Streven. Jaargang 26
(1972-1973)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 787]
| |
Verraad uitgeboet
| |
Het dilemma van Jevgeni MarkinJevgeni Markin kon zich niet, zoals de secretaris van de Rjasaanse sectie | |
[pagina 788]
| |
van de bond, Ernst Safonov, aan de beslissing onttrekken door een blindedarmoperatie. Het ging daarbij uiteindelijk niet alleen om het blijven van Solsjenitzyn in de bond, maar ook om zijn eigen blijven daarin. Hij wilde niet dat Solsjenitzyn uitgestoten werd. Maar hij wist ook welke gevolgen het voor hemzelf zou hebben, als hij niet boog voor de wensen van de machtigen der partij. Daarom verklaarde hij op bedoelde zitting: ‘Ik ben in een gedeprimeerde stemming om de volgende reden: de slinger slaat erg ver door naar de ene èn naar de andere kant. Ik heb aan Literatura i Schisn meegewerkt, toen Solsjenitzyn buitengewoon veel lof toegezwaaid werd. Intussen hebben de zaken een keer genomen... Zulke extreme dingen werken later door op het geweten van de mensen die een besluit nemen. Denk nog maar eens, hoe slecht men over Jessenin sprak: toen heeft men hem hemelhoog verheven en nu zijn er weer enkelen die hem zouden willen laten vallen. Denk nog maar eens aan de scherpe oordelen na 1946. Voor mij is het het allermoeilijkste daarin de juiste weg te vinden. Als men Solsjenitzyn nu uitstoot, dan weer opneemt, opnieuw uitstoot, opnieuw opneemt - daar wil ik niets mee van doen hebben. Waar zullen dan degenen die vandaag niet aan de beraadslaging deelnemen wilden, een tweede blindedarm vandaan halen om die eruit te laten halen?...’Ga naar voetnoot1. Desniettemin besloot Markin zijn uiteenzettingen tenslotte met het verwijt aan Solsjenitzyn dat hij zichzelf geïsoleerd had. En de laatste zin van Markin luidde: ‘Ik sluit me bij de meerderheid aan’. Daarmee had hij zich echter ook voor de uitstoting van Solsjenitzyn uit de bond uitgesproken. Evenmin als alle andere aanwezigen wilde ook hij zijn huid niet verkopen voor Solsjenitzyn. Zulk een moedige daad bleef voorbehouden aan de beroemde cellist Restropovitsj en de hoofdredacteur van Novy Mir, Alexander Twardovski. De laatste moest dit bekopen met het verlies van al zijn functies en hij heeft zich later uit vertwijfeling dood gedronken. Ook Restropovitsj onderging verschillende represailles. Lange tijd mocht hij niet meer op tournee gaan in het buitenland. | |
Als het geweten spreektWat Solsjenitzyn en zijn vrienden overkwam als gevolg van de uitstoting uit de bond, bleef natuurlijk ook voor Jevgeni Markin niet verborgen. Blijkbaar hoorde hij niet tot die categorie van mensen die de Poolse satyricus Stanislav Jerzy Lec karakteriseerde met de woorden: ‘Hij had een zuiver geweten, hij heeft het nooit gebruikt!’ Markin voelde zich medeschuldig aan hetgeen Solsjenitzyn overkwam en hij begon zijn verraad ten zeerste te betreuren. Dat niet alleen, hij dacht erover na hoe hij het goed zou kunnen maken. | |
[pagina 789]
| |
Wat lag voor een dichter meer voor de hand dan dat hij zijn gevoelens in gedichten zou proberen uit te drukken. En Markin dichtte. Maar hij legde het produkt van zijn creativiteit niet in de bureaulade en gaf het ook niet aan de Samisdat. Neen. Hij bood zijn gedichten aan ter publikatie in het tijdschrift Novy Mir (oplage 110.000), waar intussen de partijgetrouwe Valeri Kosolapov de liberale Alexander Twardowski als hoofdredacteur was opgevolgd. En... Markins gedichten werden gepubliceerd, hoewel in een ervan tweemaal met het woord Issaitsj een rechtstreekse toespeling gemaakt werd op Alexander Issajevitsj Solsjenitzyn: ‘Issaitsj zal je alles vergeven,
alles, behalve je verraad’.
Zo staat het zwart op wit te lezen in het oktobernummer van Novy Mir van 1971. Hoe de gedichten van Markin tussen de klippen van de censuur doorgeglipt zijn, blijft een raadsel. Zijn vrienden van Solsjenitzyn in de redactie van Novy Mir daarvoor verantwoordelijk geweest? Of had men de indruk dat Markin zo weinig verdacht was, dat een nauwkeurige lectuur van wat hij geschreven had, niet nodig leek? Hoe het ook zij, Kosolapov moet blind geweest zijn. De lezers van Novy Mir waren het in ieder geval niet. Niet zonder resultaat hadden zij al in jarenlange oefening geleerd om tussen de regels door te lezen. Zij merkten de - overigens nauwelijks verholen - toespeling op Alexander Solsjenitzyn op. En velen zullen uit de tekst ook wel de oorzaak van Markins gedichten hebben opgemaakt. In ieder geval bleef de stand van zaken niet verborgen voor degenen die over de communistische orthodoxie in de literatuur moesten waken. Voor hen betekende de poging van Markin om zijn verraad goed te maken zonder meer een schandaal. De sancties bleven dan ook niet lang uit. | |
Waarom Jevgeni Markin het deedBij het lezen van Markins gedichten in Novy Mir no. 10, 1971, pp. 96-98, wordt direct duidelijk waarom de officiële instanties van de partij boos werden. In het gedicht ‘Wit baken’ wordt gesproken van een vredige lichtboeibewaker, die zwak van gezondheid is. Men spreekt achter zijn rug veel kwaad van hem. ‘Waarom kijk je er dan naar, jij die de dans ontsprongen bent?
Blijkbaar weet jij alleen maar zelf
hoe absurd deze verhalen zijn,
hoe zuiver zijn oog is
en hoe weinig diegene geëerd wordt
die langs onveilige wateren palen opricht
| |
[pagina 790]
| |
die de schepen de gevaren van hun route aangeven’.
Er is geen twijfel over mogelijk: Solsjenitzyn wordt hier voorgesteld in de gedaante van een lichtboeibewaker. En werkelijk staat er ook in het gedicht, dat het geen toeval is dat een groep onbekende vrienden zich over het scheepsboord buigt om naar de bewaker te wuiven: ‘Gegroet, Issaitsj!’ Maar dan spreekt het gedicht van kwaadaardige koppelaarsters en van dreigingen door oude huwelijksmakelaarsters, die de schuld zijn dat de bewaker thans aan andere stranden staat. Markin schrijft: ‘Nergens zul je de knaging van je geweten
en je berouw kunnen begraven,
dat je je door een luxe woning en door het gemakkelijk leven van een luiaard hebt laten verleiden’.
Tevergeefs roept men nu om de schipper Solsjenitzyn. De schipper hult zich in zwijgen, want: ‘Issaitsj zal je alles vergeven,
alles, behalve je verraad’.
Dat is duidelijk genoeg. Maar in zijn tweede gedicht, ‘Imponderabilia’, maakt Markin bekend wat tot dan toe nog niet uitgesproken werd. Allereerst wijst de dichter op de imponderabiliteit van het noodlot en gaat dan verder: ‘Maar ik ken een andere imponderabiliteit:
je staat daar -
en een mismoedig mens
ontwart de knopen van een dossier,
neemt een document uit de map.
Het is - een aanklacht!
Het is de verloochening van een vriend.
Wat wil je mij laten ondertekenen, laaghartige?
Wij zullen overwinnen, wat het je vriend ook zal kosten!
Hoe jammer, dat ik intussen geen gewicht heb’.
Er is geen twijfel mogelijk, de beide gedichten, ‘Wit baken’ en ‘Imponderabilia’, horen bij elkaar, zoals ze in Novy Mir ook werden gepubliceerd, want ze vullen elkaar aan. En slechts uit deze samenhang kunnen twee van Markins laatste regels verstaan worden, waar de dichter verkondigt: ‘Wij hebben de grootheid onze plannen gestalte te geven, doordat we de onwaardigen de kaken verbrijzelen’. Voorlopig had echter de partij het laatste woord. Jevgeni Markin onderging hetzelfde lot als Alexander Solsjenitzyn. Hij werd uit de Bond van Sovjet schrijvers uitgestoten... |