Streven. Jaargang 26
(1972-1973)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 971]
| |
Duitslandpolitiek van de Chinese Volksrepubliek
| |
Spookbeeld van een Chinees-Westduitse alliantieDe opwinding was in de Bondsrepubliek groot toen in april 1969 het nieuws uitlekte, dat Moskou de steun van Bonn had gezocht tijdens de voorjaarscrisis aan de Sovjet-Chinese grens. Dit dramatisch gebaar droeg alle kenmerken van een wijziging in Moskou's Duitslandpolitiek. Al konden politieke waarnemers zich dan ook moeilijk een voorstelling maken van een Chinees-Westduitse band, voor de Russen, wier fundamentele houding ten aanzien van de buitenwereld gedurende eeuwen door een hardnekkig knagend gevoel van onveiligheid werd bepaald, was een dergelijke machtscombinatie een waar spookbeeld. De Russen hadden om zich te beveiligen in het verleden in alle windstreken gebieden geannexeerd. In plaats van de zozeer begeerde gemoedsrust te | |
[pagina 972]
| |
vinden, stonden de Russen in 1969 oog in oog met geduchte naburen in Oost en West, en met name koesterden zij vrees voor de Bondsrepubliek en de Volksrepubliek China. De germanofobie, waardoor de Russen anno 1969 werden geobsedeerd, was - in tegenstelling met hetgeen men algemeen aannam - van betrekkelijk recente datum. Tot de twintigste eeuw was de vijand in het Westen de Oostenrijks-Hongaarse monarchie of het Napoleontische Frankrijk, terwijl de onsamenhangende, eeuwig twistende Duitse vorstendommen vóór Bismarcks tijd een gemakkelijke prooi waren voor de dwingende expansie van de Tsaren. Einde van de zestiger jaren hadden de Russen rekening te houden met het opdoemen van een nieuwe bedreiging uit het Oosten, waarbij nog dieper gewortelde emoties boven kwamen en waarbij de klaarblijkelijke bestemming van Moskou om de wereldrevolutie van het proletariaat te leiden op de proef werd gesteld. De Russische geschiedenis was 500 jaar lang beheerst door de strijd tegen de Mongoolse horden, die het land in schijnbaar eindeloze golven van mensen verwoestten. Onvergetelijk was ook de vernederende nederlaag tegen de Japanners bij Port Arthur in 1905, en zelfs de nederlaag van Japan in de Tweede Wereldoorlog, waaraan de Russen maar heel weinig bijdroegen, vermocht de harde lessen van deze historische schok niet uit te wissen. Alleen tegen deze achtergrond werd de angst begrijpelijk voor een samengaan van machten aan de Europese en Aziatische grenzen van de Russen. Het was juist dit spookbeeld dat de Kremlinleiders in maart 1969 hadden opgeroepen. China en de Bondsrepubliek waren in Moskou's ogen de twee grote verstotenen in de wereldpolitiek. Het buitenlands beleid van beide landen, zoals zij dat in de jaren zestig hadden gevoerd, was volgens Moskou mislukt, want de Westduitse ambitie van na de oorlog was het ongedaan maken van de nederlaag van 1945. Volgens de Russen impliceerde het nastreven van dit doel een agressieve militaire houding, waardoor Bonn automatisch de sterkste pleitbezorger van het Westelijk blok werd. Maar de ontspanning en het Franse terugtrekken uit de NATO hadden Bonn beroofd van zijn steun in het Westen, die het welslagen van zijn beleid behoefde.
De voornaamste doeleinden van de Chinezen in de buitenlandse politiek waren op soortgelijke wijze gefrustreerd. Hun plannen voor de hegemonie in Oost- en Zuidoost-Azië hadden schipbreuk geleden en Mao Tse-toeng had de recepten van N.S. Chroestsjov voor vreedzame coëxistentie afgewezen door de voorkeur te geven aan eigen isolement. Hoewel er veel geschillen bestonden tussen de Sovjet-Unie en China over | |
[pagina 973]
| |
de gemeenschappelijke grens, gold het voornaamste conflict tussen beide communistische reuzen toch de leiding van de internationale communistische beweging. Het feit dat China's vijand in deze worsteling tevens de sleutels in handen had voor de Duitse hereniging, bracht Moskou gemakkelijk tot de conclusie dat Bonn en Peking automatisch tot elkander werden aangetrokken. Het ontbreken van overtuigende bewijzen ter ondersteuning van de stelling van een bestaande of voorgenomen binding tussen Bonn en Peking, verminderde de angsten van de Russen niet en de snel groeiende Chinees-Westduitse handel was hiervan een oorzaak. China wilde graag Westduitse fabrieken en machinerieën kopen, waarvoor het, in tegenstelling tot andere communistische landen, met goud en harde valuta betaalde. Deze handel ontwikkelde zich uit zuiver particulier initiatief van Westduitse maatschappijen, die hun kantoren in Hong Kong en Tokio hadden. De Bondsrepubliek sloot in tegenstelling tot Frankrijk, Groot-Brittannië en andere Westelijke landen geen officiële handelsovereenkomst met de Chinezen. Toch overtrof de Westduitse handel met China die van alle Westelijke landen en de Sovjet-Unie; zij kwam op de tweede plaats na die met Japan. Volgens de Russen leverde de Bondsrepubliek zwaar water voor de Chinese atoombommen. Verder hadden Duitse deskundigen de Chinezen geassisteerd bij de constructie van raketten met een actieradius van 400 mijl. Deze bewering konden de Russen echter niet door bewijzen staven. Tevens deden in de Bondsrepubliek geruchten de ronde, dat de Chinezen bereid waren een bilateraal handelsverdrag te tekenen, dat ook zou gelden voor West-Berlijn. Toch had een hint van minister van buitenlandse zaken Brandt, in december 1968, dat Bonn bereid was de handel met Peking te formaliserenGa naar voetnoot1, geen enkele reactie van Chinese zijde opgeleverd. Tot 1970 bleef Peking Bonn nagenoeg volledig negeren, totdat Brandt met zijn Oosteuropa-politiek begon en de CDU/CSU-oppositie de Chinese Volksrepubliek als politieke factor in het spel probeerde te brengen. De oppositie meende dat de Bondsregering contacten met Peking tegen de Sovjet-Unie zou moeten uitspelen, zodat zij de Kremlinleiders in de onderhandelingen over een Russisch-Duits verdrag concessies zou kunnen afdwingen, bijvoorbeeld in grensvraagstukken. De regering Brandt-Scheel stelde zich daarentegen op het standpunt, dat het onverantwoordelijk zou zijn om een dergelijk spelletje met de Kremlinleiders te spelen. Zo zei bondskanselier Brandt in een interview, dat de Westduitsers om goede redenen aan een ontspanningspolitiek tegenover de Sovjet-Unie en de andere Warschaupactstaten waren begonnen. Daarom wilde hij niet de indruk wekken als zou de bondsregering van tegenstellin- | |
[pagina 974]
| |
gen misbruik willen maken. Dat zou de Bondsrepubliek niet ten goede komen, maar wantrouwen wekken. Zoals reeds gezegd, was het beslist niet zo dat Peking zich in de afgelopen jaren bijzonder toeschietelijk toonde ten aanzien van Bonn. De Chinese leiders vonden in de CDU-CSU echter een bondgenoot in hun kritiek op de pogingen van de bondsregering om verdragen met de Sovjet-Unie, Polen en de DDR af te sluiten. De heel harde polemiek hiertegen lieten de Chinezen aanvankelijk over aan hun Albanese vrienden. Van de verbale agressiviteit tegen de Oostverdragen die radio Tirana ten toon spreidde, hadden zelfs de Bondsrepubliekeinse Duits-nationalen en rechts-extremisten nog iets kunnen leren. | |
Chinese kritiek op het verdrag van MoskouDe ondertekening op 12 augustus 1970 van het tussen Bonn en Moskou gesloten verdrag over normalisering van de betrekkingen en afzien van geweld bracht echter ook de Chinese propagandakanonnen in actie. Het verdrag werd door het persbureau Nieuw China gebrandmerkt als een ‘smerige transactie tussen de Sovjet imperialisten en de Westduitse militaristen’, waarvan het doel de heerschappij over Europa was. Rusland werd bovendien verraad aan de DDR en de andere Oosteuropese landen voor de voeten geworpen. Voorts werd het verdrag van Moskou als complot gedoodverfd, dat in eerste aanleg was bedoeld om de Russen in Centraal-Europa rust, vrede en veiligheid te garanderen, teneinde daarna alle inspanningen te richten op een mogelijke krachtmeting met China. Door deze beoordeling van de Bondsrepublikeinse Oostpolitik werd het ingewortelde Chinese omsingelingstrauma bevestigd, al bracht de propaganda overwegend ideologische argumenten in het geding. Het doel van Peking bleef isolering van de Sovjet-Unie in Oost-Europa en daarom trachtten de Chinezen de Kremlinleiders zoveel mogelijk moeilijkheden te berokkenen. Weliswaar maakten de Chinezen zich geen illusies en wist men in Peking ook dat het voorlopig onmogelijk was een kloof te bewerkstelligen tussen de Sovjet-Unie en haar Oosteuropese bondgenoten. De Chinezen dachten echter op lange termijn en verwachtten ook geen onmiddellijke resultaten. In de commentaren werd ook gesproken over de bedreiging van China door de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten. De Amerikaanse bedreiging van China bleef echter voornamelijk beperkt tot de Amerikaanse ‘marionetten’ zoals Japan, Formosa en Zuid-Korea, terwijl daarentegen van de Sovjet-Unie (die nergens met name werd genoemd) werd gezegd dat het ‘sociale imperialisme’ zijn begerige ogen op Chinees gebied had gericht. ‘De “sociale imperialisten” praten over de vrede, maar tegelijkertijd versterken zij hun troepen aan de Chinese grens en Mongolië’. | |
[pagina 975]
| |
Afgezien van het feit dat de Chinezen vreesden dat de Russen na de consolidering van de westelijke grenzen zich geheel aan het Chinese vraagstuk zouden gaan wijdenGa naar voetnoot2, verwelkomde men in Peking een ontspanning tussen Bonn en Moskou niet, aangezien hierdoor de Russische hegemoniale aanspraken op Centraal-Europa bevorderd werden. Gezien haar eigen veiligheid was China geïnteresseerd in een Westeuropese eenwording, waarbij ook Bonn een leidende rol zou kunnen spelen. In een sterk West-Europa zagen de Chinezen een tegenwicht tegen de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten, door welke landen China zich toen nog bedreigd voelde. In Pekings ogen betekende een Russisch-Duitse toenadering een verzwakking van de Westeuropese samenwerking en een versterking van de Sovjet-Unie. De Chinese commentaren gaven ook een niet mis te verstaan antwoord op Leonid Brezjnev's rede in Alma Ata op 28 augustus 1970. Het optreden van de secretaris-generaal van de CPSU in Kazakhstan, dat zijn politiek perspectief kreeg door de nabijheid van China, was bedoeld om het Chinese wantrouwen inzake het Duits-Russische verdrag weg te nemen en tot een betere verstandhouding met Peking te komen. Anderzijds kon men, indien men China's wilde uitvallen tegen het Russische ‘sociaal-imperialisme’ hoorde, beter begrijpen waarom de Sovjet-Unie aan haar oostgrens onder de moeilijkste omstandigheden een strijdmacht van 46 divisies handhaafde. Ook met Brezjnevs lof voor Willy Brandt was Peking het niet eens, omdat de bondskanselier verklaarde dat hij Adenauers politiek wilde voortzetten. In dit verband citeerden de Chinezen een uitspraak van de oud-bondskanselier uit 1953, waarbij hij als doel stelde ‘de vreedzame bevrijding van de Duitsers in het Oosten en de hereniging van Duitsland’. Volgens Peking was de politiek van de regering Brandt-Scheel nog een graad geraffineerder. Opvallend was dat in dit Chinese commentaar met geen woord werd ingegaan op Brezjnevs mededeling in Alma Ata, dat het Moskou's bedoeling in het geheel niet was, zich in het westen te dekken om zo de handen vrij te krijgen voor China. Dat zwijgen betekende dat Peking de Russen in staat achtte het op een confrontatie met China te laten aankomen, misschien wel met Bondsrepublikeinse materiële hulp. Om dat a priori te voorkomen poogde Peking de Europese landen, en met name de DDR, tegen het Duits-Russische verdrag op te zetten. Het leek zelfs niet onwaarschijnlijk dat de Chinese leiders hun motieven tegen het Verdrag van Moskou in Oost-Berlijn hadden gehaald en slechts openlijk uitspraken wat Walter Ulbricht niet hardop durfde te zeggen. | |
[pagina 976]
| |
Het Moskouse verdrag zou volgens de Chinezen de onveiligheid in Europa slechts groter maken. Peking bracht in herinnering dat ook vroeger nietaanvals-verdragen een latere agressie niet hadden kunnen voorkomen. Hitler brak in 1939 eenzijdig het verdrag met Polen, Moskou brak in 1968 het vriendschaps- en niet-aanvalsverdrag met Tsjechoslowakije - dit naast elkaar plaatsen hield tevens een Chinese veroordeling van de Brezjnev-doctrine in. De Chinezen concludeerden, dat de ervaring had geleerd dat men door compromissen geen vrede en veiligheid verkreeg, doch eerder meer kans op het uitbreken van een oorlog. Met zijn waarschuwing voor een samengaan van ‘Sovjetrussisch sociaal-imperialisme’ en ‘Westduits-militarisme en revanchisme’ wilde Peking blijkbaar ook de Westeuropese buren van de Bondsrepubliek alarmeren. Opmerkelijk was, dat Peking zijn stelling liet vallen, als zou de toenadering tussen Bonn en Moskou in dienst staan van een Russisch-Amerikaanse toenadering, waarbij Bonn als werktuig van Washington fungeerde. In plaats daarvan werd de relatie tussen Washington, Bonn en Moskou wat meer gedifferentieerd gezien en geplaatst in het kader van de ‘veronderstelde rivaliteit tussen het Amerikaanse imperalisme en het Russische sociaal-imperialisme om de hegemonie in Europa’. Peking riep alle Europese volkeren op, zich niet door de vredes- en ontspanningsbeloften van het Duits-Russische verdrag in slaap te laten sussen, doch vastbesloten te strijden tegen het Amerikaanse, Russische en Westduitse streven, waarbij men op Chinese steun mocht rekenen. In het Chinese commentaar werd geen analyse gegeven van het effect van het Verdrag van Moskou op de Chinees-Russische betrekkingen, en met name op de grensbesprekingenGa naar voetnoot3. De hervatting van de polemiek tegen de Russische ‘sociaalimperialisten’ hield een niet mis te verstane afwijzing in van Brezjnevs aanbod van verzoening, gedaan in Alma Ata. Peking wilde Moskou onder druk blijven zetten en verhinderen dat de Russen hun bedoelingen met het Duits-Russische verdrag ongestoord zouden verwezenlijken. Het Chinese omsingelingstrauma en de daarmee gegeven beginselen van iedere Chinese buitenlandse politiek bleven onvermijdelijk voortbestaan totdat Nixon een bezoek aan Peking bracht. Hierdoor kreeg de Chinese leiding de zekerheid dat de duivelsring van anti-Chinese intrigues eindelijk op een strategisch vitaal punt werd doorbroken. Ten opzichte van de Duitse kwestie was Pekings standpunt geruime tijd zeer ingewikkeld. Ondanks alle onvriendelijkheden uit Oost-Berlijn poogden de Chinezen de DDR te steunen tegenover Moskou. Walter Ulbricht vermeed China met woorden aan te vallen. Maar onder Erich Honecker | |
[pagina 977]
| |
sloeg de DDR in overeenstemming met de politiek van de Kremlinleiders een felle toon aan. Dit werd erger toen 9 september 1971 in een Chinees dagblad geschreven werd dat de Sovjet-Unie in de kwestie Berlijn de soevereiniteit van de DDR zonder scrupules verraden had. Officieel nam de SED hiertegen stelling: ‘Peking liet Hong Kong, om de relatie met Londen goed te houden, buiten beschouwing, maar vergoot krokodillentranen omdat dankzij de Sovjet-Unie een van de gevaarlijkste spanningshaarden in Europa, West-Berlijn, afgezwakt was’Ga naar voetnoot4. Uit de verslechtering van de betrekkingen met de DDR wilde Peking zijn conclusies aanvankelijk niet trekken. De relaties tussen China en de Bondsrepubliek bleven tamelijk koel, met het gevolg dat toenaderingspogingen niet werden ondernomen. Peking kreeg meer ruimte tot handelen tegenover Bonn nadat de viermogendheden-regeling van de Berlijnse kwestie van kracht geworden was. Nu kon Peking de band van West-Berlijn met de Bondsrepubliek niet meer negeren, hetgeen betekende de formalisering van de handelsbetrekkingen in een verdrag tussen beide landen. | |
Schröders rol bij de normalisatie van de betrekkingen tussen Peking en BonnIn 1971 maakte men zich in Bonn zorgen over de gevolgen die de toetreding van de Volksrepubliek China tot de Verenigde Naties en vooral tot de Veiligheidsraad voor het VN-lidmaatschap van de zogenaamde gedeelde staten zou hebbenGa naar voetnoot5. Geleidelijk aan was echter gebleken dat de Bondsregering over deze problematiek zich geen zorgen hoefde te maken. Na Nixons spectaculair bezoek aan Peking ontstond namelijk bij de Chinezen de interesse om officiële contacten ook met de Bondsrepubliek aan te gaan. Bij de normalisatie van de diplomatieke betrekkingen tussen beide landen speelde Gerhard SchröderGa naar voetnoot6 een belangrijke rol. In dit verband is zeker niet onbelangrijk te vermelden dat in 1969 de Chinese Volksrepubliek in de voorstelling van de christen-democraten nog een rood vuurspuwend monster was. Het woord China was in de mond van de toenmalige bondskanselier Kiesinger reeds voldoende om betrekkingen met Peking als een dodelijk gevaar af te schilderen. Doch in 1972 liepen Franz-Joseph Strauss en zijn Duits-nationale bloedverwanten reeds rond met het plan om Peking tegen Moskou uit te spelen. Hoe beter de betrekkingen van Bonn met Peking zouden worden, des te toeschietelijker zouden de Krem- | |
[pagina 978]
| |
linleiders worden in de Duitse kwestie, meende F.-J. Strauss. Hij wilde namelijk ‘de uitverkoop’ van de Bondsrepubliek aan de Sovjet-Unie verhinderenGa naar voetnoot7. De regering-Brandt koesterde echter andere opvattingen over de betrekkingen met de Sovjetblok-landen. Op 16 januari 1972 betoogde minister Scheel in de Bondsdag dat, wat het aanknopen van diplomatieke betrekkingen met de Volksrepubliek China betrof, zijn regering op het juiste moment het juiste zou doen, zonder meer rekening te houden met anderen dan voor zover de wereldpolitieke toestand dit vereiste. Vervolgens zei Scheel dat de Bondsrepubliek geen bilaterale problemen met China had, alleen had zij tot dan toe aan de Oostpolitiek prioriteit gegevenGa naar voetnoot8. Deze mededeling van de minister van buitenlandse zaken werd over het algemeen zo geïnterpreteerd dat volgens de Bondsregering het juiste moment eerst dan kon aanbreken, wanneer niet alleen met Moskou en Warschau maar ook met Oost-Berlijn en Praag de voorwaarden voor een normalisatie der verhoudingen waren verwezenlijkt. Het aangaan in oktober 1972 van diplomatieke betrekkingen tussen Bonn en Peking was achteraf een groot succes voor de CDU/CSU-oppositie en een persoonlijk succes van Gerhard Schröder. Dat hierin een zekere grond van waarheid zat, moest zelfs de sociaal-liberale regeringscoalitie toegeven. Tenslotte is het Schröder geweest die als eerste bondsrepublikeinse toppoliticus voor een bezoek aan de Volksrepubliek werd uitgenodigd. Het was de Chinese dank voor het christen-democratische pleidooi in de jaren 1970-1972 om zich niet eenzijdig met de Sovjet-Unie en haar Europese bondgenoten bezig te houden, maar ook in gesprek te komen met Peking. Schröder bracht van 19 tot en met 29 juli 1972 zijn bezoek aan Peking op uitnodiging van het Chinese Instituut voor Buitenlandse AangelegenhedenGa naar voetnoot9. Daar het toen niet onmogelijk was, dat na de verkiezingen in november 1972 weer een CDU/CSU-regering aan het bewind zou komen, waarin Schröder de portefeuille van buitenlandse zaken zou beheren, was de Chinese regering erin geïnteresseerd contacten te leggen met de man die een hardere lijn jegens de Sovjet-Unie zou volgen dan de regering Brandt-ScheelGa naar voetnoot10. In de pers van de Sovjetblok-landen, maar vooral in de Oostduitse pers viel kritiek op Schröders reis te beluisteren. Zo schreef de Izvestia op 21 juli, dat Schröder toch niet naar China was uitgenodigd met het oog op de posi- | |
[pagina 979]
| |
tieve ontwikkelingen die uit de Oostverdragen en het viermogendhedenakkoord betreffende Berlijn zouden kunnen voortvloeien. Volgens het Russische regeringsblad toonde Peking een groeiende belangstelling voor de Westeuropese integratie als tegenwicht tegen de socialistische statengemeenschap. Dientengevolge bevonden de Chinese leiders zich aan de zijde van de ‘Westeuropese reactionairen’Ga naar voetnoot11. De Literatoernaja Gazeta schreef naar aanleiding van Schröders bezoek aan China dat Peking met alle mogelijke listen probeerde twijfel te zaaien over de doelmatigheid van de Europese Veiligheidsconferentie. Samen met bepaalde kringen in West-Europa, vooral met de revanchisten in de Bondsrepubliek, beweerden de Chinese leiders dat de voorwaarden voor de bijeenroeping van een dergelijke conferentie nog niet rijp warenGa naar voetnoot12. In Peking voerde Schröder besprekingen met onder andere de vice-ministers van buitenlandse zaken, Tsjan Koean-Hoea en Tsjang Wen-Tsjin, terwijl hij op 27 juli door premier Tsjoe En-lai werd ontvangenGa naar voetnoot13. Beide politici voerden volgens het persbureau Nieuw China ‘een openhartig en vriendelijk gesprek’Ga naar voetnoot14. Nadat Schröder uit Peking was teruggekeerd, bracht hij een bezoek aan minister Scheel in diens vakantieverblijf in Oostenrijk. Schröder bracht verslag uit van zijn besprekingen en overhandigde Scheel een protocol, ondertekend door hem en zijn Chinese gesprekspartner Tsjang Wen-Tsjin. Het protocol stelde vast, dat beide partijen het erover eens waren dat de Volksrepubliek China en de Bondsrepubliek diplomatieke betrekkingen moesten aanknopen. Op een persconferentie sprak Schröder de hoop uit, dat de betrekkingen met Peking nog vóór de aanstaande Bondsdagverkiezingen geregeld konden worden. Eveneens als minister Scheel meende ook Schröder dat er tussen China en de Bondsrepubliek geen bilaterale problemen bestonden en dat diplomatieke betrekkingen moesten worden aangegaan zonder specifieke clausules, amendementen of voorwaarden. Over de onvriendelijke reacties van de Sovjetbloklanden op zijn China-bezoek zei Schröder, dat deze beschuldigingen hem misplaatst voorkwamen. In dit verband stelde hij, dat na een eventuele na 1972 te vormen CDU/CSU-bondsregering West-Duitsland ook voort zou gaan te werken in de richting van vrede en vooruitgang. Schröder gaf tenslotte uiting aan zijn opvatting dat de kwestie van de Duits-Chinese betrekkingen in de partijpolitiek geen rol mocht spelenGa naar voetnoot15. | |
[pagina 980]
| |
Na de persconferentie van Schröder liet de Bondsregering een verklaring publiceren, waarin werd gezegd, dat de regering Brandt-Scheel zich reeds bij haar ambtsaanvaarding bereid had verklaard met alle staten in de wereld betrekkingen aan te gaan. Deze bereidwilligheid strekte zich ook uit tot de Chinese Volksrepubliek, hetgeen de regering in Peking bekend was. Vervolgens was de bondsregering voldaan over het feit dat naar aanleiding van het bezoek van Schröder de regering van de Volksrepubliek China te kennen gegeven had in een normalisering van de betrekkingen geïnteresseerd te zijnGa naar voetnoot16. | |
Normalisatie van de relaties tussen de Volksrepubliek China en de BondrepubliekHet ministerie van buitenlandse zaken in Bonn meende dat er zich bij het aangaan van diplomatieke betrekkingen tussen Bonn en Peking misschien toch wel moeilijkheden konden voordoen. Deze zouden betrekking hebben op Taiwan en West-Berlijn. Evenzeer achtte men in Bonn nog enige opheldering noodzakelijk over het Chinese standpunt ten aanzien van de Oostverdragen en de Berlijnovereenkomst. De moeilijkheden werden echter tijdens de in augustus 1972 begonnen geheime onderhandelingen over het aangaan van diplomatieke betrekkingen snel uit de weg geruimd. Tenslotte normaliseerde de Bondsrepubliek tijdens het officieel bezoek van Walter Scheel aan Peking in oktober 1972 als een van de laatste Europese staten haar verhouding met de Volksrepubliek China. Na zijn vierdaags bezoek aan China maakte minister Scheel bekend dat de bondsregering de diplomatieke betrekkingen tussen beide landen zo snel mogelijk wilde uitbreiden. Voor dit doel wilde men in november 1972 onderhandelingen beginnen over een handelsverdrag tussen Bonn en Peking. Minister Scheel deelde verder mee de Europese Gemeenschap te zullen consulteren voordat met de onderhandelingen over een handelsverdrag een begin werd gemaakt. Het zou een bilateraal verdrag worden, aldus Scheel, omdat de Chinezen dit wenstenGa naar voetnoot17. De Chinezen gaven de voorkeur aan deze regeling, omdat zij op die manier naar de EEG toe konden groeienGa naar voetnoot18. Over de gesprekken die hij in Peking had gevoerd, onder andere met pre- | |
[pagina 981]
| |
mier Tsjoe En-lai, zei minister Scheel dat er verschillende opvattingen hadden bestaan over het nut van een Europese Veiligheidsconferentie en van gesprekken over wederzijdse evenwichtige troepenvermindering. De minister geloofde evenwel, dat zijn Chinese gesprekspartners hierover niet zo uitgebreid en precies waren geïnformeerd, zodat zij hem om aanvullende inlichtingen hadden gevraagd. Interessant voor de Bondsregering was de steun die zij in Peking voor haar standpunt in de Duitslandpolitiek kreeg. Terwijl de DDR niets wilde weten van het begrip ‘eenheid van de natie’, hadden Scheels gesprekspartners in Peking gesteld, weliswaar in algemene zin, dat het niet normaal was, wanneer een volk gedeeld is. Verder zei Peking zijn steun toe wanneer beide Duitse staten tot de Verenigde Naties zouden willen toetreden. Het was niet toevallig dat minister Scheel zich juist in die dagen in Peking had opgehouden. De Volksrepubliek China was namelijk een thema geworden in de Bondsrepublikeinse verkiezingsstrijd nadat Schröder dit land had bezocht. Reeds in augustus 1972 hadden de Russen gereageerd en tijdens een ontmoeting van Leonid Brezjnev met de Oosteuropese leiders werd besloten de regering Brandt-Scheel een handje te helpen, omdat de Kremlinleiders geïnteresseerd waren in het behoud van de regerende coalitie. Oost-Berlijn liet vrij onverwacht weten dat men nog voor de bondsdagverkiezingen bereid was met Bonn het basisverdrag te ondertekenenGa naar voetnoot19. Ongetwijfeld had de reis van Schröder naar Peking hiertoe bijgedragen. Uitgerekend deze communistenvreter, aldus Conrad Ahlers, kwam uit China terug met geestdrift voor de communistische wereldmogendheidGa naar voetnoot20. In het licht van de komende verkiezingen ontdekte Gerhard Schröder dat de reactie van de Chinezen veel vriendelijker was dan die van de Russen. Wat hij erg prettig vond, was de allesbehalve opdringerige, doch natuurlijke minzaamheid en zakelijkheid waarmee zijn verblijf verliepGa naar voetnoot21. |
|