Streven. Jaargang 27
(1973-1974)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 57]
| |
Malawi na de wittebroodsjaren
| |
Land en liggingEconomisch ligt Malawi er maar armzalig bij. Het grenst niet aan zee en is aangewezen op vreemde havenplaatsen. Het ligt ingeklemd tussen Mozambique, Tanzania en Zambia. Het heeft maar heel weinig natuurlijke rijkdommen: wat grafiet in de buurt van Lilongwe-Dowa-Salima, wat steenkool die van geringe kwaliteit schijnt te zijn en heel hoge transportkosten zou vergen, en in het Mulanjedistrict is bauxiet gevonden, die men wil gaan ontginnen. Van heel groot belang voor het land kan in de toekomst het Malawimeer worden, op twee na het grootste meer van Afrika: 355 mijl lang en 10 tot 50 mijl breed. BilharziaGa naar voetnoot2 en krokodil komen in het heerlijke blauwe water vrijwel niet voor. Zo is het meer met zijn honderden zandige strandjes een lustoord voor de watersportliefhebbers. Daar komt nog bij, dat het tropisch klimaat beslist niet onaangenaam is. De gemiddelde temperaturen liggen tussen de 18 en 25 graden Celsius. De gemiddelde neerslag loopt van 600 mm. in het zuiden tot ongeveer 1500 mm. in het noorden. | |
[pagina 58]
| |
Naar Afrikaanse verhoudingen is Malawi, hoewel vier keer zo groot als Nederland, toch maar een klein land, 560 mijl van noord naar zuid, met een maximale breedte van 100 mijl. Het langgerekte land heeft een oppervlakte van 45750 kwadraatmijl, waarvan haast het vijfde deel in beslag genomen wordt door het kolossale Malawimeer. Dit kaartje is een fragment van een kaart, opgenomen in de Guide To Malawi, door P. Randall, Johannesburg - Blantyre, 1971.
| |
[pagina 59]
| |
BevolkingHet kleine land is voor Afrikaanse begrippen dicht bevolkt: 37 inwoners per km2Ga naar voetnoot3. De totale bevolking van 4½ miljoen inwoners neemt jaarlijks nog met 2½% toe. In het land wonen ook ongeveer 10.000 Europeanen en 15.000 Aziaten. Ruim tweederde deel van de niet-Afrikaanse bevolking woont in het Zuiden, het dichtstbevolkte deel van Malawi, met steden als Blantyre-Limbe, de grootste stad van Malawi, en Zomba, de voormalige hoofdstad. Deze situatie dateert nog uit de koloniale tijd. De regering-Banda vindt deze toestand onbillijk en inefficiënt, en streeft er naar het gehele land tot ontwikkeling te brengen. In dat licht moet men het regeringsbesluit zien dat het meer centraal gelegen Lilongwe tot hoofdstad van het land heeft uitgeroepen. In januari 1972 was men met de uitvoering van dit besluit zo ver gevorderd, dat het eerste departement van Zomba naar Lilongwe kon verhuizen, spoedig gevolgd door nog twee departementen. Hoewel de bevolking - die een erg vriendelijke en gastvrije indruk maakt - uit verschillende stammen bestaat, is toch de taal van één stam, de Chewa's, tot landstaal geworden, het zogenaamde Chichewa. Het Engels is de verkeerstaal. | |
Inzicht van de PresidentDr. H. Kamuzu Banda, President van Malawi sinds 20 mei 1966, leidt zijn land met vaste handGa naar voetnoot4. Dat is niet alleen mogelijk door het feit dat het land maar één politieke partij kent, de Malawi Congress Party. Dat is onmiskenbaar ook te danken aan de bekwaamheid en de vasthoudendheid van de President. ‘Our business is now to build our country. Let us build it by hard work, co-operation and understanding among all people’, zei hij in 1966 en in 1972 herhaalde hij het veel eenvoudiger: het is vooral ons eigen land en ons eigen volk, dat Malawi tot ontwikkeling zal brengen. Uitgaande van die stelling kent de regering van Malawi hoge prioriteit toe aan landbouw, wegenbouw, onderwijs en gezondheidszorg. Het is ook met die stelling als uitgangspunt dat de regering Afrikanisering óm de Afrikanisering | |
[pagina 60]
| |
van de hand wijst. 1972 heeft de President dat ook weer openlijk gezegd: ‘Ik heb me altijd verzet tegen Afrikanisering ten koste van de efficiency. Dat is ook de reden waarom het bij ons misschien wat langzamer gaat dan in andere Afrikaanse landen’. Toch is de vooruitgang in sommige opzichten opzienbarend. Maar de regering blijft daarbij realistisch genoeg om te beseffen dat men nog lange jaren de financiële steun van het buitenland nodig zal hebben om alle ontwikkelingsplannen te kunnen realiseren. | |
Handel en industrieSinds de onafhankelijkheidsverklaring op 6 juli 1964 is de buitenlandse handel enorm toegenomen. De export werd van Kwacha 25 miljoen op Kw. 49 miljoen gebracht (een Kwacha = f 3,40) en de import steeg van Kw. 29 miljoen tot Kw. 71 miljoenGa naar voetnoot5. In diezelfde periode was het gemiddelde jaarlijkse groeipercentage van het bruto nationaal produkt 10. In 1971 beliep het bruto nationaal produkt een waarde van Kw. 320 miljoen tegen lopende marktprijzen. Tekorten op de betalingsbalans werden aangevuld door toevloeiing van buitenlands kapitaal, vooral verkregen uit openbare leningen op lange termijn van de International Development Association, de Afrikaanse Ontwikkelingsbank en landen als Engeland, Zuid-Afrika en West-Duitsland. De belangrijkste handelspartners voor Malawi zijn het Verenigd Koninkrijk, Rhodesië, Zuid-Afrika, Japan, de Verenigde Staten en West-Duitsland. Vanzelfsprekend staat Malawi nog wat gereserveerd tegenover Engelands toetreding tot de EEG. Die zou voor Malawi moeilijkheden mee kunnen brengen. Vandaar dat de regering overweegt tot een of andere vorm van associatie met de Europese Gemeenschap te komen. Activiteiten van buitenlandse investeerders en particuliere ondernemingen worden zo min mogelijk beperkt. Dat zal natuurlijk gunstig werken op de industrie, die nog zeer jong is. Tot 1948 was er van industrie nog maar nauwelijks sprake. Bij gebrek aan ontginbare delfstoffen was er geen mijnindustrie ontstaan en een eerste verwerking van ruwe produkten werd pas na 1948 van betekenis. Thans legt de industrie zich toe op de vervaardiging van cement, bouwmaterialen, zeep, plantaardige oliën, textiel, radio's, verf, kaarsen, landbouwwerktuigen, bier, kunstmest, verpakkingsmateriaal etc. Van groot belang voor de export zijn natuurlijk de tabaks- en thee-fabrieken. Importvervangende industrieën zijn al opgezet en in de nabije toekomst wil men tot een verwerkings- en conserveringsindustrie komen voor de overvloedige produkten van de landbouw en de visvangst. | |
[pagina 61]
| |
Een van de zwaarste problemen waarmee Malawi te kampen heeft, is dat van de werkgelegenheid. In 1972 werkten ongeveer 300.000 Malawiërs als gastarbeiders (vooral in de mijnen) in Zuid-Afrika. Maar ook in Rhodesië en Mozambique werken er veel. Nauwkeurige cijfers daarover zijn niet bekend. Vanzelfsprekend verplicht deze situatie Malawi tot een vriendschappelijke politiek met de betrokken landen. | |
LandbouwOmdat de regering ervan uitgaat dat Malawi primair door eigen land en eigen volk tot ontwikkeling moet worden gebracht, zal het duidelijk zijn dat er een actieve landbouwpolitiek wordt gevoerd, juist ook omdat Malawi een overwegend agrarisch land is. De voormalige Farmer's Marketing Board is in 1971 door de regering omgezet in de Agricultural Development and Marketing Corporation. De naamsverandering geeft duidelijk aan, dat de regering van deze organisatie verwacht dat ze ook een positieve rol zal spelen in de ontwikkeling van de landbouw. Die ontwikkeling veronderstelt een grote inzet van de agrarische bevolking en wil komen tot aanpassing aan verbeterde landbouwmethoden. In het onderwijs wordt sinds het in oktober 1969 gelanceerde Agriculture Education Programme steeds meer aandacht aan de landbouw besteed. Thee, tabak, aardnoten, katoen en mais zijn de voornaamste exportprodukten. De Malawi-thee is van goede, gemiddelde kwaliteit; de Malawi-tabak is internationaal bekend en neemt in meer dan vijftig landen een eigen plaats in de melange in. De handelswaarde van de landbouwprodukten is sinds 1964 verdubbeld, waarbij aangetekend moet worden dat 1970 door slechte weersomstandigheden een grote terugslag te zien gaf. Om tot groter verscheidenheid in de landbouwproduktie te komen wordt al sinds 1965 de suikerteelt gepropageerd. Men hoopt dat ook de suiker in de toekomst een belangrijk exportartikel kan worden. | |
TransportEen goed wegennet en goede transportmogelijkheden zijn onontbeerlijk voor een land als Malawi, dat zo zeer van de landbouw en de buitenlandse handel afhankelijk is. In 1964 moest er eigenlijk nog begonnen worden met de wegenaanleg. Bij de onafhankelijkheidsverklaring in juli 1964 kreeg het land de beschikking over nog niet voluit 200 km geasfalteerde weg en welgeteld één spoorwegverbinding, met de havenstad Beira. Die spoorlijn verkeerde nog in slechte staat en was met schulden belast. De regering gaf aan het ministerie van Transport and Communications de hoogste prioriteit. In 1966 werden de Malawi-Railways staatseigendom en de lijn naar Beira | |
[pagina 62]
| |
werd verbeterd. En om het land een tweede uitweg te verzekeren werd over een lengte van 62½ mijl de Nacala-spoorlijn aangelegd, die 4 juli 1970 in gebruik genomen werd. Zo kan vertraging van transporten vanuit Malawi, veroorzaakt door overbelasting van de haven van Beira, voorkomen worden. Goederen- en personenvervoer steeg in 1970 tot voor Malawi ongekende hoogte: er werden 840.600 passagiers vervoerd en ruim 1 miljoen ton goederen. Ook over het uitgestrekte Malawimeer vindt goederen- en personenvervoer plaats. Men wil geleidelijk tot uitbreiding en verbetering van de bootdiensten (Lake-Service) komen, die in 1970 al zorgden voor het transport van 109.000 personen en 25.000 ton goederen. Ondanks alle verbeteringen die al aan het wegennet zijn aangebracht en ondanks de uitbreiding die het al ondergaan heeft, zullen de wegen voorlopig toch nog heel veel geld en zorg blijven eisen. Er is 'n goede geasfalteerde weg van Blantyre naar Lilongwe. Het werk aan de Lake-Shoreroad is in het hele land begonnen. De weg van Balaka naar Salima, met een zijweg van Mua naar Monkey-Bay, moet in 1973 klaar komen. Volgens het U.N. Statistical Yearbook waren er in 1971 in Malawi 9800 personenauto's en 7700 vrachtauto's in gebruik. Ook de groei van het luchtverkeer is aan Malawi niet voorbijgegaan. Werden er in 1966 door de eigen luchtvaartmaatschappij, Air Malawi, 68.000 passagiers op de nationale en internationale lijnen vervoerd, in 1970 waren dat er al 160.000. Er zijn geregelde diensten op plaatsen als Lusaka. Nairobi, Johannesburg, Salesbury e.a.. De maatschappij heeft op het ogenblik 4 Malawiaanse piloten in dienst die een volledige opleiding hebben voltooid den zowel op de binnen- als buitenlandse routes van Air Malawi zijn ingezet. | |
ToerismeMet rechtmatige trots mag Malawi van zichzelf zeggen, dat het één van de mooiste en vriendelijkste vakantielanden van heel het Afrikaanse continent is. In folders en geschriften wordt het beurtelings als een ‘new tourist Mecca’ en een ‘holiday paradise’ geprezen. Vanaf 1967 zien we een duidelijke en snelle stijging van het aantal toeristen, die voornamelijk uit Zuid-Afrika, Zambia en Rhodesië komen. Ter bevordering van het toerisme heeft de regering de laatste jaren enkele hotels met goede accomodatie gebouwd, zoals b.v. het Mount Sochehotel in Blantyre, met 193 bedden, geheel airconditioned, en het Nkopola-Lodgehotel met 52 bedden. Ook particuliere ondernemingen zien toekomst in hotel- en toeristenaccomodatie, zoals b.v. de goed ingerichte Club Makokola aan het meer bij Mangochi. Het eerder genoemde Malawimeer is zeker de grootste aantrekkelijkheid voor toeristen, maar beslist niet de enige. Ook de zeer fraaie bergpartijen | |
[pagina 63]
| |
trekken veel vakantiegangers: in het noorden Nyika- en Vipyaplateau, in het centrale deel de 7000 voet hoge Dedza, en in het zuiden op een afstand van 40 mijl van Blantyre het zeer mooie Zombaplateau. Op ongeveer dezelfde afstand van Blantyre, maar dan in zuidoostelijke richting, ligt de hoogste berg van Centraal-Afrika, de Mount Mulanje, 10.000 voet hoog, omringd door groene theeplantages. Het Zombaplateau is al via goed berijdbare en verharde wegen te bereiken, maar de Mulanjeberg is voorlopig alleen nog maar voor trekkers bereikbaar. Beroemd zijn ook de nationale parken. Het Nyikapark in het noorden met zijn kudden zebra's en elanden; het Kasungupark in het centrale gedeelte heeft een heel rijke fauna - olifant, rhinoceros, luipaard, koedoe en sabeldieren; de samango-aap is een van de zeldzame dieren die men in het nationale park van Lengwe in het zuiden kan aantreffen. | |
OnderwijsHet onderwijs heeft zich sinds 1964 in heel Malawi bijzonder snel en gunstig ontwikkeld. Het aantal gediplomeerde onderwijzers voor basisscholen nam toe van 5064 tot 6966. Het middelbaar onderwijs werd uitgebreid en verbeterd. Met behulp van een lening van de International Development Agency konden er op 12 middelbare scholen voorzieningen getroffen worden voor hout- en metaalbewerking, technisch tekenen en huishoudkunde. Leidden de scholen aanvankelijk op voor het bekende Cambridge Overseas Certificate, nu is het einddoel het zogenaamde Malawi Certificate of Education. Met de opening van de Malawi-universiteit in 1965 ging een droom van President Banda - zelf doctor in de geneeskunde - in vervulling. Naar men zegt, heeft hij al tijdens zijn gevangenschap plannen gemaakt. In de universiteit zijn o.a. de polytechnische school, het Bunda-agriculturalcollege en het Soche-Hillcollege (lerarenopleiding) geïncorporeerd. Opleiding van onderwijzers voor de basisscholen vindt plaats op 13 teacher trainingscolleges, waarvan de grootste - in de nieuwe hoofdstad Lilongwe - plaats heeft voor 540 interne studenten. Maar wat vooral belangrijk is: het onderwijs heeft zich ook inhoudelijk gewijzigd. In het onderwijs wordt terdege rekening gehouden met de socio-culturele situatie van het land. Juist in verband met de ontwikkeling van het land wordt er veel aandacht geschonken aan het landbouwonderwijs, waarvoor in oktober 1969 het Agricultural Education Programme werd gelanceerd. Belangrijk is ook, dat de wijzigingen die in leerplannen en exameneisen nodig waren geworden door de invoering van het Malawi Certificate of Education, tot stand kwamen door samenwerking van departementsambtenaren en universiteitsprofessoren met onderwijzers en leraren uit de schoolpraktijk. | |
[pagina 64]
| |
Gaat de snelle verruiming van onderwijsvoorzieningen vaak gepaard met vervlakking van het onderwijs zelf en verlaging van de exameneisen, in Malawi heeft men dit gevaar in ieder geval goed en tijdig onderkend. En bijvoorbeeld maatregelen genomen die de kwaliteit van het onderwijs in de Engelse taal ten goede moeten komen: voor de basisscholen werd een achtjarige cursus Engels voorgeschreven, waarvan de invoering gepaard ging met bijscholingscursussen voor het onderwijzend personeel. Opmerkelijk moet ook de zorg genoemd worden die Malawi besteedt aan het onderwijs aan gehandicapte kinderen. Het initiatief daartoe is wel uitgegaan van de Royal Commonwealth Society die, in overleg met de regering, het doven- en blindenonderwijs toevertrouwde aan de in Malawi werkzame broeders van Maastricht. En dat het de regering ernst is met dit onderwijs kan blijken uit de volgende feiten. In 1967 stond op de begroting een post van Kw. 4000 voor het blindenonderwijs; in 1972 was dat bedrag gestegen tot Kw. 14.000. En toen het centrum voor het doven- en blinden-onderwijs op 20 november 1971 officieel door de President geopend werd, stelde hij uit speciale fondsen een bedrag van Kw. 5000 voor het doven-onderwijs beschikbaar. Voor het naar identiteit zoekende jonge Malawi is dit onderwijs ook hierom aantrekkelijk, dat het aan het land op het Afrikaanse continent een internationale faam verschaft om de opleiding van onderwijzend personeel voor doven en blinden. | |
GodsdienstMen neemt algemeen aan dat ongeveer de helft van de bevolking nog vasthoudt aan de traditionele Afrikaanse godsdienst. Ongeveer één miljoen mensen zijn christen; ook ongeveer één miljoen bekent zich tot de Islam. Aan het doordringen van het christendom in Malawi is de naam van de ontdekkingsreiziger Livingstone onverbrekelijk verbonden. Hij doorkruiste Malawi van 1859 tot 1862 en vond een door de slavenhandel vereenzaamd en doods geworden land. Na Livingstones dood, 1873, vestigde H. Henderson in Blantyre de missie van de Church of Scotland, in 1876. De plaats werd toen Blantyre genoemd, naar de geboorteplaats van Livingstone, Blantyre in Lanarkshire in Schotland. De katholieke kerkGa naar voetnoot6 begon het missiewerk in Malawi in 1889 met een post van de Witte Paters, in 1901 gevolgd door de Paters MontfortanenGa naar voetnoot7. Na de | |
[pagina 65]
| |
tweede wereldoorlog - op aandringen van b.v. de toenmalige Aartsbisschop van Blantyre, Mgr. J.B. Theunissen, - vestigden zich ook de zusters van Amersfoort en de broeders van Maastricht in Malawi. Er werken momenteel ongeveer zestig Nederlandse Paters Montfortanen en ruim dertig broeders van Maastricht; vervolgens de al genoemde zusters van Amersfoort en medische missiezusters uit Imstenrade. Momenteel zijn er ongeveer 700.000 katholieken in Malawi. Er is vrijheid van godsdienstGa naar voetnoot8 en het missiegebied van vóór de onafhankelijkheidsverklaring is een eigen kerkprovincie geworden onder leiding van de Afrikaanse Aartsbisschop van Blantyre, Mgr. J. Ciona. De overige bisschoppen van het nu grotendeels Malawiaanse college zijn: J.L. Jobidon in Mzuzu, M. Chimole in Zomba, E.J.F. Vroemen in Chikwawa, A. Assolati in Mangochie, A. Chitsulo in Dedza, P.A. Kalilombe in Lilongwe, de nieuwe hoofdstad. Laatstgenoemde bisschop is ook de laatstbenoemde. Zondag 27 augustus 1972 ontving hij de bisschopswijding; de plechtigheid werd bijgewoond door President Banda. De wijdeling zette de feestdag onder het motto: ‘I've come to be your servant, and not to be served’. Het ziet er naar uit, dat de nieuwe bisschop ernst wil maken met deze woorden. Vrij kort na zijn wijding - in november 1972 - publiceerde hij onder de titel ‘Let's do it together’ een pastoraal plan voor zijn diocees. Daarin stelde hij voor tot Pasen 1973 gezamenlijk overleg te plegen over belangrijke zaken, zoals b.v. stadszielzorg, zielzorg op het platteland, lekenapostolaat, roepingenpastoraal, financiën, liturgie en muziek, de plaats van de bisschop in het diocees. De bisschop hoopte en vertrouwde dat vooral ook de leken aan het gezamenlijk overleg in de groepen zullen deelnemen. In de paasweek van 1973 hoopt hij dan met de gekozen vertegenwoordigers tot een soort van diocesane synode te komen. Verheugend is ook dat de katholieke kerk meer aandacht gaat krijgen voor de 50.000 katholieken onder de 300.000 arbeiders die buiten de grenzen van Malawi werken. Tot nu toe werd er weinig of niets gedaan voor deze in werkelijk moeilijke omstandigheden verkerende mensen; dit in tegenstelling tot de Hervormde kerk, die serieus probeert een regelmatige zielzorg onder de arbeiders gaande te houden. Aan katholieke zijde is men nu zo ver, dat Pater Lescour een rapport over de problemen heeft uitgebracht dat op hoog niveau de aandacht heeft getrokken. In het op gang gekomen ontwikkelingsproces van Malawi spelen de kerken een belangrijke rol. Dat werd duidelijk uit het in april 1972 in het diocees Chikwawa op gang gekomen overleg tussen de diocesane ontwikkelings-commissie en de gouvernementele commissie tot ontwikkeling van het ka- | |
[pagina 66]
| |
toenproject. Het blijkt ook heel duidelijk in het onderwijs, maar misschien nog wel het duidelijkste op de terreinen van gezondheidszorg en lectuur-voorziening, voor welke laatste terreinen de regering uiteraard niet altijd de benodigde fondsen ter beschikking heeft. Door gebrek aan middelen heeft de regering lang niet alle plannen op het gebied van de gezondheidszorg kunnen realiseren. Waar het maar enigszins mogelijk was, heeft de Kerk ook op dit terrein het begonnen werk voortgezet. Zo kwam in november 1972 b.v. de St.-Jozef-kliniek in Mitengo klaar. Al jarenlang geeft MontfortpressGa naar voetnoot9 van de broeders van Maastricht het magazine Moni uit, en sinds 1 september 1972 ook Moyo Wathu; Likuni-Press van de witte Paters verspreidt instructieve brochuurtjes. En vanaf 1 januari 1973 is Malamulo Publishing House opgehouden met de verzorging van commercieel drukwerk om in dienst van de Seventh Day Adventist Church boeken, brochuurtjes en magazines te gaan uitgeven. | |
PolitiekNatuurlijk is de momentele politieke situatie in Malawi niet gemakkelijk. Nu de wittebroodsjaren voorbij zijn, ontdekt de bevolking geleidelijk, dat - bij alle vooruitgang - de ontwikkeling toch langzamer en moeizamer verloopt dan men gehoopt had. De gewone man wordt ontevreden over de rijkdom van de nieuwe elite. Het één-partijsysteem - overigens in Afrika niet ongewoon - heeft zeker in het voordeel van de ontwikkeling gewerkt, maar het blijkt onenigheid niet uit te sluiten, zoals ook in de maand maart van dit jaar weer duidelijk werd uit het ontslag van de populaire en bekwame minister Aleke Banda. Het ontbreekt de bevolking niet aan arbeidskracht, de regering niet aan realiteitszin, maar de onmiskenbare bekwaamheden van de President kunnen noch de kwetsbaarheid, noch de ligging van het land veranderen. Door een tekort aan arbeidsplaatsen zijn nog steeds duizenden Malawiërs gedwongen in het buitenland te gaan werken. Het land blijft aangewezen op buitenlandse aan- en afvoerwegen en op vreemde havens. Die omstandigheden dwingen de regering tot een vriendschappelijke politiek ten opzichte van de buurlanden. Maar juist die buurlanden blijven geïsoleerd van de rest van Afrika, zodat Malawi noodgedwongen in het isolement moet delen. Als handelspartners kan Malawi echter die landen van de Organisatie van de Afrikaanse Eenheid niet missen. Of Malawi ooit al deze tegengestelde belangen zal kunnen dienen, zullen de na-wittebroodsjaren moeten leren. |
|