Streven. Jaargang 26
(1972-1973)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1109]
| |
Nieuwe Jules Verne-kritiek
| |
[pagina 1110]
| |
deze uiteenlopende werkzaamheden - waarbij nog die van de Société Jules Verne onder meer in haar driemaandelijks bulletin dienen gevoegdGa naar voetnoot2. | |
Een katalyserende ontmoetingEen van de grote literaire avonturen van de 19e eeuw ving aan, zoals het meer voorkomt, met een katalyserende ontmoeting tussen twee mensen: een vierendertigjarige, vrijwel onbekende provinciaal, die naam had proberen te maken met het schrijven van tweederangs vaudevilles en operetten-libretti en die, om te mogen trouwen, besloten had, wisselagent te worden; en een oudere, ondernemende humanitaristische idealist, een ‘quarante-huitard’ (een aanhanger van de 1848-denkbeelden), die uit een Brusselse ballingschap in 1859 te Parijs teruggekeerd was, zijn uitgeversbedrijf opnieuw gevestigd had en eraan dacht een ‘Magasin d'éducation et de récréation’, een laïciserend en vulgariserend tijdschrift uit te geven. Beide mannen heetten Jules: Jules Verne, Jules Hetzel. Wie had toen kunnen vermoeden waartoe dit samenkomen niet alleen op literair gebied, maar ook op het vlak van de technische evolutie zou leiden? De jonge Verne liep sedert enkele weken ‘met een ballon in zijn hoofd’ zoals zijn mooie, wat oppervlakkige vrouw het klagenderwijze uitdrukte. In navolging van Dumas, die volgens hem de geschiedenis in de Franse literatuur had geïntroduceerd, droomde de wisselagent ervan, er de aardrijkskunde binnen te loodsen. De oudere Hetzel van zijn kant zocht voor zijn tijdschrift een medewerker die voor de wetenschappelijke artikelen zou zorgen. Over de details van hun ontmoeting in 1862 zijn heel wat geromanceerde versies in omloop gebracht. Het gevolg was echter, dat Hetzel zijn schrijver gevonden had, iemand die zijn uitgeverij hoge winsten bezorgde en dat Verne een man ontmoet had die op hem voldoende invloed kon uitoefenen om zijn onervarenheid als romanschrijver bij te werken (al zijn Hetzels veranderingen niet immer gelukkig geweest) en zijn soms zoekgeraakte zelfkritiek te verscherpen. Dit leidde tot een lange reeks ‘wonderreizen’ die tussen 1863 en 1910 a rato van meer dan een per jaar het daglicht zagen: 63 romantitels en 18 novellen, ofwel 103 boekdelen (formaat in - 18) waarvan een groot deel wereldvermaardheid verwierf. Er enkele citeren betekent de overige onrecht aandoen; toch weerstaan wij niet aan de bekoring, enkele van de meest bekende titels te noemen: Voyage au centre de la terre (1864); De la terre à la lune (1865); 20.000 lieues sous les mers (1869-70); Autour de la lune (1870); Le tour du monde en 80 jours (1873); L'Ile mystérieuse (1874-75); | |
[pagina 1111]
| |
Mathias Sandorf (1875); Michel Strogoff (1876)... Een greep uit het vele. Vrij vlug werden de werken in een enorm aantal talen vertaald. De Nederlandse vertaling van Les enfants du capitaine Grant (1868) verscheen in hetzelfde jaar als de Franse tekst en Elsevier verzorgde al de uitgaven tot 1890, waarna de latere werken verder door verschillende uitgeverijen werden gepubliceerdGa naar voetnoot3. Op te merken valt dat het lezerspubliek van Verne toen hoofdzakelijk uit volwassenen bestond: Le tour du monde bijvoorbeeld verscheen eerst als feuilleton in Le Monde van die tijd, de eerbiedwaardige Le Temps. Vele belangrijke figuren van de eeuwwende en later verwezen uitdrukkelijk naar Verne als hun leermeester: Charcot, Georges Claude, Belin, Tolstoi, Proust, Lyautey, Santos-Dumont, Mendelejev, Byrd, Casteret, Esnault Pelterie, Conan Doyle, Fritz Lang, Sven Hedin, Lake, Psichari, Brion, Lovell (van Apollo 8), om er maar enkelen te citeren uit alle windhoeken van de wereld van het menselijk denken. Toch werd Jules Verne gaandeweg verwezen naar het kastje van de schrijvers van kinderboeken: hij werd de man die in zijn prijsboeken voor kinderen de gehele technische toekomst voorspelde. Voorwaar een prijzenswaardige lectuur voor de lieve kleintjes. Het juiste ogenblik van de kentering valt moeilijk te bepalen - en is trouwens ook van te gespecialiseerd belang. Overigens, ik zei het reeds, nooit werd Verne helemaal ‘losgelaten’: Lemire in een ietwat conformistische biografie (1908), Marguerite Allotte de la Fuije in haar ‘fashionable’ werk over haar familielid (1928)Ga naar voetnoot4, R. Escaich (1951), maar ook een pleiade van medewerkers van het vooroorlogse Bulletin, onder wie de onvermoeibare Nederlander die nog steeds ondervoorzitter is van de Société, C. Helling, hebben voor hem en voor zijn werk gearbeid. Terwijl J.J. Bridenne in La littérature française d'imagination scientifique (1950) een eerste beeld ophangt van J. Verne de revolutionairGa naar voetnoot5 en in het tijdschrift FictionGa naar voetnoot6 op de mogelijkheden van een esoterische en psychoanalytische lectuur van Verne wijst, komt de doorbraak in de sociale richting met de vertaling uit het Russisch van het voorwoord van de verzamelde Sovjetuitgave en in de literair-kritische met een serie artikelen van eersterangsfiguren als Barthes, Butor, Carrouges en met de twee boeken van Moré. Laten wij om te beginnen de eerste - de sociale - stroming volgen. | |
[pagina 1112]
| |
Sociaal-politieke interpretatiesIn april - mei 1955 publiceert het linkse tijdschrift EuropeGa naar voetnoot7 een vertaling van de uitgebreide studie door K. Andrejev geschreven ter gelegenheid van de heruitgave van de werken van Verne, naar verluidt de meest gelezen buitenlandse auteur in de Sovjet-Unie (17 miljoen exemplaren, in 23 talen, tussen 1918 en 1961)Ga naar voetnoot8. Volgens Andrejev zocht Verne zich ten dienste van de denkbeelden van bevrijding en geluk van het mensdom te stellen en zag hij de toekomst van de mens door het toverprisma van de wetenschap. Zoals vele Saint-Simoniens meende hij dat de sociale problemen door de technische ontdekkingen zouden opgelost worden: de geleerde, de ingenieur, de uitvinder is de sleutelfiguur voor de glorierijke toekomst. Vanaf 1870 worden in Verne's romans echter de personages talrijker die protesteren tegen de sociale of koloniale onderdrukking. Zijn romans worden hymnen aan de vrijheid (wat reeds het geval was voor de Nemo-figuur) en aan de arbeid (L'île mystérieuse), hymnen die van Verne een utopische schrijver maken, ‘utopisch’ in de zin die het marxisme aan het woord geeft. Nadat Verne zich in Amiens teruggetrokken heeft (1872), worden de ‘sociale’ romans nog talrijker en verliest de wetenschap haar glans, om vanaf 1886, met Robur le Conquérant, een potentieel gevaar te worden: ‘les peuples ne sont pas encore mûrs pour une union fraternelle et générale’, en Robur verdwijnt met het geheim van de luchtvaart. De uitvinders zijn niet langer meer de voorvechters van een betere wereld: zij leven apart, als verstotelingen, als mensenhaters of als waanzinnigen (Schulze, Roch, later Xirdal, Storitz en Camarat, enz.). Na 1895 is het trouwens nog scherper geworden: Verne, die in zijn eerste werken met de Verenigde Staten dweepte, beschrijft in een bittere sociale satire, L'île à hélice (1895), de groteske gevechten tussen Amerikaanse miljardairs onderling. Andrejev besluit terecht dat het weinig zin heeft, te gaan zoeken naar de wetenschappelijke vergissingen bij Verne, alsof het belangrijke bij hem in de nauwgezetheid ligt waarmee hij de toekomst zou hebben voorspeld. Veel belangrijker is het feit dat hij voor het eerstGa naar voetnoot9 en systematisch de figuur van de enthousiaste arbeider, gedragen door een materialistisch vertrouwen in de grootheid van de wetenschap, - een onmisbaar element in de opbouw van de marxistische wereld met zijn diep optimistisch geloof in de onafwendbaarheid van een noodzakelijk gelukkige toekomst - beschrijft. Wat Andrejev echter verzwijgt, is de laatste evolutie van Verne, die van zijn postume romans, waarin sommigen, m.i. grotendeels ten onrechte, de | |
[pagina 1113]
| |
hand van zijn zoon hebben gezien. In Les Naufragés du Jonathan (1909) bijvoorbeeld vinden wij een totale veroordeling van het anarchisme en van de laatste fase van het communisme; in La Chasse au Météore (1908) en in La Mission Barsac (1919), de bewustwording dat de wetenschap het ongeluk van het mensdom kan meebrengen; in 't prachtige Eternel Adam (1910,) een cyclische voorstelling van de menselijke vooruitgang, die regelrecht indruist tegen de marxistische visie van de historische evolutie; en in Maître du Monde (1904) gaat dezelfde wijze Robur die hij in 1886 reeds ten tonele had gevoerd, ten onder in een vermetele poging om zich tegen God (of de natuur?) op te stellen, hiermee opnieuw aanknopend bij een jeugdthema van Verne (Maître Zacharius, 1854) en tevens bij een van de geliefkoosde houdingen van het romantisme (Manfred, don Giovanni en zovele anderen). Onder de titel Une lecture politique de Jules Verne heeft Jean Chesneaux in 1971 een heel wat diepergaand werk gepubliceerdGa naar voetnoot10, gedeeltelijk een bundeling van vroegere artikelen (1966-1970). Hij beschrijft vooreerst de ‘bourgeois-façade’ van Verne. Gesproten uit de Franse bourgeoisie uit de provincie, schrijft hij om ‘geld te kloppen’ en kiest hij systematisch partij voor traditie, reactie, conservatisme, en tegen Dreyfus, de Commune of het feminisme. Maar waarom dan de vlucht uit het ouderlijke huis (1839), het mislukte huwelijk, de aanslag op hem door zijn neef (1886), een tragisch eindigende liaison waarvan wij praktisch niets afweten? En Chesneaux herleest Verne met nieuwe ogen; hij zoekt niet meer naar de man die het vaderland en de gevestigde machten verheerlijkt, maar naar de schrijver wiens sympathie naar de verwerpelingen en de opstandigen gaat. Sociaal gezien beheersen drie themata Verne's werk: de traditie van '48; het utopisch socialisme en het libertair individualisme. Van de uitgesproken voorliefde van Verne voor de vrijheidsbewegingen die de wereld hebben beroerd, voornamelijk die van 1848, getuigen de figuur van kapitein NemoGa naar voetnoot11, de ontelbare aanhalingen van vrijheidshelden, de nationale vrijheidsromans die in Griekenland, Hongarije, Bulgarije, Letland, Canada en Ierland spelenGa naar voetnoot12, de drie anti-slavernijromans en het alomtegenwoordige motief van broederlijkheid tussen de klassen. Een echo van het utopisch socialisme vindt men terug in allerlei erfenissen van de Saint-Simoniens (nog meer dan van Saint-Simon zelf, trouwens) zoals de verheerlijking van de wetenschap en van de bevruchtende arbeid. Is er geen echo van Cabet en anderen in de model-steden van Les 500 mil- | |
[pagina 1114]
| |
lions de la Begum (1879), Les Indes Noires (1877), Mathias Sandorf? En een echo van die andere St. Simonien, F. de Lesseps - de man van het Suezkanaal - in de grote openbare werken uit L'Invasion de la Mer (1905), Le Phare du bout du monde (1905), De la terre à lune, Sans (sic!) dessus dessous (1889), enz.? Derde motief: het libertair individualisme. Anderen dan Chesneaux hebben gewezen op de diepe betekenis van de meest geliefde houding van Verne's helden: rechtopstaande, de armen gekruist, de blik recht voor zich uit. Verne's liefde voor de zee is tenslotte niets anders dan zijn liefde voor de vrijheid; hetzelfde geldt voor zijn liefde voor reizen, voor een trekkersleven. De politie wordt niet dikwijls gunstig voorgesteld en rechterlijke dwalingen zijn frequent (Un drame en Livonie, 1904), Les frères Kip (1902), La Jangada (1881). Op de diepere betekenis van het concept ‘eiland’, dat letterlijk als een obsessie telkens weer opduikt, kom ik hieronder terug. Chesneaux is wel verplicht Les Naufragés du Jonathan, die Andrejev verzwegen had, te bespreken, en geeft de anti-socialistische tendensen ervan toe. Wat het anti-anarchisme betreft wijst hij echter op twee punten: de zichtbare inschikkelijkheid waarmee Verne over de theorie spreekt en het feit dat ondanks de uitgesproken mislukking bij het in toepassing brengen van de theorie, de held weliswaar de reorganisatie van de maatschappij verzaakt, maar het anarchisme toch als zijn levensregel blijft beschouwen. In een laatste hoofdstuk steunt Chesneaux op een recente thesisGa naar voetnoot13 om aan te tonen hoe in de laatste romans het Verniaanse universum in de war raakt: de ‘pool-queste’ van Hatteras wijkt voor de irrationaliteit van Le Sphinx des Glaces, de zeeslang vervangt de nauwkeurigheid van 20.000 mijlen en na L'Eternel Adam blijft niets meer over van de hoop op een permanente verbetering: het mensdom is gedoemd, door cycli heen, steeds opnieuw vanaf het begin aan te vangen. Chesneaux besluit voorlopig dat Verne een ‘conservateur solitaire et non conformiste’ was, of nog een ‘réactionnaire contestataire’, een eenzame, niet te klasseren figuur, een eenzaat die in zijn oude dag verbitterd werd en alle illusies had verlorenGa naar voetnoot14. | |
Structuralistische en psychoanalytische interpretatiesOok in de zuiver literaire wereld zijn nieuwe benaderingen van Verne sedert ongeveer 20 jaar merkbaar. Wordt Verne als science-fiction schrijver afgeschreven - al zouden daar wel wat opmerkingen over te maken zijn - omdat men SF bepaalt als toekomstliteratuur en Verne's toekomst- | |
[pagina 1115]
| |
beelden als achterhaald beschouwt, dan blijft hij als schrijver nog zijn waarde behouden. Het valt verder moeilijk te ontkennen, dat Verne stilistisch soms in gebreke blijft, af en toe een woord verkeerd gebruikt, ook meer dan eens een saaie opsomming ten beste geeft of zijn wetenschap al te uitdrukkelijk ‘etaleert’. En toch wordt hij opnieuw bestudeerd en meer dan ooit gelezen. Hij is dus meer dan een tijdgebonden fenomeen, hij bezit een blijvende, diepere waarde. Het gaat zelfs zo ver, dat sommigen in navolging van Lévi-Strauss' uitspraak: ‘Ia valeur du mythe persiste en dépit de la pire traduction’, stellen dat ook slechte schrijvers indrukwekkende romans schrijven, omdat in hun romans een of andere fundamentele mythe of archetype teruggevonden wordt, zij het in een gedegradeerde vormGa naar voetnoot15. Bijzonder aanmoedigend op deze weg is een vanouds gekende grondtrek in Verne's karakter: hij was een zeer gesloten man, weinig mededeelzaam, die de humor als schild hanteerde om zich erachter te verbergen, die een voorliefde koesterde voor geheimschriften of cryptogrammenGa naar voetnoot16. Waarom dan niet veronderstellen dat hij in zijn werken heel wat meer gestoken heeft dan de oppervlakkige lezer zou vermoeden? ‘There are more things...’ om het nog eens met Hamlet te zeggen. Een eerste reeks schrijvers doet een beroep op de theorie van de archetypen. Volgens hen zou Verne's verbeelding wortelen in de diepste mythologische verschijnselen. Michel Carrouges bijvoorbeeld heeft zeer vroeg en uitgebreid geschreven over het Hephaistos-archetype bij Verne, waarbij hij peilde naar de betekenis van de alomtegenwoordigheid van vulkanische uitbarstingen of van ontploffingen in zijn oeuvreGa naar voetnoot17. Marcel BrionGa naar voetnoot18 heeft Le Voyage au centre de la terre geanalyseerd als een typische initiatiereis die van de onbeduidende Axel een man maakt, geholpen door Hans die het elementaire vertegenwoordigt; Axel reist in de schoot van de moeder, naar het mythische centrum van de kosmos. Le Château des Carpathes is meermaals het voorwerp geweest van analyses, hetzij structurele, hetzij psychoanalytischeGa naar voetnoot19. Een tweede reeks, die trouwens moeilijk te onderscheiden is van de eerste, | |
[pagina 1116]
| |
zoekt naar een meer Freudiaanse psychoanalytische uitleg van verniaanse themata. Twee ophefmakende boeken van Marcel MoréGa naar voetnoot20 pogen de grote Freudiaanse begrippen bij Verne terug te vinden: een gesublimeerde vaderfiguur die tegenover die van de natuurlijke vader staat (zoals de uitgever Hetzel tegenover Verne's vader), een relatie die we terugvinden in de verhoudingen van de jonge Grant tot Lord Glenarvan en tot zijn vader, kapitein Grant; de godsfiguur, zoals die van Nemo in L'Ile mystérieuse, of die van Sandorf; de zoon - vader verhoudingenGa naar voetnoot21; de grote liefde tussen Jules en zijn broer Paul, thema voor een zestal romans; de misogynie van VerneGa naar voetnoot22. Ter staving van zijn theorieën bewerkt Moré de eigennamen in Les Voyages extraordinaires om er woord- of letterspelingen uit te halen: achter Fragoso steekt Figaro, achter Lina liaan, Briant wordt Aristide Briand, enz..
Een andere richting nog in de Verniaanse kritiekGa naar voetnoot23 probeert aan de hand van een structuralistische lezing van zijn werk de diepte ervan te peilen. Gebaseerd o.m. op proefnemingen inzake linguïstiek heeft het structuralisme sedert lang vaste voet gekregen onder meer in Frankrijk. Roland Barthes, een van de exponenten van deze richting, heeft reeds tussen 1954 en 1956 gewezen op hetgeen voor hem het existentieel principe is van Verne's werk: ‘le geste continu de l'enfermement’Ga naar voetnoot24. Een omheining plaatsen en zich daarin installeren, zoals de jeugd in hokjes of in een tent onder de tafel van de eetkamer speelt, aldus de Verniaanse gedachtengang. De wereld is gemaakt om in bezit te worden genomen, om aan de mens aangepast te worden. Eigendom wordt gezien niet als een sociaal-economisch verschijnsel dat juridisch bezegeld wordt, maar als een dialectisch moment in de strijd tussen mens en natuur. Hieruit vloeit Verne's liefde voort voor het schip, niet als symbool van afreis en weidse zee, maar als eigen beschermde micro-kosmos, knusjes ingericht (o, de zin voor het detail in de beschrijvingen van de interne organisatie!). Zoals Taussat het uitdruktGa naar voetnoot25, | |
[pagina 1117]
| |
ziet die microcosmos eruit als een glad ei, maar hoe comfortabel van binnen! Wie denkt dan ook niet automatisch aan het begrip ‘eiland’, dat evenzeer een oerbegrip is, het begrip ‘baarmoeder’ in zekere zinGa naar voetnoot26, waarmee wij opnieuw in de archetypale richting terugvallenGa naar voetnoot27. Simone VierneGa naar voetnoot28 heeft ook een systematisch onderzoek gewijd aan het begrip ‘refuge’: een natuurlijke, steeds ontzegde schuilplaats, de boom; een kunstmatige, zelden veilige schuilplaats, de stad; een kunstmatige, voorlopig veilige schuilplaats, het schip; en de natuurlijke, bevredigende schuilplaats, het eiland en de grot, liefst gecumuleerd. Michel Serres heeft een structuuranalyse gemaakt van Les Indes Noires (1877) en Michel Strogoff. Het eerste boek reduceert hij tot het begrip ‘diepte’, waarbij de Odysseia, Plato's grot en anderen aangehaald wordenGa naar voetnoot29; het tweede zou een modern Oeidipoes-verhaal zijn, waarin alle componenten van deze mythe terug te vinden zijn: de Sfinx, de moeder die men niet mag herkennen, de blindheid, Antigone, enz.Ga naar voetnoot30. Een poging tot ontcijfering van Un drame en Livonie zou nog geciteerd kunnen worden, waarbij D. CompèreGa naar voetnoot31 een zeer gave objectieve wederopbouw betracht door wederzijdse belichting van bekende biografische gegevens en gebeurtenissen uit de roman. Op een ogenblik dat gelijktijdig in een pocketreeks (‘Livre de Poche’) en in een boekenclub (Rencontre, Lausanne)Ga naar voetnoot32 alle werken van Verne systematisch herdrukt worden, leek het ons wel nuttig een bescheiden status quaestionis inzake Verniaanse neo-kritiek voor te leggen. De man die zoveel generaties lezers heeft weten te boeien, de man die ontelbare mensen heeft weten te bezielen tot vruchtdragende inspanningen om de wereld op een verniaanse manier voor het mensdom te veroveren, deze man heeft een nieuw soort lezers verworven, mensen op zoek naar het geheim van de mens, van zijn drijfveren en zijn rol. |
|