Streven. Jaargang 27
(1973-1974)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 137]
| |
De ‘mislukking’ van Allende
| |
[pagina 138]
| |
terwijl de regering nu toch drie jaar aan het bewind is gebleven. Deze algemene beschouwing moet nu echter nog op heel belangrijke punten gepreciseerd worden. Ten eerste. Allende heeft vanaf het begin duidelijk gezegd dat hij reactionair geweld met revolutionair geweld zou beantwoorden; en uit de nog schaarse berichtgeving over de staatsgreep blijkt dat hij dat inderdaad heeft proberen te doen. Ten tweede. Vanaf het begin, maar vooral sinds de oktoberstaking van vorig jaar, groeide binnen de Unidad Popular de tendens om de onherroepelijkheid van het proces te bestendigen door een beroep op de volksmacht en wel een gewapende volksmacht. Haar partijen en bepaalde partijvleugels begonnen dus te bewapenen, evenals de MIR (Movimento de Izquierda Revolucionaria), die niet aan de regering deelnam. Dit alles kon echter slechts op vrij kleine schaal gebeuren (men kan de arbeiders geen tanks en vliegtuigen bezorgen), maar de regering heeft het tenminste niet belet, niettegenstaande de herhaaldelijke beschuldigingen en aanklachten van de kant van de oppositie. Waarschijnlijk heeft die bewapening door - en vàn - uiterst links en van een deel van de Volksfrontmensen de staatsgreep wel bespoedigd (maar het ware schromelijk eenzijdig ze de enige ‘oorzaak’ ervan te noemen). Ten derde. Ook een weg ‘binnen de wet’ is niet zonder geweld. De wet zelf is maar al te vaak geweld, geweld van de geprivilegieerde minderheid op een onderdrukte meerderheid, om die onderdrukking te bestendigen. Het was niet volkomen ondenkbaar het staatsapparaat in Chili te gebruiken om die wet ‘om te keren’, zodat ze een vorm van geweld zou worden tegen de geprivilegieerde minderheid. In die zin moet men de naastingen van gronden en fabrieken verstaan. Dit is dan ‘geweld’ tegen het ‘privé-bezit’, maar nog steeds ‘binnen de wet’, voor zover de wet het toelaat en nog verder omgevormd kan worden. En het was wel degelijk Allende's bedoeling de bestaande wetgeving nog verder om te vormen. Dat dit niet gelukt is, betekent nog niet dat het principieel onmogelijk ware geweest. Wel wilde Allende alle nutteloos bloedvergieten tegen een overmacht voorkomen, voor zover en voor zolang dit enigzins mogelijk wasGa naar voetnoot2. Het is nu wel duidelijk dat de weg naar ‘het socialisme langs de wettelijkheid’ in Chili voorlopig ten einde is. Het was een tactische opzet op een | |
[pagina 139]
| |
bepaald moment en gegroeid uit de concrete analyse van de situatie van toen. De toestand nu vereist natuurlijk een gewapend verzet en een guerillastrijd, die door de Unidad Popular en de MIR, met medewerking van een aantal arbeiders uit de Democracia Christiana ongetwijfeld georganiseerd zal worden. Ten vierde. De leiders van de Democracia Christiana hebben actief met de rechtse groepen samengewerkt en hun spel gespeeld, in de hoop zelf de leiding van de oppositie in handen te krijgen. Zo was het een Christen Democraat die de wet ‘op de controle van de wapens door het leger’ heeft ingediend, die er in oktober 1972 door de verenigde oppositie werd doorgehaald. Van deze wet heeft het leger deze laatste maanden ruim gebruik gemaakt, maar vanzelfsprekend op een erg partijdige wijze. De uiterst rechtse Patria y Libertad, die over gewapende stoottroepen beschikte, werd ongemoeid gelaten, maar de linkse partij- en vakbondlokalen werden systematisch uitgekamd. Het ‘zoeken naar wapens’ ontaardde vaak in het vernielen van de hele inboedel of het stukslaan van machines in de genaaste fabrieken. In al te flagrante gevallen zag men zich natuurlijk verplicht ook tegen het rechtse terrorisme op te treden. De daders werden dan door de regering aan de justitie overgemaakt. Aangezien het gerechtelijke apparaat nog in rechtse handen was, kwamen de beschuldigden, na het storten van een borgsom, meestal binnen de twee dagen vrij. Het gerecht was zelfs bereid op zaterdag en zondag te zetelen om de heren grondbezitters die boeren hadden doodgeschoten, zonder uitstel weer naar huis te kunnen sturen, terwijl de ongeduldige boeren die gronden hadden bezet, maanden lang in de gevangenis hun verhoor moesten afwachten. Dank zij deze klassejustitie kon ook de aanstoker van de moord op generaal Schneider (opperbevelhebber van het leger, loyaal verdediger van de grondwet en van Allende) reeds twee jaar na de feiten de gevangenis en het land verlaten. Het betreft Viaux, die in oktober 1970 het complot leidde dat Allende moest beletten aan de macht te komen (dit geschiedde in nauwe samenwerking met het ITT, zoals uit interpellaties in de USA gebleken is). Wat er van de Democracia Cristiana te verwachten viel, bleek nog eens duidelijk toen ze, na de mislukte staatsgreep van einde juni 1973, weigerde de estado de sitio (staat van beleg) te stemmen, die moest toelaten de daders te vatten. Even later diende ze in het parlement een verklaring in die de regering in staat van beschuldiging stelde: ze zou buiten de wet getreden zijn, ongrondwettelijk zijn geworden, wat inhield dat men haar geen gehoorzaamheid meer verschuldigd wasGa naar voetnoot3. Dit was mede de aanleiding tot het | |
[pagina 140]
| |
aftreden van de toenmalige opperbevelhebber van het leger, generaal Carlos Prats. En daarmee was het hek van de dam voor de rest van het leger, waarvan een meerderheid allang verlangde Allende omver te werpen. De hele situatie komt dus hier op neer, dat Allende en de Unidad Popular wel de uitvoerende macht in handen hadden, maar geenszins de wetgevende en de gerechtelijke. Aangezien de verkiezingen van maart 1973 de Unidad Popular geen meerderheid hadden bezorgd (al was ze erop vooruitgegaan), bleef voor links de ‘wettelijke weg’ geblokkeerd. Vermits de verenigde oppositie van haar kant niet de twee-derde meerderheid behaalde (ze was er zelfs op achteruit gegaan) was ook voor haar de (grond-)wettelijke weg geblokkeerd om Allende eraf te gooien. Ze heeft dan tenslotte naar andere wapens gegrepen. | |
Zowel voor- als tegenstanders, sympathisanten als opponenten van Allende hebben het over de grote of enorme fouten van zijn regime op economisch vlak. Van de ene kant zou de al te plotselinge en te aanzienlijke reajuste (de aanpassing van de lonen) - de laagste gingen met 60% omhoog - de koopkracht zozeer hebben opgedreven, dat de produktie het niet kon bijhouden, met de verwachte gevolgen van schaarste, prijsstijgingen, zwarte markt en inflatie. Van de andere kant zou in de genaaste bedrijven, met name in de genationaliseerde kopermijnen, de produktie gevoelig zijn gedaald. Is deze diagnose van de feiten èn de oorzaken juist en volledig?Eerlijkheidshalve moeten wij eraan herinneren dat er ook onder het regime van Frei een gevoelige inflatie bestond van bij de 30% per jaar. In 1971 wist Allende de inflatie te beperken tot 21%. Nadien is ze inderdaad volledig uit de hand gelopen om verschillende redenen, die we hier kort willen bespreken. De onvermijdelijke inflatie als zodanig is grotendeels te wijten aan het feit dat Chili (zoals zovele landen van de Derde Wereld) een weinig ontwikkeld land is, waarvan de grondstoffen (koper) steeds minder worden betaald op de wereldmarkt, terwijl de ingevoerde technologische verworvenheden uit de rijke landen steeds meer gaan kosten. Zolang dit eenrichtingsverkeer bestendigd blijft, is er niets in het land zelf dat de steeds hoger wordende onkosten kan dekken. De bedoeling van de reajuste was op de eerste plaats de bevolking een levensminimum te garanderen, het in staat te stellen te eten. De inderdaad enorme verhoging van de vraag naar essentiële produkten was een stimulans voor de (gelijktijdig gedeeltelijk genationaliseerde) industrie, om ook haar produktie te vergroten. Daarmee ging ook de werkgelegenheid steil de hoogte in: in het eerste jaar liep de werkloosheid terug van 8,3% tot 3,8%. De fabrieken produceerden meer, omdat voordien hun capaciteit niet vol- | |
[pagina 141]
| |
ledig werd gebruikt. Zo konden machines, die voordien slechts 8 uur per etmaal produktief waren, door het invoeren van het ploegenstelsel 24 uur per dag ingezet worden, wat aan zoveel mensen mèèr werkgelegenheid verschafte. Waarom is er dan in dit beleid, na het eerste jaar, zoveel fout gelopen? Hierover valt inderdaad heel wat te zeggen: - Nieuwe investeringen bleven uit, zodat de verhoogde produktie spoedig het plafond van haar mogelijkheden had bereiktGa naar voetnoot4. - De verhoogde vraag was toch groter dan het verhoogde aanbod, zodat er steeds meer moest worden ingevoerd, wat deviezen kostte, die er tenslotte niet meer waren, omdat o.m. de prijs van het koper op de wereldmarkt gevoelig was gedaald. Allende had bovendien van de vorige regering een buitenlandse schuld geërfd van drie miljard dollar. - De regering wou de reajustes financieren door een hervorming van het belastingstelsel. Daartoe was echter een wet nodig, die in het parlement bleef stuiten op het verzet van de Nationale Partij en de Christen Democratie. De loonaanpassingen moesten worden opgevangen door het drukken van nog meer biljetten, wat onvermijdelijk de inflatie in de hand werkte. - De oppositie heeft geprobeerd het economisch leven op alle gebieden te saboteren, met de uitdrukkelijke bedoeling (we komen daar nog op terug) een chaos te veroorzaken die het leger tot ingrijpen zou dwingen. Als bezittende klasse had zij de distributiesector in handen en daarlangs verdween een deel van de produktie naar de zwarte markt. Sommige ‘psychologische’ schaarsten werden met opzet verwekt, zoals het pijnlijk gebrek aan luiers en zuigflessen (dat de huismoeders in het verweer bracht): men ontdekte dat hele vrachten van die gloednieuwe waren in kanalen waren gestort. Sensationele artikelen in de oppositiepers kondigden nakende schaarsten als onafwendbaar aan om een hamsterwoede uit te lokken. Andere produkten bleken in grote voorraden opgestapeld te liggen, waar ze wachtten op prijsstijgingen om dan op de zwarte markt te worden verkocht. Ondanks die sabotage heerste er in Chili echter geen honger. Bederfelijke voedingsprodukten waren steeds voldoende voorhanden: fruit, groenten en vooral visGa naar voetnoot5. Voor andere moest men steeds meer in de rij gaan staan of ze op de zwarte markt kopen. Ook sigaretten werden schaarser, onmisbare geneesmiddelen, sacharine, enz.. De sabotage in de distributiesector sleepte maanden aan en culmineerde in | |
[pagina 142]
| |
de oktoberstaking 1972 van de vrachtwageneigenaars en de distributiekanalen. In november kwam er een einde aan de staking, doordat het volk zich had georganiseerd en zelf de distributie controleerde en de arbeiders ondanks alles de produktie niet stillegden. Ook het leger stond toen nog aan de kant van de regering, althans om de orde te handhaven en de ‘rust’ in het land te garanderen tot aan de verkiezingen van maart 1973. Aangezien deze verkiezingen, zoals we reeds zagen, ook aan de oppositie niet de vereiste meerderheid hadden bezorgd, ging deze in augustus van dit jaar over tot de organisatie van een staking van ongehoorde omvang: vrachtwageneigenaars, groot- en tussenhandelaars, een deel van het medisch college en andere vrije beroepen slaagden erin het economisch leven volkomen te ontredderen. Het volk reageerde op deze uitdaging zo goed en zo kwaad als het ging. Zo verenigden zich b.v. een aantal vrachtvervoerders en kleine eigenaars in de MOPARE (Movimento Patriótico de Recuperacióri), die aan het werk bleven en de gevolgen van de staking gedeeltelijk konden opvangen. De actie van de oppositie ging echter gepaard met terroristische steunacties. Oscar Balboa, de algemene secretaris van de MOPARE, werd op 17 augustus in het stadscentrum van Santiago vermoord en nog verschillende andere chauffeurs van de vereniging schoten er het leven bij in. De oppositie heeft zich dus drie jaar lang bewust ingespannen om de Chileense economie te ontwrichten en ook de buitenwereld heeft zich daarbij niet onbetuigd gelaten. Om al deze redenen is dan inderdaad de inflatie gedurende de laatste twaalf maanden opgelopen tot een rampzalige 350%. De oorzaken waren dus wel van overwegend politieke aard, aangezien de strijd tussen het volk en de oppositie deze laatste maanden in de bevoorradingssector werd uitgevochten. De ‘vergissing’ van Allende en zijn regering lag dus veel minder in de loonsverhogingen zelf dan in hun aarzelingen om het distributieapparaat te controleren. Maar ook hier ging het om een spel van machtsverhoudingen: de minderheidsregering kon zich niet veroorloven de hele middenklasse tegen zich op te zetten en voerde een aarzelende politiek van onderhandelingen en toegevingen om de scherpe confrontatie uit te stellen, totdat het volk voldoende georganiseerd zou zijn om de strijd op te nemen. Deze confrontatie blijkt dan toch nog ontijdig te zijn gebeurd. Op de vraag of de nationalisatie van de kopermijnen de produktie ongunstig heeft beïnvloed, moet men eveneens genuanceerd antwoorden. In de eerste plaats heeft de nationalisatie de produktie zeker bemoeilijkt. In het vooruitzicht van Allende's mogelijk presidentschap (en de nationalisaties onder zijn regering) hadden de buitenlandse maatschappijen (Anaconda, Kennecott, Braden) al enkele jaren roofbouw gepleegd: de rijkste afzettingen werden eerst ontgonnen en de storthopen ter plaatse achterge- | |
[pagina 143]
| |
laten, waar ze de verdere ontginning letterlijk ‘in de weg’ stonden. Vervolgens werd, toen de nationalisatie eenmaal een feit was, een systematische politiek van boycot gevoerd door de Noordamerikaanse bedrijven. De wisselstukken voor de haast uitsluitend Amerikaanse machines, die men vroeger omwille van het economisch rendement op krediet kon krijgen, moesten van te voren worden betaald en bleven ook dan nog vaak maanden onderweg. Dat werd de laatste tijd wel enigszins verholpen, doordat Mexico werd ingeschakeld als tussenpersoon. Tenslotte heeft de ‘wereld’ zo gauw Allende president was geworden, op slag voor een pond koper op de Londense beurs nooit meer dan 50 dollarcent betaald, terwijl onder Frei de gemiddelde prijs bij de 60 dollarcent lag. Pas deze laatste maanden ging de prijs van het koper weer omhoog omwille van de stakingen in El Teniente. Nu is het koper uiterst belangrijk voor de Chileense economie: 80% van zijn deviezen komen uit die hoek. De produktie zelf ging in de genationaliseerde mijnen omhoog, maar niet volgens de geplande cijfers, omdat er zich naast de reeds vernoemde moeilijkheden ook nog moeilijkheden voordeden in het beheer (vroeger werd de hele administratie vanuit de USA gevoerd). Zelfs de gemiddelde verhoging van de produktie over de laatste drie jaar betekende nog geen meerinkomen voor Chili, daar de koperprijs ondertussen gedaald was. Toch had Chili er nog iets bij gewonnen, omdat het geld nu tenminste in het land bleef en niet meer onmiddellijk door de multinationale ondernemingen naar het buitenland werd afgevoerd. Chili heeft zijn geproduceerde koper steeds kunnen verkopen. Gelukkig had het markten buiten de USA: in Japan, Oost- en West-Europa. Tot Kennecott probeerde met zijn embargo's de kopers af te schrikken. | |
Toch hebben de arbeiders in de kopermijnen zelf zich tegen Allende gekeerd met groots opgezette stakingsacties (o.a. een mars van El Teniente naar Santiago. Hoe verklaart U dat (loon-)arbeiders het tegen Allende opnamen?De staking van El Teniente is een complex geval. Het gebrek aan politiek bewustzijn van de arbeiders - of althans van een gedeelte onder hen - was de ideale voedingsbodem voor een systematische actie van de oppositie die een oorspronkelijk programma van louter looneisen politiek heeft willen uitbuiten. Wij hebben het in dit tijdschrift reeds gehadGa naar voetnoot6 over de moeizame overgang van een arbeidersbeweging, die vele jaren lang - met succes - voor betere lonen heeft gevochten, naar een situatie waarin van die arbeiders ook mede- | |
[pagina 144]
| |
verantwoordelijkheid wordt verlangd, binnen een socialisering van de productiemiddelen. De mijn-arbeiders hadden een lange syndicale strijd achter zich, waardoor zij de hoogste lonen van alle arbeiders in het land hadden verkregen. Ze hadden zelfs een wettelijk gewaarborgde escala movil, een automatische indexaanpassing. Met de nationalisatie waren ze het natuurlijk eens, maar toen in het begin van dit jaar de lonen van alle Chileense arbeiders weer eens aan de index zouden worden aangepast, eisten de arbeiders van El Teniente dezelfde aanpassing ‘bovenop’ hun escala movil. Terwijl de regering streefde naar een gelijkmatiger spreiding van de lonen over het hele land, zouden de mijnwerkers hun geprivilegieerde positie nog hebben versterkt en de rentabiliteit van de kopermijnen nog meer in de verdrukking hebben gebracht. (Beleven wij niet hetzelfde in onze landen, waar een loonaanpassing zo gebeurt, dat ook de hoogste lonen procentueel telkens weer evenveel omhoog gaan?). Enkele vakbondsleiders hebben op deze eisersmentaliteit ingespeeld, en in enkele onregelmatige vergaderingen werd de staking door toevallige meerderheden al maar door verlengd. Een aanzienlijk deel van arbeiders wou vlug weer aan het werk gaan, toen ze merkten dat ze politiek misbruikt werden. Tegen de niet-stakers werd echter vaak terreur gebruikt. Politieke agitatoren mengden zich in de manifestaties, en de Christen Democratische vakbond trachtte te arbeidersklasse te verdelen. In dit conflict namen de bedienden vlot aan de staking deel: ze staan trouwens in meerderheid aan de kant van de oppositie. Ook de supervisores en technici allerhande waren voor de actie gewonnen: in het verleden werden zij door de USA in dollars uitbetaald, en ze hadden het nog niet verteerd dat ze nu hun salaris in escudos kregen. Toch is het nooit tot een solidariteitsstaking gekomen in de andere grote kopermijn, Chuquicamata, ofschoon de oppositie niets onverlet liet om dit te bereiken. De oproerstokers, met een deel van de stakende mijnwerkers en uiterst rechtse agitatoren, hebben meerdere malen geprobeerd naar Santiago op te rukken en zijn daar tenslotte in geslaagd, enkele dagen voor de mislukte staatsgreep van eind juni. Ze hadden er toen reeds een burgeroorlog voor over, maar werden door de politie, de georganiseerde arbeiders van Santiago en groepen van de MIR uiteengedreven. Na de mislukte staatsgreep nam ook de staking een einde, omdat toen wel duidelijk bleek wie achter heel deze actie stond. | |
Bewijst het voorbeeld van Cuba niet dat post-revolutionaire socialistische regimes toch tot een economische impasse leiden? Kan ook de economie van Cuba niet slechts bestaan bij de gratie van de voortdurende en massale steun van de Sovjet-Unie?Ik meen dat de Cubaanse economie inderdaad van deze steun afhangt. Elk | |
[pagina 145]
| |
klein land is voor zijn economie op grotere handelspartners aangewezen. Hoe zou België's en Nederlands ‘welvaartseconomie’ eruit zien, indien ze slechts over een binnenlandse markt beschikten en daarbij nog internationaal geboycot werden? Chili is daarenboven een ontwikkelingsland, dat zoals alle andere een technologische achterstand heeft op de rijke landen. Op zichzelf aangewezen kon Chili wel overleven, maar een progressieve welvaartseconomie zat er niet in. Allende en het Volksfront hoopten op een nauwe samenwerking binnen heel het Latijns-Amerikaanse subcontinent om als interessante markt én economische macht tegenover de rest van de wereld te kunnen optreden. Nu is het beslist geen geheim dat machtige belangengroepen uit de rijke landen talloze malen hebben geprobeerd om in dit subcontinent de landen tegen elkaar op te zetten, de verdeeldheid te bestendigen en desgevallend een regering die het kapitalisme in gevaar bracht, omver te werpen. Vanuit het feitelijk internationaal conjunctureel standpunt kon Chili dus niet verder gaan dan zijn eigen reformistische weg naar het socialisme, in afwachting dat in andere Latijns-Amerikaanse lanlen een zelfde bewustzijnsverandering onder het volk zou ontstaan en ook daar anders geïnspireerde regeringen aan de macht zouden komen. Wat Chili betreft, dit land heeft het moeten stellen met vaak luide sympathiebetuigingen van andere landen en met een minimum aan financiële steun, ook van de kant van de ‘socialistische’ landen. | |
Kunnen wij de politiek van de oppositie, met name die van de Democracia Cristiana, een ‘normale’ politiek van opportunisme noemen?Meer dan louter opportunistisch was deze politiek bewust en uitgesproken strategisch. Toen het duidelijk werd dat de politiek van Frei in de verkiezingen van 1970 het volk niet meer achter zich zou hebben, werd door de linkervleugel van de Democracia Cristiana (die een sociaal programma voorstond dat niet erg veel van dat van Allende verschilde) Tomic als presidentskandidaat naar voren geschoven. Ofschoon Tomic de verkiezingen verloor, was zijn vleugel nog sterk genoeg binnen de partij om deze dan maar op Allende te doen stemmen. Nadat dit eenmaal was gebeurd, werd deze vleugel binnen de Democracia zo volkomen geneutraliseerd, dat het in 1971 tot een scheuring kwam en een belangrijke groep leiders ervan de Izquierda Christiana, Christen Links, heeft gevormd. Sedertdien heeft de Democracia Cristiana onder één hoedje gespeeld met de Partido Nacional en verkiezingsallianties met rechts bezegeld. Bewust werd een politiek aanbevolen, geïnspireerd op de tactiek van de ‘marechalos rusos’, de Russische generaals, die zich tot in Moskou terugtrokken in de hoop dat het aanvallende leger ondertussen door zijn eigen vergissingen uitgeput zou raken, en met de bedoeling het ‘land te verschroeien’ (de eco- | |
[pagina 146]
| |
nomische chaos te provoceren) waardoor het haveloze ‘volksleger’ van de Unidad Popular probeerde op te trekken. Deze beleidslijn werd uitdrukkelijk geformuleerd door de Christen Democraat Claudio Orrego in het blad van de partijGa naar voetnoot7. Af en toe ging de Democracia over tot onderhandelingen met de Unidad Popular, omdat ze zich toch in iets moest onderscheiden van de Partido Nacional, om haar kiezers uit de volkslagen niet te verliezen. Deze onderhandelingen leverden nooit enig resultaat op, omdat steeds nieuwe, onmogelijke eisen aan de regering werden gesteld. Wel werd de positie van de regering erdoor verzwakt, omdat de onderhandelingen, die aan de top werden gevoerd, als een rem werkten op de initiatieven van de arbeiders aan de basis. De Democracia heeft dan het uiterst rechtse offensief tenslotte volledig gesteund, maar nog steeds met de bedoeling er zelf de vruchten van te plukken en als regeringsalternatief op te treden wanneer eenmaal de ‘grote schoonmaak’ voorbij zou zijn. Hierin hebben ze zich blijkbaar misrekend. Want de uiterst rechtse - en regelrecht fascistische tendensen - hebben in de oppositie zichtbaar de overhand gekregen. Mij komt het dan ook voor dat de Democracia Cristiana als ‘alternatief’ in Chili heeft uitgediend, misschien zelfs in heel Latijns-Amerika. De progressistische antikapitalistische minderheid en de arbeiders aan de basis moeten wel gaan inzien dat ze binnen deze partij niets meer kunnen uitrichten, terwijl de rechter vleugel, wil hij nog een deel van de macht overnemen, zich steeds rechtser moet gaan opstellen. De militaire putsch werd trouwens door deze vleugel reeds de tweede dag erkend. | |
Men heeft Allende verweten dat de wettelijkheid van bepaalde maatregelen, met name van de nationalisaties, op een erg smalle basis berustte. Hij zou vooral gebruik hebben gemaakt van een wet die onder het kortstondige (linkse) bewind van de Socialistische Republiek in augustus 1932 was gestemd en die een staatsinterventie toeliet, wanneer in een bepaalde sector de produktie zo zou verminderen dat de veiligheid van de staat erdoor werd bedreigd. Deze en nog andere wetten waren nooit toegepast en/of in vergetelheid geraakt. Was het wel eerlijk van Allende om dergelijke wetten te gaan opdelven en ze te urgeren?Allende heeft dit inderdaad gedaan: hij werd bijgestaan door uitmuntende juridische adviseurs, die voor hem op zoek gingen naar alle bestaande wetten die dienstig konden zijn. Er waren deze laatste eeuw in Chili, onder de druk van de arbeidersbewegingen, enkele wetten ontstaan die de monopoliserende tendensen moesten indijken: Chili beschikte zelfs over een meer | |
[pagina 147]
| |
dan behoorlijke sociale wetgeving. Het enige gebrek van deze wetten was, dat ze nooit waren toegepast, omdat niemand de patroons of het staatsapparaat tot de toepassing ervan kon dwingen. Uitgaande van die bestaande wetten was het niet zo utopisch te denken dat binnen de wet al heel wat verwezenlijkt kon worden. Ook de landhervorming werd doorgevoerd dank zij een wet die onder Frei was gestemd. Deze wet liet toe alle grondbezit boven de 80 ha (geïrrigeerde grond) te onteigenen, wat onder Allende in spoedtempo werd uitgevoerd, wat onder Frei veel langzamer was gegaan. Toen de Christen Democraten en de Nationalen merkten dat Allende wel degelijk alles uit de wet wou halen wat er uit te halen viel, begon het grote protest. Nieuwe wetten waren uitgesloten, omdat het parlement die nooit zou goedkeuren. De Unidad Popular heeft in de afgelopen drie jaar in het parlement slechts één nieuwe wet kunnen doen stemmen: de nationalisatie van de kopermijnen. Geen partij kon het zich veroorloven haar gezicht te verliezen, omdat de meerderheid van het volk al duidelijk voor deze idee gewonnen was. Zelfs de huidige junta heeft na enige aarzeling verklaard op de nationalisaties niet te willen terugkomen. Kan men het in die omstandigheden aan Allende verwijten dat hij tenminste geprobeerd heeft van de bestaande wetten een maximaal gebruik te maken? | |
In tegenstelling met wat we in vele ontwikkelingslanden (en ook in het Westen) constateren zou de studentenbevolking in Chili slechts matig of in klein aantal de ‘socialiserende’ politiek van Allende hebben gesteund. Is dat inderdaad zo en hoe kan het worden verklaard?Om te beginnen moeten wij opmerken dat ongeveer de helft van de studenten achter rechts stond en de helft achter links. Dit blijkt uit de talrijke verkiezingen die in de universiteiten gehouden werden (van rectoren, leiders van de studentenfederaties, universiteitsraden, enz.). Wel was het zo dat de UC, de katholieke universiteit, overwegend naar de oppositie overhelde, de technische universiteit, de UTE, door links werd overheerst, terwijl de derde, de nationale universiteit, de Universidad de Chile, steeds verdeeld bleef, omdat beide krachten er ongeveer gelijk lagen. Voor de aanzienlijke oppositie aan de universiteiten tegen het regime bestaat een lang niet zo ingewikkelde verklaring. Wie immers komt in Chili op de universiteit terecht? Alleen zij die het lager onderwijs, en vervolgens het middelbaar onderwijs, tot het einde toe hebben kunnen volgen, die daarenboven slagen voor het ingangsexamen én voldoende bestaansmiddelen bezitten om enkele jaren te kunnen leven zonder meer dan desnoods een part-time werk. Praktisch komen dus alleen jongeren uit de gegoede families in aanmerking, die erg ‘links’ zijn zolang het om reformisme gaat, maar die vaak naar uiterst rechts omzwenken, zodra er sprake is van een | |
[pagina 148]
| |
‘socialisme’ dat hun privileges bedreigt. Uit deze milieus kwamen dan ook vele actieve elementen van de fascistische brigades Patria y Liberdad en het Comando Rolando Matus. De linkse intellectuelen van hun kant hadden eerder de neiging zich te verzamelen in de MIR dan toe te treden tot de arbeiderspartijen. Soms sloten ze wel tactische bondgenootschappen met de Unidad Popular, en wonnen dan vaak de verkiezingen; in andere gevallen konden ze niet tot samenwerking besluiten. Ook de studenten van het hoger middelbaar onderwijs waren om dezelfde redenen verdeeld tussen de oppositie en de Unidad Popular. Ook zij lieten zich licht meeslepen door de leuzen van ouders en leraren over de verdediging ‘van vrijheid en democratie’. Op hen werd een beroep gedaan voor de rellen van augustus 1972 en van het begin van dit jaar. De Unidad Popular heeft het onderwijsprogramma niet kunnen wijzigen. Toen een project van hervorming werd ingediend, de ENU (Escuela Nacional Unificada), mobiliseerde de oppositie de Kerk en het leger om zulks te beletten. Het project werd dan ook vlug ingetrokken. Op deze wijze bleef dus ook de ideologische strekking van het onderwijs ongewijzigd en bleef ze de studenten beïnvloeden. | |
Met een zeker leedvermaak werd door heel wat perslui opgemerkt dat Allende in zijn hele verschijning, zijn levenswijze (hij hield van correcte kleding, lekker eten en goede wijn en beschikte over een buitenverblijf) zijn ‘bourgeois’ afkomst blijkbaar niet kon en zelfs niet wilde verloochenen. Hoe komen deze ‘aantijgingen’ bij U over?Dit is nou typisch het soort opmerkingen dat men in bladen als TimeGa naar voetnoot8 en andere kan lezen, waardoor men de man wil kleineren die toch zijn leven veil had voor een zaak die hij rechtvaardig achtte. Natuurlijk was Allende evenals de meeste van zijn medewerkers een ‘bourgeois’, behorend tot een van de oude bourgeoisfamilies van Chili. Kan men van de ene dag op de andere een land besturen, door uitsluitend beroep te doen op een arbeidersklasse of een volksmassa die nooit toegang had tot behoorlijk onderwijs en tot technische kennis? Eén zaak is het als proletariër geboren te worden, een andere positie te kiezen voor de onderdrukte meerderheid. Wanneer er werkelijk gestreefd wordt naar een deel- of overname van de macht door de arbeiders en het volk, kan men er een linkse bourgeoisie geen verwijt van maken dat ze probeert gedurende de overgangsperiode zelf de macht in handen te krijgen. Natuurlijk blijft ook voor deze bourgeoisie de verleiding bestaan er persoonlijk voordeel uit te halen, en men kan niet ontkennen dat | |
[pagina 149]
| |
deze tendens ook bij bepaalde medewerkers van Allende bestond. (Zou dit alleen in Chili het geval zijn?). Maar Allende kan men er moeilijk van beschuldigen niet tot het einde consequent te zijn geweest. En wat die kleding, dat lekker eten en dat buitenverblijf betreft, al deze dingen zijn op zichzelf nog niet ‘bourgeois’. Ze zijn het nu en daar waar de ‘bourgeois’ de enigen zijn die van een betere kwaliteit van het leven kunnen genieten ten koste van het werk van anderen. In een staat waar iedereen kwalitatief wat beter zou kunnen leven en van het leven genieten, houden die dingen op bourgeois te zijn. | |
Welke was tenslotte de houding van bisschoppen en clerus gedurende het bewind van Allende?De kardinaal en het bisschoppencollege hebben steeds een gematigde positie ingenomen. Ze trachtten de eenheid te bewaren tussen de gepolariseerde houdingen in het land en dus ook binnen de katholieke gemeenschap. Doordat hun uitspraken nogal ‘vaag’ bleven en algemene waarden voorhielden. kon haast iedereen ze in zijn voordeel interpreteren. Een deel van de bisschoppen is sterk conservatief, een paar duidelijk progressistisch. Dit leidde dan tot individuele uitspraken van sommigen die indruisten tegen de officiele stellingname van het bisschoppencollege: dit was met name het geval in de discussie omtrent het reeds besproken ENU-project. De priesters, van wie velen buitenlanders zijn, werken ofwel in de barrio alto (de rijke wijken), ofwel in de poblaciones (de arbeiderswijken) of onder de campesinos op het land. De eersten zijn meestal erg conservatief en nemen bewust of onbewust ook politiek stelling, de anderen voelen zich vooral met links verwant. In 1970 ontstond ‘de groep van de tachtig’, die uitgroeide tot de ‘beweging van de Christenen voor het socialisme’Ga naar voetnoot9. Deze nam duidelijk stelling in de klassenstrijd in Chili voor de arbeiders en tegen de Christen-Democratische ideologie. Toch heeft deze beweging nooit gebroken met de officiële kerk, al zijn er natuurlijk heel wat spanningen geweest. Er bestaan ook nog enkele uiterst rechtse groepjes, die b.v. een ‘rozenkranscampagne’ organiseerden om een ‘genadegreep’ te bekomen (golpe de gracia) ter ondersteuning van een staatsgreep (golpe de estado). Maar hier gaat het om uitersten. De kerk in het algemeen kan als voorzichtig progressistisch gelden, maar ze heeft zeker geen stelling genomen voor de onderdrukten, tenzij dan de christenen voor het socialisme, die thans onder zware vervolging staan, evenals hun niet-christelijke compañeros (een begroeting die ondertussen door de junta werd verboden). |
|