La Grande Bouffe
Eric De Kuyper
Walter Benjamin vertelt hoe hij eens in een Italiaans dorp vijgen kocht. De verkoopster had echter geen papier om de vijgen in te wikkelen: ‘Maar ja, ik schaamde mij ervoor de vruchten daar achter te laten. En dus trok ik verder op stap, met vijgen in mijn broekzakken en mijn jas, vijgen in bei mijn ver uitgestoken handen, vijgen in mijn mond. Nu kon ik niet meer ophouden met eten, moest ik proberen zo vlug mogelijk die massa vlezige vruchten, die mij overvallen had, weer de baas te worden. Maar dat was geen eten meer, veeleer een bad: zozeer had het harsachtig aroma mijn kleren doordrongen, kleefde het aan mijn handen, doortrok het de lucht, waarin ik mijn last voor mij uit droeg. En dan bereikte ik de bergpas van de smaak, waar men, nadat afkeer en walg, de laatste bochten, bedwongen zijn, plots een uitzicht krijgt op een onvermoed landschap van keelgeneugten: een smakeloze, oeverloze, groenachtige vloed van de zwelgzucht, die van niets nog weet heeft, dan van de vezelige, sliertvormige golven van open vruchtvlees. Het volkomen omslaan van genot in gewoonte, van gewoonte in heimelijk kwaad. Haat tegen deze vijgen kwam in mij op. Ik had haast om ermee op te ruimen, om vrij te zijn, om al dat spannende en barstende weer kwijt te raken: ik at, om het te vernietigen. De beet had zijn oudste bedoeling teruggevonden’. (W. Benjamin, Gesammelte Schriften, IV, pp. 374-75).
Zoals Benjamin zijn vijgen koopt, trekt de niets vermoedende toeschouwer naar La Grande Bouffe. Aangespoord, weliswaar, door de publiciteit die hem een schokkend evenement belooft. Aangespoord ook door de controversiële berichten uit Cannes. Nieuwsgierig gemaakt door het gedurfde thema, en vooral nieuwsgierig om te zien hoe ver de cineast Marco Ferreri zal durven gaan.
Ikzelf ga er naar toe met een zeker vooroordeel. Ik ben het beu films te gaan bekijken die voorafgegaan worden door zo'n massale informatievloed, dat ik uiteindelijk, wanneer ik mijn functie van toeschouwer vervul, enkel en alleen nog kan constateren of het al dan niet zó is zoals het mij al hon-