efficient, as instruments of government, than clubs and prisons, and that the lust for power can be just as completely satisfied by suggesting people into loving their servitude as by flogging and kicking them into obedience. In other words, I feel that the nightmare of Nineteen Eighty-Four is destined to modulate into the nightmare of a world having more resemblance to that which I imagined in Brave New World. The change will be brought about as a result of a felt need for increased efficiency. Meanwhile, of course, there may be a large-scale biological and atomic war - in which case we shall have nightmares of other and scarcely imaginable kinds’.
De redenering is in haar abstractie duidelijk genoeg. Toch kan er geen twijfel over bestaan dat Huxley zijn literair ontwerp met de jaren veel te wetenschappelijk is gaan opvatten. De futurologie is veel te onverbiddelijk. Zij laat niets meer aan de toekomst over.
Wat er sinds 1949 in de wereld is voorgevallen, kan men niet anders dan als een steeds meer om zich heen grijpende rebellie tegen zo'n perspectief beschrijven. Om te beginnen: Waar zijn nu ‘the world's rulers’, die er toch in de eerste plaats zouden moeten zijn om het werkelijkheid te doen worden?
De Groten van de Aarde, heeft een intelligente Italiaan van de jonge generatie, Pietro Citati, onlangs geschreven, bestaan niet meer. Zij zijn sinds een paar jaren verdwenen, als een dierenfamilie die door een ijstijd of door de te hoge temperatuur is weggevaagd. De historicus van de toekomst bezit in dit opzicht een precieze datum. De laatste van de oude machthebbers was Stalin. Zij die hem op hun schouders naar zijn graf droegen, wisten niet dat zij de enige van een nu uitgestorven ras begroeven.
De macht, zo gaat Citati verder, is nu versnipperd. Allen hebben er een klein stukje van. Zij haten elkaar wederkerig, maar er bestaan ten minste ‘grote lege ruimten, verlaten heidevlakten waar zij die niet van commanderen houden, zich bijna vrij kunnen bewegen’.
Zo is dus alles anders gegaan dan wat voorspeld is, omdat het voornaamste motief van al die voorspellingen de schrik voor de uitwassen van de persoonlijke macht was. Wij hebben thans weer met uitwassen van de macht te doen. Nu vormt evenwel de fragmentarisatie, niet de centralisatie van de macht het grote probleem. De laatste bestaat nog wel op papier, maar daar een persoonlijke wil, die van de een of andere Big Brother, zich bijna nergens meer kan doorzetten, zal men ook die centralisatie zienderogen zien vervallen.
Het jaar 1984, en alles wat Orwell zich eronder voorstelde, is daarmee niet meer actueel. De problematiek heeft zich radicaal verschoven.
De vraag is zelfs of er één grote van de aarde overgebleven is, machtig ge-