Streven. Jaargang 26
(1972-1973)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1130]
| |
ForumGolda Meir: een moeder in IsraëlIn het boek Golda Meir speaks outGa naar voetnoot1 spreekt Golda'le voor zichzelf - de ijzeren Golda'le, dochter van de joodse timmerman Mabovitch uit Kiew, een vakman van ongewoon formaat, zoals zijn dochter later trots van hem getuigt. Het boek is samengesteld uit redevoeringen, interviews en artikelen van, door en met Golda Meir, Israëls Eerste Minister, een van de drie vrouwelijke premiers in onze moderne wereld, gevierd, bewonderd, benijd en gehaat. De persoonlijkheid van Golda te vangen in enkele zinnen is niet zo simpel. Amos Elon heeft het gedaan in zijn: The Israelis. Founders and Sons: ‘Daar had je Golda Meir, met haar zeventig jaar de Grand Old Lady van de regerende Arbeiderspartij, Israëls eerste ambassadeur te Moskou en briljante minister van buitenlandse zaken. Ze emigreerde in 1921 naar Palestina vanuit de Verenigde Staten, waar ze onderwijzeres was geweest te Milwaukee. Maar geboren in het tsaristische Rusland had ook zij haar herinneringen aan het geluid van hamers, die deuren en ramen van planken voorzagen tegen de plunderende Oekraïnse boeren en aan het galopperen van de razende paarden der kozakken, die door de joodse Straten te Kiew reden om joodse huizen in brand te steken. ‘Als er een logische verklaring nodig is voor de richting, die mijn leven heeft genomen’, zo heeft Golda eenmaal gezegd, ‘dan is dit misschien wel de verklaring: de wens en de vastbeslotenheid om vier- of vijfjarige joodse kinderen te bewaren voor dergelijke scenes, voor soortgelijke ervaringen’. Haar aankomst te Moskou veroorzaakte een massale straatdemonstratie van tienduizenden wildjuichende joden, een spontane uitbarsting zonder precedent in de geschiedenis van de Sovjet-Unie. Als minister van buitenlandse zaken 1955-1965) had ze na de premier de meeste invloed op het beleid. Ze zou in 1969 Eshkol opvolgen als Eerste Minister. Het enigszins vierkante, iet of wat mannelijke, zwaargebouwde lichaam, de met nicotine bevlekte vingers van de onverbeterlijke kettingroker, de krachtige neus en de ongeduldige manieren zijn in zonderlinge maar niet onplezierige tegenspraak met een huiselijk gezicht van buitengewone zachtheid, een warme en plezierige stem en het simpele grijze grootmoederknotje. Haar diepe zachte ogen met hun blik van bijna kinderlijke oprechtheid verbergen een ijzeren wil, waarop niet veel van de mannen om haar heen zich konden beroemen’ (p. 21, 22). Na het lezen van al deze redevoeringen en schrijfsels - ontroerend soms in hun eenvoud en directheid - werd ik bekropen door een sluipend gevoel van jalouzie. Golda's leven is echt geen bed van rozen geweest, pijn en lijden zijn haar niet bespaard gebleven, noch in haar persoonlijk en noch in haar publiek bestaan, maar ze wist wat ze wilde, ze wist hoe ze het wilde en waarom, en ze is met vastberaden energie doelbewust haar weg gegaan. ‘Ik kan me er niet op beroemen geen vrees te kennen - verre van dat... In vreze en beven heb ik mijn weg gekozen. En inderdaad, we hebben er duur voor betaald (in mensenlevens). Maar als joodse vrouw, die scheepsladingen vol joden, overlevenden van de nazi-vernietigingskampen, naar de kusten van Palestina heeft zien komen, enkel om weer terugge- | |
[pagina 1131]
| |
stuurd te worden, als deze vrouw nu het voorrecht heeft te leven in de staat van Israël waar in de laatste jaren bijna een miljoen joden zijn gearriveerd, in een eindeloze stroom - mannen, vrouwen en kinderen, die niet binnenkwamen omdat ze hier lijdzaam worden geduld, maar in de wetenschap dat ze zijn thuisgekomen, wat zou deze vrouw zich nog meer kunnen wensen?’ (p. 238, ‘My life has been blessed’, 25 juli 1959).
In dit boek vertelt Golda van haar kinderjaren in het Rusland der tsaren, waar joden werden onderdrukt en opzij gezet, in bepaalde gebieden opeengepakt moesten leven, tot bepaalde beroepen zich beperken moesten; ze vertelt van haar eerste lessen in de illegaliteit - haar oudere zuster was een toegewijde illegale - van haar leven en wonen in Amerika, van haar aankomst en strijd in het zanderige Palestina, haar worsteling om als ‘zachte’ Amerikaanse geaccepteerd te worden in de kibboets Merchawia, van haar leven als werkende jonge moeder, wier hart aanhoudend en afschuwelijk wordt verscheurd tussen vele en velerlei plichten, tussen haar gezin en haar werk en tenslotte van haar bestaan als vrouw en staatsvrouw. Haar officiële toespraken voor de V.N. of voor het Israëlische parlement zijn stellig het minst aangrijpend. Zij is op haar best als zij buiten de orde zijn kan. Waarlijk indrukwekkend is Golda's vermogen om uit verwikkelde en complexe problemen in één slag en messcherp de essentie te halen en die te verwoorden in een paar eenvoudige gezegdes, die een kind begrijpen kan. Over de positie der vrouwen b.v. in onze mannenmaatschappij: ‘Ik denk dat vrouwen niet zozeer een onrechtvaardige behandeling krijgen dan wel een onlogische. Op een keer hadden we het in het kabinet over het feit, dat er recentelijk een uitbarsting was geweest van aanvallen op vrouwen in de nacht. Een van de ministers, lid van een extreem religieuze partij, voelde wel iets voor een avondklok. Vrouwen zouden thuis moeten blijven na het invallen van de duisternis. Ik zei: “Maar het zijn de mannen, die het de vrouwen lastig maken. Als er dan al een avondklok moet wezen, dan moeten het de mannen zijn die thuis moeten blijven en niet de vrouwen”’. Golda's carrière schijnt nog niet ten einde. Als zij besluit zich opnieuw kandidaat te stellen bij de algemene Israëlische verkiezingen dit najaar, dan staat zij opnieuw voor een harde strijd. Het is de strijd tussen de doelstellingen van het oude, het klassieke zionisme - dat betekent: het lot te verlichten van alle joden, waar dan ook en het creëren van een sociaal milieu, waarin zij zich zonder angst voor discriminatie cultureel en spiritueel kunnen ontwikkelen - en het nieuwe zionisme, het neo-zionisme, waarbij het zwaartepunt verlegd wordt van een Israël dat zichzelf verantwoordelijk weet voor de diaspora, naar een Israël dat de bezette gebieden beheert, verdedigt en eventueel nog uitbreidt. Het klassieke zionisme was bekommerd om de gemeenschap, om sociale problemen, het neo-zionisme om gebieden en gebiedsuitbreiding, om territoriale problematiek. In het neo-zionisme, zoals dat wordt geanalyseerd in het maandblad New Outlook van mei '73 door Shlomo Na'aman, professor in de geschiedenis aan de universiteit van Tel-Aviv, zoekt men zijn argumenten te baseren op feiten uit het verre verleden, in een religieuze en zelfs mythologisch geïnfecteerde traditie. Historische hoogtepunten in het besturen van territoria worden door het neo-zionisme gebruikt om politieke argumenten op te duikelen, die de huidige territoriale aanspraken moeten ondersteunen. Aldus worden werkelijke en authentieke joodse ervaringen vervangen door mythen en visioenen, verkleed en opgetut als historisch gefundeerde lessen. Dat de grenzen van deze visioenen altijd de grenzen van welk groter Israël dan ook te buiten zullen gaan, dat spreekt vanzelf.
Deze strijd zal in de komende maanden hoofdzakelijk worden uitgevochten binnen Golda's grote Arbeiderspartij. Zal de 75-jarige Golda nog in Staat zijn deze strijd te voeren en aan te voeren? Van het antwoord op deze vraag hangt voor een goed deel Israëls naaste toekomst af. M. van Tijn |
|