| |
| |
| |
MBRF: Europees machtsevenwicht op verlaagd niveau
Henry M.V. Buntinx
Terwijl in Helsinki de besprekingen aanslepen ter voorbereiding van een eventueel later in het jaar te houden Conferentie voor Europese Veiligheid en Samenwerking, zijn op 31 januari in Wenen besprekingen begonnen ter voorbereiding van een Conferentie over Wederzijdse en Evenwichtige Troepenvermindering (MBFR: Mutual Balanced Forces Reduction). Hoe hangen beide samen? Welke moeilijkheden zitten eraan vast, met name aan de laatste? Het gaat hier inderdaad om een uiterst ingewikkelde materie.
| |
MBFR als tegenzet
Toen de NATO (reeds in 1968 te Reykjavik) het sein op groen zette voor eventuele MBFR-besprekingen, had het er de schijn van dat een symmetrische reductie van strijdkrachten in Centraal Europa de Atlantische Gemeenschap diverse voordelen kon opleveren. De besprekingen zouden immers beperkt blijven tot de conventionele bewapening en juist in die sector vertoonde het Warschaupakt een relatief overwicht over de NATO. Weldra werd het duidelijk dat het MBFR-voorstel bedoeld was als een tegenzet tegen het Sovjetinitiatief betreffende de Veiligheidsconferentie. De NATO wilde aantonen dat ook zij bereid was besprekingen met Oost-Europa te beginnen. Voor de Veiligheidsconferentie voelde men aanvankelijk niet veel. Nu hoopten sommige NATO-leden dat het Westen via MBFR invloed zou kunnen uitoefenen op de agenda en de procedure van de Veiligheids-conferentie.
In het begin hadden niet alle NATO-leden helemaal dezelfde opvattingen over MBFR. De Verenigde Staten waren al geruime tijd op zoek naar een modus vivendi met de Sovjet-Unie; MBFR zou daarvoor een van de middelen zijn. Daarom wilden zij de MBFR-besprekingen aan de Veiligheids-conferentie vooraf laten gaan. De Westeuropese Nato-leden daarentegen zijn pas enthoesiaster gaan doen over MBFR toen bleek dat deze niet op de Veiligheidsconferentie zou worden behandeld. Bovendien vreesden zij dat MBFR de unilaterale terugtrekking van de U.S.-troepen uit Europa zou be- | |
| |
spoedigen. De politieke motieven waarom zij uiteindelijk toch akkoord gingen met MBFR-besprekingen, houden gedeeltelijk verband met de westerse tendens om de nadruk te leggen op het militaire aspect van het veiligheidsvraagstuk en de politieke détente te zien als een gevolg van militaire akkoorden, en met de overtuiging dat zij een betere controle zouden hebben op het machtsevenwicht als het in overleg met Oost-Europa tot stand was gekomen. Door vooral de nadruk te leggen op het militaire aspect van de Europese veiligheid, denkt het Westen primair op korte en middellange termijn. Dat houdt dan weer verband met het feit dat de NATO-leden het onder elkaar lang niet eens zijn over de opties die op lange termijn zouden moeten worden genomen. M.a.w. door te opteren voor MBFR-besprekingen, heeft de NATO een aantal politieke problemen onder de domper gezet, om een intern debat over hete hangijzers te vermijden. Maar uitsluitend militaire aspecten van de externe veiligheid willen behandelen met uitsluiting van de belangrijkste daarmee samenhangende politieke problemen, is alleen mogelijk tijdens de voorbereidende onderhandelingen. Worden de MBFR-onderhandelingen (met name over materiële problemen) eenmaal echt aangevat, dan wordt een andere aanpak nodig.
Dit laatste beseffen de NATO-leden blijkbaar ook, want naarmate het MBFR-forum concrete vorm aanneemt, schijnt het enthoesiasme eerder te dalen dan te stijgen. Meer nog, met verloop van tijd worden enkele meningsverschillen binnen de NATO alsmaar duidelijker. De landen van de NATO-flanken, Turkije, Griekenland en Noorwegen, vrezen dat, als de besprekingen tot Centraal-Europa worden beperkt, de Sovjet-Unie haar druk op de flanken zal intensiveren. Frankrijk wil helemaal niet van MBFR horen. Groot-Brittannië zou liever zien dat het voorstel doodbloedt. De cohesie van de NATO dreigt dus gevaar te lopen nog voordat de eigenlijke MBFR-conferentie is begonnen.
Paradoxalerwijze is de belangstelling van de Sovjet-Unie voor MBFR gegroeid naarmate ze in het Westen afnam. Volgens de enen zou de Sovjet-Unie meer zien in symmetrische wapenreducties dan in unilaterale aan de kant van het Westen: een unilaterale terugtrekking van de US-troepen uit Europa zou in het Westen een militaire reflexie teweeg kunnen brengen. Anderen denken dat Moskou de MBFR wil gebruiken om een vinger in de Westeuropese pap te krijgen. Hoe dan ook, bijna iedereen is ervan overtuigd dat het Kremlin uiteindelijk met de MBFR instemde, omdat het in ieder geval zijn Paneuropese Veiligheidsconferentie wilde hebben. Op die manier is de NATO diplomatiek in het defensief gedrongen: zowel Veiligheidsconferentie als MBFR staan voor de deur en voor geen van beide loopt het Westen nog warm. Bovendien heeft de NATO zo gemanoeuvreerd, dat MBFR en Veiligheidsconferentie fataal in elkaar verstrengeld
| |
| |
zijn geraakt. Het gevolg is, dat de besprekingen een impuls kunnen krijgen van de Veiligheidsconferentie (hetgeen de NATO aanvankelijk wenste) maar dat ook het omgekeerde mogelijk is (en dat willen juist de Sovjets).
| |
Zowel software als hardware
In het verleden kwam bij militaire research en onderhandelingen meestal slechts hardware ter sprake: problemen als evenwicht en pariteit werden behandeld in termen van vernietigingspotentieel, vooral onder de vorm van wapens en wapensystemen. De software - mankracht en de wijze waarop staten hun militair apparaat organiseren - kreeg minder belangstelling. Bij MBFR-besprekingen zou ook dit laatste op tafel moeten komen.
Mede onder invloed van de moderne technologie is men tot het inzicht gekomen dat grote massalegers niet meer nodig zijn. Op de voorgrond komen: efficiëntie, mobiliteit en vernietigingskracht. M.a.w. men wil van arbeidsintensieve structuren overgaan op kapitaalintensieve en technologisch-georiënteerde structuren. Troepenreductie is politiek, sociaal en economisch noodzakelijk. Dat is niet alleen een kwestie van centen, maar hangt ook samen met het feit dat de publieke opinie zich steeds minder voor militaire aangelegenheden interesseert. Dat is duidelijk in het Westen; hoe het in Oost-Europa staat, weet men niet. Staten die lange tijd in vrede leven, verliezen de zin voor het tragische (H. Kissinger).
Maar goed, de westerse landen voeren in hun militair apparaat allerhande herstructureringen door: vermindering van de troepensterkte, kortere of selectieve dienstplicht, of helemaal geen dienstplicht meer. De keuze is dan: ofwel de nadruk leggen op destructie-intensieve hardware, ofwel op tamelijk grote schaal mankracht aantrekken. Reducties op het ene vlak moeten oordeelkundig worden gecompenseerd door het optrekken van andere componenten. Belangrijk is vooral dat dit proces verreikende gevolgen heeft op de structuur van de wapenwedloop.
De financiële last van te overdreven troepencontingenten ligt anders in de NATO dan in het Warschau Pakt. De noodzaak van veranderingen wordt het scherpt aangevoeld in de sterk geïndustrialiseerde landen, waar een tekort is aan jonge geschoolde arbeidskrachten. Die landen zijn tevens het best uitgerust om kwantiteit door kwaliteit te vervangen. Concreet gezegd: het percentage van de personeelskosten op het totale budget van Defensie ligt aanmerkelijk hoger in de NATO dan in het Warschaupakt. Dat verklaart waarom de NATO-landen naar middelen zoeken om die personeelskosten te drukken. De Sovjet-Unie zit met hetzelfde probleem, maar daar heeft het een andere oorzaak: de lonen van de militairen liggen beduidend lager dan in het Westen, maar er zijn veel meer militairen.
| |
| |
Troepenvermindering gaat gepaard met internationale en binnenlandse moeilijkheden. Het voorbeeld van de US-troepen in Europa is kenmerkend. Een eenzijdige reductie ervan zou geïnterpreteerd kunnen worden als een verzwakking van de Amerikaanse wil tot bijstand in geval van crisis of agressie. Het politieke facet van het probleem wordt hier overduidelijk. En zo ziet men ook hoe MBFR-besprekingen kunnen worden aangewend om interne NATO-moeilijkheden op te lossen door ze in te schakelen in een genegotieerd akkoord tussen Oost en West. De Sovjets van hun kant kunnen via MBFR het Westen ertoe brengen ‘de bestaande realiteiten in Europa’ contractueel te erkennen en zo de Oosteuropese landen de hoop ontnemen om zich met behulp van het Westen wat zelfstandiger op te stellen tegenover Moskou. Oosteuropese landen kunnen dan van MBFR alleen verwachten dat het gros van de Sovjettroepen hun grondgebied verlaat.
| |
MBFR en Veiligheidsconferentie
Het is sinds het begin van de voorbereidende besprekingen al duidelijk geworden dat het verschil van opvatting tussen de partijen meer heeft te maken met de manier van aanpak dan met de essentie van de materie. De NATO wilde MBFR en Veiligheidsconferentie institutioneel uit elkaar houden. Dat wilden vooral de Verenigde Staten. Enkele Europese NATO-leden hadden daar echter bezwaren tegen. Op de Franse opvattingen terzake kom ik hieronder terug. West-Duitsland en Nederland voelden er wel iets voor om MBFR en Veiligheidsconferentie aan elkaar te koppelen. MBFR mocht geen zaakje tussen de USA en de Sovjet-Unie worden, en evenmin een exclusief militaire aangelegenheid: de politieke implicaties verdienen minstens evenveel belangstelling. Koppeling van MBFR aan Veiligheidsconferentie zou het mogelijk maken, het aantal troeven die tegen elkaar kunnen worden uitgespeeld, uit te breiden.
De communistische landen aanvaarden wel dat er contactpunten bestaan tussen MBFR en de Veiligheidsconferentie, maar willen de twee besprekingen toch gescheiden houden. Zij hebben zelfs voorgesteld dat troepen- en wapenreductie behandeld kunnen worden in het Permanent Paneuropees Veiligheidssecretariaat, dat volgens hen het einddoel moet zijn van de Veiligheidsconferentie. De communisten beschouwen het proces van politieke en militaire détente als een dialectisch proces en daarom hebben zij aanvaard dat MBFR en Veiligheidsconferentie chronologisch prallel verlopen. Kennelijk spelen daarbij ook tactische overwegingen een rol. ‘Helsinki’ kan als een propagandamiddel worden gebruikt: politieke problemen spreken de publieke opinie gemakkelijker aan en kunnen desgevallend ideologisch en emotioneel worden geladen. De MBFR-materie daarentegen is droog,
| |
| |
gespecialiseerd en spreekt weinig of niet tot de verbeelding (al evenmin als de SALT-conferenties). Vervolgens kan de Sovjet-Unie op de Veiligheidsconferentie gemakkelijker verdeeldheid zaaien tussen de Westeuropese deelnemers dan in de MBFR-besprekingen. Dit alles heeft de NATO toch wel begrepen, toen zij in diplomatieke bewoordingen stelde dat het succes van de Veiligheidsconferentie zal afhangen van de vooruitgang die wordt geboekt in de MBFR-besprekingen. Ook sommige neutralen hebben in Helsinki duidelijk laten horen dat zij concrete resultaten verwachten van de MBFR. Tussen haakjes: de Chinese Volksrepubliek is vandaag nog even hardnekkig gekant tegen MBFR en Paneuropese Veiligheidsconferentie als voorheen; bij een détente in Europa kan zij helemaal geen wol spinnen.
| |
Standpunten tijdens vooronderhandelingen
Beide protagonisten hebben de voorwaarden die zij aan de MBFR-bijeenkomst stellen, in algemene en vrij soepele termen geformuleerd. De NATO deed dat in de zgn. Verklaring van Rome van mei 1970. MBFR moet compatibel zijn met de vitale veiligheidsbelangen van de Alliantie in haar geheel en met die van elk lid afzonderlijk. Reducties kunnen slechts worden doorgevoerd wanneer kwantitatief en kwalitatief machtsevenwicht gewaarborgd is tussen NATO en Warschaupakt. Chronologisch en ruimtelijk moet de troepenvermindering zo verlopen, dat geen der partijen er op welk ogenblik ook unilateraal profijt uit trekt. Het Atlantisch systeem moet intact blijven; er kan m.a.w. geen sprake zijn van een ontmanteling van de NATO ten voordele van een of ander Paneuropees veiligheidssysteem. MBFR-besprekingen kunnen een stap zijn op de weg naar een meer stabiele militaire en politieke situatie in Europa of ook nog een middel om storingen, die kunnen ontstaan door veranderingen in de militaire structuren, te elimineren.
Maar gaandeweg krijgt de NATO ook oog voor de risico's die hieraan vastzitten. Troepenreducties in Centraal-Europa kunnen ertoe leiden dat de Sovjets meer druk gaan uitoefenen op de Nato-flanken in Noorwegen, Denemarken, Griekenland en Turkije. Een genegotieerde terugtrekking van de US-troepen uit Europa - in tegenstelling tot unilaterale - kan de NATO-strategie van de voorwaartsverdediging en van het soepele antwoord ontkrachten, met name omdat door vermindering van de conventionele strijdmacht de nucleaire drempel daalt en de inzet van nucleaire wapens plausibeler wordt. Genegotieerde reducties kunnen bovendien de druk van de publieke opinie voor vermindering van de militaire inspanningen doen toenemen, zodat de politieke controle op het defensiebeleid bemoeilijkt wordt. Tenslotte kan wapencontrole in Centraal-Europa leiden tot neutralisering
| |
| |
van bepaalde landen (o.a. West-Duitsland), hetgeen het bestaande machtsevenwicht zou scheeftrekken en de NATO op de helling plaatsen.
De communisten hebben hun eigen zienswijze. MBFR kan worden aangewend om de integratie in West-Europa tegen te gaan en te beletten dat het blokkensysteem zich nog meer consolideert. Zij leggen vooral de nadruk op de politieke voorwaarden van MBFR. Reducties worden beschouwd als een eerste stap naar wapencontrole, algehele ontwapening en het opheffen van de defensie-allianties.
Beide partijen zijn het erover eens dat elk akkoord gepaard moet gaan met efficiënte controle en verificatie. De communisten vinden dat die verificatie kan worden uitgevoerd door het op te richten Paneuropees Veiligheidssecretariaat. De NATO denkt aan aparte commissies. Over het feit dat de hele operatie in fasen moet verlopen, is men het principieel niet oneens. Het Warschaupakt ziet als eerste stap een soort bevriezing van de bestaande toestand, terwijl de NATO vanaf het begin verscheidene alternatieve modellen op tafel wil gooien.
De grootste onenigheid slaat op begrippen zoals evenwicht en symmetrie bij het reduceren van de oorlogscapaciteit. De NATO-modellen zijn asymmetrisch, doordat zij uitgaan van de vaststelling dat het Warschaupakt momenteel een overwicht heeft op het stuk van conventionele bewapening en bovendien ook geografisch bevoordeeld is. In de eerste fase b.v. zou de NATO slechts 10% van haar troepen en bewapening verminderen, het Warschaupakt 30%. Dat wordt door de communisten niet aanvaard. Vandaar hun bezwaar tegen de B (balanced) in het trefwoord MBFR. Moskou spreekt niet van ‘evenwicht’, maar van ‘proportionaliteit’. M.a.w. zij erkennen niet dat er op het ogenblik een militaire asymmetrie bestaat ten voordele van het Warschaupakt. Volgens hen bestaan er globaal gezien nog andere asymmytrieën dan in troepenmacht en bewapening. Indirect wijzen zij daarmee op het feit dat de NATO in West-Europa een 7000-tal tactische kernkoppen heeft opgeslagen en een aantal jachtvliegtuigen gereed houdt die nucleaire opdrachten kunnen uitvoeren. Pro memorie: de Sovjets houden in West-Rusland ongeveer 700 nucleaire raketten klaar die alle op West-Europa zijn gericht.
Beide partijen zijn het er dan weer wel over eens dat het in de vermindering van troepen gaat om gestationeerde en nationale strijdkrachten. De reductiemodellen van de NATO maken bijna geen restricties: het kan gaan om grondtroepen, infrastructuur en zowel kwantitatieve als kwalitatieve componenten; alleen zeestrijdkrachten en opgeslagen nucleaire wapens worden er alsnog buitengehouden. Wat de Centraaleuropese regio betreft, denkt de NATO aan concentrische cirkels. De beide Duitse staten zouden tot de binnenste cirkel behoren; Benelux, Polen, Hongarije en Tsjechoslo- | |
| |
vakije tot de buitenste cirkel. In de binnenste cirkel zouden de reducties groter zijn dan in de buitenste. Hetzelfde geldt voor de terugtrekking van gestationeerde troepen. De communisten van hun kant houden zich niet aan een al te strakke ‘zoning’. Hun uiteindelijke doel zou zijn, mettertijd de wapenreductie over heel Europa uit te breiden, hetgeen dan weer niet wordt geaccepteerd door die Westeuropeanen die nog altijd tippen op een Westeuropese militaire integratie.
| |
Wapencontrole of ontwapening?
Wat tot nog toe in Wenen uit de bus kwam, laat geen voorspellingen toe. De eigenlijke besprekingen moeten nog van start gaan. Het Warschaupakt heeft al laten weten dat het zijn posities dan concreter zal formuleren. Dat laat al vermoeden dat de eerste resultaten - als die er komen - een beperkte draagwijdte zullen hebben. Met het gevaar dat, als eenmaal enkele kleinere resultaten bereikt zijn, de onderhandelingen ‘sine die’ worden verdaagd.
Wie toch iets wil zeggen over de mogelijke afloop van de eerste ronden, moet weten of de discussies zich zullen concentreren op troepencontingenten, wapensystemen of uitgaven voor defensie. Het is best mogelijk dat men elk deelakkoord als een afgewerkt geheel wil opvatten en de drie genoemde thema's uit elkaar houdt. Het omgekeerde is echter ook mogelijk. Al met al zullen de resultaten variëren al naargelang het thema of de thema's waarop de klemtoon wordt gelegd. Wordt de MBFR gezien in functie van de politieke evolutie in de Oost - West situatie, dan kan dit leiden tot bezuinigingen op de defensiebudgetten. Wordt ze principieel bedoeld als een eerste stap op de weg naar ontwapening, dan moeten juist de politieke en economische vraagstukken mede op het voorplan komen.
De economische aspecten van MBFR zijn helemaal niet van tweede rang. Maar er zitten ook minder verkwikkelijke aspecten aan vast. Sommigen hopen dat het geld dat door kwantitatieve troepenverminderingen wordt uitgespaard, geïnvesteerd zal worden in de kwalitatieve verbetering van de wapensystemen. In een berekening van de kostenbesparing moeten drie elementen worden betrokken: mankracht en uitrusting als onafhankelijke variabelen en kostprijs als afhankelijke variabele. Uit de combinatie van deze drie elementen ontstaan vier mogelijkheden van aanpak, die ieder hun eigen consequenties hebben:
- Reductie van mankracht en uitrusting waarbij de hoeveelheid uitrusting per man constant blijft. Resultaat: een directe vermindering van het militaire potentieel.
- Reducties in mankracht waarbij de hoeveelheid uitrusting gelijk blijft.
| |
| |
Resultaat: de hoeveelheid uitrusting per man stijgt; het vernietigingspotentieel vermindert slechts marginaal.
- De hoeveelheid mankracht en uitrusting blijft behouden terwijl de diensttijd wordt ingekort. Resultaat: de kostprijs kan dalen, maar de andere componenten blijven op hetzelfde niveau.
- Reducties in uitrusting met handhaving van het troepencontingent, maar vermindering van de hoeveelheid uitrusting per man. Deze aanpak is irreëel. Wil men deze zaken heel scherp stellen, dan moet de grondregel zijn, dat reducties (en dus kostenbesparing) werkelijk zouden leiden tot verlaging van de bewapeningsdrempel en dat de besparingen niet mogen dienen om naar substituten te zoeken. Daarom moeten werkelijke MBFR-besprekingen aanvangen én met de kwantitatieve én met de kwalitatieve aspecten van het wapenvraagstuk in Europa. Om de zaak helemaal sluitend te maken, zouden ook de uitgaven voor militaire research op de agenda moeten komen. Daarvan is tot nog toe helemaal geen sprake. Evenmin van problemen als de stratificatie van de besluitvorming inzake defensie-beleid, de controle van de publieke opinie daarop en de defensie-planning als dusdanig (overreactie, overperceptie enz.). Juist deze elementen houden de motor van de wapenwedloop op gang. Het zou echter weinig tactisch zijn ze reeds bij de aanvang op tafel te gooien. Dan staat het immers als een paal boven water dat de besprekingen vroegtijdig op de fles gaan. Tien jaar ontwapeningsbesprekingen op UNO-niveau hebben ons dat geleerd. Van de andere kant is het ook gevaarlijk al te veel ‘grote principes’ bij de MBFR te betrekken. Dan krijgt immers de partij die van nature geneigd is technische problemen te ideologiseren, de kans om het laken naar zich toe te trekken.
| |
Parijs: cavalier seul
Frankrijk is het enige Europese land dat met MBFR niets te maken wil hebben. Zelfs Moskou (dat aanvankelijk ook weigerachtig stond) is er niet in geslaagd Pompidou over te halen. Het officiële argument van Parijs is, dat troepenreductie op dit ogenblik voor Europa riskant is. Op militair vlak wordt verwezen naar de geografische asymmetrie tussen de NATO (in Europa) en het Warschaupakt: de Sovjets kunnen gemakkelijker troepenversterkingen naar Centraal-Europa overbrengen dan de Verenigde Staten. Een vermindering van de westerse conventionele bewapening maakt de veiligheid in Europa dubieuzer. Vandaar het MBFR-dilemma: ofwel gaat het om vermindering van gelijke hoeveelheden afschrikkingsmacht in beide allianties en dan is het Westen de dupe; ofwel eist het Westen dat het Oostblok grotere hoeveelheden oorlogscapaciteit afzadelt en dat zal door Moskou
| |
| |
nooit worden geaccepteerd. Vervolgens gaat men uit van de ervaring dat partijen die zich klaar maken voor ontwapeningsonderhandelingen, vooraf nog vlug zoveel mogelijk bijkomende oorlogscapaciteit aanmaken om een zo sterk mogelijke uitgangspositie te verwerven. Het politieke en psychologische klimaat in het Westen maakt het echter niet mogelijk dat de NATO-leden zich zouden ‘wapenen’ voor komende onderhandelingen, terwijl dat in het Oostblok - waar de publieke opinie niets in de pap heeft te brokken - wel gaat. Bovendien betekent het wegtrekken van ‘gestationeerde troepen’ (Amerikaanse en Russische) niet dat de supermachten deze contingenten zouden ontbinden, terwijl dat wel wordt gevraagd van de nationale staten die reducties moeten doorvoeren: MBFR zou dus neerkomen op ‘het ontwapenen van hen die nu al het minst bewapend zijn’.
Op het politieke vlak wordt de MBFR verweten dat het om een blokaangelegenheid gaat, die in de Oost - West verhoudingen nieuwe spanningen kan doen ontstaan. De integratie in het Warschaupakt zou nog verstevigd kunnen worden. Centraal-Europa zou een speciaal statuut krijgen, dat van een gedenucleariseerde zone, hetgeen direct naar een ‘finlandisering’ van Europa zou leiden. In die zone zou het Kremlin - via de bepalingen van het UNO-Charter - recht krijgen op controle, hetgeen in strijd wordt geacht met de éénwording van West-Europa.
De psychologische gevolgen worden het gevaarlijkst geacht. Een MBFR-conferentie zou in West-Europa een vals gevoel van veiligheid creëren, een klimaat van moreel disengagement ten opzichte van de verdediging van de nationale en atlantische belangen. Franse officiële verklaringen gaan zelfs zover dat zij het woord van Churchill citeren: ‘De Sovjets zouden op die manier de vruchten van de oorlog plukken zonder dat zij er een behoeven te voeren’.
Van de andere kant is het bekend dat Parijs een fervente voorstander is van een Europese Veiligheidsconferentie. Daarom wordt geëist dat Veiligheidsconferentie en MBFR streng van elkaar gescheiden blijven. Maar naast de Veiligheidsconferentie heeft Parijs nog andere recepten om de stabiliteit in Europa te handhaven. Het blijft erbij dat de aanwezigheid van US-troepen in Europa nodig is voor het machtsevenwicht. Om dus de Amerikaanse opponenten à la Mansfield het gras voor de voeten weg te maaien, moeten de Europese NATO-leden hun defensie-inspanningen opvoeren in plaats van te denken aan reducties. De détente in Europa moet in de eerste plaats politiek worden geconsolideerd en tijdens die lange fase moet het westerse militair apparaat aangepast blijven aan de oorlogscapaciteit van het Warschaupakt. Pas daarna kan aan een multilaterale wapenreductie worden gedacht. De Europese Veiligheidsconferentie (die zich bezig zal houden met de politieke aspecten van de veiligheid) zal dus tevens het middel zijn om
| |
| |
uit te testen of vreedzame coëxistentie in Europa werkelijk mogelijk is en of het de Sovjet-Unie te doen is om een tijdelijke tactiek dan wel om ernstige détente.
Brengt men echter de Franse houding ten opzichte van de MBFR in verband met de doctrine over de nucleaire afschrikking, dan zien wij dat er ook enkele facetten van puur nationaal belang aan vastzitten. De Franse nucleaire doctrine evolueert geleidelijk van het zgn. ‘massale en automatische antwoord’ op elke vorm van agressie naar de Amerikaanse conceptie van het ‘flexibele en proportionele antwoord’. Dat heeft niet alleen te maken met het feit dat de eerste theorie ongeloofwaardig aandoet (men riskeert immers zo goed als zeker zelfmoord), maar ook met het feit dat de Franse nucleaire paraplu stilaan wordt uitgebreid tot de hele gamma van kernwapens: tactische tuigen met beperkte vernielingskracht, raketten en duikboten. Met een uitgebreid register van nucleaire wapens kan een kernmacht haar riposte aanpassen aan de intensiteit van de agressie. Maar dit is een kostbaarder aangelegenheid dan die van het ‘massale antwoord’. Het vereist immers én de uitbouw van een volledig kernarsenaal én de handhaving van relatief belangrijke contingenten conventionele troepen. Een strategie van ‘het flexibele en proportionele antwoord’ is een zaak van mogendheden die over astronomische budgetten voor defensie beschikken. Frankrijk beschikt daar niet over. Het stond dus voor een aantal opties. Het had geen zin een kernmacht èn een conventionele strijdmacht uit te bouwen die beide ontoereikend zouden zijn. Het leggen van de klemtoon op de conventionele strijdmacht was in strijd met de Franse aspiratie, een volwaardige kernmacht te worden. Dus moesten besparingen op het stuk van de conventionele troepen worden doorgevoerd, hetgeen reeds sinds enkele jaren gebeurt.
Om dit mankement op te vangen richtte Parijs de blik op West-Europa en de Verenigde Staten: de Verenigde Staten en de Westeuropese NATO-partners zouden de conventionele troepen moeten leveren die de Franse kernmacht nodig heeft om een strategie van ‘het flexibele antwoord’ te kunnen voeren. Dat verklaart meteen waarom Parijs pleit voor de blijvende aanwezigheid van de US-troepen in Europa en voor de versterking van de Westeuropese conventionele troepencontingenten. Parijs tracht de Westeuropeanen zoet te houden met de verklaring dat heel West-Europa mede-profiteert van de Franse atoomparaplu, maar vergeet eraan toe te voegen dat op die manier de Westeuropeanen op het stuk van de beslissingsmacht overgeleverd zijn aan de exclusieve wil van de Franse president. Dat doet ietwat vreemd aan wanneer men weet dat de Fransen vroeger de Amerikanen bekritiseerden omdat West-Europa nucleair gezien met handen en voeten aan de Amerikaanse president gebonden was.
|
|