worden; hij moet iedereen aan het denken zetten.
Panc Beentjes
| |
Emiel Jozef De Smedt, Emmy Vorlat, e.a.
Ik zie het zo.
Getuigenissen over geloof en godsdienst
Lannoo, Tielt - Utrecht, 1973, 272 pp., BF. 198.
In dit prachtig boek zijn meer dan 40 getuigenissen opgenomen die in de loop van 1972 door de Rooms-Katholieke Godsdienstige uitzendingen de ether werden ingezonden. Aanleiding daartoe was, aldus Paul De Haes, voorzitter der KRTC commissie, de kloof die men constateert tussen geloof en leven. De vraag welke aan tientallen van mensen gesteld was, luidde ‘Wat betekent geloof voor U?’ en daar zat achter ‘Zijn wij echt teken voor anderen, niet voor iets maar van Iemand?’ Slechts een op de tien aangeschrevenen heeft geantwoord: er zijn mannen en vrouwen, priesters en religieuzen, zelfs een bisschop bij. Enigen onder hen zijn de recensent zeer goed bekend, anderen heeft hij hier voor het eerst beluisterd, allen hebben vrijmoedig hun visie
| |
| |
gegeven, zij het niet steeds met de ontwapenende openheid van bisschop De Smedt van Brugge of met de ridderlijke openhartigheid van Piet Fransen. Wij denken aan een uitspraak van Karl Rahner: ‘de vroomheid van morgen zal er een zijn van Godservaring of zij zal niet zijn’. Daaraan beantwoordt deze bundel en dat stemt tot dankbaarheid jegens allen die met hun woorden in deze tijd hebben gereageerd op de vraag die Christus eens aan Petrus stelde: Wie zegt Gij dat Ik ben.
S. De Smet
| |
C.J. de Vogel
Aan de katholieken van Nederland, aan allen
Dekker & v.d. Vegt, Nijmegen, 1973, 114 pp., f 9,50.
In de afgelopen maanden heeft dit boekje, ‘geschreven omdat ik het niet meer verantwoord acht te zwijgen’, vele reacties teweeg gebracht, die aanduiden hoezeer de onderliggende bezorgdheid van schrijfster terecht is.
Nog voordat men nl. erop in kan gaan of schr. gelijk heeft of niet, blijkt uit de toon dei reacties hoezeer in Nederland het denken over godsdienst gepolariseerd is en emotioneel geladen, zodat men allereerst de mede- of tegenstandster ontdekt en dreigt blind te worden voor de gegeven argumenten. Dat men zich dan soms zo kan vergeten dat men in zijn geraaktheid de schr. ‘ondeskundigheid’ verwijt, of spreekt van ‘mentale milieuverontreiniging’, doet de recensenten geen goed.
Over de juistheid van publikatie van deze dingen zou men kunnen twisten. Dat hangt af van de contacten met de betrokken personen en hun reacties op persoonlijke benadering. Vast staat, dat Prof. de Vogel heeft gemeend niet langer te mogen zwijgen.
En wanneer men dit boekje meermalen leest met aandacht voor datgene wat erin behandeld wordt en niet op de eerste plaats voor de personen die men aangevallen kan wanen, dan is het resultaat, althans bij mij, een gevoel van droefheid. Droefheid omdat iemand van deze kwaliteiten het noodzakelijk acht op deze punten (fundamenta ecclesia, onderscheid tussen geloof en wijsbegeerte, eucharistie, priesteropleiding, etc.) duidelijk te spreken, omzat zij hierover geen antwoord heeft gekregen, waar zij meent recht te hebben - voor zichzelf en haar medegelovigen - op een duidelijk woord.
Als we eerlijk zijn, zullen we namelijk moeten toegeven, dat op al deze punten op het ogenblik de wegen in Nederland uiteenlopen en dat er van wezenlijk begrip van of voor elkaars standpunt geen of nauwelijks sprake is. Dat schr. op deze punten ingaat, niet met kreten maar met argumenten vanuit haar kennis en haar geloof, maakt m.i. duidelijk dat alle betrokken partijen - en daar bedoel ik beslist niet mee de schrijfster en haar directe ‘tegenstanders’, maar allen die verantwoordelijkheid dragen voor pastoraal en priesteropleiding in ons land - deze zaken eens serieus zouden moeten kunnen doorpraten zonder directe gevoeligheid voor competenties e.d. of persoonlijke gekrenktheid.
Het lijkt me namelijk gewoon niet aan de realiteit te beantwoorden als we net doen of er op de punten die schrijfster aanhaalt, eenstemmigheid zou heersen of zelfs een duidelijk zien waar het heen moet.
Daarom lijkt me dit boekje - hoe men verder ook over de opportuniteit van de gekozen vorm moge denken - in wezen een ernstige oproep tot gewetensonderzoek en serieuze besprekingen. Indien men op dit laatste zou tegenwerpen dat die al gehouden worden, mag ik met schr. opmerken dat ‘men’ daarvan toch wel erg weinig verneemt, hetgeen beslist niet tot voordeel van de ‘gelovigen’ strekt.
G.J. Adriaansen S.J.
| |
Helmut Gollwitzer
De konsekwenties van het kerstfeest
Ten Have, Baarn, 1972, 80 pp., f 7,90, BF. 127.
Nederlandse vertaling van het reeds eerder besproken Duitse origineel Erfahrungen mit Weihnachten (Streven, febr. 1973, p. 508). Zoals toen al gezegd: eenvoudige, goed geformuleerde kerstpreken, maar die weinig zichtbaar maken van de ontwikkeling in het denken van deze toch belangrijke theoloog.
S. Trooster
| |
Dr. J. Bulckens, e.a.
Aanzetten voor een schoolcatechetische didactiek
Patmos, Antwerpen/Utrecht, 1972, 188 pp., BF. 195.
Sedert enkele jaren is er aan de katholieke universiteit van Leuven een toenemende interesse waar te nemen voor het katechese-onderwijs. Naar aanleiding van vooral Duitse, Nederlandse en Belgische publikaties probeert men ‘de katecheet te velde’ van achtergrondinformatie (theorie) en handreiking (praktijk) te voorzien. Boven- | |
| |
staand boek is daar een voorbeeld van; het is een verslag van een conferentie in 1971, waar een zestal auteurs een totaal van acht onderwerpen behandelt. Hoewel dit nergens uitdrukkelijk wordt vermeld valt het boek m.i. uiteen in een theoretisch en een praktisch gedeelte.
Het theoretisch deel spreekt over de empirische wending die de schoolcatechese heeft moeten doormaken. De school mag geen verkapt kerkje zijn: ‘zelfs de meest christelijke school is geen pastoraal instituut’ (p. 57). Men constateert een groter realisme in de schoolcatechese: ‘wij mogen het klaslokaal niet verwarren met een liturgische ruimte, een les niet met een homilie, een lessenaar niet met een preekstoel’ (p. 13). In een catecheseles kan nl. iets geléérd worden: het áchter de dingen kijken, het leren zien van een diepere dimensie in ons leven. Dit komt uitvoerig aan de orde in het gedeelte: leerdoelstellingen van het (godsdienst)onderwijs. Daar wordt gesproken over onderwijsstrategie, inhoud van de les, verschillende manieren van informatie enz..
Het deel dat ik meer praktisch zou willen noemen, begint met een opstel over groepswerk. Talrijk zijn de zeer waardevolle suggesties over bijv. samenstelling van groepen, begeleiden van groepen, bundelen van activiteiten. Een verslag van een catechetisch proces Iaat zien hoe men te werk kan gaan. Het werk besluit met een tweetal bijdragen, getiteld: de schoolcatecheet geconfronteerd met zichzelf; en: Kan, mag en durft de schoolcatecheet waarachtig te zijn?
Wanneer men alle opstellen bekijkt, wordt er veel en goed materiaal aangeboden. Menig katecheet zal beschrijvingen herkennen als waren ze in zijn situatie geschreven. Dat is het plezierige van dit boek: men herkent. Wie dit boek zou willen aanschaffen om ‘antwoord op alle vragen’ te krijgen, kan het beter niet kopen. Met die opzet is dit goede boek ook niet samengesteld.
Panc Beentjes
| |
J.M. Landay
Archeologie in het land van de Bijbel
Fibula - Van Dishoeck, Bussum, 1972, 268 pp., f 39,50.
De archeologische belangstelling voor het land Israël is van vrij recente datum. Pas rond 1900 werden de eerste wankele schreden op dit pad gezet. Het is daarom begrijpelijk dat er nog steeds uiterst waardevolle opgravingen worden verricht. Archeologie is eigenlijk steeds een spannend avontuur. Ook dit magnifieke boek van Landay - ‘dat eerder voor de leek dan voor de vakman is geschreven’ (p. 12) - biedt een boeiend, soms spannend overzicht van de geschiedenis der belangrijkste opgravingen; er wordt beschreven hoe ze werden verricht en door wie, tegen de achtergrond van de geschiedenis, waardoor de betekenis van de vondsten begrijpelijk wordt. De boeiende en zeer leesbare tekst is doorweven met vele unieke foto's. Een chronologisch overzicht en een register maken er bovendien een hanteerbaar naslagwerk van. Ik heb in het gehele boek slechts één fout ontdekt; wellicht kunnen in een volgende druk de woorden Chabiroe (p. 91 v.) en Habiroe (p. 126 v.) met elkaar in overeenstemming gebracht worden.
Het boek is niet alleen van belang voor bijbellezers, maar tevens voor geïnteresseerden in archeologie, geschiedenis en cultuur van Israël. Voor ieders bibliotheek is het een waardevol en prachtig bezit. Kortom: een indrukwekkende uitgave.
Panc Beentjes
| |
W.C. Verstoep
Praten met bijbelteksten
(Bijbelwerkboekje nr. 2), Nederlands Bijbelgenootschap, Amsterdam-Haarlem, 1972, 32 pp., f 2,50.
Zoals de titel en het onderschrift reeds aangeven, betreft het een boekje dat geschikt wordt geacht om er in bijbelkringen en discussiegroepen mee te werken. En inderdaad, het boekje is niet alleen om in te lezen, na lezing moet men zelf aan het werk. In elk van de 4 hoofdstukjes komt telkens één vers aan de orde (resp. Ef. 6: 4. Luc. 21: 9, I Sam. 16: 7b, Luc. 2: 14). Omdat het stuk voor stuk moeilijke verzen zijn, worden alle beschikbare vertalingen van dit vers in de linkerpagina afgedrukt. Met deze Nederlandse en buitenlandse vertalingen enerzijds en het aangeboden commentaar anderzijds moet de lezer zelf tot een eigen standpuntbepaling t.a.v. het besproken vers komen.
Een mogelijk nadeel van deze werkmethode is, dat er steeds één enkel vers wordt besproken; m.a.w. het gevaar is groot dat men zo'n moeilijk vers gaat isoleren uit de samenhang waarin het is opgenomen. Men moet zich bij deze werkwijze ervan bewust zijn dat een vers altijd deel uitmaakt van een groter geheel. Het bestuderen van dat grotere geheel kan soms heel wat moeilijkheden bij voorbaat oplossen.
Panc Beentjes
| |
| |
| |
WOORD-keus
Bloemlezing uit de bijbel
Tjeenk Willink - Noorduijn, Culemborg, 1972, 373 pp..
‘Deze bloemlezing is een editie die speciaal is uitgegeven voor het onderwijs; hij is eenvoudiger en dus ook goedkoper’. Deze woorden uit de inleiding van het boek zijn nogal onbegrijpelijk. Wat is het geval? De bundel WOORD-keuze verschilt nagenoeg niets van een andere uitgave, Minder uit Meer (besproken in Streven, 1973, p. 1143). Het is dus geen uitgave die speciáál voor het onderwijs bestemd is, want het bevat exact dezelfde bijbelgedeelten, kaarten en registers; ja zelfs de paginering loopt volkomen parallel. Het enige echte verschil tussen beide uitgaven is de kaft (WOORD-keus heeft een slappe kaft) en de foto's, die alleen in Minder uit Meer te vinden zijn. Maar wanneer deze twee verschillen het begrip onderwijsuitgave moeten dragen is het wel erg zwak. Een ieder die Minder uit Meer zou willen aanschaffen, raad ik aan WOORD-keus te kopen, aangezien dit laatste aanzienlijk goedkoper is en (wat de tekst betreft) in niets verschilt van Minder uit Meer. Het komt mij voor dat de uitgever op deze wijze zijn luxe-uitgave Minder uit Meer de das heeft omgedaan.
Panc Beentjes
| |
Johannes Bours
Wo bist du, Gott?
Meditationen zu Worten des Propheten Isaias im Lichte des Neuen Testaments
Patmos Verlag, Düsseldorf, 19713, 144 pp., DM. 12,80.
De bedoeling van de schrijver, geestelijk leidsman aan het Priesterseminar van het bisdom Münster, is teksten uit de profeet Jesaja in het geheel van de Openbaring te plaatsen en binnen het bereik te brengen van een persoonlijke aandacht voor God. Zo worden telkens, onder verschillende opzichten, teksten uit Jesaja tezamen met die uit het Nieuwe Testament naast elkaar gezet, hun samenhang in een niet al te uitbundig commentaar aangegeven, waarbij de strekking niet is een wetenschappelijke uitwerking, maar een persoonlijke verwerking van het woord Gods. Het boekje heeft de kwaliteiten van een goed meditatieboek: genoeg distantie en soberheid om de bidder alleen te laten met zichzelf en de tekst van de H. Schrift en toch zo geschreven dat de woorden van de Openbaring de mens niet koud hoeven te laten.
Dat een derde druk in drie jaar nodig was, is dan nog een verdere, overtollige aanbeveling.
G. Wilkens
| |
Ökumenische Übersetzung der Bibel Die Psalmen
Katholische Bibelanstalt / Würtembergische Bibelanstalt, Stuttgart, 1971, 146 pp., DM. 3,60.
Wil de oecumenische bijbelvertaling in Nederland nog steeds niet erg vlotten, in Duitsland gaat het veel beter, getuige de vertaling van het boek der psalmen. Men is uitgegaan van de Hebreeuwse grondtekst, maar wil ook een vertaling brengen die verstaanbaar is voor de hedendaagse mens. Bovendien heeft men aan de vertaling de eis gesteld dat zij in de kerkdiensten gezamenlijk gebeden of gezongen kan worden. De tekst is dan ook ritmisch, en als zodanig bruikbaar. Maar het meest opvallende aan het boekje is zijn kantlijn. Men heeft de marge namelijk benut om verwijzingen op te nemen naar gelijkluidende en/of aanvullende passages Zo is deze oecumenische vertaling tevens een soort concordantisch woordenboekje vanuit de psalmen naar de andere bijbelboeken. Wie de moeite zou nemen bij elke psalm alle verwijzingen in een bijbel na te slaan, zou dan mét de lezing van de psalmen zijn hele bijbel weer eens gelezen hebben. Het boek der psalmen blijkt dan uiterst ‘bijbels’ te zijn.
Panc Beentjes
| |
Ives Raguin
Wege der Kontemplation in der Begegnung mit China
(Beten heute), Johannes Verlag, Einsiedeln, 1972, 156 pp., DM.14,-.
De schrijver, Frans jezuiet op Taiwan, wil met dit oorspronkelijk Frans geschrift, vertaald en van een aanbeveling en voorwoord voorzien door de bekende theoloog Hans Urs von Balthasar, niet aan een modieuze smaak voldoen. Als hij dat had gewild, dan had hij, naar zijn eigen zeggen, het doe! van dit boek voorbijgeschoten: vanuit de mens hier op aarde de weg te wijzen naar God. De schrijver maakt het inderdaad de mens die zich binnen de wereld begrenst alsook die zich grenzenloos verwijdt tot de kosmos, niet gemakkelijk. Wie zou zomaar, zonder naïef te zijn of gewild provocerend, schrijven dat bij verwaarlozing van de relatie met God alle andere relaties verkommeren, ja zelfs dat de tussenmenselijke relatie zelf verwoest wordt? Een dergelijke opvatting geeft de kwaliteit van de door schrijver getoonde gebedswegen aan, die
| |
| |
overigens in die mate begaanbaar zijn als Christus de Weg vormt.
De helderheid en eenvoud van taal, niet geschaad door de altijd wat zwaardere accenten van de Duitse vertaling, de kennis van zaken van de christelijke vroomheid en mystiek, alsook de feeling voor spiritualiteit, laten het geestelijk leven in al zijn aantrekkingskracht zien.
Een voorbeeld van een theologische reflexie die de ervaring niet overslaat of ervoor blijft staan, maar deze verwoordt in een taal en begrippen die de wegen naar God noch onverstaanbaar noch oninvoelbaar te maken.
G. Wilkens
| |
Karl Lehmann und Karl Rahner (Hrsg.)
Marsch ins Getto?
Der Weg der Katholiken in der Bundesrepublik
(Doppelpunkt), Kösel-Verlag, München, 1973, 144 pp., DM. 12,-.
| |
Karl Rahner
Strukturwandel der Kirche als Aufgabe und Chance
(Herderbücherei), Herder, Freiburg-Basel-Wien 19722, 144 pp., DM. 3,90.
In het januari-nummer 1972 van Stimmen der Zeit had K. Rahner zijn teleurstelling over het verdwijnen van het duitse weekblad Publik geuit in een korte beschouwing, waarin hij dit verlies brandmerkte als een van de symptomen van een ‘Marsch ins Getto’, in de Duitse kerk gaande. Bedoeld was: een zich terugtrekken in de veilige geslotenheid van een uniforme geloofsleer en geloofsbeleving, die echter de hedendaagse ontwikkeling stagneerde. Reacties zijn niet uitgebleven en deze hebben ertoe geleid een aantal deskundigen van verschillende richting om hun mening te vragen. Deze zijn nu uitgegeven in het boek Marsch ins Getto. Gelukkig beperken de diverse schrijvers zich niet tot adhaesie of afkeuring alleen: ze trachten ook oorzaken aan te wijzen en voorstellen te formuleren om uit de door Rahner aangeduide impasse te geraken. Een en ander is ook voor ons bijzonder lezenswaardige lektuur, omdat ook onder ons dit probleem zeer acuut is. Eén suggestie wil ik U niet onthouden, omdat zij van groot belang lijkt: Hanna-Renate Laurien, staatssecretaris in het Kultusministrie van Rheinland-Pfaltz, maakt erop attent dat men veel te veel verwaarloosd heeft de gelovigen voor te lichten en duidelijk te maken waarom bepaalde veranderingen noodzakelijk waren. Om het ook voor onze Nederlandse situatie even concreet te maken: herhaaldelijk ontmoet je mensen die agressief staan tegenover de wijzigingen in de liturgische kalender, maar niet weten dat deze door ‘Rome’ is vastgesteld; nog steeds worden deze in de schoenen van Nederlandse ‘nieuwlichters’ geschoven. En zo is er nog heel wat meer onwetendheid t.a.v. vernieuwingen in ons kerkelijk leven. Ook een komische noot ontbreekt niet aan dit boek: de Augsburgse pastoraaltheoloog Karl Foster herinnert eraan, dat K. Rahner indertijd (Schriften zur Theologie VI, 1965) gepleit heeft voor kleine
‘diaspora’-gemeenten van bewust uit het geloof levende christenen, die als ‘kleine kudde’ de Kerk van Jezus Christus zouden moeten tegenwoordigstellen in de wereld. Waarom - aldus Foster - betitelt hij nu ineens een dergelijke tendens als ‘Marsch ins Getto’? Rahner heeft de bui vermoedelijk zien aankomen en even tevoren zijn boekje Strukturwandel der Kirche uitgegeven. Goed, zijn bedoeling gaat verder: hij wil voorkomen dat de Duitse ‘Synode’ zich gaat verliezen in de bespreking van een groot aantal details en zich niet allereerst bezig houdt met de vraag naar een fundamentele conceptie van Kerk-zijn nu en morgen. Maar grappig is toch wel, dat hij uitdrukkelijk uitlegt wat hij bedoelt met Kerk als ‘kleine kudde’ die zich terugtrekt op verouderde stellingen en daarbij ‘zonder het te willen toegeven, geen bezwaar ziet in het feit dat grote massa's onrustig zoekende mensen uit de Kerk treden, omdat daar dan weer rust en orde kunnen terugkeren en alles in de Kerk weer als vroeger wordt’ (p. 33). Rahner durft nogal wat te zeggen in dit boekje! ‘Wee de herders, die door hun formele en te respecteren autoriteit de verwerkelijking van een nu voor de Kerk belangrijke opgave verhinderen’ (p. 45). Wel nuanceert hij dergelijke opmerkingen steeds weer: ‘Uiteraard kan het zo zijn, dat... de voltrekking van een dergeijlk “wee” aan God en de toekomstige geschiedenis van de Kerk moet worden overgelaten’. Het boekje is in drie delen ingedeeld: Waar staan wij? Wat moeten wij doen? Hoe kan een Kerk der toekomst gedacht worden? Al bij al een bijzonder lezenswaardig boekje, dat ook ons Nederlandse katholieken aan het denken moet zetten. Jammer, dat Rahner altijd moeilijk te lezen valt vanwege zijn soms ingewikkelde stijl. Dit geldt veel minder voor het eerst besproken boek. Maar beide horen bij elkaar, en kunnen een ‘genade’
betekenen voor een Kerk, ‘waarin vandaag de dag het gevaar voor een onmenselijke en onchristelijke polarisering groot is’ (Rahner, p. 42).
S. Trooster
| |
| |
| |
Literatuur
Andres, Stefan - Die grosze Lüge. - Piper Verlag, München, 1973, 104 pp., DM. 14,80. |
Buchheim, Lothar-Günther - Das Boot. - Piper Verlag, München, 1973, 603 pp., DM. 29,80. |
Eggers, Hans - Deutsche Sprache im 20. Jahrhundert. - Piper Verlag, München, 1973, 144 pp., DM. 8,-. |
Handke, Peter - De korte brief bij het lange afscheid. - Bruna, Utrecht/Antwerpen, 1973, 156 pp., BF. 190. |
Heeresma, Inc. - Hallo Hallo... bent u daar, Plotsky? - Bruna, Utrecht / Antwerpen, 1973, 176 pp., BF. 180. |
Hollander, Wil den - Boerin in Frankrijk. - Kosmos, Amsterdam/Antwerpen, 1973, 489 pp., f 17,90. |
Internationale Bibliographie zur Geschichte der deutschen Literatur. II, 2. - Volk und Wissen, Berlin, 1972, 1126 pp., M. 68,-. |
Iskander, Fasil - Das Sternbild des Ziegentur. - Piper Verlag, München, 1973, 135 pp., DM. 8,-. |
Mayer, Hans - Vereinzelt Niederschläge. - Neske, Pfullingen, 1973, 269 pp., DM. 28,-. |
Reid, James, H. - Heinrich Böll. - Wolff, London, 1973, 95 pp., £ 1,25. |
Schaefer, Oda - Der grüne Ton. Späte und frühe Gedichte. - Piper Verlag, München, 1973, 104 pp., DM. 15,-. |
Stephan, Inge - Johann Gottfried Seume. - Metzler, Stuttgart, 1973, 300 pp., DM. 42,-. |
Vonnegut Jr., Kurt - Moeder Nacht. - Meulenhoff, Amsterdam, 1973, 204 pp., f 18,50. |
| |
Eliza Mc Cormack
Maak dat een ander wijs, Sophie
Kosmos, Amsterdam/Antwerpen, 1973, 167 pp., f 14,50.
Het kan niet anders of de schrijfster moet enigszins op de hoogte zijn van de Europese middeleeuwse literatuur. Het verhaal is namelijk een getrouwe kopie van een of andere hoofse geschiedenis.
Allerlei motieven uit zo'n roman: het motief van de overspelige liefde, de liefde tussen een vooraanstaande dame en een (jonge) ondergeschikte, de onverschillige echtgenoot die zich meer om andere zaken bekommert en tenslotte het bedrijven van (volmaakte) liefde in de natuur worden getransponeerd naar het 20e eeuwse Amerika in de jaren 1969-'70. Sophie, een vrouw van achteraan in de dertig, en haar echtgenoot, professor aan de Harvard-universiteit, groeien steeds verder uit elkaar door wederzijds onbegrip. Als er met haar twee kinderen ook geen communicatie meer mogelijk blijkt, is ze ten einde raad.
In deze gemoedstoestand ontmoet ze dan de 28-jarige neger Gabriël (waarschijnlijk moeten we deze naam symbolisch opvatten, omdat het hele boek doorspekt is met bijbelcitaten). Bij hem vindt ze de aandacht en het begrip die ze zo lang heeft moeten missen. Langzamerhand ontstaat er een liefdesrelatie die haar hoogtepunt vindt als ze voor de eerste keer in de vrije natuur samenzijn. Op slag verandert ze dan van een ongelukkige, maar trouwe in een gelukkige, maar ontrouwe echtgenote. Na verloop van tijd ziet ze echter het onmogelijke van deze verhouding in en verbreekt haar. De deus-ex-magina van het verhaal doet wat geforceerd aan. Als ze namelijk de avond na de breuk in een toestand van verdriet naar de tv. kijkt, hoort ze een priester de epiloog uitspreken. Door enkele woorden uit het boek De Prediker komt ze tot het besef dat voornamelijk zij schuld droeg aan de verwijdering tussen haar en haar man en dan volgt de verzoening.
Het omslag is geheel in stijl: een middeleeuws aandoend plaatje met de beide hoofdfiguren die zich in een locus-amoenusachtige omgeving bevinden (ook al een motief uit de hoofse romans).
Zowel qua vorm (de dagboekvorm) als inhoud is dit boek een ouderwetse roman. Ouderwets in de betekenis van ‘naar de oude trant’ en dus goed.
C. Free
| |
Walter Roland
Onder de zee liggen geen balken
W. Soethoudt, Antwerpen, 1973, 137 pp.. Walter Roland is kennelijk nog lang niet uitgeschreven over de verontmenselijkende krachten van oorlog en geweld en de ontreddering die zij aanrichten bij allen die het meemaken. Sober en strak van stijl valt ook deze roman op door zijn bijna klassieke compositie. Een man en een vrouw zoeken inzicht nu hun verloofde en vriend André bij een straatrefalle dood op het trottoir is achtergebleven. Omdat hij idealist was zoals zijn vriend wilde Pierre voor de goede zaak toch eerst de voltooiing van zijn rechtenstudies veilig stellen. Wellicht was zijn voorzichtigheid met het maquis oorzaak van André's ongeluk. Kristiane, eens het meisje van Pierre, in het boek de verloofde van de gevallen maquisard, wordt nog steeds door beiden buiten de zaak gehouden. Van de vele korte hoofdstukjes dragen
| |
| |
de ene als titel ‘Op de kamer van Pierre in Marseille’, de andere ‘Vertellen’. Zo worden de gedachten die beide overlevenden bekruipen, telkens weer door gedrongen relazen uit het verleden op gang gebracht. Hier is meer aanwezig dan zo maar een Love-Story waar de Algerijnse oorlog een bloedrode streeep heeft doorheen getrokken. Beter dan in zijn voorgaande romans, zo wil het ons voorkomen, slaagde W.R. erin enkele menselijke trekken te redden uit de molen van haat en geweld die kerels met het temperament van André zinloos zoeken te vermalen.
S. De Smet
| |
Johan Betzema
Spanningsvelden
Kosmos, Amsterdam, 1973, 144 pp., f 14,50. De eerste bundel van J. Betzema, Grens-passages, werd met zeer goede kritieken ontvangen. Ook in deze nieuwe bundel, bestaande uit zestien korte en twee lange verhalen, is het hem gelukt het hoge peil te handhaven.
In alle verhalen staan centraal: mens-natuur-heden, verleden en toekomst. Als deze motieven met elkaar in aanraking komen, ontstaan er spanningen die door Betzema boeiend en knap beschreven worden. Het visuele en meeslepende proza van Betzema roepen bij de lezer ook spanningen op, waardoor je ertoe komt om het boek in één ruk uit te lezen.
Mijn persoonlijke favorieten: de twee Ormandische verhalen, ‘Dorp aan de houtrivier’ en ‘De grottenjongen’, het fascinerende ‘Voortbestaan’ en het poëtische ‘De aanwijzing’. Aanbevolen!
C. Free
| |
Wolfgang Paulsen, Hrsg.
Revolte und Experiment.
Die Literatur der sechziger Jahre in Ost und West
Lothar Stiehm, Heidelberg, 1972, (Poesie und Wissenschaft XXXV), 234 pp., DM. 34,-.
Op het 5e Amherst-colloquium (1971) werd gepoogd heet van de naald een wetenschappelijk-houdbare synthese voor te leggen van wat de fundamentele aspecten van de Duitse literaire ontwikkeling tijdens de jaren '60 zijn geweest. Het resultaat is vrij heterogeen. Op zich boeiende analyses (over A. Schmidt en J. Bobrowski, over de exiel-roman en zijn doorwerking, over het revolutie- en ritueel-gegeven in het drama) blijven terloopse berichten en bieden geen methodische basis. Daarentegen zijn de referaten over de taal als skeptische dynamo van het literaire proces (O.F. Best), de veranderende functie van de literaire kritiek en het bewustzijn daarvan (P.U. Hohendahl) en de essentie van de politiserende lyriek (W. Hinderer) duidelijke momenten van een diepte-onderzoek dat nu reeds in staat blijkt wezenlijke factoren zowel van een voorbije toestand als van een onvermijdelijke ontwikkeling te formuleren. Ook het discussieverslag (H.G. Hermann) wijst de grote meningsverschillen onder de deelnemers aan, zonder dat dit nu kan leiden tot een omstandige verantwoording van de werktitel van deze bijeenkomst.
C. Tindemans
| |
Dr. H.M. Hermkens
Inleiding tot het zeventiende-eeuws
L.C.G. Malmberg, 's-Hertogenbosch, 1973, f 17,50.
Het eerste deel van dit boek bestaat un een overzicht van de theorieën van oude grammatici o.a. van Hooft, Spiegel, Leupenius, Van Heule en Ampzing. Tevens worden deze theorieën met elkaar vergeleken. In het tweede deel vinden we een aantal zeventiende-eeuwse teksten met verklarende noten. Hoewel door dr. Hermkens op de eerste plaats geschreven voor zijn studenten, toch warm aanbevolen voor ieder die zich interesseert voor onze taalkunde.
C. Free
| |
Ecrivains Anglais et Irlandais Recueil 1 (Littérature de notre temps)
En collaboration sous la direction de Bernard Cassen.
Casterman, Tournai - Paris, 1973. 264 pp., BF. 240.
De moderne letterkunde heeft diverse banden met de maatschappij. Vooral in Engeland blijkt dat om bijzondere historische redenen sinds het einde der vorige eeuw de intellectueel in de Society beschouwd werd als nauw verbonden met de heersende klasse. Vandaar de aanzienlijke invloed die de literatuur gedurende deze periode heeft uitgeoefend. Voor wie een tijdsperiode grondig wil leren kennen is de studie van de letterkundige werken onontbeerlijk. Vandaar de titel van deze serie ‘Littérature de notre temps’. Na de vijf reeds eerder verschenen bundels (waarvan 4 aan de Franse en 1 aan de Amerikaanse literaire produktie werden gewijd) verscheen thans een nieuwe bundel over Engelse Letterkunde. Korte verantwoorde synthetische essays bespreken de waardering en evaluatie van 61 auteurs en hun werk met een zorgvuldige gekozen bibliografie.
S. De Smet
| |
| |
| |
Film
Bazin, A. & E. Rohmer - Charlie Chaplin. - Cerf, Paris, 1972, 123 pp.. |
Bazin, A. - Orson Welles. - Cerf, Paris, 1972, 219 pp.. |
Mitry, Jean - Histoire du cinéma muet. 3. 1923-1930. - Edit. Universitaires, Paris, 1973, 630 pp.. |
Rieupeyrout, J.L. - La grande aventure du Western. - Cerf, Paris, 1971, 503 pp.. |
| |
W.C. Fields
Fields for President Dell, New York, 1972, 163 pp., geïll., $ 1,25.
Never give a Sucker an Even Break / Tillie and Gus Lorrimer, London, 1973, 124 pp., geïll., £ 1,50.
The Bank Dick Lorrimer, London, 1973, 88 pp., geïll., £ 1,50.
De jongste jaren wordt het komisch genie van W.C. Fields eindelijk herontdekt. Als vertolker, meestal ook co-auteur van het script (onder de meest waanzinnige deknamen) en auteur van de dialogen van een reeks onopvallende Amerikaanse films van tussen de twee wereldoorlogen, vertoonde hij een talent dat waarschijnlijk van een te zonderlinge combinatie was om buiten zijn tijdscontext gewaardeerd te kunnen worden. Zijn komisch genie situeert zich in de kern van de banaliteit. Hij vertolkt meestal de rol van een huisvader, kruidenier of kleine handelaar, met echtgenote en een paar kinderen: midden in deze oer-gewone omgeving heeft W.C. Fields de meest onconventionele gedraging die men zich kan indenken. Agressief, sadistisch, egocentrisch op een ziekelijke manier, hater van vrouwen en vooral kinderen, onmaatschappelijk, laf en pretentieus, en onmeedogenloos zelfkritisch: allemaal karakteristieken die men ook bij de Marx Brothers weervindt. Het feit dat die karakteristieken hier in één enkel personage geconcentreerd zijn en dat dat personage bovendien in een doodgewoon milieu evolueert (een grote aantrekkingskracht van de goede films waarin W.C. Fields optreedt is voor mij hun zacht-realistische vorm van Americana) geven aan de W.C. Fields-films een onvatbare dimensie: die van de waanzin. De verschillende voorliggende boeken, een door W.C. Fields zelf geschreven komisch pamflet en drie filmscripts, geven elk op hun manier een beeld van dit ongeëvenaard komisch talent dat wel eens belangrijker zou kunnen zijn dan Chaplin, Keaton of de Mack Sennett-prenten, van wie het de meest markante trekken heeft geadapteerd en aangevuld met een bijzonder rijk en verrassend eigen vocabularium.
Eric De Kuyper
Luis Bunuel The Exterminating Angel / Nazarin / Los Olvidados |
Lorrimer, Film Scripts, no. 35, London, 1972, 299 pp., geïll., £1,75. |
Pudowkin - Dovzkenko Mother-Earth Lorrimer, Film Scripts, no. 41, London, 1973, 102 pp., geïll., £ 1,25. |
Josef von Sternberg Morocco/ Shanghai Express Lorrimer, Film Scripts, no. 40, London, 1973, 136 pp., geïll., £ 1,50. |
Fritz Lang Metropolis Lorrimer, Film Scripts, no. 39, London, 1973, 130 pp., geïll., £ 1,25. |
Wajda |
| |
Ashes and Diamonds / A Generation / Kanal
Lorrimer, Film Scripts, no. 38, London, 1973, 239 pp., geïll., £ 1,75.
De belangrijkste aanwinst uit de reeks filmdraaiboeken is beslist Fritz Lang's Metropolis uit 1926. Waar een Caligari hopeloos verouderd is en slechts een rol speelt in de handboeken van filmgeschiedenis, is de film van Fritz Lang van een onthutsende actualiteit gebleven. Het is bovendien een zeer mooie film, en het was goed en nuttig dat - niettegenstaande het een stomme film is - er eens een draaiboek van gepubliceerd werd. Lorrimer heeft dat uitstekend gedaan, en heeft bovendien het interessante idee gehad het filmdraaiboek aan te vullen met citaten uit het boek van Thea von Harbou, waar het draaiboek (van Harbou en Lang zelf) op geïnspireerd is. Zo krijgt men een authentiek geurende literaire transcriptie van een zeer belangrijke film, aangevuld met vele foto's die jammer genoeg (zoals altijd in deze reeks) van een erbarmelijke kwaliteit zijn.
Ook de twee films van Josef von Sternberg (draaiboek Jules Furthman) zijn een nuttige aanwinst. De Bunuel, Wajda en Sovjet-klassiekers waren reeds in andere talen beschikbaar. Deze uitgeverij presenteert ze echter telkens met een zeer lezenswaardige inleiding.
Eric De Kuyper
| |
| |
| |
Theater
Bentley, Eric - Theatre of war. - Methuen, London, 1973, 428 pp., £ 3,75. |
Breurer, Horst - Samuel Beckett. - Fink, München, 1972, 182 pp., DM. 19,80. |
Galloway, David, ed. - The Elizabethan theatre II. - Macmillan, London, 1970, 148 pp., £ 3,50. |
Hawkes, Terence - Shakespeare's talking animals. - Arnold, London, 1973, 247 pp., £ 4,-. |
Hofmannsthal, Hugo von - Jedermann. Und Max Reinhardts Inszenierungen. - Fischer, Frankfurt, 1973, 264 pp., DM. 22,-. |
Jochum, Klaus Peter - Die dramatische Struktur der Spiele von W.B. Yeats. - Athenäum, Frankfurt, 1973, 260 pp.. |
Kessely, Urs - Behrmans Komödien: Spiel und Konflikt. - Lang, Bern, 1973, 155 pp.. |
Mäde, Hans Dieter & Ursula Püschel - Dramaturgie des Positiven. - Henschel, Berlin, 1973, 276 pp., DM. 9,50. |
McFarland, Thomas - Shakespeare's pastoral comedy. - University of North Carolina, Chapel Hill, 1973, 218 pp., $ 8,95. |
English plays of the nineteenth century. III. Comedies. - Oxford University Press, London, 1973, 476 pp., £ 5,25. |
English plays of the nineteenth century. IV. Farces. - Oxford University Press, London, 1973, 384 pp., £ 4,-. |
Pohl, Alek - Zurück zur Form. - Henssel, Berlin, 1972, 131 pp., DM. 17,-. |
Rolle, Dietrich - Ingenious structure. - Winter, Heidelberg, 1971, 271 pp.. |
Hofmannsthal im Urteil seiner Kritiker. - Athenäum, Frankfurt, 1973, 612 pp.. |
| |
Frithjof Stock
Kotzebue im literarischen Leben der Goethezeit. Polemik-Kritik-Publikum
Bertelsmann Universitätsverlag, Düsseldorf, 1971, 223 pp., DM.22,-.
Lieveling der mode zij het niet der goden, heeft de toneelauteur A. von Kotzebue (1761-1819) met zijn burgerlijke lust- en treurspelen de internationale scène van zijn tijd veroverd en beheerst tot ver in de 19e eeuw, tegelijk lijdend onder het odium van de grote literatoren en het verfijnde kennerspubliek. S. weet nieuw materiaal aan te voeren waarom het grote succes en de intense afkeer verklaarbaar worden. Uit de biografische sfeer haalt S. de hevige polemische excessen van Kotzebue te voorschijn die het hem te Weimar en vooral bij Goethe sociaal onhoudbaar hebben gemaakt. Tegelijk lag hij goed in de markt door de openhartige burgerlijkheid die hem in alle volkslagen aantrekkelijk maakten. De mercantiele menging van moreel buitenbeentje (de vrouw als echtbreekster b.v., een ongehoorde nieuwigheid in zijn tijd, althans als literair motief) en conservatief ethicus van burgerlijk allooi, hield hem stevig op de tong en op het programma. Meteen wordt veel materiaal aangedragen om het eeuwige probleem van de literaire niveaus iets minder hermetisch te gaan bekijken; hoge literatuur en popularisme zijn andermaal cultuurhistorisch van elkaar afhankelijk waarbij in dit geval Kotzebue met zijn theatrale aanhang een vluggere evolutie van allerlei motieven en problemen heeft kunnen doorzetten dan gebruikelijk. Sociologisch is deze bijdrage dan ook heel erg stimulerend.
C. Tindemans
| |
C.D. Innes
Erwin Piscator's Political Theatre. The Development of Modern German Drama
University Press, Cambridge, 1972, 248 pp., £ 4,40.
Terwijl in de Duitstalige wereld de grondige discussie over regisseur E. Piscator (1893-1966) nog steeds op gang moet komen, brengt deze Amerikaanse prof een boven-stebeste monografie; wellicht is ze later nog in enkele profielaspecten te wijzigen of aan te vullen (er zijn inderdaad materiële vergissingen), maar de grondtoon en de eindwaarde hebben een definitief karakter. S. loopt niet chronologisch doorheen Piscators leven en oeuvre; centraal staan Piscators eigen inbreng, doctrine en systeem van het moderne theater. Tegelijk is het niet zomaar een vlijtige inventaris, integendeel wordt elk onderdeel grondig uitgepraat met de incidentele vakliteratuur en met de oorspronkelijke tijdscontext. S. schuift de film (als techniek en als communicatiemedium) als grondkenmerk naar voren; alle verdere eigenschappen zijn hiervan afhankelijk. Tevens weet hij de dramaturgische waarde van deze theatrale manipulatie nauwkeurig af te wegen en door te trekken tot recente fenomenen als het documentendrama. Zijn historische reconstructie, uiterst gedetailleerd waar het op vitale en motorische elementen aankomt, stelt hem in staat tot een interpretatie die het tijdsmoment van Piscators activiteit weet te verbinden met zijn
| |
| |
invloed, die bepaald niet alleen in Duitsland terug te vinden is. Jammer is het daarom dat S. niet nog nauwkeuriger is ingegaan op Piscators werk tijdens zijn ballingschap, vooral dan de Amerikaanse periode. De kern echter van zijn werk, de politisering van de scène door het inschakelen van de totale werkelijkheid in nieuwe technologische verbeeldingsmiddelen, komt monumentaal tot zijn recht. En dat maakt deze studie heel erg belangrijk.
C. Tindemans
| |
John Stokes
Resistible Theatres: Enterprise and Experiment in the Late Nineteenth Century Paul Elek Books, London, 1972, 203 pp., £ 4,25.
In de ondanks de bekende details toch chaotische theatergeschiedenis van Groot-Brittannië einde 19e eeuw brengt S. eindelijk structurele helderheid. Waar het exclusieve amusements- en commerciële theater geen kwaliteitsverbetering beloofde, beginnen even na 1850 een aantal critici gedachten over een nationaal theater als een gesubsidieerd overheidstheater te verspreiden. Dat loopt vooralsnog op niets uit. Een aantal privé-personen of -groepen nemen echter deze uitdaging over en zorgen in vaak manke en onzekere produkties ervoor dat zo iets als een gericht streven ontstaat. Aan de voorgeschiedenis van deze beweging en aan drie factoren binnenin is dit boek besteed: de architect E.W. Godwin (E. Gordon Craig's vader) die de scenografie in het teken van het Estheticisme vernieuwt, de schilder H. von Herkomer die in Wagners spoor een totaal theater organiseert, aan The Indepedent Theatre, dat het naturalisme voorstaat, Ibsen introduceert, het symbolisme overneemt maar de scenische vormgeving verwaarloost. Uit het collectieve resultaat van deze zo diverse behoeften ontstaat over een kwarteeuw eindelijk zo iets als een nieuwe wil waarin de theatergericht-dramatische auteur (G.B. Shaw), de mediumbewuste regisseur (W. Poel), de essentiezoekende criticus (W. Archer) en een zelfbewust publiek als participatiefactor (zij het in volume gereduceerd en niet langer doorsnee-populair) het Britse theater naar een begin van volwassenheid en een ‘afbouw’ van het Victoriaanse melo en spektakel brengen. Detaillering, persoonlijk standpunt, keurig historisme en actuele behoeften vallen hier samen tot een goed en belangrijk studiewerk.
C. Tindemans
| |
Miscellanea
Britton, James - De taal en het lezen. - Aula, Spectrum, Utrecht / Antwerpen, 1973, 272 pp., f 7,50, BF. 123. |
Florquin, Joos - Ten huize van. 9. - Davidsfonds, Leuven, 1973, 325 pp., BF. 100. |
Jens, Walter - Fernsehen - Themen und Tabus. Momos 1963 - 1973. - Piper, München, 1973, 188 pp., DM. 8,-. |
Straaten, Peter van - Vader en zoon door dik en dun. - Van Gennep, Amsterdam, 1973, f 6,25. |
Toorn, Dr. M.C. van der - Nederlandse Taalkunde. - Aula, Spectrum, Utrecht / Antwerpen, 1973, 207 pp., f 6,-, BF. 98. |
| |
Roel van Duyn
Zweet; een soldatenroman Meulenhoff, Amsterdam, 1973, 159 pp., f 13,50.
Roel van Duyn heeft weer een boek geschreven. Hij zegt dat het een soldatenroman is, een boek over het Nederlandse leger. Dat is het níet.
Áls het al een roman is, dan gaat die over een onnozelaar (nota bene in de vorm van een intellectueel uit de Egyptische oudheid), die in militaire dienst komt, zich anarchistisch gedraagt, muiterij en geweld ontketent en daar spijt van krijgt. Alle soldatensfeer in dit boek is levenloos en kunstmatig, ondanks of juist mede door een gedoseerd gebruik van bestaande militaire situaties en uitdrukkingen van soldaten.
In plaats van over het Nederlandse leger had het net zo goed (net zo slecht) kunnen gaan over de Belgische B.B., de Engelse home-guard, een demonstratie op het Binnenhof, de overtocht over de Berezina of een schoolreisje van de brugklas. Het boek is van begin tot eind gekunsteld, geconstrueerd en melig. Het zou mij niets verbazen als de auteur een lijstje naast zich heeft gehad van militaire woorden die hij in de tekst kwijt moest en van legersituaties waarover hij het moest gaan hebben. Roel van Duyn vindt het kennelijk nog een goede vondst (vanwege het afstandelijk bekijken, weet je wel) deze ‘legersnapshots’ in te kleden als belevenissen van een gestorven Egyptenaar op reis door het dodenrijk. En zo wordt de lezer gebakken in een krentenbrood van Egyptische mythologie en militaire rim-ram. O ja, een snufje sex voor de commercie moet er óók nog bij: een ongeloofwaardige papieren paring heb ik nog nooit gelezen.
| |
| |
De ellende zit 'm hierin, dat Roel van Duyn een ideologische boodschap wil brengen én dat wil doen in de vorm van een roman. Wil je dat kunnen, dan moet je heel wat méér in je mars hebben dan vlot kunnen schrijven. Roel van Duyn lijkt mij een redelijk journalist (een stijlbloempje als ‘het cement van de Ladder van Set’ zij hem graag vergeven), maar hoe wil je een boodschap verkopen door de lezer met de Egyptische godenwereld om de oren te slaan, met een zich traag ontwikkelende plot, met stijve dialogen, met fragmentarische scène-beschrijving? Een apologetisch woord vooraf plus een woordenlijstje van Egyptische toestanden achteraf maakt het alleen maar erger. Nee, de Günther Grass van Holland is Roel van Duyn helaas niet. Na zijn atoomroman Bloed en deze soldatenroman Zweet bekruipt mij de vrees, dat er een derde roman Tranen te verwachten is en dat zou ik de auteur toch willen ontraden. Ik weet dat Roel van Duyn zéér geengageerd is, maar hij schrijft allerminst meeslepend. Zijn zweet smaakt niet zout; het is studeerkamerzweet.
Juist omdat de ideologische boodschap in dit boek zo essentieel is, wil ik ook dáár iets over zeggen.
Roel van Duyn heeft - blijkens wat ik van en over hem gelezen heb - een zachtzinnig karakter. Wat zo jammer is, is dat hij die zachtzinnigheid op het ideologische vlak zo eenzijdig uit. Eenzijdig vind ik het als pacifisme steeds maar weer gepropageerd wordt met behulp van het breed uitmeten van steeds dezelfde deelaspecten (en liefst excessen) van de dienstplicht en van de militaire organisatie (grassprietjes moeten trekken, bruut optreden, autoritair leiderschap, het oefenen in doden, vernietigen en overleven, militair straf- en tuchtrecht, de ondergeschiktheid).
Eenzijdig vind ik het als je daarmee het Nederlandse leger of het soldatenleven denkt te hebben omschreven.
Misschien is het een contradictio in terminis, maar een ideologie moet zindelijk en zinnig doordacht zijn. Roel van Duyn is best wel een zinnig man. Ik hoop, dat zijn ideologie zal uitgroeien boven dit soort eenzijdigheden.
Zijn zeer doorleefde boodschap over vrede en milieu-hygiëne zou hij verwezenlijkt willen zien in een sterk socialiserend geleide samenleving. In een interview dat hij onlangs toestond, klonk al tussen de regels zijn erkenning dat die sterke leiding niet te verenigen valt met een anarchistisch ideaal. Dat is een begin van het overwinnen van eenzijdigheden. De mens, de wereld, is o zo genuanceerd. En uiterst links en uiterst rechts hebben de harmonie der tegendelen gemeen: geen dag zonder nacht, geen wit zonder zwart, geen plus zonder min. Zolang Roel van Duyn lid is van een politieke partij en van een gemeenteraad, mag hij best anarchist zijn. Zolang hij citroenmelisse kweekt en kippenrennen en komposthopen in de Amsterdamse binnenstad helpt maken, mag hij boeken schrijven. Liefst géén romans.
S.F. Breuer
| |
Dr. A. Weijnen
Spectrum Nederlands Woordenboek
Spectrum, Utrecht/Antwerpen, 1973, 640 pp., f 12,50.
Zoals de auteur in zijn ‘Woord vooraf’ zegt, is dit woordenboek een grote vooruitgang op het oude Prisma-woordenboek. Op zich al door de overzichtelijkheid en de bladspiegel. Verder door de uitbreiding Bij het doorbladeren bleek bv. ook een woord als ‘conurbatie’ opgenomen te zijn Typerend mag wellicht heten dat bij de aanduidingen wel gesproken wordt van ‘bijzondere taal’ en ‘studententaal’, maar dat het begrip ‘spreektaal’ niet vermeld staat, hetgeen o.i. wijst op de instelling van de samensteller ten aanzien van de opgenomen woorden. Enigszins verbaasd is men, als bij ‘lavaglas’ vermeld wordt ‘hyaliet’, terwijl men, als men door onkunde gekweld dit woord gaat opzoeken, bemerkt dat dit woord niet is opgenomen, zelfs niet met de simpele verwijzing ‘lavaglas’. Alles bijeen een prettig woordenboek, dat ook in het onderwijs zijn weg wel zal vinden.
R.S.
| |
Horst Koegler
Friedrichs Balletlexicon
Friedrich Verlag, Hannover, 1972, 644 pp, DM. 32,-.
Handig, erg volledig en betrouwbaar lexicon dat ook veel aandacht wijdt aan de modernste strekkingen in het ballet. Het is alleen jammer dat het begrip ‘ballet’ zo eng opgevat wordt: zo treft men b.v. geen enkele vertegenwoordiger van film-choreografieën wanneer die ook niet voor het theater gewerkt hebben. Omgekeerd is de informatie wat betreft nevenactiviteiten van danspersonaliteiten nooit erg volledig, betrouwbaar of in het juiste perspectief gesitueerd. En het is ook jammer dat de hele ballet- en danspublicistiek in een dergelijk werk niet opgenomen wordt. Ook dat aspect maakt deel uit van de dansrealiteit.
Eric De Kuyper
|
|