Streven. Jaargang 26
(1972-1973)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 919]
| |
ForumNieuw panslavismeGa naar voetnoot*In de tweede helft van de jaren zestig won het nieuwe panslavisme in de Sovjet-Unie steeds meer veld. Dit Slavische nationalisme had vaderlandslievende en religieuze aspecten; het ‘eeuwige Rusland’, een slavische wereldmissie en het geestelijk erfdeel van de Slaven waren er de belangrijkste thema's van. De Kremlinleiders en in het bijzonder Soeslov bestreden het, omdat het neopanslavisme vijandig was aan het geloof van de partij. Maar de felste tegenstanders vond men onder de op het Westen gerichte liberalen, die de tradities van de liberale beweging in het oude Rusland wilden voortzetten, vooral het avant-gardistische maandblad Novy Mir. De meest uitgesproken pleitvoerder van het neo-panslavisme was de literaire criticus Chalmajev, volgens wie Peter de Grote's grootste verdienste niet was geweest dat hij het raam naar Europa had opengezet, maar Europa een venster op Rusland had gegeven. Chalmajevs idolen waren Iwan de Verschrikkelijke, Peter de Grote en, impliciet, J.V. Stalin. De eenmaking der Russische landen in de XXste eeuw werd volgens Chalmajev voltooid door een politiek geniale daad. Eens in de honderd jaar gaat het Russische volk ten strijde: in Poltawa (1709) werden de Zweden, in 1814 de Fransen, en in 1943 te Stalingrad de Duitsers verslagen. Het Russische volk moet echter - aldus deze criticus - nog eeuwenlang voorbereid blijven op zulke veldslagen. Zelfs stelde Chalmajev dat Karl Marx het genie van de Russische staatkunde bewonderd hadGa naar voetnoot1. Hier zij vermeld dat Marx in feite de tsaristische binnen- en buitenlandse politiek aan de kaak stelde. De neo-panslavisten lieten zich met name inspireren door de XIXe-eeuwse mystieke filosoof Konstantin Leontjev, die een sterk Russisch imperium voorstond, en die de verspreiding van ‘decadente en ontwortelde Europese denkbeelden’ verwierp. Zijn tijdgenoot Dostojewski zag in Europa niets anders dan ‘een kerkhof’ en verwachtte een regeneratie van de mensheid door het ‘Heilige Rusland’ en zijn orthodoxe kerk. De oude panslavisten steunden indirect de Russische expansiepolitiek. De oorspronkelijke panslavistische beweging bereikte een hoogtepunt omstreeks 1850. Volgens deze mensen zou de tweekoppige adelaar van de Romanows (eertijds het embleem van Byzantium) wederom over Byzantium heersen. Het Romeinse rijk van het Oosten, zich uitstrekkend van Athene tot voorbij Jeruzalem, zou hersteld worden, en volgens extreme panslavisten zou de tsaar de oude imperiale titel van de Byzantijnse Basileis, ‘cosmocrater’ (wereldheerser), tot een realiteit maken. Iets van die fantastische droom waarde nog rond door de kanselarijen van de Europese | |
[pagina 920]
| |
geallieerden, tegen de Centrale Mogendheden, toen in 1915 bij een geheim verdrag van Londen Konstantinopel aan de Russen werd beloofd. In zekere zin vulde de in het begin van deze eeuw opkomende liberale beweging in Rusland het vacuüm, dat de met cliché's beladen filosofie van de panslavistische beweging in de XIXe eeuw heeft doen ontstaan, zonder dat de sociale en politieke fundamenten van het autocratische regime werden aangetast. Witte, die in 1903 tot minister-president werd benoemd, slaagde erin bepaalde hervormingen na de mislukte revolutie in 1905 door te voeren. De liberalen waren bereid om vrede te hebben met een parlementaire monarchie, de socialisten bleven daarentegen een volksrepubliek eisen. De mislukte opstand van 1905 had in de onderste lagen van de volksmassa een beweging losgeslagen die in oktober 1917, onder meer als resultaat van de onbekwaamheid van de liberale politici, tot de overwinning zou leiden. Tot 1945 vormde Rusland een reuzenrijk, dat ondanks zijn omvang eerder aan de rand van het wereldgebeuren leefde. Het einde van de tweede wereldoorlog bracht daarin een radicale verandering, toen de dromen van de XIXe-eeuwse panslavistische denkers grotendeels in vervulling gingen. Sedertdien bediende Moskou zich van het veroverde voorterrein tussen de Oostzee en de Zwarte Zee als uitgangspositie voor zijn machtsontplooiing. De heerschappij over Polen, de DDR en Tsjechoslowakije gaf de Kremlinleiders een vinger in de pap in het Duitse vraagstuk en dientengevolge ook in de Westeuropese politiek, terwijl Hongarije, Roemenië en Bulgarije het noodzakelijke achterland vormden voor de Russische expansiedrang in de richting van de Balkan en de Middellandse Zee.
L.L.S. Bartalits |